4.5 Natuur en soorten
De huidige inrichting van het plangebied bestaat uit grotendeels leegstaande huizenblokken met kale grond, waarop voorheen huizenblokken hebben gestaan. Op dit moment zijn nog een aantal huizenblokken ter plaatse aanwezig zijn. De overige voormalige bebouwing is inmiddels niet meer aanwezig, waardoor lege velden worden afgewisseld met bebouwing.
Voor het plangebied is een onderzoek gedaan naar de aanwezige natuurwaarden. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in de rapportage 'Locatieonderzoek natuurwaarden, Natuur- en soortenbeleid Thienbunder, gemeente Sittard', dat is opgenomen in bijlage 10.
Het plangebied maakt geen deel uit van de EHS. Gelet op de afstand en tussengelegen bebouwing zijn tevens geen negatieve effecten te verwachten op nabijgelegen EHS gebieden door externe werking vanuit het plangebied. Er is geen noodzaak tot het uitvoeren van vervolgstappen.
Het plangebied maakt geen deel uit van gebieden die beschermd zijn binnen de Provinciale Ontwikkelingszone Groen. Tevens zijn er geen negatieve effecten door externe werking vanuit het plangebied te verwachten op deze gebieden. Er is geen noodzaak tot het uitvoeren van vervolgstappen.
Op grond van de beschikbare verspreidingsgegevens, aangevuld met het veldbezoek 18 mei 2011 kan het volgende worden geconcludeerd ten aanzien van de mogelijke aanwezigheid van van bepaalde soorten flora en fauna in het plangebied:
- Het plangebied vormt een leefgebied voor diverse algemeen voorkomende broedvogels, evenals een leefgebied voor vogels met jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen, zoals de Huismus;
- Het plangebied vormt een geschikt leefgebied voor algemeen beschermde grondgebonden zoogdieren. Voor deze soorten geldt een vrijstelling van verbodsbepaling Flora- en faunawet voor het uitvoeren van ruimtelijke ontwikkelingen. De uitvoering van nader onderzoek is niet noodzakelijk;
- De leegstaande huizenblokken in het plangebied bevatten mogelijk verblijfplaatsen voor Gewone dwergvleermuis en de Laatvlieger. Daarnaast is foerageergelegenheid voor beide soorten voorhanden door de ruime aanwezigheid van insecten rondom de bestaande bewoning. Er zijn geen negatieve effecten op mogelijk aanwezige vliegroutes te verwachten, waarvoor nadere toetsing noodzakelijk is;
- Het plangebied biedt geen geschikt leefgebied voor reptielen en vissen. Aanwezigheid van beide soorten kan worden uitgesloten. De huidige inrichting vormt een geschikt leefgebied voor algemeen beschermde amfibieën. Voor het uitvoeren van ruimtelijke ontwikkelingen geldt echter een vrijstelling van verbodsbepalingen Flora- en faunawet;
- Door het gebrek aan geschikt leefgebied kunnen overige beschermde soorten worden uitgesloten. De uitvoering van nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Op basis van de conclusie wordt het volgende aanbevolen:
- De uitvoering van werkzaamheden dient buiten de kwetsbare periode (ongeveer 15 maart tot 15 juli) van broedvogels te worden uitgevoerd om overtredingen van verbodsbepalingen Flora- en faunawet te voorkomen. Indien men kort vooraf of aansluitend aan deze periode sloop- of kapwerkzaamheden wil uitvoeren, dan dient door een terzake deskundige op het gebied van broedvogels vastgesteld te worden, dat er zich ter plaatse geen broedvogels meer bevinden;
- Men dient een gerichte inventarisatie naar de aanwezigheid van Huismussen binnen het plangebied uit te voeren;
- Men dient een gerichte inventarisatie naar de aanwezigheid van vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen uit te voeren conform het gedragsprotocol voor vleermuizenonderzoek van de GaN/NGB.
Indien de werkzaamheden in het kader van onderhavig plan zullen worden uitgevoerd buiten het broedseizoen, dan is het niet nodig om aanvullende maatregelen te nemen ten aanzien van broedvolgels.
De overige soorten die binnen het plangebied mogelijk aanwezig zijn, zijn geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig plan.
Aanvullend ecologisch onderzoek
Omdat het onderzoeksgebied mogelijk een leefgebied vormt voor de Huismus alsmede voor vleermuizen, is aanvullend onderzoek gedaan (zie bijlage 11). Er is hierbij in het bijzonder gekeken naar de verspreiding van de Huismus en eventueel andere vogelsoorten met jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen, evenals de aanwezigheid van functionele elementen (verblijfplaatsen, vliegroutes en foerageergebieden) voor vleermuizen.
Op basis van de resultaten van het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:
- Het plangebied vormt een leefgebied voor de Huismus. Binnen de bestaande bebouwing is een zestal broedparen van de soort waargenomen, die een vaste verblijfplaats hebben. De bestaande tuininrichting en de open delen tussen de huizenblokken worden gebruikt als foerageergebied;
- Er zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen, evenals vaste vliegroutes van vleermuizen waargenomen binnen het plangebied. Er zijn tijdens de onderzoeksmomenten enkele foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen. Er is echter geen sprake van de aanwezigheid van een vast foerageergebied van de soort. De diversiteit en beschikbare ruimte in foerageergelegenheid voor de soort in de directe omgeving van het plangebied en de voorgenomen inrichting van de toekomstige nieuwbouw is ruimschoots aanwezig. Er zal dan ook geen sprake zijn van negatieve effecten op een duurzame instandhouding van de soort. Nadere vervolgstappen voor vleermuizen is dan ook niet noodzakelijk.
Op basis van de conclusies wordt het volgende geadviseerd:
- Gelet op de voornemens voor het slopen van de bestaande bebouwing binnen het plangebied en daarmee het verdwijnen van een zestal jaarrond beschermde vaste verblijfplaatsen en leefgebied van de Huismus, dienen passende mitigerende en compenserende maatregelen te worden genomen. Daarvoor dient men ruimschoots vooraf aan de uitvoering van sloopwerkzaamheden in overleg met een ter zake deskundige op het gebied van de huismus, een mitigatie- cq. compensatievoorstel op te stellen en uit te voeren;
- Men dient rekening te houden met de zogenaamde 'Zorgplicht'. De algemene zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren, inclusief hun leefomgeving en voor alle planten en hun groeiplaats. Iedereen is medeverantwoordelijk voor de zorg en bescherming van flora en fauna. Deze zorgplicht is verwoord in artikel 2 van de Flora- en faunawet en vloeit voort uit de erkenning van de intrinsieke waarde van dieren. De algemene zorgplicht geldt voor alle soorten.
Leefgebied huismussen
Op basis van het ‘Mitigatie- en compensatievoorstel leefgebied Huismus’, d.d. 21 september 2011 door Grontmij Nederland B.V. zijn in week 39 van 2011 18 nestkasten onder ecologische begeleiding op 6 verschillende locaties in de directe omgeving van de bestaande verblijfplaatsen geplaatst.
Met het aanbieden van de nestkasten binnen het bestaande leefgebied van de lokaal aanwezige huismuspopulatie in de wijk Thienbunder, zal er geen sprake zijn van negatieve effecten op de duurzame instandhouding van de aanwezige populatie. Derhalve zal er geen sprake zijn verbodsovertredingen van de Flora- en faunawet. Monitoring wordt ingezet om te bepalen of de geplaatste nestkasten ook daadwerkelijk worden gebruikt door de populatie in het aankomende broedseizoen. Indien uit de monitoring blijkt, dat de geplaatste nestkasten nog niet in gebruik zijn door de desbetreffende soort, dan worden in overleg met een ter zake deskundige op het gebied van huismussen gepaste aanpassingen getroffen.