Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Beerta
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1895.05BP0001-0401

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsgebouwen ten behoeve van:
  1. veehouderijen, niet zijnde intensieve veehouderijen;
  2. akkerbouwbedrijven;
  3. tuinbouwbedrijven en kwekerijen;

    met de daarbij behorende:
  4. bedrijfswoning;
  5. cultuurgrond;
  6. mestsilo;
  7. tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, groenvoorzieningen, straten en paden en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

    met daaraan ondergeschikt:
  8. kleinschalige aan de agrarische bedrijfsvoering ondergeschikte detailhandel in (streekgebonden) agrarische producten.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  2. de gezamenlijke oppervlakte aan bebouwing mag maximaal 70% van het bouwvlak bedragen;
  3. per bedrijf mag ten hoogste één bedrijfswoning worden opgericht;
  4. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning bedragen niet meer dan respectievelijk 8 meter en 14 meter dan wel ten hoogste de goot-en bouwhoogte van de bestaande bedrijfswoning indien deze meer bedraagt;
  5. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen bedragen niet meer dan respectievelijk 4 meter en 14 meter dan wel ten hoogste de goot- en bouwhoogte van de bestaande bedrijfsgebouwen indien deze meer bedragen;
  6. de dakhelling bedraagt ten minste 35°, dan wel ten minste de dakhelling van het bestaande gebouw indien deze minder bedraagt.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:
  1. binnen het in artikel 3 lid 2.1 sub a bedoelde bouwvlak de bouwhoogte van bouwwerken, geen bouwwerken zijnde, ten behoeve van agrarische bedrijven ten hoogste 14 meter mag bedragen, met dien verstande dat reclamemasten ten hoogste 6 meter bedragen;
  2. buiten het in artikel 3 lid 2.1 sub a bedoelde bouwvlak geen mestsilo's mogen worden gebouwd en dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 meter mag bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van: 
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het landschaps- en bebouwingsbeeld;
  • de duisternis;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de plaats van bebouwing.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van:
  1. het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 sub e ten behoeve van een hogere goothoogte, met dien verstande dat de goothoogte niet meer dan 5,5 m mag bedragen;
  2. het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 sub f  ten behoeve van een dakhelling kleiner dan 35°.
De afwijkingen mogen: 
  1. geen negatieve invloed hebben op het milieu, de kwaliteit van de bodem en het grond- en oppervlaktewater;
  2. geen negatieve invloed hebben op de ontwikkelingsmogelijkheden van andere gronden en gebouwen.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Onder met dit bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in elk geval begrepen:
  1. het gebruik van gronden voor reclamedoeleinden anders dan voor het op de gronden gevestigde bedrijf;
  2. intensieve veehouderijen;
  3. het opwekken van elektriciteit door middel van (co-)vergisting van mest.