Plan: | Bolsward - Franekerstraat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1900.2017BPBolswFrstr-vast |
Aan de Franekerstraat in Bolsward ligt een voormalige schoollocatie. Tot omstreeks 2010 was hier de LTS van Bolsward gevestigd. De bebouwing hiervan is gesloopt met het doel hier woningbouw te realiseren. Nu is er een nieuw plan gemaakt voor de invulling van de locatie met in totaal 26 rijwoningen, 8 twee-aaneen gebouwde woningen en één geschakelde woning. Op basis van het geldende bestemmingsplan is het niet mogelijk om woningbouw te realiseren op de locatie. Voor het realiseren van de plannen is daarom het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.
Het plangebied ligt ten noorden van de binnenstad van Bolsward. Het betreft een braakliggende kavel die tussen de Samuel van Haringhouckstraat, de Franekerstraat, de Dr. Joost Halbertsmastraat en de woningen aan de Mr. D.J. Cuiperstraat ligt. Deze kavel ligt aan de rand van een woongebied en vormt de overgang naar een meer gemengd gebied langs de noordelijke entreeweg naar het centrum, de Franekerstraat. De begrenzing is afgestemd op het geldende bestemmingsplan. De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 De ligging van het plangebied
Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Bolsward Kom, dat is vastgesteld op 16 september 2008. Het is hierin bestemd als 'Maatschappelijk - 1'. Binnen deze bestemming zijn 'lichte' maatschappelijke functies mogelijk. Woningbouw is binnen de bestemming niet mogelijk. In het bestemmingsplan is wel geanticipeerd op het ontwikkelen van woningen in het plangebied. Er is de aanduiding 'wijziging naar wonen 2' opgenomen. Binnen de aanduiding kan de bestemming worden gewijzigd in verschillende woonbestemmingen, ten behoeve van maximaal 88 woningen. Vanwege de gedateerde regeling in het bestemmingsplan en de wens om voor dit plangebied maatwerk te leveren, is besloten geen gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid, maar voor een nieuw bestemmingsplan specifiek voor het voorgestelde programma.
De juridisch-planologische regeling van dit bestemmingsplan wordt in de volgende hoofdstukken nader toegelicht en gemotiveerd. Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een korte toelichting gegeven op het plangebied en komt het plan aan de orde. In dit hoofdstuk zijn tevens de uitgangspunten opgenomen. Daarna volgt in hoofdstuk 3 een uiteenzetting van het relevante beleid. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de voor het plangebied relevante milieu- en omgevingsaspecten besproken. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 6 wordt tot slot een weergave gegeven van de uitvoerbaarheid.
Historie van de planlocatie
Het plangebied ligt in de schil direct rondom de oude binnenstad van Bolsward, aan de Franekerstraat. Dit is historisch de hoofdroute naar Franeker en de noordelijke invalsweg van Bolsward. Al sinds medio 19de eeuw ligt aan deze weg een bebouwingslint en een begraafplaats. In het begin van de 20ste eeuw is ten zuiden van het plangebied enige industrie ontwikkeld. In de jaren '50 heeft de ontwikkeling van het gebied ten noorden van de binnenstad een vlucht genomen. In deze periode is het woongebied ten westen van het plangebied ontwikkeld en is het plangebied ingevuld met bebouwing ten behoeve van een school. In de jaren '80 is het industriegebied ten zuiden hiervan herontwikkeld tot woongebied, met aan de Franekerstraat een politiebureau dat thans een medisch centrum is. De schoolgebouwen binnen het plangebied zijn omstreeks 2010 gesloopt.
Huidige structuur
Door de historische (her)ontwikkeling van het gebied ligt het plangebied nu aan de rand van een planmatig ontwikkeld woongebied, waarin aan de Franekerstraat een begraafplaats en een medisch centrum is gelegen. Langs de oostzijde van de Franekerstraat ligt nog enige historische lintbebouwing. Dit lint heeft een gemengd karakter. Het betreft vooral woningen en enkele van oudsher aanwezige (ambachtelijke) bedrijven.
De beschreven verdeling in het gebied komt ook tot uiting in de bebouwingstypologie. Het lint aan de oostzijde van de Franekerstraat is duidelijk organisch ontwikkeld. De bebouwing hier is afwisselend en wordt overwegend gekenmerkt door een lage gootlijn. In de wederopbouwwijk aan de westzijde is een regelmatig bebouwingsbeeld zichtbaar, bestaande uit rijwoningen die zijn opgetrokken uit twee bouwlagen met kap. De bebouwing ten zuiden van het plangebied, die met de herontwikkeling van het industriegebied dat hier eerder was gebouwd, is moderner vormgegeven. Het medisch centrum heeft een duidelijk utilitaire uitstraling.
Een luchtfoto van het plangebied is weergegeven in figuur 2.1.
Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied (2016)
Het plan omvat de invulling van het plangebied met woningbouw. Langs de Samuel van Haringhouckstraast worden 8 twee-aaneen gebouwde woningen en één geschakelde woning gerealiseerd. Langs de Franekerstraat en de Dr. Joost Halbertsmastraat worden in totaal 26 rijwoningen gebouwd. In de zuidelijke hoek, ter plaatse van de Mr. D.J. Cuiperstraat, wordt een parkeerterrein aangelegd. Het centrale deel van het plangebied wordt vooralsnog niet ingevuld en krijgt een groene inrichting. De voorgestelde situatie binnen het plangebied is weergegeven in figuur 2.2.
Figuur 2.2 Voorstelde situatie plangebied
Stedenbouwkundige inpassing
De kenmerken van de omgeving vormen een belangrijk uitgangspunt voor het stedenbouwkundig plan. Hierbij is extra aandacht gegeven aan de vormgeving van de woningen aan de Franekerstraat. Omdat het plangebied is gelegen in een wederopbouwwijk, is gekozen om hierbij aan te sluiten. Dit resulteert in een compositie die wordt bepaald door een eenvoudige repeterende opzet in rijenwoningen. Enkele impressies van de voorgestelde woningen zijn weergegeven in figuren 2.3 en 2.4.
Figuur 2.3 Impressie woningtype Franekerstraat
Figuur 2.4 Impressie woningen Dr. Joost Halbertsmastraat
Voor de woningen aan de Samuel van Haringhouckstraat is nog geen uitwerking gemaakt. Voor deze woningen geldt een minder specifiek wensbeeld voor de beeldkwaliteit, omdat deze woningen meer op zichzelf staan.
Aanvullende welstandscriteria
De plannen zijn besproken met welstandscommissie Hûs en Hiem. Een aandachtspunt is de in de welstandsnota opgenomen voorwaarde van individualiteit aan de zijde van de Franekerstraat. Om hiervoor een adequaat toetsingskader te bieden zijn aanvullende welstandscriteria opgesteld. Deze zijn opgenomen in Bijlage 1. Deze criteria waarborgen samen met dit bestemmingsplan de gewenste beeldkwaliteit. Het document wordt gelijktijdig met het bestemmingsplan vastgesteld als aanpassing van de welstandsnota.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan waarin een nieuwe ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt, moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening aandacht worden besteed aan de parkeerbehoefte en de verkeersafwikkeling.
Verkeersafwikkeling
De woningen worden aan bestaande woonstraten gebouwd. De Franekerstaat is in de verkeersstructuur van dit deel van Bolsward een belangrijke route. Op deze wijkontsluitingsweg geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur, terwijl de andere woonstraten binnen een 30 km/uur-zone liggen. De ontsluitende wegen zijn ingericht op de aanwezigheid van een grote schoollocatie binnen het plangebied. Deze hebben zodoende voldoende capaciteit voor de afwikkeling van verkeer van en naar de nieuwe woningen.
Parkeren
Voor de leefbaarheid in de wijk is het van belang dat er voldoende parkeergelegenheid is. Dit is onder andere vastgelegd in het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP). Er wordt in het GVVP niet ingegaan op normen en aantallen. De gemeente heeft (nog) geen parkeerbeleid vastgesteld. Daarom wordt gebruik gemaakt van de (maximale) parkeerkentallen zoals opgenomen in CROW-publicatie 317. Bolsward is aangewezen als een matig stedelijk gebied en het plangebied valt binnen de centrumschil. Voor twee-aaneen gebouwde woningen wordt een parkeernorm van 2,2 parkeerplaatsen per woning gehanteerd en voor de rijwoningen is dit 2,1 parkeerplaatsen.
Voor de 9 twee-aaneen gebouwde en geschakelde woningen zijn op basis van de parkeerkentallen 20 parkeerplaatsen nodig. Voor de 16 rijwoningen zijn dat er 34. De twee-aaneen gebouwde woningen krijgen ruimte voor twee auto's per woning op eigen erf. Dit betekent dat in de openbare ruimte in totaal 36 parkeerplaatsen aangelegd moeten worden. Langs de Franekerstraat worden hiertoe 24 haaksparkeren-parkeerplaatsen aangelegd en langs de Dr. Joost Halbertsmastraat nog eens 8. Op de hoek van de Dr. Joost Halbertsmastraat en de Mr. D.J. Cuiperstraat wordt een parkeerplaats aangelegd met 14 parkeerplaatsen. Hiermee wordt ruimschoots voorzien in de parkeerbehoefte op basis van de maximale normen van het CROW.
Dit hoofdstuk beschrijft het van belang zijnde rijks-, provinciale-, regionale en gemeentelijke beleid. Daarbij worden, waar nodig uitgangspunten voor dit bestemmingsplan geformuleerd.
Binnen het rijksbeleid zijn de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de Ladder voor Duurzame verstedelijking van belang.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 in werking getreden. De Structuurvisie infrastructuur en ruimte 2040 (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De visie is via regels verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Deze geeft voor het plangebied geen direct bindende regels.
In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Voor dit plan wordt getoetst aan deze regeling, die inhoudt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt binnen het bestaand stedelijk gebied.
Voor een inzicht in de behoefte naar nieuwe woningen in de gemeente Súdwest-Fryslân is de Strategische notitie behoefteraming nieuwe woningbouw (Stec Groep, januari 2015) opgesteld. Deze notitie is onder andere gemaakt voor het aanscherpen van het woningbouwprogramma, op basis van een behoefteraming voor nieuwe woningbouw waarin rekening wordt gehouden met sociaal-demografische ontwikkelingen en veranderingen in de woningmarkt en de meest actuele bevolkings- en huishoudensprognoses voor de gemeente Súdwest-Fryslân. Hieruit blijkt dat er in de periode tot 2024 een woningbehoefte van 170 tot 180 woningen per jaar is. Deze behoefte omvat zowel koop als (sociale) huurwoningen, appartementen, grondgebonden, ontwikkeld door de gemeente, corporatie of particuliere ontwikkelaar. Voor Bolsward geldt dat er geen sprake is van een hoge structurele leegstand van woningen.
In de behoefteraming van Stec Groep wordt geconcludeerd dat aansluitend op het woningbouwprogramma nog behoefte is aan een ruim aantal eengezinswoningen. In het bedoelde woningbouwprogramma is voor de schoollocatie aan de Franekerstraat een aantal van 45 woningen opgenomen. Op basis van het onderzoek van Stec Groep wordt gesteld dat er zeker behoefte is voor de nu voorgestelde 35 woningen.
Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Streekplan wordt het provinciaal omgevingsbeleid verwoord. Bij de ruimtelijke inpassing van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Dit kan door efficiënt ruimtegebruik, bijvoorbeeld door de mogelijkheden van herstructurering te onderzoeken. Ook zijn een goede beeldkwaliteit en een zorgvuldige landschappelijke inpassing van groot belang. De woningbouw binnen het plangebied sluit aan op de voorgenoemde belangen en ambities.
De Verordening Romte Fryslân 2014 (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt regels aan ruimtelijke plannen en projecten. Volgens de begrenzing tussen het buitengebied en het bestaand bebouwd gebied ligt het plangebied binnen het bestaand bebouwd gebied. Hier wordt ruimte geboden voor het ontwikkelen van stedelijke functies voor zover deze naar aard en omvang passen bij de kern.
In artikel 3 van de verordening is specifiek aangegeven dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.
De geplande aantallen woningen zijn in overeenstemming met het gemeentelijk 'Woningbouwprogramma 2011-2016', zoals beschreven in paragraaf 3.3.2. Het plan is daarmee in overeenstemming met de regels uit de verordening.
Op 22 maart 2012 heeft de gemeenteraad de Ontwikkelvisie gemeente Súdwest-Fryslân vastgesteld. In de visie staan de ambities van de gemeente op het gebied van sociale, ruimtelijke en economische ontwikkelingen. De visie vormt een belangrijke basis voor nieuw beleid en plannen. In de ontwikkelvisie wordt uitgegaan van zes pijlers. Voor dit project is de pijler 'Verscheidenheid in de kernen' van belang.
In Súdwest-Fryslân is er de rust van het kleine dorp, de dynamiek van de stad of van beide een beetje in het grotere dorp of de kleinere stad. De verscheidenheid betekent een grote rijkdom aan verschillende types woon- en werkmilieus. Binnen de gemeente zullen er grote verschillen ontstaan met betrekking tot de bevolkingsgroei, krimp en toename in huishoudens. De verwachte groei vindt vooral plaats in de stedelijke kernen Bolsward en Sneek. Omdat deze steden qua inwonertal de komende decennia blijven groeien, moeten er aantrekkelijke nieuwe stedelijke woonmilieus worden gerealiseerd. Vanwege de afnemende groei kijkt de gemeente wel kritisch naar de geplande woningbouwprojecten. In dit kader worden er op de locatie minder woningen gebouwd dan aanvankelijk gepland. De woningbouw in het plangebied past daarom binnen deze visie.
Op 20 juli 2017 is de Woonvisie vastgesteld door de gemeenteraad. Hierin is het woningbouwbeleid vastgelegd. In dit beleidsdocument wordt onder meer ingaan op de kwantitatieve woningbouwopgave en de kwalitatieve focus. De Woonvisie gaat vooraf aan het Woningbouwprogramma 2017-20122, dat door de gemeenteraad op 31 oktober 2017 is vastgesteld.
De kwantitatieve opgave is bepaald aan de hand van huishoudenprognoses. In de gemeente is sprake van een stuwmeer van plannen als gevolg van het stilvallen van de woningmarkt. De verwachting is dat woningbouwprojecten een impuls krijgen wanneer er meer schaarste op de woningmarkt is. In het woningbouwprogramma ligt het accent op seniorenhuisvesting, starters, betaalbaarheid en duurzaamheid. Verder ligt vanuit de beleidsmatige ontwikkelingen en de nieuwe koers de kwalitatieve focus onder andere op de herstructureringsopgave van de verouderde voorraad.
In het woningbouwprogramma is rekening gehouden met en ingezet op de realisatie van 36 woningen op de schoollocatie aan de Franekerstraat. De woningen zijn voor een groot deel bedoeld voor de startersmarkt, hetgeen aansluit bij het genoemde accent in het woningbouwprogramma.
In de gemeentelijke visie ruimtelijke kwaliteit 'Mei soarch foar ús lânskip' ligt het accent sterk op het behouden en versterken van de landschappelijke kwaliteiten in het landelijke gebied. Aan de stedelijke context wordt beperkt aandacht besteed. De passages over de inpassing van stedelijk functies gaan vooral over de toevoeging van nieuwe bedrijventerrein. In algemene zin wordt gesteld dat de stedenbouwkundige kwaliteit en de landschappelijke inpassing veel aandacht verdienen.
Dit bestemmingsplan voorziet in een herontwikkeling in een bestaande woonwijk. Er is geen sprake van aantasting van het landschap. Het stedenbouwkundig plan zo is opgesteld dat de woningen aansluiten bij de karakteristiek en het bebouwingsbeeld van en in het aangrenzende gebied. Hiermee wordt de stedenbouwkundige kwaliteit gewaarborgd. Daarmee voldoet de ontwikkeling aan de visie ruimtelijke kwaliteit.
Met het vaststellen van de "Erfgoedvisie Silhouet" (juni 2012) heeft de gemeente haar visie en missie op behoud en ontwikkeling van het erfgoed vastgesteld. De gemeente stelt zich hierbij ten doel om het culturele erfgoed op een evenwichtige, en duurzame manier in stand te houden en draagvlak hiervoor te ontwikkelen. Op basis van deze visie is de "Erfgoednota gemeente SWF 2013-2016: De basis op orde" opgesteld (januari 2013). Een belangrijk speerpunt van de nota is dat de basis op orde wordt gebracht. Dit betekent dat de gemeentelijke organisatie haar kerntaken op het gebied van erfgoed zorgvuldig gaat uitvoeren. Het is namelijk een wettelijke taak voor gemeenten om te komen tot een zorgvuldige planbehandeling en besluitvorming wat betreft cultuurhistorie.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in ruimtelijke plannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Dit was al verplicht voor archeologie. Met de Erfgoednota is het gemeentelijk erfgoedbeleid hierop aangepast. Zo gaat de gemeente bij de bescherming van archeologische (verwachtings)waarden in ruimtelijke plannen nu formeel uit van de gemeentelijke FAMKE (Friese Archeologische Monumentenkaart Extra), een uitsnede van de provinciale FAMKE.
Voor de bekende en de te verwachten cultuurhistorische waarden gaat de gemeente uit van de provinciale cultuurhistorische kaart (CHK). De kaart is daarmee onderlegger voor het in de erfgoednota geformuleerde beleid. Echter, niet alle waarden aangegeven op deze kaart kunnen bij voorbaat behouden blijven, hier zal een gemeentelijke afweging aan te pas komen. In de erfgoednota is verder uiteengezet hoe in het kader van ruimtelijke plannen omgegaan dient te worden met het erfgoed.
Een nadere toetsing aan de Erfgoedvisie vindt plaats in paragrafen 4.7 en 4.8.
De gemeentelijke welstandsnota is een samenvoeging van de welstandsnota's en reclamenota's van de vijf voormalige fusiegemeenten. Voor het plangebied geldt de Welstandsnota voor de voormalige gemeente Bolsward. Het plangebied heeft hierin een eigen welstandsregime. Het betreft gebied J19, 'Franekerstaat Noord'.
Dit gebied wordt beschreven als een markant punt langs de Franekerstraat / dr. J. Halbertsmastraat, met zicht op de binnenstad, gelegen in woongebied Noord. Dit ligt aan de westzijde tegen de binnenstad aan en is ontwikkeld in een suburbaan verkavelingsplan met trekken van de wederopbouw. Het gebied ligt tussen twee oorspronkelijke routes naar de binnenstad; de Harlingerstraat en de Franekerstraat. De Franekerstraat maakt deel uit van het gebied, de Harlingerstraat door de scheiding van de Witmarsumertrekvaart niet. Het woongebied heeft ruimtelijk een gemengd beeld van overwegend rijenwoningen en vrijstaande en halfvrijstaande woningen in het middendeel, met langs de randen hogere bebouwing in de vorm van flats. De rand langs de Franekerstraat vertoont over een beperkte lengte een historisch beeld. Door de bundeling van onderwijsvoorzieningen is het gebied Franekerstraat beschikbaar gekomen voor herontwikkeling. Deze herontwikkeling houdt in dat op deze locatie woningbouw is voorzien. Het betreft grondgebonden woningen gegroepeerd langs de bestaande wegen en in een hofje. Er is reden onderscheid te maken tussen de bebouwing langs de Franekerstraat en het overige deel. Daarbij is er meer individuele uitdrukking in de woningen langs de Franekerstraat gewenst.
Het stedenbouwkundig plan is in vooroverleg besproken met welstandscommissie Hûs en Hiem. Daarbij is in afwijking van het in de welstandsnota beschreven wensbeeld geoordeeld dat het wenselijk is om ook langs de Franekerstraat voort te borduren op het 'jaren 60 beeld' in de rest van de wijk. Het plan zoals beschreven in paragraaf 2.2 is hierop aangepast en kan uitzien op een positief welstandsadvies. Daarbij is het van belang het plan vergezeld te doen gaan van adequate, op de nieuwe uitgangspunten (voortborduren op het jaren 60 beeld) toegespitste welstandscriteria. Deze zijn opgenomen in Bijlage 1 en worden gelijktijdig net dit bestemmingsplan voor vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraad. Hiermee wordt specifiek voor het nu voorliggende programma en stedenbouwkundig plan een adequate beeldkwaliteit gewaarborgd.
In het Besluit milieueffectgrapportage (m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Ook wanneer de drempelwaarden niet worden overschreden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, zie aanleiding geven om een milieueffectrapport (MER) op te stellen. Daarbij moet worden gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen. Dit bestemmingsplan maakt slechts 35 woningen mogelijk en is daarmee niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.
Sinds 7 juli j.l. is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan – ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft - mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een “vormvrije” mer-beoordeling.
Kenmerken van het project
Het plan omvat de bouw van 35 woningen binnen de bestaande stedelijke structuur van Bolsward. Daarmee samenhangend worden aanpassingen in de aangrenzende infrastructuur voorgesteld. Het totale project beslaat een oppervlakte van circa 1,3 hectare. In een plaats met circa 4.600 woningen en een oppervlakte van circa 940 hectare is de omvang van het project relatief klein. De kenmerken van het effect rechtvaardigen geen MER.
Plaats van het project
Het plangebied ligt niet in een gevoelig gebied, zoals een Natura 2000-gebied of een verbindingszone binnen het Nederlands Natuurnetwerk. De locatie ligt binnen de stedelijke structuur van Bolsward, op een locatie die in het recente verleden al in gebruik was en was bebouwd voor stedelijke functies. De plaats van het project rechtvaardigt geen MER.
Kenmerken potentiële effecten
Een woningbouwlocatie heeft geen belangrijke uitstraling van milieueffecten naar de omgeving. Te verwachten effecten hangen samen met de verkeersaantrekkende werking en mogelijk veranderingen in de waterhuishouding (toename verharding). Gezien de voormalige inrichting van de locatie en de ligging hiervan aan de hoofdinfrastructuur van Bolsward, zijn er geen effecten aan de orde die een MER rechtvaardigen. In de navolgende paragrafen wordt nader ingegaan op de effecten van de ontwikkeling op het milieu en op de omgeving.
Conclusie
Gelet op de aard en relatieve omvang van het project, de plaats hiervan en de kenmerken van de potentiële effecten wordt geconcludeerd dat er hiermee geen belangrijke negatieve milieugevolgen aan de orde zijn die een milieueffectrapportage rechtvaardigen.
Toetsingskader
Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/u, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen. Er is geen geluidzoneringsplichtige industrie aanwezig, dus alleen het aspect '(spoor)wegverkeerslawaai' is aan de orde.
Dit bestemmingsplan maakt nieuwe woningbouw mogelijk. Woningen zijn geluidsgevoelige functies waarvoor op grond van de Wgh akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden, wanneer deze zijn gelegen binnen de geluidszone van een gezoneerde weg of spoorweg. In en rondom het plangebied zijn verschillende wegen aanwezig. Alleen de Franekerstraat heeft op grond van de Wgh een geluidzone. De overige wegen nabij het plangebied kennen een maximumsnelheid van 30 km/u.
Om de geluidsituatie in het plangebied in beeld te brengen is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting als gevolg van de gezoneerde Franekerstraat (50 km/u). De niet gezoneerde 30 km/u wegen (Samuel van Haringhouckstraat, Doctor Joost Halbertsmastraat en Meester D.J. Cuipersstraat) zijn niet meegenomen in het onderzoek. Deze wegen ontsluiten enkel de woningen in deze straten. Gezien het niet doorgaande karakter van deze wegen is het akoestisch gezien niet relevant om ze in het onderzoek te betrekken. Bovendien is er op grond van de Wgh geen onderzoeksplicht naar de geluidbelasting van 30 km/u wegen.
Onderzoek
Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 2. Onderstaand volgen de belangrijkste bevindingen.
Uit het onderzoek blijkt dat als gevolg van de gezoneerde Franekerstraat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden voor de woningen direct aan deze weg. De maximaal berekende geluidbelasting bedraagt inclusief aftrek artikel 110g Wgh 55 dB voor de eerste en tweede verdieping van de rijwoningen.
Maatregelen om de geluidbelasting aan de gevels van de ontwikkeling terug te dringen zijn onvoldoende doeltreffend of stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Omdat de maximale ontheffingswaarde als gevolg van de Franekerstraat niet wordt overschreden kunnen hogere waarden worden aangevraagd conform tabel 4.1.
Tabel 4.1 Benodigde hogere waarden
Locatie | Geluidbelasting | Bron | |
Rijwoningen langs Franekerstraat | 55 dB | Franekerstraat |
Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de woningen zal een op basis vaneen onderzoek naar gevelwering worden aangetoond dat aan het wettelijke binnenniveau van 33 dB voldaan gaat worden.
Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.
Het plangebied ligt aan de rand van een woongebied. Het gebied langs de Franekerstraat heeft een gemengd karakter. Hier zijn naast woningen ook enkele bedrijven en een medische instelling aanwezig. Het betreft een consultatiebureau en artsenpraktijk, die in milieucategorie 1 valt. De bedrijven aan de Franekerstaat betreffen relatief kleinschalige bedrijven, maximaal uit milieucategorie 2. Meest zuidelijk in het lint is een uitvaartverzorgingsbedrijf aanwezig, waarbij ook een grafsteenhouwerij hoort. Deze bedrijfsactiviteit valt (in deze omvang) in milieucategorie 3.1. Tot slot ligt ten noorden van het plangebied een begraafplaats uit milieucategorie 1. In de navolgende tabel zijn de richtafstanden tot een rustige woonomgeving en tot woningen in een gemengd gebied weergegeven.
Milieucategorie | Richtafstand rustig woongebied | Richtafstand gemengd gebied | |
1 | 10 | 0 | |
2 | 30 | 10 | |
3.1 | 50 | 30 |
De woningen die zijn gericht op de Franekerstraat worden in een gemengd gebied gebouwd. De achterliggende woningen komen in een gebied dat zich kenmerkt als een rustig woongebied. De woningen aan de Franekerstraat zijn op ruim 20 meter vanaf de bedrijven aan de overzijde van deze weg geprojecteerd en op ruim 30 meter vanaf de steenhouwerij. Voor de woningen in het achterliggende gebied wordt ook voldaan aan de richtafstanden voor een rustig woongebied. Vanuit het omgevingsaspect milieuzonering zijn er geen belemmeringen om de woningbouw te realiseren.
Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.
In het kader van de herinvulling van de locatie is een verkennend bodemonderzoek (en asbestonderzoek) uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 3. Op basis van de conclusie van dit onderzoek wordt het plan uitvoerbaar geacht. Ook geeft het onderzoek geen aanleiding tot het uitvoeren van nader asbestonderzoek.
Wel moet rekening worden gehouden met enkele beperkingen. Zo is op de kruising van de Samuel van Haringhoukstraat en de Franekerstraat een sterk verhoogd gehalte aan lood geconstateerd die formeel aanleiding geeft tot het uitvoeren van nader onderzoek. Er wordt niet verwacht dat in deze sterk verontreinigde grond wordt gegraven, omdat de werkzaamheden hier zich enkel richten op de aansluiting van het riool op een nabijgelegen rioolput en het aannemelijk is dat hier vulzand is toegepast. Gezien de beperkte dikte van de verontreinigde laag is er in principe geen saneringsnoodzaak. Daarom wordt geadviseerd om de graafwerkzaamheden hier onder milieukundige begeleiding te laten plaatsvinden. De gemeente houdt hier bij de uitvoering van de plannen rekening mee. Verder geldt dat de diepere veen-ondergrond ter plaatse van de wegen indicatief als niet-toepasbaar is beoordeeld. Deze grond moet afgevoerd worden naar een erkend verwerker. Ook moet tijdens de uitvoering van de werkzaamheden rekening worden gehouden met grotere hoeveelheden puin of funderingen in de bodem, met name aan de noordzijde van de locatie.
Op basis van het onderzoek is de bodemkwaliteit in voldoende mate in beeld gebracht. De bodemkwaliteit is toereikend voor het voorgenomen gebruik en voor de bouwwerkzaamheden. Van het oogpunt van bodemkwaliteit bestaan er geen belemmeringen voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat er in Bolsward en omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.
Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een woonwijk van 1.500 woningen valt binnen de norm van betekenende mate. Voor de ontwikkelingen in het plangebied zijn op het gebied van luchtkwaliteit dan ook geen belemmeringen.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.
Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden
Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden liggen zijn de Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving, dat op ruim 6 kilometer ten zuiden van het plangebied ligt. Op ruim 8 kilometer ten westen van Bolsward liggen de Waddenzee en het IJsselmeer, die eveneens zijn aangewezen als Natura 2000-gebieden.
Directe effecten op de natuurwaarden binnen de Natura 2000-gebieden, zoals verstoring, verontreiniging, versnippering etc. zijn op de genoemde afstanden uit te sluiten. Indirecte hinder als gevolg van verkeersbewegingen zijn ook niet aan de orde, omdat autoverkeer de natuurgebieden niet hoeft te kruisen om de planlocatie te bereiken. Overigens zijn er binnen de Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving geen stikstofgevoelige habitattypen aanwezig.
Op een afstand van meer dan 8 kilometer zal geen sprake zijn van een meetbare toename van stikstofdepositie als gevolg van het toevoegen van maximaal 36 woningen. Geconcludeerd wordt dat de gebieden op zodanig grote afstand liggen dat het plan geen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van deze gebieden heeft.
Nederlands Natuurnetwerk (NNN)
Een plan mag geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken, die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van het NNN. Het plangebied maakt geen deel uit van het NNN. NNN-gebieden liggen op ruime afstand. Wel ligt op ruim een kilometer richting het noorden van het plangebied een gebied dat is aangewezen als 'natuur buiten de EHS'. Hier worden geen ingrepen voorgesteld. Vanuit de NNN zijn geen belemmeringen voor de plannen aan de orde.
Soortenbescherming
Het plangebied is een braakliggend terrein. Onlangs hebben hier ingrijpende werkzaamheden plaatsgevonden. Er is nu sprake van een grasveld, met langs de randen enige opgaande beplanting. In het kader van de herinvulling is een quickscan naar beschermde planten- en diersoorten uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 4.
Het is niet uit te sluiten dat het terrein onderdeel is van een habitat van (beschermde) soorten. De jonge bomen zijn in principe ongeschikt voor vaste verblijfplaatsen. Bij de uitvoering moet wel rekening gehouden worden met de aanwezigheid van broedvogels. Voor de algemeen voorkomende broedvogels in de beplantingen rondom het plangebied geldt dat deze tijdens het broeden niet verstoord mogen worden. Voor de andere (potentieel) aanwezige, licht beschermde soorten geldt de algemene zorgplicht. Dit betekent dat deze bij de uitvoering van de plannen in de gelegenheid moeten worden gesteld om zich te verplaatsen naar een nieuwe leefomgeving.
Door buiten het broedseizoen te werken of door voor het broedseizoen aan te vangen met de werkzaamheden, kan het plan in principe zonder belemmeringen uitgevoerd worden. Voor de licht beschermde soorten geldt een vrijstelling. Wel moet de zorgplicht in acht worden genomen. Dit betekent dat men verplicht is om alles wat redelijkerwijze mogelijk is, te doen of juist te laten om schade aan wilde planten en dieren zo veel mogelijk te voorkomen. Op deze manier kan het plan worden uitgevoerd binnen de kaders van de Wet Natuurbescherming.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt uitvoerbaar is binnen de kaders van de Wet natuurbescherming en het beleid ten aanzien van het NNN.
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Voor Súdwest-Fryslân wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) van de provincie. Een fragment van deze kaarten is weergegeven in figuur 4.1.
Figuur 4.1 Fragment kaarten FAMKE
Uit de kaarten blijkt dat er in het plangebied een kans is op de aanwezigheid archeologische resten uit de ijzertijd tot de middeleeuwen. Onderzoek wordt geadviseerd bij ingrepen van meer dan 500 m2. Voor de periode steentijd tot en met de bronstijd is de verwachtingswaarde laag en is geen onderzoek nodig.
De ingrepen binnen het plangebied zijn groter dan 500 m2. Echter, deze vinden plaats op een locatie die waarop sinds de ontwikkeling van het gebied in de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw verschillende bouwwerkzaamheden hebben plaatsgevonden. De locatie is vrijwel geheel bebouwd geweest. Daarom is het aannemelijk dat de locatie sterk verstoord is. Voor de zuidelijke helft van het plangebied is in 2005 een archeologisch onderzoek uitgevoerd (RAAP notitie 1090), waarin deze verwachting is bevestigd. Op grond van dat onderzoek is er geen verder onderzoek noodzakelijk. Onder de verstoorde laag bevinding zich kwelderafzettingen, waarin geen archeologische waarden worden verwacht.
Vanuit het aspect archeologie zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkelingen in het plangebied. Wanneer bij de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, moet hiervan direct melding gemaakt worden bij de bevoegde overheid (gemeente Súdwest Fryslân).
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Conform de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota wordt uitgegaan van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uitmaakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden.
In of direct aangrenzend aan het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. Wel is de historische hoofdroute waar de Franekerstraat deel van uitmaakt van cultuurhistorische betekenis. In het stedenbouwkundig plan is hiermee rekening gehouden. Het plan wordt ontwikkeld binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur en aan de zijde van de Franekerstraat wordt een door verschillen in de goothoogte en de rooilijn een meer individueel beeld gecreëerd, dat goed aansluit bij het historische karakter van de Franekerstraat. Dit beeld is gewaarborgd via de welstandscriteria. Het is daarom niet nodig om nadere regels te stellen ten aanzien van de cultuurhistorische waardering van de locatie.
Deze 'waterparagraaf' bevat de wettelijk verankerde watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.
Watertoetsproces
Het plan is kenbaar gemaakt bij het waterschap. Hieruit blijkt dat de invloed van het plan mogelijk zodanig is dat de normale procedure van de watertoets van toepassing is. Redenen hiervoor zijn de ligging van het plangebied langs een hoofdwatergang (Franekervaart), de aanwezigheid van regionale keringen langs deze watergang, de potentiële toename aan verharding en diverse ingrepen in watergangen. Het waterschap heeft geadviseerd over de watercompensatie.. Dit is verwerkt in deze paragraaf. Deze toelichting wordt vervolgens aan het waterschap voorgelegd voor een wateradvies.
Veilig
Meerlaagse veiligheid en klimaatadaptie: Voor het aspect 'veilig' gaat het over overstromingsrisico's. Ten noorden van het plangebied ligt een regionale kering. De begraafplaats ten noorden van het plangebied kent een ander peil dan het plangebied. De Samuel van Haringhoukstraat vormt de kering tussen de twee peilgebieden. De kerende werking van de waterkeringen moet behouden blijven. De aanwezige waterkeringen zijn weergegeven in figuur 4.1. Het plangebied en de bouwvlakken voor de nieuwe woningen zijn hierop geprojecteerd.
Figuur 4.1 Legger Wetterskip Fryslân
Wetterskip Fryslân om nieuwe gebouwen buiten de beschermingszone van de regionale waterkering te bouwen. Zoals blijkt uit figuur 4.1. wordt hieraan voldaan. Dit plan heeft geen invloed op de kerende werking van de regionale waterkering. Er wordt namelijk op hogere grond gebouwd, waardoor er geen wateroverlast ontstaat. Bij de uitvoering van de plannen wordt met dit aspect rekening gehouden en vindt afstemming plaats met het waterschap.
Voor het bouwen van bouwwerken binnen de beschermingszone moet een watervergunning aangevraagd worden.
Voldoende
Peilbeheer: Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het grondwaterpeil en de aanleghoogte van bebouwing. Hiermee wordt bij de uitvoering rekening gehouden. De woningen worden op hetzelfde peil als de aangelegen wegen gebouwd. De Sumuel van Haringhouckstraat ligt op 0,65 meter +NAP. Het boezempeil is ongeveer 1,70 meter -NAP. De Franekerstraat op 0,90 meter +NAP. Het boezempeil is 0,52 meter -NAP. Hiermee is het verschil (de drooglegging) ten minste 1,42 meter. Hiermee wordt voldaan aan de droogleggingsnorm van 1,30 meter voor gebouwen met kruipruimte.
Compensatie: Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel (10%) wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Het dempen van watergangen moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld om wateroverlast door het versneld afvoeren van hemelwater vanaf de verhardingen te voorkomen.
Door Ingenieursbureau MUG is de verhardingstoename als gevolg van dit plan bepaald. Het bestaand verhard oppervlak is 1.020 m2. In de nieuwe situatie is dit 4.600 m2, een toename van ongeveer 3.600 m2. Daarnaast wordt een deel van de circa 4.200 m2 van uit te geven erf rondom de woningen verhard. Dit leidt tot een extra toename van circa 2.000 m2 (+/- 50%). Een groot deel van de verharding zal afwateren op de boezem. Voor het achterterrein van de woningen is dit niet mogelijk.
Wanneer het verhard oppervlak afvoert naar de boezem dan kan een compensatienorm van 5% gehanteerd worden. Het waterschap is momenteel bezig met een waterbergingsbank voor de gemeente Súdwest-Fryslân. Er is namelijk sprake van overcompensatie in boezemwater, door de realisatie van waterrijke woonplannen. Die overcompensatie kan voor dit project ingezet worden. Het is daarom niet nodig om in het kader van dit bestemmingsplan watercompensatie te realiseren.
In de polder geldt een compensatienorm van 10%. Voor de verharding die afwatert op de polder vindt compensatie plaats. De watergang aan de overzijde van de Samuel van Haringhouckstraat wordt verbreed, waardoor circa 340 m2 extra oppervlaktewater ontstaat. Uitgaande dat maximaal 3.400 m2 van de totale verhardingstoename van 5.600 m2 op de polder is afgekoppeld, komt de compensatie van 110 m2 (2.200 m2 x 5%) voor rekening van de waterbergingsbank.
Schoon
Afvalwater en regenwatersysteem: Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In het plangebied wordt daarom een gescheiden rioolstelsel gehanteerd. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van milieuvriendelijke en duurzame materialen, zodat afstromend hemelwater niet verontreinigd wordt.
Waterkwaliteit: De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.
Vervolg
Waterwet: Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.
Procedure: Het wateradvies wordt gecommuniceerd met de ontwikkelaar en geldt als uitgangspunt voor de uitvoering van het plan.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In voornoemde Besluiten is een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico opgenomen.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het groepsrisico is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico (GR) moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Voor het groepsrisico is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het groepsrisico onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.
Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op een risicokaart die per provincie wordt bijgehouden. Hieruit blijkt dat er geen inrichtingen in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn en er geen vervoer van gevaarlijke stoffen in de omgeving van het plangebied plaatsvindt. De dichtstbijzijnde risicobronnen liggen op zodanige afstand dat deze geen invloed hebben op het plangebied. Door het ontbreken van risicobronnen in de omgeving hoeft het groepsrisico niet verantwoord te worden. Uit oogpunt van externe veiligheid zijn er dan ook geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In en rondom het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het openbaar binnenterrein is onder de bestemming 'Groen' gebracht. Binnen deze bestemming wordt voorzien in onder andere groenvoorzieningen, paden en speelvoorzieningen.
Gebouwen zijn alleen toegestaan indien deze ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut zijn. De bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter met een maximale oppervlakte van 15 m². De maximale bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt 5 meter.
Het openbaar gebied langs de Franekerstraat en de Dr. Joost Halbertsmastraat is onder de bestemming 'Verkeer - Verblijf' gebracht. Hieronder vallen zowel de infrastructuur en parkeerplaatsen als de groene voorzieningen. Op deze gronden zijn wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie, voet- en rijwielpaden, parkeervoorzieningen, bermen en beplanting, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water toegestaan.
Gebouwen zijn alleen toegestaan indien deze ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut zijn. De bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter met een maximale oppervlakte van 15 m². De maximale bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt 5 meter, met uitzondering van verkeersregelende voorzieningen en lichtmasten. Speeltoestellen zijn binnen de bestemming toegestaan.
Op de gronden met de bestemming als omschreven in Artikel 5 Wonen zijn woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegestaan met daarbijbehorende bed & breakfast in de woning, bijbehorende bouwwerken, tuinen erven en terreinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en nutsvoorzieningen.
Als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd. De hoofdvorm van een woonhuis moet binnen een bouwvlak worden gebouwd. Per bouwvlak is een maximum aantal woningen en een maximum goot- en bouwhoogte aangegeven.
Overeenkomstig het gemeentelijke afwijkingenbeleid is tevens een regeling opgenomen waarmee onder voorwaarden dakopbouwen kunnen worden gerealiseerd.
De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 90% van de hoofdvorm van het woonhuis (dit is inclusief eventuele aan- en uitbouwen die onderdeel vormen van het woonhuis), met een maximum van 100 m² dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien dit meer is, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het erf dat buiten het bouwvlak ligt mag worden bebouwd. Verder bedraagt de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van de woning vermeerderd met 0,25 meter. Tot slot bedraagt de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk maximaal 3,5 m en de bouwhoogte 5,5 meter.
Terrein- en erfafscheidingen zijn toegestaan, de maximale hoogte hiervoor is 1 meter indien deze voor de naar de weg gekeerde gevel van de woning worden gebouwd. Achter de naar de weg gekeerde gevel en onder voorwaarden in hoeksituaties mogen erf- en terreinafscheidingen tot 2 meter hoog worden gebouwd. Daarnaast mogen vlaggenmasten met een maximale hoogte van 8 meter worden geplaatst. Tot slot mogen overige andere bouwwerken tot een hoogte van 5,5 meter worden gebouwd.
Inspraak
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft met ingang van 9 juli 2018 t/m 20 augustus 2018 ter inzage gelegen. Er is gedurende deze periode één schriftelijke reacties ingediend.
De inspraakreactie
In 2010 zijn de gebouwen op deze locatie gesloopt. De sloop veroorzaakte zulke trillingen dat in overleg met de voormalige gemeente Bolsward en Hanselmangroep en bewoners trilling meters zijn geplaatst. De bewoners hebben nooit opgave/inzicht van de trilling meters ontvangen. Aangaande voorgaande geschiedenis wordt het volgende voorgesteld:
Tevens stelt men ten aanzien van het heien voor, de voorgeschiedenis kennende, boorpalen toe te passen.
Reactie gemeente
Het opnemen van de bouwkundige staat van de bestaande bebouwing en/of damwand is een zaak van de (uitvoerende) bouwer. Deze bepaalt, in het algemeen in samenspraak met zijn aansprakelijkheidsverzekeraar, of een opname nodig dan wel gewenst is.
Toepassen van boorpalen i.p.v. betonpalen is eveneens een zaak van de (uitvoerende) bouwer; de funderingsmethodiek wordt meestal in samenspraak met zijn aansprakelijkheidsverzekeraar gekozen.
Inloop bijeenkomst
Op maandag 9 juli 2018 is er een inloopmoment georganiseerd in Bolsward. Rond de 50 belanghebbenden/omwonenden zijn hierbij aanwezig geweest. Tijdens deze bijeenkomst zijn twee mondelinge inspraakreacties ingediend door:
Mondelinge inspraakreactie 1
Reactie gemeente
Mondelinge inspraakreactie 2
Inspreker geeft aan in 2008 bij de vm. gemeente Bolsward een aanvraag te hebben ingediend voor de aankoop van een strook grond naast zijn woning. Deze strook grond maakt onderdeel uit van het thans aan de orde zijnde woningbouwplan. Men doet nu een herhaalde aanvraag over de strook grond.
Reactie gemeente
Er zijn geen stukken waaruit blijkt dat de voormalige gemeente Bolsward daadwerkelijk heeft besloten dat tot verkoop van de grond zou worden overgegaan. De gronden maken thans onderdeel uit van het exploitatiegebied en er wordt geen aanleiding gezien alsnog tot verkoop van de grond over te gaan.
Overleg
Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan heeft het vooroverleg plaatsgebonden met de overlegpartners. Van provincie Fryslân is een schriftelijke reactie ontvangen. Wetterskip Fryslân heeft per mail gereageerd. De ingekomen overlegreacties zijn opgenomen in Bijlage 5.
Provincie Fryslân laat weten dat de provinciale belangen op een juiste wijze zijn verwerkt en dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Wetterskip Fryslân vraagt de digitale watertoets nog te doorlopen en ziet graag een aantal aanvullingen in de waterparagraaf opgenomen.
De reactie van de provincie wordt voor kennisgeving aangenomen. Naar aanleiding van de reactie van Wetterskip Fryslân is de waterparagraaf (paragraaf 4.9) aangevuld. Uit het vooroverleg volgen geen belemmeringen voor het vervolgen van de bestemmingsplanprocedure.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 6 november tot en met 17 december 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar te maken. Er zijn twee zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen hebben betrekking op de uitvoering en niet op de ruimtelijk aspecten van het bestemmingsplan en geven geen aanleiding het ontwerpbestemmingsplan aan te passen. De zienswijzen zijn door de gemeente beantwoord in een reactienota en de indieners zijn hiervan op de hoogte gesteld.
Vaststelling
De gemeenteraad heeft op 28 februari 2019 besloten het bestemmingsplan ongewijzigd vast te stellen. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
De ontwikkeling betreft een gezamenlijk initiatief van de gemeente en een projectontwikkelaar. De gronden binnen het plangebied zijn op dit moment nog eigendom van de gemeente. Gezien de onderzoeken uit het verleden en de huidige woningmarkt mag er verwacht worden dat er voldoende vraag is naar deze woningen. Op basis hiervan kan gesteld worden dat het project financieel haalbaar is.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, woningbouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
In dit geval is een koop-realisatieovereenkomst gesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Hierin zijn ook afspraken gemaakt over de gemeentelijke kosten. Daarnaast heeft de initiatiefnemer aan de gemeente inzichtelijk gemaakt dat het plan uitvoerbaar is.