direct naar inhoud van Regels
Plan: De Kreek Den Hoorn
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1842.bp16DH01-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan "De Kreek Den Hoorn" met identificatienummer NL.IMRO.1842.bp16DH01-va01 van de gemeente Midden-Delfland;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtererf

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.6 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.7 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.8 aan-huis-verbonden-beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bouwen

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten.

1.11 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van kelderlagen, onderbouw en kapverdiepingen;

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en bedoelt om ter plaatse te functioneren;

1.17 dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.18 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst;

1.19 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 gesloten verharding

een gesloten verharding, dat anders dan bij elementenverharding, is opgebouwd uit materiaal, dat na het aanbrengen een solide geheel vormt, en waarin geen losse elementen zijn te onderscheiden met een oppervlakte van meer dan 0,21m², met dien verstande dat verharding met een waterdoorlaatbaarheid van ten minste 5,4.10-5 m/s hiervan is uitgezonderd;

1.21 gestapelde woning

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat;

1.22 hoofdgebouw

Één of meer gebouwen, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.23 internetverkoop

een specifieke vorm van detailhandel zonder uitstalling, verkoop en afhaal van goederen ter plaatse, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en overwegend per post worden geleverd;

1.24 kamerverhuur

Het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning. Hieronder wordt niet verstaan de verhuur door particulieren van maximaal twee kamers in de door hen zelf bewoonde woning;

1.25 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.26 molgoot

bovengrondse open goot, ten behoeve van waterafvoer;

1.27 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, verdeelstations, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, apparatuur voor telecommunicatie valt hier niet onder;

1.28 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand;

1.29 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.30 plat dak

een dak zonder hellend dakvlak;

1.31 rijwoning

een woning met twee gemeenschappelijke wanden met twee andere woningen,

met dien verstande dat een halfvrijstaande woning, met een gemeenschappelijke wand met een rijwoning, ook als rijwoning moet worden beschouwd;

1.32 twee-onder-één-kapwoning

bebouwing bestaande uit twee aaneengebouwde grondgebonden woningen, die samen een

bouwblok vormen;

1.33 seksinrichting

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen;

1.34 voldoende parkeren

indien wordt voldaan aan de parkeernormen, zoals opgenomen in de op dat moment geldende gemeentelijke parkeernomen;

1.35 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.36 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;

1.37 vrijstaande woning

een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;

1.38 wadi

een bufferings- en infiltratievoorziening, die tijdelijk gevuld is met hemelwater;

1.39 wonen

het gebruik van een woning door één huishouden;

1.40 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.41 webwinkel

een specifieke vorm van detailhandel met eventuele uitstalling, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en zowel per post worden geleverd als ter plaatse afgehaald worden;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat bij bouwwerken, waar gevelvlakken en/of scheidingsmuren ontbreken er gerekend wordt vanaf de buitenste horizontale rand van de constructie waardoor het bouwwerk wordt gevormd;

2.6 lessenaarsdak

in afwijking van het bepaalde in lid 2.1 en 2.3 wordt het hoogste punt van een lessenaarsdak aangemerkt als bouwhoogte en het laagste punt van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel als goothoogten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, parken, plantsoenen;
  • b. speelvoorzieningen
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder mede begrepen wadi's, waterlopen en waterpartijen:
  • d. oeverstroken, waaronder mede begrepen natuurvriendelijke oevers;
  • e. opstelplaatsen en voorzieningen voor vuilinzameling, straatmeubilair en overige nutsvoorzieningen;
  • f. voet- en fietspaden, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
    • 1. 1 m voor terreinafscheidingen;
    • 2. 4 m voor speeltoestellen en afscheidingen bij speelvoorzieningen;
    • 3. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 4. 6 m voor licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties;
    • 5. 4 meter voor nutsvoorzieningen;
  • c. beschoeiing of daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten dienste van de oeverbescherming mag worden gebouwd, met dien verstande dat de bovenzijde van deze bouwwerken niet boven het gemiddelde waterpeil uitsteekt;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a. zijn nutsvoorzieningen en abri's toegestaan, mits
    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
    • 2. de oppervlakte ten hoogste 20 m² bedraagt.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste twee rijstroken, bruggen, opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, abri's en water.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. zijn nutsvoorzieningen en abri's toegestaan, mits:
    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
    • 2. de oppervlakte ten hoogste 20 m2 bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
    • 1. 10 m voor licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties;
    • 2. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeerplaatsen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bruggen, duikers, steigers, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van gescheiden inzameling, straatmeubilair, abri's en water.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. zijn nutsvoorzieningen en abri's toegestaan, mits
    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
    • 2. de oppervlakte ten hoogste 20 m² bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
    • 1. 6 m voor licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties;
    • 2. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. waterlopen, waterpartijen en oeverstroken, waaronder mede begrepen natuurvriendelijke oevers;
  • c. bruggen en andere oeververbindingen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals keerwanden, taluds, beschoeiingen, steigers en nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, zoals bruggen, duikers, steigers, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt.
  • b. beschoeiing of daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten dienste van de oeverbescherming mag worden gebouwd, met dien verstande dat de bovenzijde van deze bouwwerken niet boven het gemiddelde waterpeil uitsteekt.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, in- en uitritten, groen, voetpaden en nutsvoorzieningen en parkeerplaatsen.
7.2 Hogere grenswaarden

Voordat de woningen, zoals aangeduid met een geluidsniveau zoals aangegeven in onderstaande afbeelding, mogen worden gebouwd, dient te worden voldaan besluit hogere grenswaarde zoals opgenomen in Bijlage 2 bij de regels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1842.bp16DH01-va01_0028.jpg"

7.3 Bouwregels
7.3.1 Algemeen

Stedenbouwkundige kwaliteitsdoelstellingen, zoals architectuur, die zijn opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, dienen in acht te worden genomen bij de verdere uitwerking van het plan.

7.3.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend als grondgebonden woningen worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'gestapeld 1' en 'gestapeld 2' zijn tevens woningen in een gestapelde vorm toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding ''overige zone - woningaantal'' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan het aantal op de verbeelding aangegeven maximum aantal woonheden;
  • e. de goothoogte bedraagt ten hoogste 6 m;
  • f. de bouwhoogte van rijwoningen bedraagt ten hoogste 10 m;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e geldt voor een hoofdgebouw met 2 bouwlagen en een plat dak een maximale goot- en bouwhoogte van 6,5 m;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder e geldt voor een hoofdgebouw met 3 bouwlagen en een plat dak een maximale goot- en bouwhoogte van 9,5 m;
  • i. de bouwhoogte van twee-onder-één-kapwoningen en/of vrijstaande woningen bedraagt ten hoogste 11 m;
  • j. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'gestapeld 1' is, in afwijking van het bepaalde onder e,f en g, een hogere goot- c.q. bouwhoogte toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 15 m bedraagt;
  • k. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'gestapeld 2' is, in afwijking van het bepaalde onder e, f en g, een hogere goot- c.q. bouwhoogte toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 22 m bedraagt;
  • l. de inhoud van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 600 m³;
  • m. in afwijking van het bepaalde onder l. is bij vrijstaande woningen en/of twee-onder-één-kapwoningen een inhoud van een hoofdgebouwd van 750 m³ toegestaan;
  • n. de horizontale bouwdiepte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de genoemde maat volgens onderstaande tabel:
woningtype   maximum bouwdiepte  
rijwoningen   11 m  
twee-onder-één-kapwoningen   12 m  
vrijstaande woningen   15 m  
gestapelde woningen   onbepaald  

  • o. erkers zijn toegestaan voor de voorgevel, tot ten hoogste 70% van de gevelbreedte en een diepte van 2 meter voor de voorgevel, voor het overige gelden de hiervoor genoemde goot- en bouwhoogte.
7.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen aan:

  • a. de afsluitbaarheid van de mechanische ventilatie, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter bescherming van de blootstelling aan toxische gassen.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Voorwaardelijke verplichting waterberging
  • a. alvorens een omgevingsvergunning, gericht op (bouw)werkzaamheden in het kader van de doeleinden zoals bedoeld in 7.1 verleend kan worden, dient middels een waterstructuurplan inzichtelijk te worden gemaakt dat zal worden voorzien in voldoende waterberging, waarbij geldt dat:
    • 1. er naar evenredigheid van het aantal te bouwen woningen en de daarmee gepaard gaande oppervlakteverharding, in voldoende waterberging wordt voorzien en in stand zal worden gehouden naar evenredigheid van hetgeen is bepaald in lid 10.1;
    • 2. nieuwe hoofdgebouwen niet eerder in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de functie(s), die op grond van de desbetreffende bestemming is (of zijn) toegelaten, dan nadat ten behoeve van die hoofdgebouwen voldoende waterberging is gerealiseerd, naar evenredigheid van hetgeen is bepaald in 10.1.
7.5.2 Voorwaardelijke verplichting opvang en afvoer van hemelwater

Alvorens een omgevingsvergunning, gericht op (bouw)werkzaamheden in het kader van de doeleinden zoals bedoeld in 7.1 verleend kan worden, dient voor de opvang en afvoer van hemelwater te worden voldaan aan de volgende regels:

  • a. hemelwater, wat valt op tot de woning behorende gebouwen, tuinen en erven, mag uitsluitend worden afgevoerd door middel van een stelsel van goten, leidingen of daaraan gelijk te stellen constructies met dien verstande dat:
    • 1. geen verbinding wordt gemaakt met een vuilwaterriool.
    • 2. op het bouwperceel van de woning voor de voorgevelrooilijn een bovengrondse waterhuishoudkundige voorziening in de vorm van een molgoot wordt aangelegd en in stand wordt gehouden ten behoeve van de berging en afvoer van hemelwater;
    • 3. de waterhuishoudkundige voorziening genoemd onder 3 dient aangesloten te worden op de waterbergings-en infiltratievoorzieningen in het openbaar gebied.
7.5.3 Aan huis verbonden beroep

Voor aan-huis-verbonden beroepen gelden de volgende regels:

  • a. het aan-huis-verbonden beroep wordt door de bewoner van het desbetreffende pand uitgeoefend;
  • b. het brutovloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen bedraagt ten hoogste 25 m² van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
  • c. het gebruik ten behoeve van internetverkoop geen webwinkel zijnde is toegestaan;
  • d. het gebruik ten behoeve van kamerverhuur is niet toegestaan;
  • e. het gebruik ten behoeve van seksuele dienstverlening is niet toegestaan.
7.5.4 Voorwaardelijke verplichting parkeren
  • a. alvorens een omgevingsvergunning, gericht op (bouw)werkzaamheden in het kader van de doeleinden zoals bedoeld in 7.1 verleend kan worden, dient inzichtelijk te worden gemaakt dat zal worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen, waarbij geldt dat:
    • 1. er een parkeernorm van tenminste 1,5 parkeerplaatsen per woning in acht moet worden genomen.
    • 2. nieuwe hoofdgebouwen niet eerder in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de functie(s), die op grond van de desbetreffende bestemming is (of zijn) toegelaten, dan nadat ten behoeve van die hoofdgebouwen is voldaan aan de parkeernormen als bedoeld onder 7.5.4 sub a onder 1;
  • b. parkeervoorzieningen, die zijn opgenomen in een verleende omgevingsvergunning, mogen niet zodanig worden gewijzigd, dat hierdoor niet meer wordt voldaan aan de parkeernormen als bedoeld in 7.5.4 sub a onder 1.
7.5.5 Parkeren aan huis verbonden beroep
  • a. Het gebruiken van de gronden en de daarop aanwezige bebouwing ten behoeve van de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten is uitsluitend toegestaan indien er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen waarbij het bepaalde in 7.5.4 sub a onder 1 in acht moet worden genomen ;
  • b. de instandhouding van het benodigde aantal parkeerplaatsen en blijvende naleving van het bepaalde in 7.5.4 sub a onder 1 is verplicht.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Overschrijding bouw- en bestemmingsgrenzen
  • a. De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden door:
    • 1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen en zonnecollectoren, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals dakoverstekken, gevelversieringen en funderingen, mits de overschrijding ten hoogste 1m bedraagt;
  • b. De bouw- en bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, door:
    • 1. ondergeschikte bouwdelen, zoals dakoverstekken, gevelversieringen en funderingen alsmede balkons, luifels en zonnecollectoren, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
9.2 Ondergrondsbouwen en -aanleggen
9.2.1 Ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen bepalingen, geen beperkingen.

9.2.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, gelden de volgende bepalingen, tenzij in de regels anders is opgenomen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitende toegestaan ter plaatse van het hoofdgebouw;
  • b. de ondergrondse bouwhoogte van de ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter beneden maaiveld;

9.2.3 Afwijken voor ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwhoogte van maximaal 10 m onder maaiveld onder de voorwaarde dat de waterhuishouding niet ontoelaatbaar wordt verstoord.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 wetgevingzone - waterberging
10.1.1 aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding wetgevingzone - waterberging zijn de gronden,behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van hemelwater.

10.1.2 specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding wetgevingzone - waterberging dienen de waterbergings-en infiltratievoorzieningen tezamen een minimale inhoud van 9099 m³ te hebben en te worden gehandhaafd.

10.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.2.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in de in lid 10.1.1 genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • b. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • c. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • d. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
10.2.2 Uitzondering

Het verbod zoals bedoeld in sublid 10.2.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op het bepaalde in 10.2.1 onder b. en erf- en tuinverhardingen betreffen behorende bij een woning mits;
    • 1. per m2 bouwperceel 0,022 m3 waterberging bovengronds wordt gerealiseerd;
    • 2. de waterberging genoemd onder 1 op het achtererf van de woning wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden, met dien verstande dat de waterberging 24 uur na het einde van een regenbui weer beschikbaar is ten behoeve van waterberging;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming of de daar voorkomende andere bestemming(en) betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
10.2.3 Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 10.2.1 zijn slechts toelaatbaar, indien deze, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, niet strijdig zijn met de belangen van de waterberging.

10.2.4 In te winnen advies

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in sublid 10.2.1, winnen burgemeester en wethouders hierover advies in bij het Hoogheemraadschap van Delfland.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken:
12.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 12.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1.1 met maximaal 10 %.

12.1.3 Uitzondering

Lid 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik:
12.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.2.2 Veranderen strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.2.3 Onderbreken strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het lid 12.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.2.4 Uitzondering

Lid 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan De Kreek Den Hoorn.