15.5.1 Bewoning als afhankelijke woonruimte
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.4 voor bewoning van een deel van de bedrijfswoning als afhankelijke woonruimte, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. de bewoning dient noodzakelijk te zijn uit een oogpunt van mantelzorg;
-
b. er mag geen tweede woning ontstaan;
-
c. per woning kan maar éénmaal gebruik worden gemaakt van de inwoningsregeling;
-
d. een eigen voordeur aan de voor- of zijgevel is niet toegestaan;
-
e. alle bijbehorende bouwwerken en verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
-
f. er mogen geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
-
g. ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. Hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
-
h. na beëindiging van de situatie dient het gebruik als afhankelijke woonruimte te worden beëindigd en kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning intrekken;
-
i. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt gebruikt, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom.