direct naar inhoud van 2.5 Gemeentelijk beleid
Plan: Buitengebied Rijssen-Holten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPB2011000-0401

2.5 Gemeentelijk beleid

2.5.1 Watervisie Rijssen-Holten

De "Watervisie Rijssen-Holten" (2009) geeft voor het grondgebied van Rijssen-Holten sturing aan het (ruimtelijke) waterbeleid van zowel de gemeente als de waterschappen (Regge en Dinkel, Groot Salland en Rijn en IJssel). Voor het gehele gemeentelijk grondgebied is, op hoofdlijnen, een visie opgesteld. De visie is meer uitgewerkt voor de stedelijke kern Rijssen en zijn omgeving en de kern Holten en zijn omgeving. De Watervisie is richtinggevend voor meer operationele planvormen, zoals de ruimtelijke plannen (structuurvisies, bestemmingsplannen) en het (verbreed) gemeentelijk rioleringsplan (vGRP).

In de watervisie worden acht deelgebieden onderscheiden. Per deelgebied worden de belangrijkste gebiedskenmerken genoemd en worden de onderscheiden kansen en knelpunten behandeld. Vervolgens is per deelgebied een watervisie gevormd, aan de hand van streefbeelden. Aan de watervisie is een uitvoeringsparagraaf gekoppeld.

Om enig inzicht te geven in de inhoud van de watervisie wordt hierna de watervisie voor "deelgebied 4. Oostflank Holterberg en omgeving de Leiding en Overtoom" gegeven:

"Dit gebied biedt heel veel waterkansen. Dit gebied heeft belangrijke natuurwaarden die de komende jaren zullen worden versterkt.

Maatregelen die worden genomen zijn:

  • Retentie van water door creëren plas-drasgebieden.
  • Door de inrichting van de ecologische verbindingszone (Elsenerbeek) ontstaat een "natte as" die zichtbaar en beleefbaar is.
  • In de "palladio"-vlakte aan de oostkant van de Holterberg worden de watergangen door de aanwezige beplantingsstructuren versterkt".

2.5.2 Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart (concept)

Voor het gehele grondgebied van de gemeente Rijssen-Holten is een archeologische inventarisatie uitgevoerd en vervolgens een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld. De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart heeft nog de status van concept.

Op de verwachtingskaart staan naast de reeds bekende archeologische waarden ook de te verwachte archeologische waarden in de vorm van zones met een bepaalde trefkans. Hiermee wordt een beeld verkregen waar archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig kunnen zijn. Door aan de verwachtingskaart beleidsadviezen te koppelen ontstaat een kaart die gebruikt zal worden om een archeologisch beleid te kunnen voeren.

De archeologische beleidsadvieskaart kan als instrument worden gebruikt om bij de keuze van toekomstige bouwlocaties de archeologie zoveel mogelijk te ontzien. In een oogopslag is zichtbaar waar de kans het hoogst is archeologische resten in de bodem te kunnen aantreffen. Verder kan worden bepaald in welke gebieden archeologisch onderzoek dient plaats te vinden voor de aanvraag van vergunningen die kunnen leiden tot verstoring van de bodem.

2.5.3 Landschapsontwikkelingsplan

Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) van de gemeente Rijssen-Holten is vastgesteld door de gemeenteraad op 26 mei 2008. Doel van het LOP is (geweest) een duidelijke visie op het veranderende landschap te ontwikkelen en de landschappelijke kwaliteiten beter te verankeren in het gemeentelijk beleid en waar mogelijk de landschappelijke kwaliteiten te versterken. Het LOP moest enerzijds bruikbaar zijn als actief ontwikkelingsinstrument om gemeentelijke initiatieven te sturen en anderzijds een toetsingskader vormen voor planontwikkeling door particulieren.

Het tot stand gekomen Landschapsontwikkelingsplan bestaat uit drie deelrapportages met bijlagen:

  • deel 1. Gebiedsbeschrijving;
  • deel 2. Landschapsvisie;
  • deel 3. Projectenbundel.

In deel 1 van het LOP, de gebiedsbeschrijving, is een analyse van landschap en beleid (op hoofdlijnen) opgenomen en een impressie van de inventarisatie van het gebied.

Het tweede deel van het LOP is de landschapsvisie. In de landschapsvisie zijn de ontwikkelingsmogelijkheden onderzocht aan de hand van twee modellen, waaruit een aantal hoofdkeuzes zijn afgeleid. De keuzes en visie op hoofdlijnen zijn vervolgens vertaald naar een visie per deelgebied. De visie is beeldend weergegeven, met als doel om projecten in het uitvoeringsplan zoveel mogelijk richting te geven.

Deel 3 van het LOP bestaat uit het uitvoeringsplan. Dit deel geeft een overzicht van de belangrijkste projecten voor de komende tien jaar, die moeten bijdragen aan het realiseren van de landschapsvisie.

Deel 2 van het LOP is het belangrijkste deel. In het LOP worden 11 verschillende deelgebieden onderscheiden met elk een eigen karakteristiek en ontwikkelingsrichting. Ten behoeve van de uitvoering van de visie worden soms generieke, maar meestal per deelgebied specifieke projectvoorstellen gedaan, die elk zullen bijdragen aan het vergroten van de aantrekkelijkheid en de identiteit van het landschap. De visie verwoordt een ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie en samen met de projecten ontstaat een ontwikkelingsgericht plan; het landschapsontwikkelingsplan.

In Bijlage 7 Visiekaart Landschapsontwikkelingsplan is de visiekaart van het LOP weergegeven. Per deelgebied is de landschapsvisie nader uitgewerkt. Het voert te ver om in het kader van voorliggend bestemmingsplan in te gaan op de visie per deelgebied.

 

2.5.4 Externe veiligheidsbeleid

De gemeente Rijssen-Holten wil een veilige leefomgeving bieden voor haar burgers. In het kader hiervan heeft de gemeente externe veiligheidsbeleidsbeleid geformuleerd. Het beleid dateert uit 2006.

Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's er in de gemeente Rijssen-Holten zijn en hoe met deze risico's dient te worden omgegaan. De gemeente streeft naar een beheersbare veiligheidssituatie, waarbij:

  • a. de risico's binnen de gemeente goed in beeld zijn gebracht en iedereen zich er van bewust is dat er risico's zijn;
  • b. er een zorgvuldige afweging plaatsvindt tussen nut en de noodzaak van nieuwe ontwikkelingen en hun gevolgen voor externe veiligheid;
  • c. door middel van beleidsuitvoering en handhaving ervoor gezorgd wordt dat de reeds bestaande risico's beheersbaar blijven;
  • d. bij bestuur, ambtenaar en burger bekend is wat gedaan moet worden als zich, ondanks de voorzorgsmaatregelen, tóch een ernstige ramp voordoet.

De gemeente heeft de bestaande risicovolle situaties in beeld gebracht om toekomstige ongewenste risicovolle situaties te voorkomen. De ligging van risicovolle inrichtingen en risico's van transportassen zijn in het Risico Register Gevaarlijke Stoffen (RRGS) opgenomen. Verder is door de gemeente een signaleringskaart opgesteld, waarop de ligging van de risicobronnen is weergegeven. Uit de signaleringskaart blijkt dat de externe veiligheidsrisico's zich in hoofdzaak bevinden op en in de nabijheid van de industriegebieden en de transportroutes van gevaarlijke stoffen (spoor, hoofdwegen en buisleidingen).

Inmiddels wordt niet meer uitgegaan van de signaleringskaart, maar van de nationale risicokaart.

Voor wat betreft groepsrisico, effectbenadering en risicovol transport hanteert de gemeente de volgende uitgangspunten:

  • in verblijfsgebieden worden geen risicobronnen geïntroduceerd;
  • in de directe omgeving van bestaande en geprojecteerde risicobronnen worden geen (beperkt) kwetsbare objecten en verblijfsgebieden geïntroduceerd;
  • risicobronnen worden niet geïntroduceerd indien zich in de omgeving bestaande en geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten en verblijfsgebieden bevinden, tenzij uit beoordeling blijkt dat de aard en omvang van het risico beheersbaar is;
  • bij het beoordelen van risicosituaties worden aanvullend op de beoordeling van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ook de mogelijke effecten en beheersbaarheid van een calamiteit betrokken.

De gemeente zal het gewenste veiligheidsniveau realiseren door middel van de volgende activiteiten:

  • a. risico-inventarisatie en risicosignalering;
  • b. oplossing gesignaleerde knelpunten;
  • c. inbedding van het externe veiligheidsbeleid in gemeentelijke producten.

Ad a. Op de signaleringskaart (zie hiervoor) worden ook de geprojecteerde woningbouwgebieden en/of bedrijventerreinen weergegeven. De signaleringskaart geeft op deze manier een indruk van (potentiële) probleemlocaties op het gebied van externe veiligheid. Bij wijzigingen wordt de signaleringskaart bijgewerkt. Op deze manier blijft de kaart actueel.

Inmiddels wordt niet meer uitgegaan van de signaleringskaart, maar van de nationale risicokaart.

Ad b. Voor het realiseren van het gewenste veiligheidsniveau moet een aantal maatregelen worden getroffen voor gesignaleerde knelpunten, hiertoe is een uitvoeringsprogramma opgesteld. Uit de beoordeling van risico's blijkt dat bij een aantal inrichtingen bronmaatregelen moeten worden getroffen om het risico te reduceren tot het wettelijk verplichte niveau.

Ad c. Om risico's te beheersen zal er preventief aandacht zijn voor externe veiligheid bij alle nieuwe omgevingsvergunningen en bestemmingsplannen. Indien zich bij de beoordeling van de risico's onaanvaardbare situaties voordoen, zullen saneringsacties nodig zijn.

Concreet betekent dit dat de gemeente bij het vaststellen van bestemmingsplannen, het verlenen van omgevingsvergunningen en bij het houden van toezicht specifiek aandacht geeft aan:

  • de exacte locatie van risicobronnen in relatie tot de ruimtelijke ordening in de omgeving (bestaande en geprojecteerde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten);
  • de mogelijkheden voor inzet van hulpdiensten (gemeentelijke brandweer, geneeskundige dienst en politie);
  • de mogelijkheden voor het treffen van aanvullende maatregelen en het verhogen van de zelfredzaamheid;
  • eventuele mogelijke aanvullende maatregelen die op basis van de voortgang van de stand der techniek kunnen worden opgelegd in de vergunning.

2.5.5 Naar een lange termijn klimaatbeleid

In het rapport "Naar een lange termijn klimaatbeleid" (2010) is de huidige CO2-emissie binnen de gemeente Rijssen-Holten in kaart gebracht (nulmeting) en zijn scenario's opgesteld om de CO2-emissie binnen de gemeente in de periode tot 2020 te reduceren. Op basis van deze verkenning is een uitvoeringsprogramma opgesteld voor de periode 2010 tot 2014.

In eerste instantie is de huidige CO2-emissie in beeld gebracht. Bepaald is dat de totale CO2-emissie 245 kiloton (kton) bedraagt, wat neerkomt op gemiddeld 6,8 ton per inwoner. Dit is relatief hoog ten opzichte van het landelijk gemiddelde (circa 5 ton per inwoner). De belangrijkste oorzaak hiervoor is dat in Rijssen-Holten veel productiebedrijven zijn gevestigd. Verder is berekend dat de CO2-uitstoot zonder de inzet van klimaatbeleid leidt tot een CO2-uitstoot van 250 kton in 2020.

Door effectief klimaatbeleid kan aan de ontwikkeling van de CO2-uitstoot van de gemeente een andere wending worden gegeven. Dat kan op twee manieren: door minder energie te gebruiken en door duurzame energie op te wekken. Minder energie gebruiken wordt bijvoorbeeld bereikt door huizen goed te isoleren en zuinige apparatuur en verlichting aan te schaffen. Duurzame energiebronnen zoals windturbines en zonnepanelen kunnen de CO2-uitstoot nog verder omlaag brengen.

In het rapport zijn drie scenario's van een verschillend ambitieniveau doorgerekend. Voor Rijssen-Holten is de meest realistische keus scenario 1: continuering ingezet beleid (doel: reductie van CO2-uitstoot met 14% ten opzichte van 1990). De komende jaren zijn de volgende projecten gepland die kansen bieden voor het inbedden van maatregelen om het energiegebruik te reduceren:

  • realisatie van een duurzame woonwijk Opbroek (ambitie: energieneutrale wijk);
  • onderzoek naar geschikte locaties voor plaatsing van windturbines (vanuit haalbaarheidsoverwegingen is veelal een minimale omvang van 15 MW nodig);
  • in het kader van de revitalisering en herstructurering van bedrijventerreinen in de gemeente Rijssen-Holten is er aandacht voor energie en duurzaamheid (inclusief warmte- en koude-uitwisseling tussen bedrijven);
  • realisatie van een energieloket om burgers te enthousiasmeren en te adviseren bij het verbeteren van de energie-efficiëntie van bestaande woningen;
  • ontwikkeling van een subsidieregeling om energiebesparing in de bestaande bouw te stimuleren;
  • ontwikkeling van een revolverend fonds waaruit particulieren een aantrekkelijke lening kunnen krijgen voor energiebesparende maatregelen, waarbij de lening afgelost wordt met de besparing op de energiekosten;
  • verkenning mogelijkheden voor inzet biomassa binnen de gemeentegrenzen (hiervoor zal een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd worden).

In het uitvoeringsprogramma is de volgende strategie nader uitgewerkt.

  • A. Zelf het goede voorbeeld geven door toepassing van energiebesparende en duurzame energie bij gemeentelijke gebouwen.
  • B. Stimuleer en faciliteer grootschalige duurzame energieprojecten (windturbines en inzet biomassa voor energieopwekking eventueel in samenwerking met agrariërs).
  • C. Burgers en bedrijfsleven informeren over, faciliteren bij en stimuleren tot toepassing van energiebesparende en duurzame maatregelen (energieloket).
  • D. Facilitering en stimulering CO2-reductie verkeer en vervoer.
  • E. Investeren in duurzame energieprojecten buiten de gemeentegrenzen (CO2-compensatie).
2.5.6 Nota geluidsbeleid

De gemeente Rijssen-Holten streeft niet overal dezelfde geluidsniveaus na. Het functionele gebruik speelt een belangrijke rol bij het toekennen van de geluidskwaliteiten en -ambities voor een gebied. Geluidsbelastingsniveaus die passen bij een natuur- en extensiveringsgebied (bijvoorbeeld de Holterberg) of een woongebied kunnen en mogen afwijken van die voor bijvoorbeeld een bedrijventerrein. Het doel van het gemeentelijke geluidsbeleid is het behouden van de goede kwaliteiten en het benutten van kansen om voor de verschillende gebieden binnen de gemeente de geluidskwaliteit te verbeteren.

De "Nota geluidsbeleid" (2008) geeft een beschrijving van de gebiedstypen en de gebiedsgerichte ambities. De ambities moeten tastbaar worden door ze terug te laten komen in ruimtelijke plannen. Het gebiedsgericht geluidsbeleid moet er toe leiden dat geluid nog vaker vanaf het prille begin van een ruimtelijke ontwikkeling wordt meegenomen.

Op een geluidskaart zijn de geluidsniveaus van de bronnen wegverkeer, railverkeer en industrie weergegeven. De geluidsniveaus zijn vervolgens vertaald naar geluidsklassen (van zeer rustig naar zeer lawaaiig). Vervolgens zijn de ambities per deelgebied bepaald. Voor het buitengebied zijn de volgende gebiedstypen bepaald:

  • natuur- en extensiveringsgebied;
  • wonen in het groen;
  • verwevings- en landbouwontwikkelingsgebied;
  • verblijfsrecreatie.

In Bijlage 8 Gebiedstypen Nota geluidsbeleid is de kaart opgenomen met de ligging van de verschillende gebiedstypen.

Het streven voor het gebiedstype Natuur- en extensiveringsgebied is het bereiken van een maximale milieukwaliteit ten behoeve van een maximale natuurlijke kwaliteit. De toegestane milieubelasting is laag. De geluidsambities die de gemeente heeft voor dit gebied zijn hierna aangegeven.

gebiedstypering   gebiedsklasse (ambitie)   gebiedsklasse (bovengrens)   gebiedsklasse (ambitie)   gebiedsklasse (bovengrens)  
  weg- en railverkeer   bedrijven  
Natuur- en extensiveringsgebied   rustig   onrustig   zeer rustig   rustig  

Het gebiedstype Wonen in het groen kenmerkt zich door wonen in een rustige en groene omgeving. In het gebied zijn de grotere woningen van de gemeente gelegen. De algemene kwalificatie voor de geluidsambitie voor wonen in het groen is vergelijkbaar met die voor het natuur- en extensiveringsgebied. In dit gebied wordt voornamelijk verkeersgeluid waargenomen waardoor de basiskwaliteit vanwege het verkeer minder is dan die voor bedrijven. De geluidsambities voor dit gebied zijn in de volgende tabel weergegeven.

gebiedstypering   gebiedsklasse (ambitie)   gebiedsklasse (bovengrens)   gebiedsklasse (ambitie)   gebiedsklasse (bovengrens)  
  weg- en railverkeer   bedrijven  
Wonen in het groen   rustig   onrustig   zeer rustig   rustig  

Het verwevings- en landbouwontwikkelingsgebied van Rijssen-Holten heeft in algemene zin als hoofdfunctie agrarische activiteiten, waaronder de intensieve veehouderij. Daarnaast heeft het gebied een lage bebouwingsdichtheid en een lage gebruiksintensiteit. Het gebied heeft als nevenfuncties wonen, recreatie en overige bedrijfsbebouwing. De algemene kwalificatie voor de geluidsambities in het verwevings- en landbouwontwikkelingsgebied is "rustig". Wanneer er voor de agrarische sector een drukke periode is, bijvoorbeeld oogstseizoen, dan kunnen tijdelijk hogere geluidsniveaus optreden. In de tabel hierna zijn de geluidsambities voor dit gebied weergegeven.

gebiedstypering   gebiedsklasse (ambitie)   gebiedsklasse (bovengrens)   gebiedsklasse (ambitie)   gebiedsklasse (bovengrens)  
  weg- en railverkeer   bedrijven  
Verwevings- en landbouwontwik-
kelingsgebied  
rustig   onrustig   rustig   redelijk rustig  

Onder het gebiedstype verblijfsrecreatie vallen de verblijfsrecreatieterreinen in het buitengebied. Voor het grootste deel is sprake van een rustig gebied, waar incidenteel als gevolg van diverse recreatieve activiteiten wel wat lawaai kan ontstaan. De geluidsambities voor dit gebiedstype zijn als volgt.

gebiedstypering   gebiedsklasse (ambitie)   gebiedsklasse (bovengrens)   gebiedsklasse (ambitie)   gebiedsklasse (bovengrens)  
  weg- en railverkeer   bedrijven  
Verblijfsrecreatie   rustig   onrustig   rustig   redelijk rustig  

Voor de verschillende gebiedstypen zijn de voor nieuwe situaties te ambiëren geluidskwaliteiten geformuleerd. Met nieuwe situaties worden bedoeld:

  • de aanleg van een nieuwe weg of spoorlijn bij bestaande woningen;
  • de bouw van woningen bij een bestaande weg of spoorlijn;
  • de vestiging van een bedrijf bij bestaande woningen;
  • de bouw van woningen bij een bestaand bedrijf.

Voor de bronnen weg- en railverkeer zijn de ambities en de daaraan gekoppelde maximale ontheffingswaarden (bovengrens) bepaald. De ontheffingswaarden zijn opgenomen in de deelnota Hogere grenswaardenbeleid.