direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond
Plan: Bolsward Buitengebied
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1900.040704-OH01

Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Cultuurgrond' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuurgrond;
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf”;
  • c. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, die zijn genoemd in bijlage 2, mantelzorg, kleinschalig kamperen en/of logiesverstrekking, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf";
  • d. volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”;
  • e. het behoud en herstel van de bestaande karakteristieke hoofdvorm, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”;

en mede bestemd voor:

  • f. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie';
  • g. het beschermen van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop';
  • h. het beschermen van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen vaarweg, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg';
  • i. het beschermen van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen weg, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - weg';

met daaraan ondergeschikt:

  • j. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap, dat, voorzover de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van waarde - onregelmatige blokverkaveling”, mede gekenmerkt wordt door de oude onregelmatige blokverkaveling;
  • k. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen, zoals terpen met hun contouren en structuurlijnen;
  • l. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
  • m. openbare nutsvoorzieningen;
  • n. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • o. infrastructurele voorzieningen;
  • p. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterberging.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op of in de voor 'Agrarisch - Cultuurgrond' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. gebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
  • d. gebouwen ten behoeve van volkstuinen;
  • e. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, kunstwerken, platen, silo's, palen en masten;
  • f. windmolens.

3.2.2 De in lid 3.2.1. sub a tot en met c genoemde gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 3.2.1 sub a tot en met c genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend gebouwen ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven worden gebouwd;
  • b. de gebouwen zullen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. er zullen geen torensilo's, kassen, tunnelkassen, blaastunnels of naar de aard daarmee vergelijkbare gebouwen worden gebouwd;
  • d. per gebied, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf", mogen binnen de bouwvlakken uitsluitend gebouwen ten behoeve van één grondgebonden agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  • e. de bedrijfsgebouwen zullen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoningen dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd. Indien geen bedrijfswoning aanwezig is, zal de afstand van bedrijfsgebouwen tot de naar de weg gekeerde perceelgrens/-grenzen ten minste 15 m bedragen;
  • f. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen;
  • g. de gebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zullen tenminste 3 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • h. de maatvoering van een gebouw zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale
oppervlakte  
Goothoogte in m.   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m.  
  per
gebouw  
gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw   -   -   4,00   20   60   14,00  
Bedrijfswoning   150 m²*   -   3,50   30   60   9,00  
Gebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   -   100m²   3,50   -   -   5,00  


* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen.

3.2.3 De in lid 3.2.1. sub d genoemde gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 3.2.1 sub d genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "volkstuin";
  • b. de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 3 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 2,50 m bedragen;
  • d. de afstand tussen de gebouwen zal ten minste 2 m bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "volkstuin" zal ten hoogste één gebouw worden gebouwd.

3.2.4 Windmolens

Voor het bouwen van windmolens, gelden de volgende regels:

  • a. een windmolen zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "windturbine";
  • b. ter plaatse van de aanduiding "windturbine" zal ten hoogste één windmolen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte en de rotordiameter van een windmolen zal ten hoogste de bestaande bouwhoogte c.q. de bestaande rotordiameter bedragen.

3.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal binnen de bouwvlakken ten hoogste 2 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevels van de bedrijfswoningen ten hoogste 1 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal buiten de bouwvlakken ten hoogste 1 m bedragen;
  • c. silo's, platen en bassins zullen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal binnen het bouwvlak ten hoogste 10 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal buiten het bouwvlak ten hoogste 5 m bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.2 sub b in die zin dat gebouwen, in de functie van schuilgelegenheden voor dieren behorende tot een agrarische bedrijfsvoering, buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. er ten hoogste één gebouw wordt gebouwd per agrarisch bedrijf;
    • 2. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m² zal bedragen;
    • 3. de goothoogte van de gebouwen ten hoogste 3 m zal bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste 5 m zal bedragen;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 3.2.2 sub h in die zin dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot 6,00 m, mits:
    • 1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 3.2.2 sub h in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfswoningen wordt vergroot tot respectievelijk 6 m en/of 10 m, mits:
    • 1. de bedrijfswoning daarmee aansluit op een voor het landschap kenmerkend bebouwingstype;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. het bepaalde in lid 3.2.5 sub c in die zin dat mestsilo's of -platen buiten het aaneengesloten bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de mestsilo of -plaat direct aansluitend op het aaneengesloten bouwvlak wordt gesitueerd;
    • 2. de oppervlakte van een mestsilo ten hoogste 750 m² zal bedragen;
    • 3. de oppervlakte van een mestplaat, inclusief opstaande randen, ten hoogste 300 m² zal bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een mestsilo ten hoogste 4 m, exclusief afdekking, zal bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van de opstaande randen van een mestplaat ten hoogste 2 m zal bedragen;
    • 6. tevens de in lid 3.5 sub b genoemde omgevingsvergunning is verleend;
    • 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. het bepaalde in lid 3.2.5 sub e in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 15 m, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid;
  • b. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het aaneengesloten bouwvlak;
  • c. het opslaan van agrarische producten binnen het aaneengesloten bouwvlak voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw;
  • d. het opslaan van niet-agrarische producten en/of het stallen van auto's, caravans en boten anders dan in gebouwen;
  • e. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik;
  • f. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel in de vorm van de verkoop van eigen en streekeigen producten;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan:
    • 1. kleinschalig kamperen, waarbij niet meer dan 15 kampeermiddelen op het erf aansluitend op de bebouwing mogen worden geplaatst, het kamperen uitsluitend plaats mag vinden binnen de periode van 15 maart en 1 november van elk jaar en het kampeerterrein minimaal 25 m vanuit een belendend woonperceel gesitueerd moet zijn;
    • 2. logiesverstrekking, waarbij niet meer dan 3 eenheden per agrarisch bedrijf mogen worden gevestigd;
  • i. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief de gebouwen bij de bedrijfswoning, voor beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zodanig dat de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbijbehorende gebouwen ten dienste van de bedrijfswoning, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
  • j. het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw, houtteelt of andere opgaande meerjarige teeltvormen;
  • k. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.4 sub a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 3 opgenomen bedrijvigheid, mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf";
    • 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 3. er sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
    • 4. alle activiteiten ten behoeve van de kleinschalige uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid binnen de bestaande bebouwing wordt ondergebracht. Dit criterium is niet van toepassing als het gaat om het toelaten van (bedrijfseigen) mest en/of organische (bij)productvergisting;
    • 5. er geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, buiten de gebouwen plaats mag vinden. Dit criterium is niet van toepassing als het gaat om het toelaten van (bedrijfseigen) mest en/of organische (bij)productvergisting;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in 3.4 sub b in die zin dat gronden en bouwwerken buiten het aaneengesloten bouwvlak worden gebruikt voor het opslaan van mest, mits;
    • 1. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
    • 2. de opslag van de mest direct aansluitend aan het bouwvlak plaatsvindt;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk en natuurlijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 3.4 sub f in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:
    • 1. er sprake is van een zodanige bedrijfsopzet dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als duurzaam agrarisch bedrijf;
    • 2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan twee woningen worden gevestigd;
    • 3. er voldoende parkeergelegenheid op het bijbehorende erf wordt aangelegd;
    • 4. de vestiging geen onevenredige afbreuk doet aan de milieusituatie van agrarische bedrijven in de directe omgeving;
    • 5. de geluidbelasting van de geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. het bepaalde in lid 3.4 sub j in die zin dat de gronden ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering worden gebruikt voor houtteelt of andere opgaande teeltvormen, mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast in aansluiting op bestaande opgaande landschapselementen;

deze afwijking niet wordt toegepast op gronden welke zijn bestemd als 'Waarde - Archeologie';

    • 1. een minimale afstand van 10 m wordt aangehouden tot aangrenzende agrarische productiegronden in verband met schaduwwerking;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap;
    • 3. na de winning de oorspronkelijke kenmerken van het landschap herkenbaar blijven;
  • e. het bepaalde in lid 3.4 sub k in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbij behorende bouwwerken, mits:
    • 1. deze afwijking niet wordt toegepast op gronden welke zijn bestemd als 'Waarde - Archeologie';
    • 2. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg op of direct aansluitend op het bouwperceel wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
    • 3. er vanwege de paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);
    • 4. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
    • 5. er geen bouwwerken ten behoeve van verlichting bij een paardrijdbak worden opgericht.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningsplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas in de vorm van éénrijige beplanting langs landbouwgronden of schuilgelegenheid voor vee, niet zijnde bomen en/of houtgewas onderdeel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt;
  • b. het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van éénrijige beplanting langs landbouwgronden of schuilgelegenheid voor vee;
  • c. het wijzigen van het onregelmatige blokverkavelingspatroon door het dempen en/of graven van (erf)sloten en/of andere watergangen, en het aanbrengen van kunstwerken zoals dammen en stuwen, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - onregelmatige blokverkaveling";
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, zodanig dat er een verschil in hoogte c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 30 cm;
  • e. het aanleggen van aarden wallen;
  • f. het realiseren van ecologische verbindingszones;
  • g. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
  • h. het aanleggen van ondergrondse, bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen.

3.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, welke:

  • a. het normale onderhoud en/of het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

3.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van het open landschap, het oude onregelmatige blokverkavelingspatroon, de cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen en de archeologische waarden. Bij de afweging van de toelaatbaarheid van vergunningplichtige werken en werkzaamheden zal de landschaps- en beheersvisie, zoals opgenomen in bijlage 5 van de toelichting, onderdeel van het toetsingskader zijn.

3.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.7.1 Vergunningsplicht

Voor het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" is een omgevingsvergunning vereist.

3.7.2 Uitzondering

Het bepaalde in 3.7.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud en/of het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

3.7.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm vanwege een calamiteit niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven;
  • c. het delen van een gebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop waarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aan een bouwperceel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf", met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:
    • 1. de oppervlakte wordt vergroot tot ten hoogste 1,5 hectare;
    • 2. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
    • 3. er binnen het bestaande bouwperceel geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
    • 4. een koppelteken wordt aangebracht, indien de uitbreiding van het bouwperceel betrekking heeft op gronden gelegen aan een andere zijde van een aangelegen weg;
    • 5. er zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 7. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
  • b. een ter plaatse aangegeven bouwperceel geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd of bij gelijkblijvende omvang qua situering wordt gewijzigd, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:
    • 1. de bedrijfsvoering geheel of gedeeltelijk wordt beëindigd;
    • 2. er een bedrijfstechnische noodzaak is om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten, de situering van het bouwperceel/-vlak te wijzigen;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de aanduiding "zorgboerderij" ter plaatse wordt aangebracht, mits;
    • 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 2. de functie ondergebracht wordt in de bestaande gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimtes die worden gebruikt ten behoeve van de zorgfunctie ten hoogste 1.000 m² zal bedragen;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de aanduiding "karakteristiek" ter plaatse geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
    • 1. de karakteristieke hoofdvorm vanwege een calamiteit niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw moet of uit-sluitend nog kan vervullen;
  • e. de gronden buiten het bouwperceel worden voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - mestopslag", mits:
    • 1. deze wijziging niet wordt toegepast op gronden welke zijn bestemd als 'Waarde - Archeologie';
    • 2. de oppervlakte van een mestsilo ten hoogste 1.500 m² zal bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een mestsilo, inclusief afdekking, ten hoogste 5 m zal bedragen;
    • 4. er sprake is van een goede en verkeersveilige ontsluiting;
    • 5. er een bedrijfstechnische noodzaak is voor het opslaan van de mest ten behoeve van meerdere agrarische bedrijven op grotere afstand van het bouwperceel;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf", wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - W(a)5 (vrijstaande woningen)' ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de bestemming 'Wonen - W(a)5 (vrijstaande woningen)' van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf" ter plaatse wordt verwijderd;
    • 3. de wijzigingsbevoegdheid passend is in het geldende Woonplan, waarover met Gedeputeerde Staten van Fryslân overeenstemming is bereikt;
    • 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 5. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel het voormalige boerderijpand;
    • 6. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
    • 7. de geluidbelasting van de geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond', ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf", wordt gewijzigd in de bestemmingen 'Wonen - W(a)1 (vrijstaande woningen)' of 'Wonen - W(a)5 (vrijstaande woningen)' ten behoeve van compensatie, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de bestemming 'Wonen - W(a)1 (vrijstaande woningen)' of 'Wonen - W(a)5 (vrijstaande woningen)' van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf" ter plaatse wordt verwijderd;
    • 3. de wijzigingsbevoegdheid passend is in het geldende Woonplan, waarover met Gedeputeerde Staten van Fryslân overeenstemming is bereikt;
    • 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 5. op het betreffende voormalige bouwperceel ten minste 1.000 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, wordt gesloopt;
    • 6. het ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis uitsluitend in een bestaand bebouwingslint of -cluster wordt gebouwd;
    • 7. er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een versterking van de ruimtelijke en milieukwaliteit;
    • 8. de geluidbelasting van de geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond', ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf", wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - 2' of 'Maatschappelijk - Verenigingsleven', ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van de bestemmingen 'Bedrijf - 2' of 'Maatschappelijk - Verenigingsleven' van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf" ter plaatse wordt verwijderd;
    • 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 4. de functie ondergebracht wordt in de bestaande gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging;
    • 5. de wijzigingsbevoegdheid naar 'Maatschappelijk - Verenigingsleven' uitsluitend wordt toegepast, indien de vestiging plaatsvindt aansluitend aan een kern;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.