direct naar inhoud van Artikel 28 Wonen
Plan: Buitengebied Rijssen-Holten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPB2011000-0401

Artikel 28 Wonen

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in woonhuizen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf voor voormalige agrarische bedrijven waarbij het continueren van het gebruik van de bestaande mestopslag is toegestaan;
  • c. landschappelijke inpassing;
  • d. bed & breakfast in de woning;
  • e. paardrijbakken die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren ;
  • f. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van verkeer - garagebox, voor garageboxen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding recreatiewoning, voor een recreatiewoning;
  • h. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch-werkschuur , voor een werkschuur is toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding bedrijf de voor het betrokken perceel genoemde (bedrijfs)activiteit plaatsvindt, met dien verstande dat de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
  • j. op de gronden ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" zijn tevens de algemene aanduidingsregels opgenomen in artikel 43.1 van toepassing ;

adres   activiteit  
Espelodijk 5, Holten   muziekstudio  
Oude Stationsweg 8, Holten   hoveniersbedrijf  
Pasmansweg 10-10a, Holten   museum  
Russendijk 2, Holten   sauna  

met daarbij behorende:

  • k. gebouwen;
  • l. voorzieningen;
  • m. tuinen en erven.

met dien verstande dat

  • n. paardrijbakken niet zijn toegestaan tenzij deze op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren
28.2 Bouwregels

Op de tot Wonen bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

28.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel  41 (Bebouwingsgrenzen).

28.2.2 Hoofdgebouwen in casu woonhuizen

Voor hoofdgebouwen in casu woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één woonhuis worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding aantal, het aantal woonhuizen niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding (plankaart) aangegeven aantal;
    • 2. ter plaatse van de bouwaanduiding twee-aaneen het aantal woonhuizen niet meer dan twee mag bedragen, met dien verstande dat deze aaneen worden gebouwd;
  • b. een woning mag uitsluitend vrijstaand worden gebouwd, tenzij anders op de verbeelding (plankaart) aangegeven;
  • c. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 750 m3, exclusief de inhoud van kelders, voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk zijn, met dien verstande dat:
    • 1. indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, deze grotere inhoud als maximum geldt;
    • 2. er geen sprake is van woningen die zijn aangewezen als rijks- dan wel gemeentelijk monument, waarbij sprake is van een afstand tot een andere woning (inclusief bijbehorende bouwwerken) van minder dan 15 m, in welk geval niet meer dan 660 m3 is toegestaan.
  • d. voor de goot-, bouwhoogte en de dakhelling gelden de volgende maten:

  hoogte  
maximale goothoogte   3,5 m  
maximale bouwhoogte   10 m  
minimale dakhelling   15º  

  • e. de oppervlakte van de bedrijven ter plaatse van de aanduiding bedrijf, bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en in voorkomend geval van herbouw, gehandhaafd mogen worden.Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dienen de bestaande goot- en bouwhoogten alsmede de bestaande kapvorm te worden gehandhaafd; voorzover het betreffende perceel is opgenomen in de bijlage karakteristieke bebouwing.

28.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning mag niet meer bedragen dan 100 m2, waarvan niet meer dan 75 m2 aangebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 8 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet minder dan 15% lager dient te zijn dan de woning, met een minimum van 1 m;
  • d. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 30° bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met e geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van de met vergunning gerealiseerde bebouwing, zoals die bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, mag worden gehandhaafd waarbij vervangende herbouw/vervangende nieuwbouw is toegestaan tot deze bestaande gezamenlijke oppervlakte met een maximum van 250 m2.
28.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde perceel- en erfafscheidingen, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de volgende hoogte:

bouwwerk   hoogte  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   3 m  
omheining van paardrijbakken   1,8 m  

28.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
28.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 28.1 ten behoeve van de realisering van een paardrijbak, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend is één paardrijbak per woning toegestaan;
    • 2. paardrijbakken zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied;
    • 3. de oppervlakte van een paardrijbak bedraagt niet meer dan 1.300 m2;
    • 4. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
    • 5. de omheining van paardrijbakken niet meer bedraagt dan 1,8 m;
    • 6. lichtmasten niet zijn toegestaan.
  • b. 28.2.2 onder c ten behoeve van het uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een voormalige boerderij, te weten de woning met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, vergroten van de inhoud van de woning tot de totale inhoud van die aaneengesloten bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. de uitwendige hoofdvorm van de woning gehandhaafd blijft;
    • 2. de totale inhoud ervan niet wordt vergroot, dan wel met niet meer dan 10% van de inhoud wordt vergroot of verkleind;
    • 3. geen ander afwijkingen van het bestemmingsplan ontstaan;
    • 4. bij vergroting, het bouwwerk niet hoger wordt dan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
    • 5. de woning niet zodanig van karakter verandert, dat het niet of minder in de omgeving past;
    • 6. vooraf vaststaat dat daardoor het aantal woningen niet toeneemt;
  • c. 28.2.2 onder c ten behoeve van de vergroting van de woning tot niet meer dan 1.000 m3, met dien verstande dat de gebouwen landschappelijk worden ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan;
  • d. 28.2.2 onder d en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 6 m;
  • e. 28.2.3 onder d en toestaan dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • f. 28.2.3 onder e ten behoeve van een afwijkende dakhelling;
  • g. 28.2.4 onder a en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer mag bedragen dan 6 m.

28.4.1 Afwegingskader

Een in 28.4 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;

en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.

28.5 Specifieke gebruiksregels
28.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het gebruik, laten gebruiken of in gebruik geven van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. opslag-, stort- of bergplaats, stalling en achterlating van voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
  • b. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie;
  • c. detailhandel;
  • d. seksinrichting of prostitutiebedrijf;
  • e. kampeerterrein en/of dagrecreatie;
  • f. boerderijkamers;
  • g. plattelandskamers;
  • h. meer dan één, al dan niet afhankelijk, huishouden.
28.5.2 Uitzondering op strijdig gebruik

Het in artikel 28.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing met betrekking tot:

  • a. lid h is niet van toepassing voor het volgende adres zolang een persoonsgebonden overgangsrecht geldt:

Aalpolsweg 36A, Holten  

28.5.3 Toegestaan gebruik

Tot een gebruik, in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval niet gerekend:

  • a. het gebruik van buitengebruik gestelde (agrarische) bedrijfsgebouwen voor nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
    • 1. er geen vergunningplichtige, bouwkundige aanpassingen in- dan wel uitpandig aan het gebouw plaatsvinden;
    • 2. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
    • 3. er geen opslag en stalling buiten de bestaande bebouwing plaatsvindt;
    • 4. er geen sprake is van opslag van gevaarlijke stoffen;
    • 5. de woonfunctie primair is en blijft;
    • 6. er geen sprake is van detailhandel;
    • 7. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 8. er geen vergunningplichtige activiteiten in het kader van milieu plaatsvinden;
    • 9. er geen sprake is van geluidhinder zoals bedoeld in het geluidbeleid van de gemeente;
    • 10. de nevenactiviteit wordt uitgevoerd door één van de hoofdbewoners;
    • 11. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
    • 12. er geen sprake is van reclame-uitingen;
  • b. het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. niet meer dan 35% van het vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor een aan huisverbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit tot een maximale oppervlakte van 75 m2, dan wel, indien de bestaande oppervlakte groter is, de oppervlakte zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
    • 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
    • 3. de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving;
    • 4. detailhandel en horeca-gerelateerde activiteiten niet zijn toegestaan;
    • 5. de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit mag niet uitsluitend plaatsvinden in een bijbehorend bouwwerk;
  • c. bed & breakfast is toegestaan in de woning, met dien verstande dat:
    • 1. niet meer dan 4 kamers mogen worden verhuurd;
    • 2. bed & breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie.
28.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 28.1 juncto artikel 1.100 (begripsomschrijving woning) en 28.5.1 onder h voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van onder één dak;
    • 2. het uiterlijk één woning, één bouwmassa dient te zijn;
    • 3. er sprake is van één centrale toegang tot de woning, van waaruit beide woonvertrekken direct toegankelijk/bereikbaar zijn;
    • 4. er geen sprake is van een woningscheidende wand;
  • b. 28.5.1 onder h ten behoeve van het gebruik voor afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van de afhankelijke woonruimte tot de woning niet meer dan 25 m mag bedragen;
    • 2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer bedraagt dan 75m2;
    • 3. aantoonbaar aannemelijk is dat sprake is van een tijdelijke situatie (zorgindicatie) die zal worden beëindigd en wordt teruggebracht naar het oorspronkelijke gebruik nadat de mantelzorg is vervallen.
28.6.1 Afwegingskader

Een in 28.6 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;

en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.

28.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en:

  • a. de bestemming Wonen met de aanduiding specifieke bouwaanduiding - voormalig agrarisch bedrijf wijzigen in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de realisering van een nieuw grondgebonden agrarisch bedrijf met dien verstande dat:
    • 1. het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch en/of de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap ;
    • 2. het een voormalig agrarisch bedrijf betreft;
    • 3. door middel van een bedrijfsplan is aangetoond dat het een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
    • 4. de wijziging milieutechnisch uitvoerbaar is;
    • 5. de locatie niet mag hebben deelgenomen aan een Rood-voor-Rood regeling.
    • 6. het perceel niet is gelegen ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied;
  • b. aan de bestemming Wonen met de aanduiding specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf, de aanduiding verblijfsrecreatie toekennen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van plattelandskamers, met dien verstande dat:
    • 1. plattelandskamers uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied en ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt dat plattelandskamers ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied uitsluitend is toegestaan indien zij de landbouw niet frustreren;
    • 3. plattelandskamers in bestaande bebouwing worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
      • indien dat niet mogelijk is de haalbaarheid van herbouw op dezelfde plaats onderzocht kan worden;
      • het maximale toegestane percentage aan bebouwing niet wordt overschreden;
    • 4. de oppervlakte van één plattelandskamer is niet meer dan 50 m2, met dien verstande dat de totale oppervlakte van plattelandskamers niet meer dan 300 m2 bedraagt;
    • 5. verhuur van plattelandskamers het gehele jaar mogelijk is, met dien verstande dat er geen sprake mag zijn van permanente bewoning;
    • 6. het kamercomplex ruimtelijk, functioneel-technisch één geheel vormt met de overige bebouwing en dat wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand;
    • 7. het geheel landschappelijk wordt ingepast met gebiedseigen beplanting;
    • 8. de plattelandskamers geen belemmering opleveren voor de omliggende agrarische bedrijven;
    • 9. er geen sprake is van aantasting van de cultuurhistorische, landschappelijke en/of monumentale waarde, en daar waar mogelijk herstel van deze waarden;
    • 10. de plattelandskamers geen beperkingen opleveren voor ontwikkelingen in de omgeving;
    • 11. parkeren plaatsvindt op het eigen terrein en dat de parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast met gebiedseigen beplanting;
  • c. aan de bestemming Wonen met de aanduiding specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf, de aanduiding verblijfsrecreatie toekennen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van plattelandsappartementen met dien verstande dat:
    • 1. plattelandsappartementen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied en ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt dat plattelandsappartementen ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied uitsluitend is toegestaan indien zij de landbouw niet frustreren;
    • 3. plattelandsappartementen in bestaande bebouwing worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
      • indien dat niet mogelijk is de haalbaarheid van herbouw op dezelfde plaats onderzocht kan worden;
      • het maximale toegestane percentage aan bebouwing niet wordt overschreden;
    • 4. de oppervlakte van één plattelandsappartement bedraagt meer dan 50 m2, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de kamers niet meer dan 300 m2 bedraagt;
    • 5. verhuur van plattelandsappartementen het gehele jaar mogelijk is, met dien verstande dat er geen sprake mag zijn van permanente bewoning;
    • 6. het kamercomplex ruimtelijk, functioneel-technisch één geheel vormt met de overige bebouwing en dat wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand;
    • 7. het geheel landschappelijk wordt ingepast met gebiedseigen beplanting;
    • 8. de plattelandsappartementen geen belemmering opleveren voor de omliggende agrarische bedrijven;
    • 9. er geen sprake is van aantasting van de cultuurhistorische, landschappelijke en/of monumentale waarde, en daar waar mogelijk herstel van deze waarden;
    • 10. de plattelandsappartementen geen beperkingen opleveren voor ontwikkelingen in de omgeving;
    • 11. parkeren plaatsvindt op het eigen terrein en dat de parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast met gebiedseigen beplanting;
  • d. aan de bestemming Wonen met de aanduiding specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf, de aanduiding verblijfsrecreatie toekennen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerboerderij ten behoeve van een groepsaccommodatie met dien verstande dat:
    • 1. de kampeerboerderij wordt gesitueerd in een voormalig agrarisch bedrijfsgebouw
    • 2. een kampeerboerderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied en ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied;
  • e. aan de bestemming Wonen de aanduiding bedrijf toekennen, met dien verstande dat:
    • 1. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
    • 2. er geen sprake mag zijn van buitenopslag;
    • 3. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
    • 4. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking, wat onder andere tot uitdrukking komt in het feit dat de bestaande infrastructuur moet zijn berekend op de nieuwe activiteit;
    • 5. aan te leggen parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    • 6. detailhandel alleen mag plaatsvinden indien dit kleinschalig is, duidelijk ondergeschikt aan de hoofdactiviteit en een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit;
    • 7. geen sprake is van reclame-uitingen;
28.7.1 Afwegingskader

De wijzigingsbevoegdheid kan slechts worden toegepast indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;

en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.