direct naar inhoud van Regels

Sneek - Spoorwegemplacement en Schuttersveld

Status: Onherroepelijk
Idn: NL.IMRO.1900.2012oostBPspooschv-onhe

TOELICHTING

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding

 

1.1 Aanleiding

De gemeente Súdwest-Fryslân is bezig met het actualiseren van de gemeentelijke bestemmingsplannen. In de stad Sneek zijn een aantal gebieden nog niet voorzien van een actuele regeling. Dit betreft onder meer het spoorwegemplacement en het Schuttersveld. Besloten is beide gebieden op te nemen in één nieuw bestemmingsplan.

 

Het voormalige spoorwegemplacement betreft globaal de spoorlijn en omgeving ten zuidwesten van het station, tot aan de N7. In het gebied is onder meer het stationsplein van het busstation, de busremise, een aantal parkeerplaatsen en een deel van de spoorlijn tussen Sneek en Stavoren gelegen. De stationsgebouwen voor zowel het spoor als de bussen zijn in een apart bestemmingsplan opgenomen en maken dus geen deel uit van dit bestemmingsplan.

 

Het Schuttersveld ligt aan de noorwestkant van de stad. Hier zijn enkele sportvoorzieningen gevestigd, waaronder een manege, een tennishal, een sporthal en diverse sportvelden. Ook liggen er enkele woningen in het gebied.

 

 

1.2 Geldende bestemmingsplannen

Met dit bestemmingsplan worden (gedeelten van) de volgende bestemmingsplannen herzien:

  • bestemmingsplan Schuttersveld (vastgesteld 21 oktober 2003)

  • bestemmingsplan Spoorwegemplacement (vastgesteld 19 juni 1982, goedgekeurd 10 september 1985);

  • bestemmingsplan Cornelis Kanstraat (vastgesteld 19 maart 2010).

In dit bestemmingsplan worden ook verschillende verleende ontheffingen opgenomen.

 

1.3 Leeswijzer

In Hoofdstuk 2wordt de huidige situatie van de omgeving besproken. In Hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het relevante beleidskader. Hierbij komen het relevante rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid aan de orde. In Hoofdstuk 4 worden vervolgens de milieu- en omgevingsaspecten beschreven. In Hoofdstuk 5 wordt de juridische planbeschrijving gegeven. In hoofdstuk Hoofdstuk 6 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van de ontwikkeling behandeld.

 

HOOFDSTUK 2 De huidige situatie

 

2.1 Spoorwegemplacement

Functionele inrichting

Dit gedeelte van het plangebied beslaat het spoorwegemplacement. Het betreft het voormalige goederenstation van de stad. Dit gedeelte van het plangebied wordt globaal begrensd door de Kanaalstraat, de Zuidwesthoekweg en de Stadsrondweg-Zuid aan de zuid- en oostkant. Het stationsplein voor de bussen is in het bestemmingsplan opgenomen. De stationsgebouwen voor zowel de bus als het spoor zijn niet in het plangebied gelegen. Aan de noordzijde van het plangebied ligt de woonwijk Hemdijk.

 

Aan de Kanaalstraat is het busstation met bijbehorende parkeerterrein gelegen. Het gedeelte ten zuidwesten van het busstation is grotendeels verhard c.q. bebouwd. In de jaren 80 is het goederenstation gesloopt. Op deze locatie is onder meer een busremise en een parkeerterrein gerealiseerd. Hier is ook recentelijk een nieuwe loods voor de beoogde stoomtrein van Sneek naar Stavoren gelegen. De realisatie van deze lijn is echter afgeblazen. Het pand staat op dit moment leeg.

 

Aan de noordwestkant van het spoor is een natuurlijk gebied ontstaan, bestaande uit water en groen. Ook zijn hier enkele volkstuinen gelegen.

 [image]

Luchtfoto van het plangebied met in het rood de plangrens (bron: Bing Maps)

 

Verkeer en parkeren

Door het plangebied loopt de spoorlijn tussen Stavoren en Leeuwarden. Daarnaast hebben de Kanaalstraat en de Zuidwesthoekweg een belangrijke doorgaande verkeersfunctie. Over het spoor, langs het station, loopt een belangrijke doorgaande fietsroute. Deze verbindt de woonwijk Hemdijk met het centrum van Sneek. Tot slot zijn er in het plangebied diverse parkeerplaatsen aanwezig.

 

Groen en water

Tussen de spoorlijn en de woonwijk Hemdijk ligt een groene, natuurlijke zone. Deels bestaat deze zone uit water. Direct langs de spoorlijn zijn verschillende volkstuinen gelegen. Het gedeelte van het plangebied langs de Zuidwesthoekweg heeft een vrij groen karakter.

 

2.2 Schuttersveld

Functioneel

Het Schuttersveld is gelegen tussen de randweg, de Franekervaart en de woonwijk Noorderhoek. In de noordoostelijke hoek van het Schuttersveld is een tennishal met een aantal buitenbanen gelegen. Ook ligt hier een manege. Bij de manege is een buitenbak aanwezig. In het groene gebied rond de manege grazen de paarden van de manege.

Het middelste gedeelte van het Schuttersveld wordt gevormd door de Cornelis Kanstraat. Hieraan liggen 10 woningen. Twee van deze woningen, direct aan de randweg, zijn gecombineerde woon-werkkavels. Hier is naast de woonfunctie dus ook ruimte om te werken.

De zuidkant wordt ten slotte gevormd door het Sportcentrum Schuttersveld met daaromheen verschillende sportvoorzieningen. Er zijn onder meer voetbalvelden, een atletiekbaan en een honkbalveld aanwezig. Rond deze velden is een skeeler- annex wielerbaan aangelegd.

 
In onderstaande figuur is een luchtfoto van het Schuttersveld weergegeven.

 

 [image]

Luchtfoto Schuttersveld met in rood de plangrens (bron: Bing Maps)

 

Verkeer en parkeren

Het gebied wordt voor autoverkeer ontsloten op de rondweg. Een deel van deze Stadsrondweg-Noord maakt tevens deel uit van het bestemmingsplan. Voor langzaam verkeer zijn er meerdere verbindingen met de woonwijk Noorderhoek, ten oosten van het plangebied. Bij de manege en de tennisvereniging zijn op het eigen terrein parkeerplaatsen aanwezig. Bij het sportcentrum zijn twee vrij grote parkeerplaatsen aanwezig voor de sporthal zelf en de omliggende sportterreinen.

 

Groen en water

Het gebied kent een groen karakter. Langs de Stadsrondweg-Noord en ook om de sportvelden is veel groen aanwezig. Hierbij heeft de zone langs de randweg een vrij open karakter. Aan de zuid en oostkant van het plangebied zijn vaarten aanwezig.

 

HOOFDSTUK 3 Beleidskader

 

3.1 Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en begin 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een meer selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

 

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is vanaf 1 oktober geheel in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze 13 nationale belangen zijn:

  1. Rijksvaarwegen

  2. Mainportontwikkeling Rotterdam

  3. Kustfundament

  4. Grote rivieren

  5. Waddenzee en waddengebied

  6. Defensie

  7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen

  8. Elektriciteitsvoorziening

  9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen

  10. Ecologische hoofdstructuur

  11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament

  12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)

  13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

 

De ontwikkelingen binnen het bestemmingsplangebied raken geen rijksbelangen.

 

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Fryslân

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.

De provincie Fryslân zet meer dan voorheen in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel. Met ruimtelijke kwaliteit wordt bedoeld dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoering expliciet de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde in stand worden gehouden en verder worden ontwikkeld.

 

Ondanks de verweving tussen steden en platteland wordt er nog steeds een grote waarde gehecht aan onderscheid tussen de dynamiek en intensiteit van steden en de rust en de ruimte van het gebied eromheen. Deze onderscheiden kwaliteiten moeten behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt.

Sneek is gelegen in de regio Zuidwest-Fryslân, een gebied met meren, vaarten, historische kernen, open en vlakke weidegebieden en de IJsselmeerkust.

 

In het streekplan wordt gekozen voor zes stedelijke centra, waaronder Sneek, die samen het stedelijk netwerk Fryslân vormen. De stedelijke centra krijgen ontwikkelingsruimte om opgaven voor wonen, werken en voorzieningen te realiseren. Daarbij moet ongebreidelde groei zoveel mogelijk worden voorkomen. Het beleid is in eerste instantie echter gericht op de kwaliteiten en ruimtelijke mogelijkheden van het bestaande bebouwde gebied. Efficiënt ruimtegebruik staat hierbij centraal.

 

Aangezien met het bestemmingsplan de bestaande situatie wordt vastgelegd, geeft het provinciale beleid geen uitgangspunten voor het beleid.

 

Verordening Romte Fryslân

Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening zet het streekplan om in algemeen geldende regels.

Het belangrijkste uitgangspunt van de verordening is zorgvuldig ruimtegebruik. Aan een aantal ontwikkelingen, zoals woningbouw en nieuwe bedrijventerreinen is voorwaarden gekoppeld.

Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe woningbouwlocaties of bedrijventerreinen direct mogelijk gemaakt. Voor het overige geeft de verordening geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

 

Conclusie

Het bestemmingsplan past binnen het provinciale beleid.

 

HOOFDSTUK 4 Milieu-aspecten

 

Bij realisatie van nieuwe ontwikkelingen dient, met het oog op de uitvoerbaarheid van het plan, te worden onderzocht of in de toekomst sprake is van een goede omgevingssituatie. Daarbij wordt getoetst aan de sectorale wet- en regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

 

4.1 Milieuzonering

Ten behoeve van de milieuzonering rond bedrijven is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem “Bedrijven en milieuzonering” (editie 2009) ontwikkeld in de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Deze lijst is opgesteld uitgaande van de standaardbedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De lijst is onderverdeeld in bedrijfsklassen en bedrijfstypen. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende richtlijnafstanden tot woongebieden.

Aan de lichtste categorieën (categorie 1 en 2) is in de VNG-lijst een richtlijnafstand van respectievelijk minimaal 10 en 30 meter gekoppeld. Bedrijfstypen die tot deze categorieën behoren, kunnen over het algemeen naast de woonfunctie voorkomen.

 

Spoorwegemplacement

Het spoorwegemplacement zelf is niet meer als dusdanig in gebruik. Wel is er nu onder meer een busremise gevestigd. Deze is als zodanig bestemd. Uitwisselbaarheid met andere (bedrijfs)functies is voor de busremise niet gewenst en daarom ook niet mogelijk gemaakt. Het tankstation inclusief verkoop van lpg is als zodanig vastgelegd. Op de externe veiligheidssituatie is in paragraaf 4.4 Externe veiligheid ingegaan. Vanuit de omgeving zijn er geen functies die van invloed zijn op het dit deel van het bestemmingsplan.

 

Schuttersveld

In het deelgebied Schuttersveld komen verschillende functies voor. Door de ligging aan de Stadsrondweg-Noord en de diversiteit van functies, is het aan te merken als een gemengd gebied. De manege, de sporthal, de tennishal en de sportvelden zijn aan te merken als categorie 3.1 functies. Ten opzichte van gevoelige functies dient in een gemengd gebied een afstand van 30 meter aangehouden te worden. Aan deze afstand wordt en opzichte van zowel de woningen binnen als buiten het plangebied voldaan. Bovendien wordt de bestaande situatie vastgelegd, waarmee de huidige milieusituatie wordt vastgelegd.

 

4.2 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds. Als nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen een zone behorend bij een zoneplichtige weg worden geprojecteerd bij een bestemmingsplanprocedure, dient door middel van akoestisch onderzoek te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Wegen waar deze zone in principe niet geldt, zijn:

  • wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;

  • wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur.

 

In en rondom het plangebied zijn meerdere zoneplichtige wegen aanwezig. In dit bestemmingsplan worden echter geen nieuwe geluidsgevoelige objecten voorgesteld. Immers dit plan legt de huidige situatie vast. Het is dan ook niet noodzakelijk om akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uit te voeren. Voor de twee woon-werk kavels zijn procedures voor hogere grenswaarden gevoerd. Deze blijven in stand.

4.3 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Dit geldt onder andere voor woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen.

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Er worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt, die een significante invloed op de luchtkwaliteit mogelijk kunnen maken. Een wijziging van de luchtkwaliteit wordt daarom niet verwacht. Er zijn binnen de gemeente Súdwest-Fryslân geen knelpunten bekend met betrekking tot de luchtkwaliteit.

 

4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);

het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen, waterwegen en spoorwegen);

het gebruik van luchthavens.

 

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

 

Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

 

Groepsrisico (GR)

Dit is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

 

Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving. Voor voornoemd bestemmingsplan zijn de volgende besluiten relevant:

 

1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Met het Bevi zijn risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

 

2. Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRNVGS)

De circulaire is van toepassing op bestemmingsplannen die liggen binnen de invloedsgebieden van transportroutes met vervoer van gevaarlijke stoffen.

 

3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Op basis van het Bevb dienen plannen, vergelijkbaar met het Bevi, te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het PR en de oriëntatie waarde voor het GR.

 

4. Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit)

Het Activiteitenbesluit en de daarbij behorende regeling is de opvolger van een groot aantal AMvB's. In het Activiteitenbesluit staan algemene regels voor verschillende milieuaspecten, zoals veiligheidsafstanden waaraan voldaan moet worden.

 

Verantwoordingsplicht

 

In deze besluiten en de circulaire is de verantwoordingsplicht GR opgenomen. Deze verantwoording houdt in dat in bepaalde gevallen een wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd en verantwoord door het bevoegd gezag.

 

 
Risicobronnen ten aanzien van het plan

 

Het plangebied (zie onderstaande figuur) is gesitueerd ten westen van het centrum van Sneek.

 

Uit de professionele Risicokaart blijkt dat binnen en in de directe nabijheid van het plangebied risicobronnen zijn gelegen waarvan de risicocontouren of het invloedsgebied zijn gelegen binnen het plangebied.

 

De relevante risicobronnen voor het plangebied zijn:

- inrichtingen waar risicovolle activiteiten plaatsvinden;

- transport van gevaarlijke stoffen over wegen;

- transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

 

 [image]

Begrenzing plangebied (blauw omkaderd)

 

Inrichtingen waar risicovolle activiteiten plaatsvinden

 
LPG tankstations

Texaco LPG-tankstation Veenema

Aan de Bolswarderweg 11 is een Texaco LPG-tankstation gevestigd (figuur 2). Zoals op figuur 1 te zien is valt een gedeelte van het invloedsgebied over het plangebied. Binnen dit invloedsgebied zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig, en worden deze door dit plan ook niet mogelijk gemaakt. Om deze reden wordt dit LPG-tankstation niet verder beschouwd.

 

 [image]

Figuur 2: Texaco LPG-tankstation met PR 10-6 contouren (zwarte stippellijnen) en invloedsgebieden (blauwe cirkels)

 

LPG-tankstation Allesco Esso Center

Aan de Kanaalstraat 22a is een Esso LPG-tankstation gevestigd (figuur 3).

De LPG-doorzet voor dit station is in de Omgevingsvergunning (onderdeel milieu) begrensd tot maximaal 500 m³/jaar.

 [image]

Figuur 3: Esso LPG-tankstation met PR 10-6 contouren (zwarte stippellijnen) en invloedsgebieden (blauwe cirkels)

 

PR

De PR 10-6contouren van de afleverzuil, het ondergrondse reservoir en het vulpunt bedragen, in het kader van de ruimtelijke ordening, respectievelijk 15, 25 en 45 meter.

 

De PR 10-6 contouren vallen over het plangebied. Binnen de PR 10-6 contouren die over het plangebied liggen bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten. Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard en laat de oprichting van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contouren niet toe. Buiten het plangebied, maar binnen de PR 10-6 contour van het vulpunt, ligt een woning (kwetsbaar object).

 

Met de transportsector voor LPG en het toenmalige ministerie van VROM is op 22 juni 2005 een convenant “LPG-autogas” afgesloten. Belangrijke afspraken uit dit convenant betreffen het toepassen van een verbeterde vulslang en het aanbrengen van een hittewerende bekleding op de tankauto's. Deze maatregelen zijn eind 2010 doorgevoerd en zullen naar verwachting in 2013 in het Revi worden opgenomen. Door het treffen van de deze voorzieningen wordt in de regelgeving de PR 10-6 contour voor het vulpunt te zijner tijd verkleind. Voor tankstations met een doorzet kleiner dan 500 m³ per jaar, wordt de afstand vanaf het vulpunt verkleind naar 25 meter. Na de aanpassing van het Revi bevindt de woning zich niet meer binnen de PR 10-6 contour van het vulpunt. Geconcludeerd wordt dat het LPG-tankstation geen belemmering vormt voor het PR van dit bestemmingsplan.

 

Invloedsgebied

Het plangebied ligt binnen de invloedsgebieden van 150 meter gerekend vanaf het LPG-vulpunt en de ondergrondse LPG-tank. Binnen het invloedsgebied van het reservoir en het vulpunt bevinden zich beperkt kwetsbare objecten.

 

Verantwoording GR

Naast de numerieke waarde van het GR, zoals de ligging van het GR ten opzichte van de oriëntatiewaarde en de toename daarvan ten opzichte van de nulsituatie, dient ter beoordeling van het GR en de verantwoording daarvan (conform artikel 13, lid 1 van het Bevi) ook gekeken te worden naar kwalitatieve aspecten.

 

Ligging GR t.o.v. oriëntatiewaarde

De wetgeving verbindt geen harde normen aan de toelaatbaarheid van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen een invloedsgebied, zoals dat wel het geval is bij het PR.

 

Wel bestaat voor het bevoegd gezag bij het vaststellen van ruimtelijke plannen de wettelijke verantwoordingsplicht. De verantwoordingsplicht is van toepassing op ruimtelijke plannen binnen een invloedsgebied in de gevallen dat het Bevi dat voorschrijft. Uit het voorgaande is gebleken dat het LPG-tankstation aan de Kanaalstraat 22a een risicobron is.

 

GR huidige situatie (nulsituatie)

Zoals bovenvermeld vallen de invloedsgebieden van het vulpunt en de ondergrondse tank over het plangebied. Binnen de invloedsgebieden zijn diverse objecten aanwezig.

 

Voor het LPG tankstation zijn door AVIV Adviseurs voor externe veiligheid B.V. op 15 mei 2008, project 081428, een aantal groepsrisicoberekeningen uitgevoerd voor de situaties met een vergunde doorzet < 1000 m3 jaar en een vergunde doorzet < 500 m3 per jaar. Daarbij zijn tevens de varianten met en zonder de maatregelen uit het LPG convenant berekend.

 

De thans relevante berekening is gebaseerd op de in de omgevingsvergunning (onderdeel milieu) vastgelegde LPG doorzet van kleiner dan 500 m3 per jaar. Uit de berekening (zie figuur) blijkt dat, bij bevoorrading overdag, het groepsrisico de oriëntatiewaarde overschrijdt.

 

In onderstaande figuur wordt de huidige vergunde situatie gepresenteerd met de maatregelen genoemd in het convenant LPG autogas. Deze situatie is van toepassing zodra de Revi is aangepast aan de in het convenant “LPG autogas” genoemde maatregelen. Het GR neemt af ten opzichte van de huidige situatie. Er is geen sprake meer van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. In de praktijk wordt het LPG-tankstation inmiddels bevoorraad door een tankauto die voorzien is van een hittewerende bekleding.

 

 [image]

GR LPG-tankstation doorzet 500 m3/jr

 

 [image]

GR LPG-tankstation doorzet 500 m3/jr tankauto voorzien van hittewerende bekleding

 

Toename GR t.o.v. nulsituatie (toekomstige situatie)

In dit geval gaat het om een conserverend bestemmingsplan, waar planologisch geen nieuwe ontwikkelingen te verwachten zijn. Het aantal personen binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation aan de Kanaalstraat 22a neemt conform dit bestemmingsplan niet toe. Ten opzichte van de nulsituatie treedt geen wijziging op. Dit houdt in dat kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR.

 

Geconcludeerd wordt dat het LPG tankstation geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan.

 

Transport van gevaarlijke stoffen over wegen

Ten zuidwesten van het plangebied loopt de A7/N7. Over de A7/N7 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Binnen het invloedsgebied (200m) van de A7/N7, dat over het plangebied valt, zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig. Het bestemmingsplan maakt tevens geen ontwikkelingen mogelijk binnen het invloedsgebied. Om deze reden wordt de A7/N7 niet nader beschouwd.

 

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Langs en door het plangebied lopen ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen van de Gasunie. Omdat er sprake is van hogedruk aardgastransportleidingen is het Bevb van toepassing. De leidingen hebben, volgens de gegevens van Gasunie en de professionele Risicokaart, de volgende kenmerken:

 

Hogedruk aardgastransportleidingen

 

Eigenaar

Leiding-
Naam

Diameter
(mm/inch)

Druk
(bar)

Invloeds-
gebied (m)

 

Gasunie

N 501-32
N 501-31

168,3/6
219,1/8

40
40

70
95

 

Gegevens hogedruk aardgastransportleidingen

 

Invloedsgebied

De 1% letaliteitszone (het invloedsgebied van 70 meter) van de transportleiding valt deels over het plangebied. In het gedeelte van het plangebied dat binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleiding valt bevinden zich objecten waar mensen verblijven. Buiten het plangebied, maar binnen het invloedsgebied van de transportleiding bevinden zich ook objecten waar mensen verblijven.

 

 [image]

Buisleidingen (rode stippellijn) plangebied

 

De 100% letaliteitszone bestaat in dit geval uit een afstand van 50 meter aan weerszijden van de transportleiding en gemeten vanuit het hart van de transportleiding. De objecten in het plangebied liggen voor wat betreft de transportleiding (deels) binnen de 100 % letaliteitszone. Dit houdt in dat er een volledige verantwoording van het GR dient plaats te vinden.

 

Met behulp van het rekenprogramma CAROLA kan worden bepaald of voldaan wordt aan de risiconormen voor de externe veiligheid, zoals die zijn vastgelegd in het Bevb. Het resultaat van een berekening bestaat uit PR-contouren en een FN-curve voor het GR.

 

Hieronder worden de conclusies van de berekeningen weergeven die met behulp van CAROLA gegenereerd zijn.

 

PR

Het Bevb stelt dat geen kwetsbare objecten mogen voorkomen binnen de 10-6 contouren van leidingen waarin gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Als dat toch het geval is dan is er sprake van een zogenaamd knelpunt. De leidingbeheerder is verplicht zodanige maatregelen te treffen dat zulke knelpunten vóór 1 januari 2014 worden opgeheven.

 

Uit zowel het rekenprogramma CAROLA als uit de professionele Risicokaart is gebleken dat géén sprake is van een PR 10-6 contouren.

 

Belemmeringenstrook

Conform artikel 14, lid 1 van het Bevb dient een bestemmingsplan de ligging weer te geven van de in het plangebied aanwezige buisleidingen alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding. De belemmeringenstrook bedraagt ten minste 4 meter aan weerszijden van een buisleiding, gemeten vanuit het hart van de buisleiding. Deze is op de verbeelding weergegeven.

 

 

Verantwoording GR

Conform het Bevb moet bij een volledige verantwoording van het GR, waarvan hier sprake is omdat personen binnen de 100% letaliteitsgrens (70 meter) van de Gasuniebuisleiding aanwezig kunnen zijn, worden ingegaan op de volgende onderdelen:

- Personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleidingen;

- GR per kilometer buisleiding;

- Maatregelen exploitant ter beperking van het GR;

- Andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling;

- Mogelijkheden tot beperking GR;

- Bestrijding en beperking van rampen;

- Zelfredzaamheid.

 

Hieronder worden voornoemde aspecten nader uitgewerkt:

 

Personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleidingen:

Voor het bepalen van de hoogte van het GR is gerekend met verschillende bevolkingsdichtheden, voor de woongebieden variërend tussen 25 en 70 personen per hectare, voor werken 40 personen per hectare. Dit is conform tabel 16.3 “basisinformatie personendichtheidsinventarisatie” uit de VROM Handreiking verantwoordingsplicht GR V1.0 november 2007. Voor de Rijks Scholen Gemeenschap is gerekend met 1000 personen binnen het invloedsgebied van de gasbuisleiding, voor de basisschool is gerekend met 110 personen en voor de Sneker sporthal met 150 personen, deze gegevens komen van de professionele risicokaart en uit eerdere rapportages.

 

 
GR per kilometer buisleiding

Groepsrisico screening

Om in één oogopslag een indruk te krijgen van het groepsrisico wordt het groepsrisico gescreend alvorens dit voor specifieke segmenten FN-curves te visualiseren. Voor elk van de leidingen wordt per stationing de overschrijdingsfactor van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico weergegeven. Deze is berekend door rondom elk punt op de leiding één kilometer segment te kiezen die gecentreerd ligt ten opzichte van dit punt. Voor deze kilometer leiding is een FN-curve berekend en voor deze FN-curve de overschrijdingsfactor.

De overschrijdingsfactor is de verhouding tussen de FN-curve en de oriëntatiewaarde. Daarmee is de overschrijdingsfactor een maat die aangeeft in hoeverre de oriëntatiewaarde wordt genaderd of overschreden. Een overschrijdingsfactor kleiner dan 1 geeft aan dat de FN-curve onder de oriëntatiewaarde blijft. Bij een waarde van 1 zal de FN-curve de oriëntatiewaarde raken. Bij een waarde groter dan 1 wordt de oriëntatiewaarde overschreden.

 

Gasunie buisleiding:

In onderstaande figuur is de buisleiding die door het plangebied loopt gevisualiseerd als een blauwe lijn overgaand in een groene lijn. Rondom de buisleiding is het invloedsgebied bruin gevisualiseerd. De groene lijn betreft die kilometer buisleiding die het grootste GR genereert.

Het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. In figuur 9 is de FN-curve van de leiding uitvergroot.

 

 [image]

Gasunie buisleiding

 

De maximale overschrijdingsfactor van deze kilometer leiding wordt gevonden bij 20 slachtoffers en een frequentie van 1.48E-006. De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan 0.059 en correspondeert met die kilometer leiding die gekarakteriseerd wordt door stationing 0.00 en stationing 990.00.

 

 [image]

FN curve voor N-501-32 van N.V. Nederlandse Gasunie voor de kilometer tussen stationing 0.00 en stationing 990.00

 

Toename GR t.o.v. nulsituatie (toekomstige situatie)

Het aantal personen binnen de invloedsgebieden van risicobronnen neemt conform dit bestemmingsplan niet toe. Er is dientengevolge geen toename van het GR.

 

Maatregelen exploitant ter beperking van het GR

Niet van toepassing, het betreft hier de periodieke (10 jaarlijkse) actualisatie van het (grotendeels) conserverende bestemmingsplan waarin geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, anders dan de ontwikkelingen die reeds in vigerende plannen mogelijk waren.

 

Andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling

Niet van toepassing, het betreft hier de periodieke (10 jaarlijkse) actualisatie van het (grotendeels) conserverende bestemmingsplan waarin geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, anders dan de ontwikkelingen die reeds in geldende plannen mogelijk waren.

 

Mogelijkheden tot beperking GR

Niet van toepassing, het betreft hier de periodieke (10 jaarlijkse) actualisatie van het (grotendeels) conserverende bestemmingsplan waarin geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, anders dan de ontwikkelingen die reeds in geldende plannen mogelijk waren.

 

Bestrijding en beperking van rampen

De Brandweer Fryslân voorziet geen knelpunten ten aanzien van de bestrijding van rampen voor dit bestemmingsplan.

 

Bereikbaarheid

Het plangebied is op meerdere zijden ontsloten, het plangebied is hierdoor goed bereikbaar.

 
Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid heeft betrekking op de mogelijkheden voor personen in het invloedsgebied om zichzelf in veiligheid te brengen (of in veiligheid gebracht te worden). Dit is in dit kader specifiek van belang voor de kwetsbare objecten en verminderd zelfredzame personen binnen deze objecten. Er worden voor het plangebied geen knelpunten geconstateerd.

 

Nut en noodzaak van de ontwikkeling / Tijdsaspect

Het geldende bestemmingsplan is ouder dan 10 jaar en dient daarom geactualiseerd te worden. De situatie rondom de transportroute gevaarlijke stoffen en de aardgastransportleidingen is op de externe veiligheid aspecten beoordeeld. Zoals hiervoor ook aangegeven vindt er geen overschrijding plaats van de oriëntatiewaarde voor het GR en zijn er geen knelpunten ten aanzien van de bestrijding van incidenten in dit bestemmingsplan.

 

Bestrijding en beperking van rampen / mogelijkheden van de zelfredzaamheid en van de hulpverlening

De fysieke eigenschappen van bewoners, bezoekers, gebouwen en omgeving zijn van invloed op de vraag of zelfredding optimaal kan plaatsvinden. Bij de inrichting van het plangebied is het van belang zorg te dragen voor goede ontvluchtingsmogelijkheden. Vluchtroutes dienen zoveel mogelijk personen direct van de calamiteit weg te leiden. Tevens moet de brandweer het gebied makkelijk kunnen bereiken, zonder dat belemmeringen optreden als gevolg van vluchtende mensen in auto's. De brandweer ziet geen knelpunten op het gebied van bluswatervoorzieningen, bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

 

Advies Regionale Brandweer

Brandweer Fryslân (de regionale brandweer) is verzocht advies uit te brengen omtrent de externe veiligheid in relatie tot het bestemmingsplan. Het advies is op 9 november 2012 ontvangen en hierboven bij de verantwoording van het GR betrokken.

 

Conclusie

Ondanks maatregelen ter verhoging van de veiligheid kunnen risico's nooit voor 100% worden weggenomen. Ook na het nemen van veiligheidsverhogende maatregelen zal een restrisico blijven bestaan. Met behulp van het uitvoeren van de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico en het advies van Brandweer Fryslân, dient het bevoegd gezag (de gemeente SWF) zich uit te spreken over de aanvaardbaarheid van het restrisico. Voor wat betreft de acceptatie van het restrisico dient ook het belang van de ontwikkeling meegewogen te worden.

 

Met het vaststellen van het plan heeft de gemeenteraad verantwoord dat het groepsrisico en de daaruit voortvloeiende consequenties voor de zelfredzaamheid en hulpverlening, maatschappelijk aanvaardbaar zijn. Geconcludeerd wordt dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de haalbaarheid van het plan.

 

 

4.5 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening te worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

 

4.5.1 Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, dient een vergunning te worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het provinciaal beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS).

In het plangebied zijn geen gebieden die behoren tot Natura 2000-gebied of de EHS gelegen. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn het Sneekermeer en De Witte en Zwarte Brekken. Beide gebieden maken ook deel uit van de EHS. Deze liggen ten zuidoosten van de stad. Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast. Van invloed op de beschermde waarden van deze natuurgebieden is geen sprake.

Ten noorden van de spoorlijn ligt relatief ongerept groen en waterrijk gebied. Doordat het gebied redelijk ruig is, heeft dit gebied een natuurlijke waarde. Dit mede door de ligging midden in de kern van Sneek. Er kunnen hier doordat het een relatief ongerept gebied is, beschermde soorten voorkomen. Er is daarom gekozen om het gebied als Natuur te bestemmen.

 

4.5.2 Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

De Flora- en faunawet is altijd onverkort van kracht. Dit betekent dat op het moment dat nieuwe activiteiten aan de orde zijn ook - in het kader van de Flora- en faunawet - de mogelijke effecten op de te beschermen soorten worden meegewogen.

Een beoordeling op het moment dat activiteiten daadwerkelijk aan de orde zijn (en dus niet ten tijde van het maken van het bestemmingsplan) geeft het meest actuele en beschermingswaardige beeld. Indien op dat moment blijkt dat sprake is van (een) beschermde soort(en) en de activiteit in strijd is met de bepalingen uit de Flora- en faunawet, zal de betreffende activiteit pas plaats kunnen vinden na het verkrijgen van een ontheffing.

 

Mochten er in het plangebied sloopwerkzaamheden plaatsvinden, dan is het noodzakelijk de betreffende gebouwen te controleren op de mogelijke aanwezigheid van kraamkolonies van vleermuizen. Sloop kan dan pas plaatsvinden op het moment dat is vastgesteld dat er zich geen kraamkolonies en verblijfplaatsen in het betreffende pand bevinden. Dit om te voorkomen dat de verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet en de Habitat-richtlijn worden overtreden. Ook voor de gier- en huiszwaluwen geldt dat in geval van sloop de mogelijke aanwezigheid van deze vogels onderzocht dient te worden.

 

4.6 Water

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument die moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder.

 

Voor het bestemmingsplan is door het Wetterskip een wateradvies gegeven. Deze is in bijlage 1 bij de toelichting opgenomen. Het Wetterskip gaat ten eerste in op compensatie van verharding. Dit is met dit bestemmingsplan niet aan de orde, aangezien de huidige situatie is vastgelegd. Ten tweede wordt ingegaan op de boezemkades en lokale keringen in het plangebied. De bescherming hiervan is geregeld in de keur, zodat er verder geen aanvullende planologische regeling voor nodig is. Wel is binnen een aantal bestemmingen waterkerende voorzieningen opgenomen, zodat deze niet onmogelijk gemaakt worden. Tot slot is ingegaan op de hoofdwatergangen in het plangebied. Deze zijn als Water bestemd.

 

Verder raakt het bestemmingsplan geen waterschapsbelangen, omdat er geen nieuwe bouwplannen mogelijk worden gemaakt. Het bebouwd en verhard oppervlak neemt daardoor niet toe ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden. Mochten er nieuwe bouwplannen zijn, dan wordt met de opmerkingen van het Wetterskip rekening gehouden.

 

4.7 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging moet ten minste een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Dit bestemmingsplan heeft als uitgangspunt de bestaande situatie te voorzien van een actuele regeling. In dat geval is een bodemonderzoek niet nodig. Dit bestemmingsplan maakt bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Bij nieuw- of herbouw dient wel een bodemonderzoek uitgevoerd te worden.

 

4.8 Archeologie en cultuurhistorie

 

4.8.1 Archeologie

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze nieuwe wet maakt onderdeel uit van de (gewijzigde) Monumentenwet. De kern van Wamz is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven.

 
In 2002 is voor het geldende bestemmingsplan Schuttersveld in het zuidelijke deel een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd. De conclusie is dat met uitzondering van twee vindplaatsen er in het overige onderzochte deel van het plangebied geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van archeologische waardevolle gebieden. De meest noordelijke vindplaats betreft een nederzettingsterrein uit het mesolithicum (8800-4900 v. CH.). Ook zijn er mogelijk resten aanwezig uit het neolithicum-vroege bronstijd (5300-1350 v CH). De meest zuidelijke vindplaats betreft vermoedelijk de periferie van een nederzettingsterrein uit de periode steentijd-vroege bronstijd. De vindplaats loopt door buiten het plangebied.

 

Volgens de FAMKE geldt voor het gehele niet-onderzochte resterende noordelijke deel een verwachting voor de ijzertijd-middeleeuwen (voor bodemingrepen boven de 500 m2 onderzoek noodzakelijk). De uiterste noordpunt heeft daarnaast ook nog een verwachting voor de steentijd-bronstijd (onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen vanaf 5000 m2). In onderstaande figuur is een uitsnede van de FAMKE voor de periode ijzertijd-middeleeuwen weergegeven.

 

 

 [image]

Fragment FAMKE (periode ijzertijd-middeleeuwen) met in blauw de plangrens

 

Alhoewel het hier een consoliderend bestemmingsplan betreft, zijn bodem ingrepen vanaf 500 m2 niet uitgesloten. Derhalve is een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 voor dit gebied opgenomen. De archeologische vindplaatsen worden in dit bestemmingsplan beschermd middels de dubbelbestemming archeologie Waarde - Archeologie 1. Hiervoor gold overigens in het voorgaande bestemmingsplan ook al een dubbelbestemming. Alleen bij bodemingrepen dieper dan 40 cm is een archeologisch onderzoek verplicht.

 

Voor de rondweg geldt geen archeologische verwachting meer. Hier is bij de aanleg van deze reeds archeologisch onderzoek uitgevoerd.

 

Voor het deelgebied Spoorwegemplacement geldt voor de periode ijzertijd-middeleeuwen dat bij ingrepen groter dan 500 m2 een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. In onderstaande figuur is een uitsnede van de FAMKE weergegeven.

 

 [image]

Fragment FAMKE (periode ijzertijd-middeleeuwen) met in blauw de plangrens

 

Er is ook een verwachtingswaarde voor de periode steentijd-bronstijd voor een deel van het plangebied (bij bodemingrepen vanaf 5000 m2 onderzoek verplicht). Met dit consoliderende bestemmingsplan worden geen nieuwe bodemroerende werkzaamheden mogelijk gemaakt, met een grotere oppervlakte. Derhalve is een dubbelbestemming archeologie niet noodzakelijk en is het uitvoeren van archeologisch onderzoek niet aan de orde. Bovendien is een groot gedeelte van de bodem in het gebied vanwege de ligging van het voormalige spoorwegemplacement zeer waarschijnlijk al grotendeels verstoord.

 

4.8.2 Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

 

Het Schuttersveld is recent aangelegd en kent daarom geen cultuurhistorische waarde. Wel grenst het spoorwegemplacement aan het beschermd stadsgezicht Stationsstraat en omgeving. De huidige situatie in onderhavig plangebied is met dit bestemmingsplan vastgelegd en tast de waarden van het beschermd stadsgezicht daarom niet wezenlijk aan.

De spoorlijn Leeuwarden - Stavoren, die deels door het plangebied loopt, dient wel gerespecteerd te worden. Dit is een oude cultuurhistorisch waardevolle spoorlijn. De huidige situatie is met dit bestemmingsplan vastgelegd. Hiermee is voldoende aandacht gegeven aan de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

 

HOOFDSTUK 5 Toelichting op de bestemmingen

 

5.1 Bedrijf

De busremise nabij het spoor heeft de bestemming Bedrijf. Binnen de bestemming zijn alleen vervoersbedrijven toegestaan. Uitwisselbaarheid met andere (bedrijfs)functies is niet mogelijk. Bebouwing ten behoeve van het vervoersbedrijf is toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Deze mag tot een maximum van 90% bebouwd worden. De bouwhoogte van de bebouwing mag maximaal 8,50 meter bedragen.

 

5.2 Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen

Langs de Kanaalstraat, is een tankstation aanwezig waar alleen sprake is van de verkoop van brandstof. Deze situatie is dan ook vastgelegd met de bestemming Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen. De huidige bebouwing is met een bouwvlak vastgelegd. Bij het tankstation is sprake van de verkoop van lpg. Om de veiligheidssituatie niet te laten veranderen, is de afleverzuil vastgelegd. De opslag van lpg en het vulpunt liggen binnen de bestemming Verkeer - Railverkeer. De veiligheidszone is vastgelegd met een aparte aanduiding.

 

De bestaande bebouwing is vastgelegd met een bouwvlak. Uitbreiding is niet voorzien. Naast brandstof kunnen ook andere zaken verkocht worden, zoals tijdschriften, bloemen en voedings- en genotsmiddelen.

 

Achtergrondinformatie

Externe veiligheid

 

5.3 Groen

Diverse groenstroken en andere (openbare) groenvoorzieningen hebben de bestemming Groen. De bestemming is toegepast op die openbare gebieden waar het groene karakter van structurele waarde is voor de beeldkwaliteit van het gebied en waar niet gebouwd mag worden. Ook stroken die een bufferfunctie of afschermende functie vervullen, hebben deze bestemming. Hiermee is het structurele groen binnen het plangebied vastgelegd.

 

Op het terrein achter de woningen aan de Cornelis Kanstraat worden een aantal keren per jaar evenementen georganiseerd. De locatie van het evenemententerrein is vastgelegd met de aanduiding "evenemententerrein". In de regels is aan de aanduiding een maximum aantal evenementen (2 per jaar) en een maximale duur per evenement (7 dagen per evenement) gekoppeld. Dit is afgestemd op het huidige aantal evenementen dat op deze locatie gehouden wordt.

 

5.4 Natuur

De gronden waar de natuurfunctie de hoofdfunctie is, hebben de bestemming Natuur. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de natuurgebieden is de belangrijkste functie binnen deze bestemming. Langs het spoor komen enkele volkstuinen voor. Deze hebben de aanduiding "volkstuin".

Voor een aantal werkzaamheden moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Het betreft onder andere het afgraven van grond, het aanplanten dan wel verwijderen van bomen en houtgewas, het graven en/of dempen van sloten en het aanleggen van infrastructurele werken, zoals leidingen. Hierdoor zijn de natuurlijke waarden in het plangebied beschermd.

 

Omgevingsaspecten

Ecologie

5.5 Sport

Functionele mogelijkheden

De tennis- en sporthal hebben de bestemming Sport. De bestemming is bedoeld voor sport- en speelterreinen. Daarnaast is geregeld dat de gebouwen, ten behoeve van de hoofdfunctie en voor de recreatie, zijn toegestaan. Dit zijn bijvoorbeeld gebouwen voor onderhoud en beheer en kantines.

Ondergeschikte functies, die van belang zijn voor de hoofdfunctie zijn ook toegestaan. Daarbij gaat het om onder meer wegen en paden, parkeervoorzieningen en waterlopen en -partijen. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.

 

Bouwmogelijkheden 

Binnen de bestemming zijn de gebouwen voor onderhoud en beheer en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

 

De gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. De bestaande situatie is met het bouwvlak vastgelegd. In de regels is de maximum bouwhoogte opgenomen. Deze is gebaseerd op de huidige situatie.

 

Daarnaast zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Hieronder vallen onder andere lichtmasten en ballenvangers. De lichtmasten en ballenvangers hebben vooral een doel bij de sportvoorzieningen. Deze bouwwerken mogen hoog worden, namelijk 20,00 en 12,00 meter hoog. Dit is gebaseerd op de werkelijke maten van dergelijke bouwwerken. Tot slot zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk tot een maximale hoogte van 6,00 meter. Hieronder vallen onder meer vlaggenmasten, maar ook erf- en terreinafscheidingen.

 

Nabij het tenniscentrum staat een antennemast. Deze is apart aangeduid met de aanduiding "antennemast". In de regels is een maximale bouwhoogte van 45 meter opgenomen.

 

5.6 Sport - Manege

De manege in het deelgebied Schuttersveld heeft de bestemming Sport - Manege. Naast de manage zijn de voor de manege noodzakelijke voorzieningen, zoals paardrijbakken, toegestaan. Ondergeschikte horeca is toegestaan. Op het terrein van de manege worden ook evenementen georganiseerd. Het gebruik van het terrein voor evenementen is daarom eveneens in de bestemming toegestaan.

 

De bestaande bebouwing is met een bouwvlak vastgelegd. In de regels is een maximale goot- en bouwhoogte opgenomen van respectievelijk 8,00 en 12,00 meter. Dit is afgestemd op de geldende bouwmogelijkheden. Lichtmasten zijn toegestaan tot een hoogte van 20,00 meter. Tot slot zijn erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van 2,00 meter toegestaan.

5.7 Tuin

Het voorerf bij de woningen mag niet bebouwd worden. Er is daarom de bestemming Tuin opgenomen. De bestemming ligt op de eerste 5 meter vanaf de Cornelis Kanstraat. Langs de twee woon-werkkavels is de tuinbestemming op de huidige situatie afgestemd. De bestemming is hier langs de huidige bebouwing danwel de huidige bouwmogelijkheden gelegd. Hiermee is de openheid van de woonpercelen gewaarborgd.

5.8 Verkeer

 
Onder de bestemming Verkeer zijn de bestaande doorgaande wegen in het buitengebied gebracht. Het zijn wegen waar de doorgaande verkeersfunctie voorop staat. Bruggen, dammen of duikers, sloten, bermen en beplanting vallen ook onder deze bestemming.

 

In de regels is binnen deze bestemming een maximaal aantal rijstroken opgenomen van 2. Dit voorkomt dat de Stadsrondweg-noord qua aantal rijstroken vergroot kan worden. Meer rijstroken brengt een hogere geluidsbelasting met zich mee. Dit is niet wenselijk. Hiermee is de huidige situatie dus zoveel mogelijk vastgelegd. Voor de overige functies binnen deze bestemming (dus bijvoorbeeld parkeerplaatsen en bermen) geldt dat er wel enige flexibiliteit is.

 

Voor het plaatsen van verkeerslichten, verkeersborden en dergelijke is geen omgevingsvergunning nodig. Hiervoor is dus geen regeling opgenomen.

 

5.9 Verkeer - Railverkeer

De spoorlijn Stavoren - Leeuwarden heeft de bestemming Verkeer - Railverkeer. Ook de omliggende gronden, waaronder een deel van het voormalige spoorwegemplacement, heeft deze bestemming. Het vulpunt en de opslag voor lpg voor het tankstation aan de Kanaalstraat zijn aangeduid, zodat de veiligheidssituatie niet kan veranderen. Verder liggen er nog enkele volkstuinen binnen deze bestemming. Ook deze zijn aangeduid.

Bruggen, dammen en duikers zijn toegestaan. Gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan. Voor overige bouwwerken, anders dan ten behoeve van het railverkeer, is een bouwhoogte van 15,00 meter opgenomen.

 

5.10 Verkeer - Verblijfsgebied

Wegen en fietspaden met een ondergeschikte verkeersfunctie hebben de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Ook het busstation heeft de bestemming. Naast wegen en straten, voet- en rijwielpaden en parkeervoorzieningen bijvoorbeeld ook speelvoorzieningen overal in de bestemming mogelijk. Hierdoor komt de verblijfsfunctie naast de verkeersfunctie nadrukkelijk naar voren.

 

Ondergeschikt zijn tuinen, erven, terreinen en nutsvoorzieningen mogelijk. Dit maakt bijvoorbeeld een geringe wijziging van begrenzingen van dergelijke functies mogelijk. Bebouwing is niet toegestaan.

 

5.11 Water

De waterstructuren met een belangrijke waterkundige functie, hebben de bestemming Water. Dit zijn hoofdwatergangen met een belangrijke waterfunctie (bijvoorbeeld voor de afwatering). Er zijn geen flexibiliteitsbepalingen opgenomen om het water binnen de bestemming te dempen. Zodoende wordt de belangrijke waterstaatkundige functie van de als Water bestemde sloten en vaarten voldoende gewaarborgd.

 

Omgevingsaspecten

 

5.12 Wonen

De bestemming Wonen maakt de het gebruik van gronden voor woningen en de daarbij horende bebouwing mogelijk. Alle functies die bij de functie wonen horen, zijn in deze bestemming mogelijk gemaakt. Allereerst gaat het om woonhuizen. Deze vormen de hoofdfunctie met de daarbij behorende bouwwerken en overkappingen. Een combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep is mogelijk.

 

Functionele mogelijkheden

Ondergeschikt zijn onder andere woonstraten, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water mogelijk. Hierdoor is uitwisseling tussen functies mogelijk, wat de nodige flexibiliteit biedt. Enkele functies zijn uitgesloten. Het gaat om de bewoning van vrijstaande bijgebouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, detailhandel en bedrijvigheid, anders dan een aan-huis-verbonden beroep. Een aan-huis-verbonden beroep is alleen bij recht toegestaan wanneer voldaan wordt aan oppervlaktevereisten. Deze regeling is opgenomen in de specifieke gebruiksregels.

 

Binnen de bestemming zijn de volgende bouwwerken mogelijk gemaakt: hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken.

 

Bouwmogelijkheden

De gezamenlijke oppervlakte van alle bouwwerken mag maximaal 50% van het bouwperceel (dus niet bouwvlak) zijn. Deze algemene bouwregel biedt een richtlijn binnen de globale regeling, maar biedt ook flexibiliteit in de locatie en afmetingen van bouwwerken.

 

Voor de hoofdgebouwen geldt dat het in de bestemming om woningen gaat, omdat deze in ruimtelijke en functioneel opzicht de hoofdgebouwen op het perceel zijn. Deze moeten binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd. Voor de hoofdgebouwen is een maximale inhoud van 800 m3 opgenomen. De woning moet minimaal op 4 meter afstand van de naar de weg gekeerde perceelsgrens gebouwd worden. Verder is een afstand tot de zijdelingse en achtererfgrens opgenomen, waar het hoofdgebouw minimaal vanaf gebouwd moet worden.

De maatvoering van de hoofdgebouwen is in de regels opgenomen. Woningen mogen een maximale goot- respectievelijk bouwhoogte hebben van 7,00 en 9,00 meter.

 

Voor de bijbehorende bouwwerken en overkappingen is een specifieke regeling opgenomen. Deze bouwwerken horen nadrukkelijk bij de hoofdfunctie. De functie van de bouwwerken komt ruimtelijk tot uiting in een kleinere maatvoering dan de hoofdgebouwen. Voor deze bouwwerken is een maximale gezamenlijke oppervlakte opgenomen van 75 m2. Hierdoor wordt het volbouwen van het perceel voorkomen. Voor de goothoogte van aan- en uitbouwen is een specifieke regeling opgenomen.

 

 

5.13 Wonen - Werken

Op het Schutterveld zijn twee woon-werkkavels aanwezig. Dit betreffende de twee kavels langs de Randweg. Deze hebben de bestemming Wonen - Werken. Naast de woonfunctie zijn een aantal andere functies toegestaan. Dit zijn onder meer bedrijven categorie 1 en 2. Dergelijke bedrijven passen goed naast de woonfunctie. Ook zijn maatschappelijke functies, kantoren en andere functies zoals ateliers toegestaan. Qua bouwmogelijkheden is aangesloten bij de bestemming Wonen. Wel is een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mogelijk, namelijk 100 m2.

 

5.14 Leiding - Gas

 

In en buiten het plangebied Spoorwegemplacement liggen gasleidingen, die middels de dubbelbesteming 'Leiding-Gas' worden beschermd. Binnen een zone van 4 meter van weerszijden van de aanwezige leiding is het slechts toegestaan andere bouwwerken ten dienste van de bestemming op te richten. Het is verboden zonder omgevingsvergunning overige bouwwerken, werken en werkzaamheden uit te voeren.

 

Flexibiliteitsbepalingen

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt de betreffende dubbelbestemming te verwijderen. Vooraf wordt advies ingewonnen van de netwerkbeheerder.

 

 

 

5.15 Waarde - Archeologie 1

De bekende archeologische vindplaatsen in het gebied zijn beschermd door het opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1. De gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud van archeologische en cultuurhistorische waarden.

Deze dubbelbestemming is gekoppeld aan een plicht van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden alsmede aan bouwwerkzaamheden.

Ingrepen dieper dan 30 cm die het bodemarchief kunnen schaden, zijn in deze gebieden in principe niet toegestaan. Alleen als aangetoond is dat er geen archeologische waarden meer zijn, niet onevenredig worden geschaad of er maatregelen worden getroffen om de waarden te beschermen, is het mogelijk hier bodem roerende werkzaamheden uit te voeren. De omgevingsvergunningen worden alleen verleend wanneer er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische en cultuurhistorische waarden. De omgevingsvergunning is niet nodig voor werkzaamheden die gerekend worden tot het normale onderhoud.

 

Flexibiliteitsbepalingen

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt de betreffende dubbelbestemming te verwijderen. Dit kan bijvoorbeeld als blijkt dat er geen hoge archeologische verwachtingswaarde is, bijvoorbeeld door archeologisch onderzoek of anderszins gewijzigde inzichten.

 

5.16 Waarde - Archeologie 2

 
Voor het noordelijke gedeelte van het gebied Schuttersveld is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2" opgenomen. Voor ingrepen groter dan 500 m2 moet een archeologisch onderzoek uitgevoerd worden.

 

Alleen als aangetoond is dat er geen archeologische waarden meer zijn, niet onevenredig worden geschaad of er maatregelen worden getroffen om de waarden te beschermen, is het mogelijk hier bodem roerende werkzaamheden uit te voeren. De omgevingsvergunningen worden alleen verleend wanneer er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische en cultuurhistorische waarden. De omgevingsvergunning is niet nodig voor werkzaamheden die gerekend worden tot het normale onderhoud.

 

Flexibiliteitsbepalingen

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt de betreffende dubbelbestemming te verwijderen. Dit kan bijvoorbeeld als blijkt dat er geen hoge archeologische verwachtingswaarde is, bijvoorbeeld door archeologisch onderzoek of anderszins gewijzigde inzichten. Ook is de mogelijkheid opgenomen de dubbelbestemming aan te brengen. Dit kan indien nieuwe inzichten aanleiding geven tot het opnemen van een beschermende dubbelbestemming.

 

HOOFDSTUK 6 Economische uitvoerbaarheid

 

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overeenkomst artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient ten aanzien van een bestemmingsplanprocedure vroegtijdig overleg plaats te vinden met de betrokken adviespartners en overheden. Het voorontwerpbestemmingsplan is daarom toegezonden aan een aantal vaste overleg- en adviesinstanties. De reacties zijn voorzien van een gemeentelijk antwoord. De Reactienota Overleg is opgenomen als bijlage bij dit bestemmingsplan (zie Bijlagen bij de toelichting).

 

Binnengekomen reacties zijn verwerkt tijdens de voorbereiding van het ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpplan wordt vervolgens gedurende 6 weken ter inzage gelegd, waarbij een ieder in de gelegenheid wordt gebracht zienswijzen in te dienen. Deze zienswijzen wordt vervolgens betrokken in de vaststellingsfase. Het plan wordt uiteindelijk al dan niet gewijzigd vastgesteld.

 

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een actuele juridisch-planologische regeling. Er is geen sprake van te maken uitvoeringskosten. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente. De gemeenteraad heeft hiervoor in de begroting van dit jaar een bedrag beschikbaar gesteld. De kosten kunnen hieruit gedekt worden. De economische uitvoerbaarheid is hiermee voldoende aangetoond.

 

6.3 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken, planschade en kosten voor het opstellen van een bestemmingsplan. Indien sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor een exploitatieplan vast te stellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten “anderszins verzekerd” zijn en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht.

 

In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen, die worden aangemerkt als een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1. van het Bro. Zodoende is de afdeling grondexploitatie uit de Wro van toepassing. Het vaststellen van een grondexploitatieplan bij het bestemmingsplan is dan ook niet aan de orde.

HOOFDSTUK 7 Bijlagen bij de toelichting

 

 

 

 

 

BIJLAGE 1 Wateradvies

 

 

BIJLAGE 2 Nota van overleg