direct naar inhoud van 4.4 Landbouw
Plan: Buitengebied Rijssen-Holten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPB2011000-0401

4.4 Landbouw

4.4.1 Bestaande agrarische bedrijven

Agrarische bedrijven houden zich bedrijfsmatig bezig met agrarische productie door middel van het houden van dieren en/of het telen van gewassen al dan niet in directe relatie tot de bodem. Binnen de landbouw kunnen de volgende hoofdgroepen worden onderscheiden: akkerbouw, veehouderij en tuinbouw. Aan de agrarische bedrijven is de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" (een agrarisch bouwperceel) toegekend. Ten behoeve van het al dan niet opnieuw toekennen van agrarische bouwpercelen zijn alle huidige agrarische bouwpercelen geïnventariseerd. Voor de verschillende adressen is in het gemeentelijke milieuvergunningenbestand gecontroleerd of voor het betreffende perceel nog steeds een melding dan wel een milieuvergunning (nu omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten) geldt.

Binnen de landbouw kan onderscheid gemaakt worden in grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische bedrijven. Niet-grondgebonden bedrijven zijn bedrijven die niet afhankelijk zijn van grond als productiemiddel. Ze komen voornamelijk voor binnen de hoofdgroep veehouderij en worden daarom ook vaak intensieve veehouderijen genoemd. De ontwikkelingsmogelijkheden voor de intensieve veehouderij zijn vastgelegd in het Reconstructieplan Salland-Twente (zie ook 2.4.1 Reconstructieplan Salland-Twente). In 4.4.6 Intensieve veehouderij is beschreven op welke wijze het reconstructiebeleid is doorvertaald naar het bestemmingsplan.

Binnen de paardenhouderijen kunnen verschillende soorten bedrijven, die zich bezighouden met paarden, worden onderscheiden. Omdat de meeste paardenhouderijen over het algemeen niet als zuiver agrarisch zijn te bestempelen, is voor de paardenhouderijen gekozen voor een specifieke bestemmingsregeling. In 4.4.7 Paardenhouderijen wordt nader ingegaan op de verschillende soorten paardenhouderijbedrijven en de gekozen bestemmingsregeling.

Ook voor boomkwekerijen is in het bestemmingsplan een specifieke bestemmingsregeling opgenomen. Hier is voor gekozen vanwege de bijzondere ruimtelijke uitstraling en de intensieve teelt van gewassen. In 4.4.8 Boomkwekerijen wordt nader ingegaan op de gekozen bestemmingsregeling voor boomkwekerijen.

4.4.2 Het agrarisch bouwperceel

De agrarische bouwpercelen zijn op de verbeelding concreet begrensd. Hiermee wordt recht gedaan aan het concentratiebeginsel. Concentratie van bebouwing is vanuit bedrijfseconomisch en vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wenselijk. De bij een agrarisch bedrijf behorende bebouwing moet daarom binnen het agrarisch bouwperceel (met de bestemming "Agrarisch – Agrarisch bedrijf") worden opgericht. Hiermee wordt voorkomen dat het landschap wordt ontsierd met verspreid liggende bouwwerken. Bij het begrenzen van het agrarisch bouwperceel is de ligging van het vigerende agrarisch bouwperceel als uitgangspunt genomen. Dat wil zeggen dat in principe de vorm en grootte van het agrarisch bouwperceel zoals deze op basis van het voorgaande bestemmingsplan gold, in voorliggend bestemmingsplan is overgenomen. Bij het intekenen is rekening gehouden met topografische grenzen (sloten, verkaveling) en/of kadastrale lijnen.

De agrarische bouwpercelen zijn op de verbeelding concreet begrensd. Hiermee wordt recht gedaan aan het concentratiebeginsel. Concentratie van bebouwing is vanuit bedrijfseconomisch en vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wenselijk. De bij een agrarisch bedrijf behorende bebouwing moet daarom binnen het agrarisch bouwperceel (met de bestemming "Agrarisch – Agrarisch bedrijf") worden opgericht. Hiermee wordt voorkomen dat het landschap wordt ontsierd met verspreid liggende bouwwerken. Bij het begrenzen van het agrarisch bouwperceel is de ligging van het vigerende agrarisch bouwperceel als uitgangspunt genomen. Dat wil zeggen dat in principe de vorm en grootte van het agrarisch bouwperceel zoals deze op basis van het voorgaande bestemmingsplan gold, in voorliggend bestemmingsplan is overgenomen. Bij het intekenen is rekening gehouden met topografische grenzen (sloten, verkaveling) en/of kadastrale lijnen.

Bebouwing mag alleen worden opgericht indien deze ten dienste staat van het agrarisch bedrijf. Het gaat bijvoorbeeld om de bedrijfswoning, stallen en een werktuigenberging. Ook bouwwerken als kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestsilo's en dienen in principe binnen het agrarisch bouwperceel te worden gerealiseerd.

Bij het indienen van een aanvraag omgevingsvergunning voor een stal of ander bedrijfsgebouw, kan het voorkomen dat het bouwplan net niet past binnen het ingetekende agrarisch bouwperceel. In het bestemmingsplan is daarom een afwijkingsbepaling opgenomen voor het overschrijden van de grens van het bouwperceel met maximaal 25 meter. Deze afwijkingsbepaling geldt voor maximaal drie zijden van het agrarisch bouwperceel en alleen in het achtererfgebied. Wel is op de verbeelding een aanduiding opgenomen "specifieke vorm van agrarisch uitgesloten-afwijking". Op de plaats van deze aanduiding is al een keer gebruik gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid, met deze aanduiding wordt voorkomen dat op deze zijde van het bouwperceel nogmaals gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid. Deze afwijkingsbepaling geldt ook voor bouwwerken als kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestsilo's en buitenrijbakken.

Daarnaast zijn in het bestemmingsplan wijzigingsbevoegdheden opgenomen ten behoeve van:

  • het wijzigen van de begrenzing van het agrarisch bouwperceel, waarbij de oppervlakte gelijk blijft;
  • de uitbreiding van agrarische bedrijven, waarvoor geldt dat grondgebonden agrarische bedrijven vergroot mogen worden tot een agrarisch bouwperceel van maximaal 1,5 hectare. Voor intensieve veehouderijen zijn de beleidsuitgangspunten beschreven in 4.4.6 Intensieve veehouderij.

4.4.3 De bedrijfswoning

Bedrijfswoning(en) zijn in het bestemmingsplan meegenomen binnen de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf". Een bedrijfswoning is noodzakelijk voor een goede agrarische bedrijfsvoering. Per agrarisch bouwperceel is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij op de verbeelding een ander aantal is aangegeven.

Bedrijfswoningen krijgen een maximale inhoudsmaat van 750 m3, maar indien op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een grotere inhoud aanwezig is, geldt deze grotere inhoudsmaat als maximum.

Via het gebruikmaken van een afwijkingsbepaling kan de inhoudsmaat worden vergroot tot maximaal 1.000 m3 voor het huisvesten van een tweede huishouden. Van deze mogelijkheid kan alleen gebruik worden gemaakt wanneer sprake is en blijft van een volwaardig tweemansbedrijf. Bij de beoordeling van een dergelijk verzoek hanteert de gemeente onder andere de volgende voorwaarden:

  • de vergroting van de woning mag niet leiden tot twee afzonderlijke woningen;
  • de uiterlijke verschijningsvorm blijft die van één woning;
  • de omvang van het bedrijf is zodanig dat sprake is van een volwaardig tweemansbedrijf, waarvan sprake is als het bedrijf (binnen afzienbare tijd) werk en inkomen biedt aan ten minste twee volwaardige arbeidskrachten;
  • aannemelijk wordt gemaakt dat het bedrijf de komende tien jaar als volwaardig tweemansbedrijf blijft bestaan, waarbij wordt gekeken naar de bedrijfsopzet, het uitgezette pad voor bedrijfsovername (indien van toepassing), de gebouwen en stalcapaciteit, productierechten en leeftijd, opleiding en ervaring van beide arbeidskrachten; wat dient te blijken uit een ondernemersplan dat is opgesteld door een agrarische adviesinstantie.

Uitsluitend indien geen gebruik kan worden gemaakt van de afwijkingsbepaling voor het vergroten van de woning tot maximaal 1.000 m3, kan een aanvraag voor een tweede agrarische bedrijfswoning worden ingediend. Voor wat betreft de bedrijfsomvang en bedrijfsopzet hanteert de gemeente dezelfde voorwaarden als bij de vergroting tot 1.000 m3. Daarnaast moet de aard van het bedrijf het noodzakelijk maken dat er meer dan één arbeidskracht continu bij het bedrijf is voor controle en toezicht buiten de normale werkuren.

4.4.4 Nevenactiviteiten op het agrarisch bedrijf

Het komt steeds vaker voor dat agrariërs naast de agrarische activiteiten een zorgtak, een kaasmakerij of bijvoorbeeld boerderijkamers als neventak bij hun bedrijf starten. Ook kan gedacht worden aan kamperen bij de boer, de verkoop van agrarische producten aan huis en recreatief-toeristische activiteiten zoals boerengolf. Het aantal nevenactiviteiten in het landelijk gebied is fors toegenomen en ook erg divers.

De gemeente Rijssen-Holten wil de agrarische sector mogelijkheden bieden nevenactiviteiten op het agrarisch bedrijf te ontplooien. Bij recht is het daarom mogelijk binnen de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" gebouwen in gebruik te nemen voor nevenactiviteiten. De gemeente hanteert daarbij de volgende voorwaarden:

  • de agrarische bedrijfsfunctie is en blijft primair;
  • de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
  • er vinden geen vergunningplichtige, bouwkundige aanpassingen in- dan wel uitpandig aan het gebouw plaats;
  • er vindt geen opslag en stalling buiten de bestaande bebouwing plaats;
  • er is geen sprake van opslag van gevaarlijke stoffen;
  • er mag alleen sprake zijn van ondergeschikte detailhandel als het gaat om detailhandel van ter plaatse vervaardigde producten;
  • er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • er vinden geen vergunningplichtige activiteiten in het kader van milieu plaats;
  • er is geen sprake van geluidhinder, zoals bedoeld in het gemeentelijk geluidbeleid (zie 2.5.6 Nota geluidsbeleid);
  • de nevenactiviteit wordt uitgevoerd door één van de hoofdbewoners;
  • parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  • er is geen sprake van reclame-uitingen.

In 4.7 Recreatie wordt ingegaan op de mogelijkheden binnen het bestemmingsplan voor toeristisch-recreatieve (neven)activiteiten.

Wanneer in de bestaande situatie al sprake is van een nevenactiviteit of een tweede activiteit bij een agrarisch bedrijf en deze activiteit legaal tot stand is gekomen, is aan het agrarisch bouwperceel de aanduiding "bedrijf" gekoppeld. Als het gaat om zorgboerderijen is de aanduiding "zorgboerderij" aan het agrarisch bouwperceel gekoppeld. In de bestemmingsomschrijving is de activiteit en de bestaande oppervlakte ten behoeve van de activiteit, zijnde de maximaal toegestane bedrijfsoppervlakte, vastgelegd.

4.4.5 Nieuwe agrarische bouwpercelen

Het vestigen van een nieuw of bestaand agrarisch bedrijf op een nieuwe, nog onbebouwde locatie in het buitengebied, wordt in het bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Hierover worden in de kadernota landelijk gebied uitspraken gedaan.

4.4.6 Intensieve veehouderij

In het Reconstructieplan Salland-Twente (2004) is de reconstructiezonering vastgelegd, waarbinnen de mogelijkheden voor nieuwvestiging, hervestiging en uitbreiding van intensieve veehouderijen zijn bepaald. Rijssen-Holten kent landbouwontwikkelingsgebieden, verwevingsgebieden en extensiveringsgebieden (zie Bijlage 6 Reconstructiezonering). In deze paragraaf wordt aangegeven op welke wijze in het bestemmingsplan wordt omgegaan met de reconstructiezonering en het beleid dat hiervoor is geformuleerd. Het landbouwontwikkelingsgebied, verwevingsgebied en extensiveringsgebied is als gebiedsaanduiding op de verbeelding opgenomen.

Algemeen - Het Reconstructieplan Salland-Twente verstaat onder intensieve veehouderij het volgende:

"Een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m2 bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden, of dieren biologisch worden gehouden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer".

In voorliggend bestemmingsplan is aangesloten bij deze definitie en is voor het gehele buitengebied bepaald welke agrarische bedrijven beschouwd moeten worden als bestaande intensieve veehouderijbedrijven. Voor de duidelijkheid: ook gemengde bedrijven met een intensieve veehouderijtak van ten minste 250 m2 worden aangemerkt als intensieve veehouderij. De intensieve veehouderijen en gemengde bedrijven met een intensieve veehouderijtak zijn bestemd als "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" en aangeduid als "intensieve veehouderij".

Extensiveringsgebied - Onder extensiveringsgebied verstaat de wet (Reconstructiewet concentratiegebieden) een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt. In het Reconstructieplan Salland-Twente zijn alleen extensiveringsgebieden met primaat natuur aangewezen.

Nieuwvestiging, hervestiging en uitbreiding van intensieve veehouderij wordt hier (dus) tegengegaan. Slechts een beperkte uitbreiding van het staloppervlak is (tijdelijk) mogelijk wanneer dat uit oogpunt van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid wenselijk is. Daarbij wordt uitgegaan van de aanwezige (vergunde) veestapel.

In voorliggend bestemmingsplan is de regeling voor intensieve veehouderij (voor het extensiveringsgebied) daarom als volgt:

  • a. bestaande intensieve veehouderijen in het extensiveringsgebied zijn vastgelegd;
  • b. uitbreiding van de bestaande intensieve veehouderijen wordt alleen mogelijk gemaakt wanneer dit uit oogpunt van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid wenselijk is;
  • c. omschakeling van grondgebonden agrarische bedrijven naar intensieve veehouderij wordt in het extensiveringsgebied niet toegestaan; en
  • d. nieuwvestiging (de vestiging op een nog onbebouwde locatie) van intensieve veehouderij in het extensiveringsgebied wordt uitgesloten.

Ad a en ad b. In de planregels is vastgelegd dat binnen het extensiveringsgebied intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij", waarvoor geldt dat de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen ten behoeve van de intensieve veehouderij, die aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan niet mag worden uitgebreid. Wanneer sprake is van een intensieve veehouderijtak op een grondgebonden agrarisch bedrijf, worden de uitbreidingsmogelijkheden van de grondgebonden bedrijfstak niet ingeperkt. Via een afwijkingsbepaling is uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk (binnen het geldende agrarisch bouwperceel) wanneer dit uit oogpunt van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid wenselijk is (bij dezelfde dieraantallen).

Verwevingsgebied - Het verwevingsgebied is volgens de Reconstructiewet het ruimtelijk begrensde gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten. Onder hervestiging wordt verstaan: de vestiging van een nieuw op te richten of van elders te verplaatsen bedrijf op een bestaand agrarisch bouwperceel. Het kan dan ook gaan om het ontplooien van een intensieve veehouderijtak op een bedrijfslocatie, waar nog geen intensieve veehouderij aanwezig is.

In het Reconstructieplan Salland-Twente is het beleid voor hervestiging strenger doorvertaald. Het Reconstructieplan Salland-Twente geeft namelijk als algemene regel dat de (her)vestiging van een intensief veehouderijbedrijf op een bestaand bouwblok waar op het tijdstip van terinzagelegging geen intensieve veehouderij is, niet mogelijk is. In een bestuurlijk overleg tussen de provincie en de gemeente Rijssen-Holten is het hervestigingsbeleid in het verwevingsgebied ter discussie gesteld. De provincie heeft in dit overleg aangegeven dat het Reconstructieplan ruimte laat voor het opstellen van kaders, dat wil zeggen dat onder voorwaarden meegewerkt zou kunnen worden aan hervestiging. De provincie heeft daarbij aangegeven dat: a. de kaders moeten passen in het reconstructiebeleid; en b. dat rekening moet worden gehouden met andere functies in het verwevingsgebied.

Voor het verwevingsgebied is in het bestemmingsplan de volgende regeling opgenomen:

  • a. bestaande intensieve veehouderijen in het verwevingsgebied zijn vastgelegd;
  • b. uitbreiding van de bestaande intensieve veehouderijen wordt mogelijk gemaakt tot een agrarisch bouwperceel van maximaal 1,5 hectare;
  • c. wanneer de intensieve veehouderij aangewezen is als sterlocatie mag het bedrijf uitbreiden tot een agrarisch bouwperceel van maximaal 2 hectare;
  • d. omschakeling van grondgebonden agrarische bedrijven naar intensieve veehouderij of een intensieve veehouderijtak is mogelijk via een wijzigingsbevoegdheid;
  • e. nieuwvestiging (de vestiging op een nog onbebouwde locatie) van intensieve veehouderij in het verwevingsgebied wordt uitgesloten.

Ad a. In de planregels is vastgelegd dat binnen het verwevingsgebied intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij". De oppervlakte aan bedrijfsgebouwen is daarbij niet ingeperkt en uitbreiding binnen het agrarisch bouwperceel is binnen het verwevingsgebied gewoon mogelijk.

Ad b. Hiervoor is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen binnen de bestemming "Agrarisch" en "Agrarisch met waarden - Landschap".

Ad c. De term sterlocatie komt voort uit het Reconstructieplan Salland-Twente. Een bestaande intensieve veehouderij kan een sterlocatie aanvragen. Het bedrijf dient dan te beschikken over voldoende omgevingsruimte om te kunnen doorgroeien tot een omvang van minimaal 175 Nge, of een perspectiefvol gemengd bedrijf dat kan doorgroeien tot minimaal 175 Nge en waarbij de intensieve veehouderijtak kan doorgroeien tot minimaal 140 Nge. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de aanwijzing als sterlocatie, waarbij voor de term sterlocatie een definitie is opgenomen. Via een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk het agrarisch bouwperceel te vergroten tot maximaal 2 hectare.

Ad d. Hiervoor is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De wijzigingsbevoegdheid geldt niet voor agrarische bouwpercelen waar op basis van het voorgaande bestemmingsplan uitsluitend grondgebonden activiteiten mochten plaatsvinden.

Landbouwontwikkelingsgebied - Een landbouwontwikkelingsgebied is een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet, of in het kader van de reconstructie zal voorzien, in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij. Voor het landbouwontwikkelingsgebied is in het bestemmingsplan daarom de volgende regeling opgenomen:

  • a. bestaande intensieve veehouderijen in het landbouwontwikkelingsgebied zijn vastgelegd;
  • b. uitbreiding van de bestaande intensieve veehouderijen is mogelijk tot een bouwblok van maximaal 2 hectare;
  • c. omschakeling van grondgebonden agrarische bedrijven naar intensieve veehouderij of een intensieve veehouderijtak is mogelijk via een wijzigingsbevoegdheid;
  • d. nieuwvestiging (de vestiging op een nog onbebouwde locatie) van intensieve veehouderijen in het landbouwontwikkelingsgebied wordt uitgesloten.

Ad a. In de planregels is vastgelegd dat binnen het landbouwontwikkelingsgebied intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij". De oppervlakte aan bedrijfsgebouwen is daarbij niet ingeperkt, uitbreiding binnen het agrarisch bouwperceel (ten behoeve van intensieve veehouderij) is binnen het landbouwontwikkelingsgebied gewoon mogelijk. Dit gemeentelijk beleid is strenger dan het beleid in het Reconstructieplan. Het Reconstructieplan zegt namelijk dat hervestiging van intensieve veehouderij op een bestaand agrarisch bouwperceel (ook daar waar op dit moment alleen sprake is van grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten) gewoon mogelijk is. De gemeente heeft er voor gekozen in eerste instantie een stringenter beleid te hanteren, omdat de gemeente eerst de uitkomsten van de m.e.r.-procedure wil afwachten. Het is immers op dit moment nog niet duidelijk welke ontwikkelingsmogelijkheden er daadwerkelijk zijn binnen het landbouwontwikkelingsgebied.

Ad b. Hiervoor is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen binnen de bestemming "Agrarisch" en "Agrarisch met waarden - Landschap".

Ad c. Zie ook onder ad a.

Ad d. Het Reconstructieplan geeft aan dat het landbouwontwikkelingsgebied dient te voorzien in de mogelijkheid tot nieuwvestiging van intensieve veehouderij. Een dergelijke ontwikkeling wordt niet mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. Wanneer een aanvraag voor nieuwvestiging wordt ingediend, wordt het initiatief getoetst aan de kadernota voor het landelijk gebied, die momenteel in voorbereiding is. Wanneer de gemeente besluit medewerking te verlenen, werkt de gemeente mee aan het initiatief door middel van een bestemmingsplanherziening.

4.4.7 Paardenhouderijen

Het begrip paardenhouderij is een verzamelnaam voor uiteenlopende soorten bedrijven, die zich bezig houden met paarden. Omdat agrarische bedrijven zich bezighouden met agrarische productie, kunnen alleen de zogenaamde productiegerichte paardenhouderijen beschouwd worden als agrarische bedrijven. Productiegerichte paardenhouderijen zijn bedrijven waar uitsluitend paarden worden gefokt en opgefokt, die als hengstenhouderij in gebruik zijn of waar paarden voor de melkproductie worden gehouden.

In meerderheid echter gaat het om bedrijven waar al dan niet in overwegende mate niet-agrarische activiteiten worden ondernomen. Als het gaat om niet-agrarische activiteiten, dan gaat het om gebruik van paarden ten behoeve van recreatie en sport. Wanneer de niet-agrarische activiteiten voorop staan worden de paardenhouderijen ook wel gebruiksgerichte paardenhouderijen genoemd. Binnen de gebruiksgerichte paardenhouderijen kunnen onderscheiden worden:

  • a. bedrijven, die gericht zijn op training van paarden (africhtingsbedrijven, handels- en springstallen);
  • b. dienstverlenende paardenhouderijen (manegebedrijven, paardenverhuurbedrijven en -pensions); en
  • c. het houden van paarden en pony's voor eigen gebruik, als vrijetijdsbesteding (hieronder vallen ook oefenaccommodaties van rijverenigingen).

In de praktijk komen binnen paardenhouderijbedrijven ook vaak mengvormen van productiegerichte en/of gebruiksgerichte paardenhouderijactiviteiten voor. Bijvoorbeeld wanneer een paardenfokkerij (ook wel stoeterij genoemd) zich ook bezighoudt met het opleiden, trainen en verhandelen van paarden. Jurisprudentie wijst uit dat de niet-agrarische activiteit (de gebruiksgerichte activiteit) alleen beschouwd kan worden als nevenactiviteit van de paardenfokkerij, als deze activiteit voortvloeit uit de agrarische bedrijfsuitoefening en daaraan ondergeschikt is.

In het bestemmingsplan is als volgt met paardenhouderijen omgegaan:

  • alle bedrijven met als hoofdtak paardenhouderij worden bestemd als "Agrarisch - Agrarisch bedrijf", met uitzondering van de manegebedrijven. Dit betekent dat zowel productiegerichte als gebruiksgerichte paardenhouderijen binnen de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" zijn toegestaan, met uitzondering van maneges.
  • aan bestaande manegebedrijven in de gemeente is de bestemming "Sport - Manege" toegekend;
  • het hobbymatig houden van paarden en pony's voor eigen gebruik is toegestaan binnen de bestemmingen "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" en de combinatie "Wonen" met "specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf".

In de bouwregels zijn als het gaat om het houden van paarden de volgende verbijzonderingen opgenomen:

  • rijhallen kunnen alleen onder voorwaarden via een afwijkingsbepaling worden gerealiseerd binnen de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf". De voorwaarden die de gemeente daarbij hanteert zijn:
    • 1. er dient sprake te zijn van een volwaardig bedrijf;
    • 2. er mag niet meer dan 1 rijhal per bedrijf aanwezig zijn;
    • 3. de oppervlakte van de rijhal mag niet meer bedragen dan 1.300 m2;
    • 4. de bouwhoogte mag niet meer dan 13 meter bedragen;
    • 5. de afstand tot de perceelgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen; en
    • 6. de rijhal moet landschappelijk worden ingepast;
  • paardrijbakken zijn via een afwijkingsbepaling mogelijk binnen de bestemmingen "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" en "Wonen";
  • lichtmasten bij paardrijbakken worden niet toegestaan.

4.4.8 Boomkwekerijen

Een boomkwekerij (ook wel sierteeltbedrijf genoemd) is een tuinbouwbedrijf dat is gericht op het voortbrengen van houtige en niet-houtige siergewassen zoals bomen, struiken, heesters en vaste planten, onder meer bestemd voor tuinen en parken, en/of gericht op het voortbrengen van vruchtbomen, één en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel pot- of containerteelt.

Binnen de boomkwekerij (of sierteelt) variëren de teelten van waterplanten tot laanbomen, elk met een aan de specifieke teelt gebonden bedrijfsinrichting. Dit geeft een gevarieerd ruimtelijk beeld. Het beeld van de verschillende teelten kan als volgt worden omschreven:

  • laan- en parkbomen zijn opgaande beplantingen. Grotere percelen meerjarige teelten geven een bosachtige aanblik;
  • de beeldvorming van de teelten bos- en haagplantsoen, vruchtbomen en vruchtbomenonderstammen en rozen en rozenonderstammen is ongeveer gelijk aan de akkerbouw;
  • siergewassen, zoals coniferen, heesters en rodondendrons en vaste planten in de volle grond geven eveneens een akkerbouwachtige aanblik. Wel is er sprake van meer hoogtevariatie, kleurschakeringen en kleinschaligheid;
  • de teelt van siergewassen en vaste planten in pot of container geeft in de zomer dezelfde aanblik als de teelt in de volle grond. In de overige seizoenen is sprake van opengevallen plekken met plastic folie en beregeningsmateriaal. Glas of foliekassen maken deel uit van het totale bedrijfsoppervlak.

Als op een boomkwekerijbedrijf intensieve teelten plaatsvinden, dat wil zeggen overwegend 1- of 2-jarige gewassen, dan is een oppervlakte van 1 à 2 hectare voldoende voor een volwaardige omvang.

Voor een boomkwekerijbedrijf is een bedrijfsruimte noodzakelijk voor stekwerkzaamheden, de verwerking van de planten voor de aflevering en de opslag van machines en gereedschap. Voor een gemiddeld bedrijf is een ruimte van 150 tot 300 m2 voldoende. Daarnaast is op de meeste bedrijven behoefte aan ruimten onder glas of folie. Het gaat dan om teeltondersteunende voorzieningen. Daarbij kan het gaan om permanente kassen ter ondersteuning van de teelt (voor vermeerdering en overwintering). Maar het kan ook gaan om tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen teneinde het groeiseizoen te kunnen verlengen. Qua hoogte kan onderscheid gemaakt worden in afdekfolies en/of lage tunnelkassen (tot 1,5 meter) en ondersteunende kassen en/of hoge tunnels.

Een aantal boomkwekerijen richt zich niet alleen op het telen van gewassen, maar ook op de verkoop vanaf het eigen bedrijf aan particulieren. Zolang de verkoop kleinschalig blijft en het gaat om de verkoop van op het eigen bedrijf geteelde producten, is deze activiteit inpasbaar binnen de agrarische bedrijfsbestemming.

In het bestemmingsplan is als volgt met boomkwekerijen omgegaan:

  • boomkwekerijbedrijven worden binnen de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" specifiek aangeduid als "sierteelt";
  • wanneer de gronden aangrenzend aan het bouwblok gebruikt worden voor de teelt van siergewassen en vaste planten in de volle grond of in pot of container, zijn deze gronden meegenomen binnen het bestemmingsvlak;
  • permanente kassen mogen alleen worden opgericht binnen het bestemmingsvlak met de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf", waarvoor geldt dat een oppervlakte van maximaal 500 m2 bij recht is toegestaan;
  • binnen de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" met de aanduiding "sierteelt" is detailhandel toegestaan, zolang de detailhandel kleinschalig en ondergeschikt aan het boomkwekerijbedrijf blijft en het gaat om de verkoop van op het eigen bedrijf geteelde producten;
  • buiten de bestemmingsvlakken voor de boomkwekerijbedrijven is de teelt van boomkwekerijproducten in principe niet toegestaan, met uitzondering van percelen die in de bestaande situatie al gebruikt worden voor de teelt van boomkwekerijproducten. Wanneer in de bestaande situatie reeds sprake is van de teelt van boomkwekerijproducten, is de aanduiding "intensieve kwekerij" toegekend;
  • de plaatsing van lage boog- of tunnelkassen is via een afwijkingsbepaling van de bouwregels mogelijk binnen een zone van 25 meter aangrenzend aan de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" met de aanduiding "sierteelt".

4.4.9 Vrijkomende agrarische bebouwing

De gemeente Rijssen-Holten heeft (nog) geen beleid opgesteld voor hergebruik van vrijgekomen dan wel vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing (vab-beleid), dat wil zeggen voor situaties waarbij het agrarisch bedrijf is dan wel wordt beëindigd en gekozen wordt voor een nieuwe bedrijfsfunctie. In het bestemmingsplan is daarom geen ontwikkelingsregeling opgenomen voor dergelijke initiatieven. Initiatieven in dit kader worden vooralsnog getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel en de Kwaliteitsimpuls Groene omgeving. Indien wordt voldaan aan de door de provincie gestelde voorwaarden, dan werkt de gemeente mee aan het betreffende initiatief door middel van een bestemmingsplanherziening. Het gemeentelijk vab-beleid wordt meegenomen in de kadernota landelijk gebied.