direct naar inhoud van 5.3 Ontwikkelingsruimte voor agrarische bedrijven
Plan: Butengebiet Dantumadiel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1891.bpBUbuitengeb-0401

5.3 Ontwikkelingsruimte voor agrarische bedrijven

5.3.1 Samenvattend

De agrarische sector is een belangrijke economische factor en grondgebruiker in het buitengebied. De gemeente wil de agrarische bedrijven dan ook voldoende ontwikkelingsruimte bieden. De agrarische bedrijven hebben daarom een bestemmingsvlak met een bouwvlak van netto maximaal anderhalve hectare gekregen.Het bestemmingsvlak is bruto meer dan deze maximaal anderhalve hectare van het bouwvlak. Bij verdere groei tot een bestemmingsvlak boven de anderhalve hectare is een wijziging van het bestemmingsplan vereist. Via deze wijziging kan worden gegroeid tot maximaal drie hectare.

Op het agrarisch bedrijf is ruimte voor nevenactiviteiten. Voor bedrijven die op termijn stoppen biedt het bestemmingsplan mogelijkheden voor vervolgfuncties zoals wonen, zorg, kleinschalige bedrijvigheid of recreatie.

Het gemeentelijk beleid voldoet aan de eisen die door de provincie zijn gesteld aan grote veehouderijen. Dit provinciaal beleid is opgenomen in 2.2.1.

5.3.2 Bouwblok voor de bedrijven met een vergunning

Alle bestaande agrarische bedrijven hebben een agrarisch bouwvlak gekregen. Het gaat om alle bedrijven waarvoor een vergunning is afgegeven door de gemeente of die onder een AmvB voor landbouwbedrijven vallen.

In de Nota Ruimtelijk Beleid Buitengebied is onderscheid gemaakt in verschillende groottes van agrarische bedrijven. Voor het hobbymatig houden van vee, de kleine en volwaardige bedrijven gelden andere bestemmingen. Ook is een regeling voor groeiers opgenomen. In de volgende tabel is hiervan een overzicht gegeven.

Omvang van de agrarische activiteit   Regeling in het bestemmingsplan   Mogelijkheid om te groeien?  
Hobbymatig houden van vee   Bestemming "Wonen",
 
Regeling om onder voorwaarden meer bijgebouwen voor het stallen van vee te realiseren (zie ook paragraaf 5.4.4 Hobbymatig houden van vee   
Agrarisch kleinbedrijf (m.n. afbouwers)   Bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" met de nadere aanduiding "specifieke vorm agrarisch - agrarisch kleinbedrijf'.   Mogelijkheid om via wijzigingsbevoegdheid door te groeien naar een volwaardig agrarisch bedrijf.  
Volwaardige agrarische bedrijven   Bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf". Bouwvlak van maximaal 1,5 hectare.
 
Mogelijkheid om via wijzigingsbevoegdheid door te groeien naar een bouwvlak van maximaal 3 hectare.  

5.3.3 Bouwblok in eerste instantie maximaal 1,5 hectare groot

De agrariërs die nu een vergunning hebben of die onder een AmvB voor landbouwbedrijven vallen hebben in dit bestemmingsplan een agrarische bedrijfsbestemming gekregen. De bestemming voor deze bedrijven is "Agrarisch - Agrarisch bedrijf". Op de verbeelding is voor deze bedrijven een bestemmingsvlak "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" opgenomen. Binnen het bestemmingsvlak is voor een deel van de percelen een bouwvlak van netto maximaal anderhalve hectare opgenomen. Het bestemmingsvlak is dus altijd groter dan het bouwvlak. Alleen binnen het bouwvlak mag gebouwd worden.Het bouwvlak ligt in ieder geval niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning. Hier liggen vaak de oprit, erfverharding of een tuin. Omdat de tuin en oprit en dergelijke wel onderdeel uitmaken van het bedrijf zijn deze elementen opgenomen in het bestemmingsvlak, maar niet in het bouwvlak. Met de situering van het bouwvlak wordt ook geregeld dat er niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd kan worden. Dit is gedaan vanuit een stedenbouwkundig oogpunt en ten behoeve van de verkeersveiligheid.

Binnen deze maat van anderhalve hectare moeten alle voorzieningen voor het agrarisch bedrijf gerealiseerd worden: de veestallen, opslagloodsen, wagenbergingen, erfverharding, mestsilo's, sleufsilo's, kuilvoerplaten, de bedrijfswoning met bijgebouwen en de landschappelijke inpassing. Met een bouwvlak binnen het bestemmingsvlak "Agrarisch - Agrarisch Bedrijf" is aangegeven waar mag worden gebouwd binnen deze bestemming. Binnen dit bouwvlak moeten ook de overige voorzieningen, niet zijde gebouwen of bouwwerken, gerealiseerd worden.

Het deel van het agrarisch bouwvlak dat (nog) niet wordt gebruikt als agrarisch bouwblok is bestemd voor de aangrenzende gebiedsbestemming. Zo is het huidige gebruik (bijvoorbeeld weiland) geregeld.

Een beperkt aantal percelen is vanwege eerdere vergunde uitbreidingen nu al groter dan de toegestane anderhalve hectare en heeft daarom een groter bouwblok gekregen dat recht doet aan de feitelijke situatie. Het tegenovergestelde kan ook het geval zijn. Een deel van de percelen heeft niet het maximale bouwvlak van anderhalve hectare gekregen.In een aantal gevallen laat de omgeving dit niet toe. Een bedrijf ligt bijvoorbeeld zo dicht bij of tussen de woonbebouwing dat de ruimte er fysiek niet is. Zo wordt voorkomen dat er schijnruimte voor ontwikkeling van agrarische bedrijven in het bestemmingsplan is opgenomen.

Bij een groei van het bedrijf die deze anderhalve hectare overtreft is via een wijziging van het bestemmingsplan een groei tot maximaal drie hectare mogelijk. Deze mogelijkheid geldt alleen voor de grondgebonden bedrijven. Zie hiervoor paragraaf 5.3.9 over uitbreidingen van agrarische bedrijven.

Grondgebonden agrarische bedrijven

Het overgrote deel van de agrarische bedrijven in de gemeente zijn grondgebonden bedrijven zoals: melkveebedrijven, schapenhouderijen en kwekerijen. In de begripsbepalingen is een definitie van grondgebonden agrarisch bedrijf opgenomen. Hierin stonden aanvankelijk onder meer de inmiddels vervallen provinciale voorwaarden over grondgebondenheid (het bedrijf heeft binnen een straal van 10 kilometer om de huiskavel voldoende grond om voor minimaal75% van de eigen ruwvoerproductie en mestafzet te kunnen voorzien. Minstens 40% van de gronden ligt rondom de huiskavel). In de milieueffectrapportage is gerekend met deze aannames. Het rekenen met deze aannames leidde tot een positief effect op de stikstofdepositie. Aan de voorwaarde dat ergeen significant negatieve effecten mogen optreden aan Natura2000 gebieden door de grondgebonden veehouderij in Dantumadiel kan ook voldaan worden door een omgevingsvergunning slechts dan te verlenen als aanvrager aantoont geen significant negatieve effecten te veroorzaken op Natura2000 gebieden.

Paardenhouderijen

Productiegerichte paardenhouderijen vallen onder de regeling voor agrarische bedrijven. In de praktijk komen dit soort bedrijven niet of nauwelijks voor. Vaak is er sprake van een mengvorm tussen fokken, trainen en handelen in paarden: de gebruiksgerichte paardenhouderij. De bestaande gebruiksgerichte paardenhouderijen zijn bestemd als "Agrarisch - Paardenhouderij". Omdat het hier om een bijzondere agrarische bedrijfstak gaat, die meer gericht is op het gebruik (trainen, beleren, keuren, bieden van pensionstal) van de paarden dan het fokken en leveren van een agrarisch product is er voor gekozen deze bedrijfstak niet overal bij recht toe te staan. De ruimtelijke uitstraling van deze bedrijven is anders dan die van andere agrarische bedrijven, er staan bijvoorbeeld veel meer bouwwerken zoals: hekken, paardenbakken, longeerruimtes, springtoestellen en lichtmasten. Ook hier geldt dat binnen de bestemmingsvlakken een bouwvlak is aangegeven. Binnen dit bouwvlak mag de bebouwing ten behoeve van de paardenhouderij worden opgericht. Bebouwing en andere bouwwerken zoals een paardenbak, stap- en trainingsmolen of springtoestellen zijn alleen binnen het bouwvlak toegestaan.

Nieuwe gebruiksgerichte paardenhouderijen zijn mogelijk via een wijzigingsbevoegdheid. Met deze wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" worden gewijzigd in de bestemming "Agrarisch - Paardenhouderij". Naar verwachting komen binnen de planperiode veel kavels vrij als gevolg van bedrijfsbeëindigingen. De gemeente wil zuinig omgaan met de ruimte en stimuleert daarom hergebruik van bestaande bedrijfsgebouwen. Nieuwvestiging van een gebruiksgerichte paardenhouderij is daarom niet mogelijk.

Voorwaarde is dat via een bedrijfsplan is aangetoond dat het bedrijf een duurzaam toekomstperspectief (volwaardig bedrijf met een volledig inkomen voor 1 arbeidskracht: bedrijf heeft een lange termijnperspectief) heeft. Via een erfinrichtingsplan moet worden aangetoond dat het bedrijf goed in het landschap past. In de "Richtlijnen voor nieuwe ontwikkelingen" zijn inrichtingsprincipes voor agrarische bouwvlakken opgenomen. Hier moet aan voldaan worden. De richtlijnen zijn opgenomen als bijlage bij de regels.

Kwekerijen

Voor kwekerijen geldt dat de gronden die ze in gebruik hebben zijn volgeplant met plantmateriaal (bomen, struiken, heesters....etc). De ruimtelijke uitstraling van een kwekerij is ook wezenlijk anders dan die van een veehouderij. Door de verdichting van het landschap passen kwekerijen dan ook niet in het open landschapstype dat in grote delen van de gemeente voorkomt. Daarom zijn alleen de bestaande kwekerijen positief bestemd.

In het bestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen die het mogelijk maakt om gronden buiten de bestemming "Agrarisch - Kwekerij" te gebruiken voor boom- en sierteelt, fruitteelt en houtteelt. Dit is alleen mogelijk op gronden met de bestemming "Agrarisch - Woudenlandschap". Dit is het enige landschapstype binnen de gemeente waar dergelijke teelten na een afweging inpasbaar kunnen zijn. In de overige gebieden zijn deze teelten niet toegestaan vanwege het verdichtende karakter dat deze teelten hebben. Bollenteelt vraagt daarnaast om bodemingrepen als egaliseren die het lokaal voorkomende microreliëf aantasten. Overigens heeft er in gemeente tot op heden vanwege het ongeschikt zijn van de bodem geen (grootschalige) bloembollenteelt plaatsgevonden.

Intensieve veehouderijen

Voor intensieve veehouderijen is het provinciaal beleid gevolgd: nieuwe intensieve veehouderijen zijn niet toegestaan. De bestaande intensieve veehouderijen zijn daarom vastgelegd op de verbeelding. Met de aanduiding "intensieve veehouderij" binnen de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" is aangegeven dat alleen op deze locaties een intensieve veehouderij is toegestaan. Het maximale bouwblok voor een intensieve veehouderij bedraagt anderhalve hectare. Verdere groei is voor deze agrarische bedrijven niet toegestaan tenzij er meer bebouwing nodig is om te kunnen voldoen aan eisen voor dierenwelzijn (het aantal dieren blijft wel gelijk).

Agrarische kleinbedrijven

Een aantal agrarische bedrijven betreft de zogenaamde agrarische kleinbedrijven. Deze bedrijven zijn aangeduid met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - agrarisch kleinbedrijf". Voor deze percelen geldt een bouwvlak van maximaal een halve hectare. Dit bouwvlak mag voor 50% worden bebouwd.

5.3.4 Goede landschappelijke inpassing van nieuwe bedrijfsgebouwen vereist

Voor alle agrarische bedrijfsbestemmingen geldt dat de gronden mede zijn bestemd voor de landschappelijke inpassing van het bedrijf. In de bouwbepalingen is opgenomen dat nieuwe stallen uitsluitend mogen worden gerealiseerd als ze landschappelijk worden ingepast. Het bij de aanvraag voor omgevingsvergunningen in te dienen erfinrichtingsplan moet voldoen aan de eisen die gesteld zijn in de "Richtlijnen voor nieuwe ontwikkelingen". De richtlijnen zijn opgenomen in Bijlage 4 bij de regels.

In de gebruiksbepalingen is opgenomen dat erfbeplanting die is aangelegd volgens zo'n erfinrichtingsplan niet zonder omgevingsvergunning mag worden verwijderd. Dit geldt ook voor erfbeplanting die al aanwezig is, deze mag niet zonder omgevingsvergunning worden verwijderd.

In de wijzigingsbevoegdheden is bepaald dat bij functiewijzigingen (agrarisch bedrijf stopt en er wordt een vervolgfunctie mogelijk gemaakt) ook een erfinrichtingsplan conform de "Richtlijnen voor nieuwe ontwikkelingen" moet worden overlegd. De richtlijnen zijn opgenomen als bijlage bij de regels.

5.3.5 Bouw- en gebruiksregels bepalen maten en gebruiksmogelijkheden

In de planregels bij de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" is een tabel per type bebouwing (bedrijfsgebouw, bedrijfswoning, ander-bouwwerk etc) aangegeven wat de maximaal toegestane hoogtes, dakhellingen en oppervlaktes zijn. Ook is de afstand tot de weg geregeld. Er mag alleen worden gebouwd binnen het bouwvlak en voor een reëel agrarisch bedrijf. Met het bouwvlak is geregeld dat er niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd kan worden. Ook moet het beginsel van bebouwingsconcentratie in acht worden genomen. Dit houdt in dat de bebouwing geconcentreerd gebouwd moet worden binnen het bouwblok dat het agrarisch bedrijf toegekend heeft gekregen. Hierna is schematisch een plaatje weergegeven wanneer wel en niet aan het beginsel van bebouwingsconcentratie wordt voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.bpBUbuitengeb-0401_0001.jpeg"

Via de nadere eisen kan de het college van burgemeester en wethouders in de omgevingsvergunning eisen stellen aan de plaats en afmeting van gebouwen. Dit kan gewenst zijn om te komen tot een goede landschappelijke inpassing, maar ook om hinder in de naaste omgeving te voorkomen of te beperken (bijvoorbeeld een stal of emissiepunt verplaatsen) of om de verkeersveiligheid te garanderen (een stal kan te dicht bij een kruising staan en het zicht op de weg ontnemen).

Kassen zijn niet toegestaan als bedrijfsgebouw, deze zijn alleen bij kwekerijen nodig en toegestaan.

De nieuwe typen melkveestallen zijn vaak voor een groot deel open. Omdat de verlichting 's avonds en 's nachts aanstaat is de lichtuitstraling van deze bedrijven aanzienlijk. Omdat een belangrijke kwaliteit van het buitengebied de donkerte is en vogels en dieren in aangrenzende percelen en singels last kunnen hebben van dit licht (verstoord dag- en nachtritme), dient de lichtuitstraling beperkt te worden. In de bouw- en gebruiksregels is daarom bepaald dat voor nieuw te bouwen melkveestallen geldt dat de lichtuitstraling niet meer dan 150 lux bedraagt of dat de lichtuitstraling (bij meer dan 150 lux) tussen 20.00 en 6.00 uur is voorzien van de voorzieningen die de lichtuitstraling met minimaal 90% beperken.

Het opslaan en storten van materialen op gronden binnen en buiten het bouwvlak die geen verband houden met de normale agrarische bedrijfsvoering is niet toegestaan.

5.3.6 Er is één bedrijfswoning toegestaan

In de planregels is bepaald dat het bestaande aantal bedrijfswoningen is toegestaan. Via een afwijking van de bouwregels kan een tweede bedrijfswoning bij het agrarisch bedrijf worden toegestaan. De initiatiefnemer moet dan aantonen (met een bedrijfsplan) dat er een arbeidsbehoefte is voor twee personen. Dit is het geval op bedrijven als er continu toezicht nodig is op de levende have, bijvoorbeeld bij bedrijven waar veel jonge dieren geboren worden en direct ingrijpen nodig kan zijn. Een tweede voorwaarde is dat de bedrijfswoning, met de bijbehorende bijgebouwen, landschappelijk wordt ingepast. Dit moet worden aangetoond met een erfinrichtingsplan dat op basis van het document "Richtlijnen voor nieuwe ontwikkelingen" moet worden overlegd. De richtlijnen zijn opgenomen als bijlage bij de regels.

5.3.7 Nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf

Als verbreding van de bedrijfsvoering of verruiming van het inkomen uit het bedrijf zijn een aantal niet-agrarische nevenactiviteiten toegestaan. Daarbij kan gedacht worden aan het be- en verwerken van de agrarische producten (zuivelproducten maken), de detailhandel in steekeigen producten, zorg (zorgboerderij), natuur- en landschapsbeheer, kleinschalige en lichte bedrijvigheid (categorie 1 en 2 bedrijven volgens de bij de regels opgenomen lijst van bedrijven), een paardenpension, kleinschalige horeca zoals een theeschenkerij. Daarnaast is kleinschalige verblijfsrecreatie zoals een bed- and brochje (maximaal 80 m2 per kamer/appartement) of een groepsaccommodatie toegestaan.

De activiteiten moeten plaatsvinden in de bestaande bebouwing. Hiervoor mag de bebouwing verbouwd of herschikt worden. Een derde deel van de bestaande bedrijfsgebouwen mag voor deze nevenactiviteiten gebruikt worden. Een boerderijwinkel voor de verkoop van streekproducten mag maximaal 100 m2 groot zijn. Hiermee blijft de nevenactiviteit in ruimtelijk opzicht ondergeschikt aan de hoofdactiviteit: het agrarisch bedrijf.

Met een afwijking kan een kleinschalig kampeerterrein, een uitbreiding van een kleinschalig kampeerterrein of een mestvergistingsinstallatie bij het bedrijf worden toegestaan. In de voorwaarden is voor alle drie de mogelijkheden bepaald dat de landschappelijke inpassing moet zijn aangetoond met een erfinrichtingsplan gebaseerd op de richtlijnen voor nieuwe ontwikkelingen.

Voor de kleinschalige kampeerterreinen gelden minimale afstanden tot het erf van een derde en een maximum aantal plaatsen gerelateerd aan een maximale oppervlakte van het kampeerterrein. Binnen de gehele gemeente zijn maximaal 20 kleinschalige kampeerterreinen toegestaan.

In de bestaande gebouwen op een agrarisch bedrijf is caravanstalling toegestaan.

Bij de mestvergisters is onderscheid gemaakt in installaties waarin de mest van het eigen bedrijf wordt verwerkt en de restproducten op het eigen bedrijf worden gebruikt en installaties die door meerdere bedrijven worden gebruikt. Bij dit tweede type mestvergister vindt een extra toets op het aspect verkeer plaats. Kunnen de bestaande wegen de extra en/of zwaardere verkeersstromen aan?

5.3.8 Serrestallen, boogstallen en akkerbouwloodsen

Een nieuw type stal is de serrestal of de boogstal. De serrestal heeft een veel hogere goothoogte dan de traditionele melkstal.Hierdoor ontstaan hogere en meer in het oog springende wanden en gevels. De goot van een boogstal ligt juist op grondniveau. Bij beide staltypen wijkt de dakhelling af van de traditionele stallen.

Vanwege de opvallende verschijningsvorm wil de gemeente wordt dit staltypen pas na een afwijking verleend. De goothoogte van een bedrijfsgebouw mag met deze afwijking verhoogd worden tot maximaal 6 meter. Ook hierbij geldt dat een goede landschappelijke inpassing moet zijn aangetoond met een erfinrichtingsplan.

5.3.9 Groei tot drie hectare mogelijk via een wijziging van het bestemmingsplan

Voor de agrarische bedrijven die willen groeien en groter worden dan de hiervoor genoemde anderhalve hectare is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Voorwaarden voor deze bevoegdheid zijn:

  • in het bouwperceel van 1,5 hectare is geen ruimte meer voor de nieuwe bebouwing;
  • de wegen die naar het bedrijf leiden moeten geschikt zijn voor de extra of veranderende (zwaardere machines en trekkers) verkeersbewegingen. de geschiktheid kan ook betrekking hebben op de verkeersveiligheid;
  • de nieuwe bebouwing sluit aan op de bestaande bebouwing (beginsel van bebouwingsconcentratie);
  • de bebouwing moet goed worden ingepast in het landschap. De aanvrager dient hiervoor een erfinrichtingsplan in bij de gemeente. Het erfinrichtingsplan moet voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de bijlage "Richtlijnen bij nieuwe ontwikkelingen" bij de planregels.
  • nieuwbouw van veestallen of de uitbreiding van bestaande veestallen uitsluitend is toegestaan indien door de aanvrager van de omgevingsvergunning is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie van het desbetreffende bedrijf.
5.3.10 Agrarisch kleinbedrijf naar volwaardig bedrijf laten groeien

In het bestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen om de bedrijven die zijn aangeduid als klein agrarisch bedrijf te laten groeien. De aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - agrarisch kleinbedrijf" wordt dan van het bestemmingsvlak afgehaald.

Het bedrijf moet in een bedrijfsplan aantonen dat wordt doorgegroeid naar een volwaardig agrarisch bedrijf, zonder dat dit significant negatieve effecten heeft op een Natura2000 gebied.

5.3.11 Mogelijkheden voor beëindigde agrarische bedrijven

Een deel van de agrarische bedrijven zal de komende jaren de bedrijfsvoering staken. Om verloedering te voorkomen wil de gemeente nieuwe functies mogelijk kunnen maken in de vrijkomende gebouwen. Goede vervolgfuncties zijn wonen, recreatie, zorg en niet-agrarische bedrijven uit de lichte milieucategorieën. In het bestemmingsplan is hiervoor in de algemene wijzigingsbepalingen de mogelijkheid opgenomen deze vervolgfuncties toe te staan, zoals wonen (in de bestaande bedrijfswoning), een zorgfunctie (eventueel met woonruimte voor de cliënten), een bedrijfsbestemming, recreatie, cultuur of horeca.

De volgende voorwaarden gelden voor de vervolgfuncties.

  • De aanwezige karakteristieke bebouwing moet behouden blijven. Bij een wijziging naar een woonbestemming is maximaal één woning toegestaan. Dit zal in de praktijk de bestaande bedrijfswoning zijn. Wanneer wooneenheden voor zorgverlening worden gebouwd moeten deze binnen de bestaande woonbebouwing worden gerealiseerd, zelfstandige woningen zijn hier niet toegestaan. Woonvormen zoals zorgappartementen met gezamenlijke voorzieningen zijn wel toegestaan. Deze woonvormen kunnen ook gecombineerd worden met bijvoorbeeld een zorgboerderij. Nieuwe wooneenheden moeten passen in de afspraken die gemaakt zijn in het kader van het Woonprogramma;
  • Wanneer de vervolgfunctie verblijfsrecreatie of zorg betreft geldt dat deze functie gerealiseerd moet worden in het bestaande hoofdgebouw;
  • De bestaande bedrijfswoning(en) krijgen een nieuwe functie als burgerwoning of bedrijfswoning bij de nieuwe bedrijfsactiviteit. Voor de toe te stane functies/activiteiten moet er voldoende parkeercapaciteit op het bijbehorende erf aanwezig zijn;
  • De toe te stane functie van bedrijfsdoeleinden is alleen bedoeld voor ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven zoals omschreven in de categorieën 1 en 2 van de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" (zie bijlagen bij de regels)
  • Voor alle wijzigingsbevoegdheden geldt dat nabijgelegen bedrijven of woningen niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt of belemmerd op basis van de milieuaspecten bodem, geluid, stof, geur en hindercirkels.
  • De toe te stane functies/activiteiten mogen niet tot gevolg hebben dat een onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen plaatsvindt of dusdanig zwaar verkeer wordt aangetrokken waarop de bestaande (toeleidende) wegen niet zijn berekend.
  • Bij alle nieuwe functies geldt dat de nieuwe activiteit landschappelijk goed moet worden ingepast volgens de richtlijnen voor nieuwe ontwikkelingen. Het onbebouwde erf mag niet voor de opslag van goederen en materialen en/of het stallen van voertuigen en machines ten behoeve van de nieuwe functie worden gebruikt.
5.3.12 Vergunningen voor werken en werkzaamheden

Voor een aantal werken en werkzaamheden geldt binnen het agrarisch bouwblok een vergunningenstelsel. Dit heeft te maken met het feit dat een deel van de agrarische bouwblokken (nog) als agrarisch gebied (weiland, akker) in gebruik is en daarmee onbebouwd is. Het aanleggen en verharden van wegen en paden is vergunningplichtig. De vergunningplicht geldt niet voor een directe ontsluiting van het erf of een koe- of kavelpad. Voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik (met uitzondering van het aanleggen van onverharde paden) zijn wel vergunningplichtig.

Ook gelden de regels voor de houtsingels niet op de agrarische bestemmings- en bouwvlakken.