direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
Plan: Buitengebied Rijssen-Holten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPB2011000-0401

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Agrarisch bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarische bedrijf met daarbij behorende gebouwen (niet zijnde rijhallen), bouwwerken, geen gebouw zijnde, voorzieningen, beplanting, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven, agrarische gronden en bedrijfswoningen met dien verstande dat:

  • a. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 agrarisch bedrijf is toegestaan;
  • b. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 bedrijfwoning is toegestaan mits anders is aangegeven op de plankaart;
  • c. intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding intensieve veehouderij;
  • d. ter plaatse van de aanduiding sierteelt is een (boom)kwekerijbedrijf toegestaan, met dien verstande dat ondergeschikte detailhandel is toegestaan, waarbij het de verkoop van op het eigen bedrijf geteelde producten betreft;
  • e. ter plaatse van de aanduiding verblijfsrecreatie is tevens verblijfsrecreatie toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding bedrijf de voor het betrokken perceel genoemde (bedrijfs)activiteit plaatsvindt, met dien verstande dat:
    • 1. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
    • 2. de agrarische bedrijfsfunctie primair is en blijft;

adres   activiteit  
Evertjesweg 9 Holten   loon- en grondverzetbedrijf  
Oude Deventerweg 51, Holten   akkerbouwbedrijf  
Rijssenseweg 3, Holten   houtbedrijf  
Rijssenseweg 34, Holten   dierenpension  
Sangeldijk 16, Holten   zorgboerderij  
Schreursweg 3, Holten   Kinderdagverblijf  
Velddijk 7, Holten   agrarisch loonbedrijf  
Zwilweg 1, Rijssen   loon- en grondverzetbedrijf  

  • g. kleinschalige kampeerterreinen die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren;
  • h. boerderijkamers die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren;
  • i. groepsaccommodaties die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie';
  • j. plattelandsappartementen die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - plattelandsappartement';
  • k. bed & breakfast is toegestaan in de bedrijfswoning;
  • l. paardrijbakken die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren;
  • m. voorzieningen zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestvoorzieningen, teelondersteunende voorzieningen, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, en voorzieningen te behoeve van de waterhuishouding;
  • n. bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde, met dien verstande dat paardrijbakken niet zijn toegestaan;
  • o. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn tevens de algemene aanduidingsregels opgenomen in artikel 43.1 van toepassing;

met dien verstande dat;

  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten-afwijking' is overschrijding aan die zijde zoals omschreven in artikel 3.4 en 5.4 niet toegestaan;
  • q. vrijstaande overkappingen ten behoeve van bedrijfsactiviteiten niet zijn toegestaan, tenzij deze op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds legaal aanwezig waren of gebouwd kunnen worden middels een omgevingsvergunning.
4.2 Bouwregels

De voor Agrarisch - Agrarisch bedrijf aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

4.2.1 Bouwwerken

Voor alle bouwwerken geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf.

4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding aantal bedrijfswoningen het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding (plankaart) aangegeven aantal;
  • c. de goothoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen;
  • e. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3, exclusief de inhoud van kelders, voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk zijn, met dien verstande dat:
    • 1. indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, deze grotere inhoud als maximum geldt, met dien verstande dat dit niet geldt voor vervangende nieuwbouw;
    • 2. er geen sprake is van woningen die zijn aangewezen als rijks- dan wel gemeentelijk monument, waarbij sprake is van een afstand tot een andere woning (inclusief bijbehorende bouwwerken) van minder dan 15 m, in welk geval niet meer dan 660 m3 is toegestaan.
4.2.3 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 41.1 (bebouwingsgrenzen);
  • b. voor de goot- en bouwhoogte en de dakhelling gelden de volgende maten:
    maximale goothoogte   6 m  
    maximale bouwhoogte   13 m  
    minimale dakhelling   15º  
  • c. teeltondersteunende kassen met een oppervlakte van niet meer dan 500 m2 mogen worden opgericht met dien verstande dat:
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de bedrijfswoning

Voor bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen per bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 100 m2, waarvan niet meer dan 75 m2 aangebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een bijbehorende bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 8 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet minder dan 15% lager dient te zijn dan de woning, met een minimum van 1 m;
  • d. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, met dien verstande dat dit niet geldt voor vervangende nieuwbouw.

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde perceel- en erfafscheidingen, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de volgende hoogtes:
bouwwerk   hoogte  
voedersilo's   15 m  
mestsilo's   8 m  
luchtwassers   niet meer dan 2 meter boven nokhoogte van de bijbehorende stal  
windmolen   10 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, met dien verstande dat vrijstaande overkappingen en lichtmasten niet zijn toegestaan   3 m  

  • b. teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan tot niet meer dan 1.000 m2, met dien verstande dat:
4.2.6 Bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de bedrijfswoning

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde perceel- en erfafscheidingen, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de volgende hoogtes:

bouwwerk   hoogte  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   3 m  

 

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de milieusituatie.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het gebruik, laten gebruiken of in gebruik geven van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. opslag-, stort- of bergplaats, stalling en achterlating van voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
  • b. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie;
  • c. detailhandel;
  • d. bedrijfsactiviteiten die niet gerelateerd zijn aan de uitoefening van het agrarische bedrijf;
  • e. seksinrichting of prostitutiebedrijf;
  • f. kampeerterrein en/of dagrecreatie;
  • g. boerderijkamers;
  • h. plattelandskamers;
  • i. plattelandsappartementen;
  • j. meer dan één, al dan niet afhankelijk, huishouden;
  • k. bewoning van bedrijfswoningen anders dan ten dienste van de bedrijfsvoering.

4.4.2 Uitzondering op strijdig gebruik

Het in artikel 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing met betrekking tot:

  • a. lid a, opslag die geschiedt in het kader van de normale bedrijfsvoering en dit uitsluitend plaatsvindt binnen het bouwvlak
  • b. lid k voor bewoning dat is ontstaan voor vaststelling van dit bestemmingplan;
4.4.3 Toegestaan gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend:

  • a. het gebruik van bestaande gebouwen voor de volgende nevenactiviteiten:
Nevenfunctie   Maximaal aantal m2  
  Gronden in gebruik voor de nevenfunctie   Bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
Verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten   -   100  
Inpandige opslag en stalling   -   500  
Ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, ijsmakerij)   -   200  
Kano-, boot- of fietsenverhuur, huifkartochten   -   100  
Rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiervoor zoals ontvangstruimte)   Gehele bedrijf   100  

De bovengenoemde nevenactiviteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat:

    • 1. er geen vergunningplichtige, bouwkundige aanpassingen in- dan wel uitpandig aan het gebouw plaatsvinden;
    • 2. de activiteiten plaatsvinden op de in de tabel genoemde gronden dan wel in de tabel genoemde maximale oppervlakte van de bestaande bebouwing;
    • 3. er geen sprake is van opslag van gevaarlijke stoffen;
    • 4. de agrarische bedrijfsfunctie primair is en blijft;
    • 5. er geen sprake is van detailhandel met uitzondering van ambachtelijke en agrarische producten;
    • 6. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 7. er geen vergunningplichtige activiteiten in het kader van milieu plaatsvinden;
    • 8. er geen sprake is van geluidhinder zoals bedoeld in het geldende geluidbeleid van de gemeente;
    • 9. de nevenactiviteit wordt uitgevoerd door één van de hoofdbewoners van het agrarische bedrijf;
    • 10. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
    • 11. geen sprake is van reclame-uitingen;
  • b. het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. niet meer dan 75 m2 van de oppervlakte van de woning en bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit mag worden gebruikt, dan wel, indien de bestaande oppervlakte groter is, de oppervlakte zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;'
    • 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
    • 3. de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving;
    • 4. detailhandel en horeca-gerelateerde activiteiten niet zijn toegestaan;
    • 5. de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit mag niet uitsluitend plaatsvinden in een bijbehorend bouwwerk;
  • c. het gebruik van een deel van de bedrijfsgebouwen tot een kantoor ten behoeve van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20 m2;
  • d. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend:
    • 1. bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
      • niet meer dan 4 kamers mogen worden verhuurd;
      • bed & breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie. 
4.5 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in:

  • a. 4.1 en toestaan dat een rijhal wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. voor wat betreft de paardenhouderij-activiteiten er sprake is van een volwaardig bedrijf, wat blijkt uit een bedrijfsplan;
    • 2. niet meer dan 1 binnenrijhal per bedrijf aanwezig mag zijn;
    • 3. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.300 m2;
    • 4. de bouwhoogte niet meer dan 13 m bedraagt;
    • 5. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
    • 6. de rijhal landschappelijk wordt ingepast;
  • b. 4.1 ten behoeve van de realisering van een paardrijbak, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend is één paardrijbak per bedrijfswoning toegestaan;
    • 2. paardrijbakken zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied;
    • 3. de oppervlakte van een paardrijbak bedraagt niet meer dan 1.300 m2;
    • 4. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
    • 5. de omheining van paardrijbakken niet meer bedraagt dan 1,8 m;
    • 6. lichtmasten niet zijn toegestaan.
  • c. 4.2.3 onder b en toestaan dat de hoogte wordt verhoogd tot 14 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
  • d. 4.2.3 onder b ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. 4.2.2 onder a ten behoeve van een tweede bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. inwoning of uitbreiding van de bestaande eerste bedrijfswoning niet mogelijk is;
    • 2. een tweede bedrijfswoning noodzakelijk moet zijn in verband met:
      • constant toezicht en verzorging van vee; of
      • constant toezicht en onderhoud van apparatuur ter preventie van calamiteiten; of
      • onregelmatige werktijden, constante bereikbaarheid en organisatorische efficiency;
    • 3. de omvang van het bedrijf zodanig moet zijn dat sprake is van een volwaardig tweepersoonsbedrijf, waarvan sprake is als het volledige werkgelegenheid en (binnen afzienbare tijd) een aanvaardbaar inkomen biedt aan ten minste twee arbeidskrachten;
    • 4. aannemelijk moet zijn gemaakt dat het bedrijf de komende tien jaar als volwaardig tweepersoonsbedrijf blijft bestaan, waarbij wordt gekeken naar de bedrijfsopzet, het uitgezette pad voor bedrijfsovername, de gebouwen en stalcapaciteit, productierechten en leeftijd, opleiding en ervaring van beide arbeidskrachten; wat dient te blijken uit een ondernemersplan dat is opgesteld door een agrarische adviesinstantie;
    • 5. de tweede bedrijfswoning een duidelijke ruimtelijke relatie moet hebben met het agrarische bedrijf, waarvan geen sprake is bij een afstand van meer dan 25 m tussen de tweede bedrijfswoning en een bedrijfsgebouw;
    • 6. niet eerder een tweede agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest;
    • 7. de eerste bedrijfswoning niet reeds is uitgebreid tot 1.000 m3 ten behoeve van de huisvesting van twee huishoudens;
  • f. 4.2.2 onder c en toestaan dat de goothoogte van de bedrijfswoning wordt verhoogd tot 6 m;
  • g. 4.2.2 onder e ten behoeve van het uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een boerderij, te weten de bedrijfswoning met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning tot de totale inhoud van die aaneengesloten bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. de uitwendige hoofdvorm van de woning gehandhaafd blijft;
    • 2. de totale inhoud ervan niet wordt vergroot, dan wel met niet meer dan 10% van de inhoud wordt vergroot of verkleind;
    • 3. geen ander afwijkingen van het bestemmingsplan ontstaan;
    • 4. bij vergroting, het bouwwerk niet hoger wordt dan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
    • 5. de woning niet zodanig van karakter verandert, dat het niet of minder in de omgeving past;
    • 6. vooraf vaststaat dat daardoor het aantal woningen niet toeneemt;
  • h. 4.2.2 onder e ten behoeve van de vergroting van de bedrijfswoning tot niet meer dan 1.000 m3, met dien verstande dat de gebouwen landschappelijk worden ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan;
  • i. 4.2.4 onder d en toestaan dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • j. 4.2.5 onder b ten behoeve van mestvergistingsinstallaties tot een maximale hoogte van 12 m;
  • k. 4.2.5 onder a en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • l. 4.2.5 onder a en toestaan dat lichtmasten tot een bouwhoogte van niet meer dan 8 m worden gebouwd.

4.5.1 Afwegingskader

Een in 4.5 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;

en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in:

  • a. 4.1 juncto artikel 1.100 (begripsomschrijving woning) en 4.4.1 onder j voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van alles onder één dak;
    • 2. het uiterlijk één woning, één bouwmassa dient te zijn;
    • 3. er sprake is van één centrale toegang tot de woning, van waaruit beide woonvertrekken direct toegankelijk/bereikbaar zijn;
    • 4. er geen sprake is van een woningscheidende wand;
  • b. 4.1 ten behoeve van een landschappelijk ingepast, kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
    • 1. de arbeidsbehoefte van het agrarisch bedrijf ten minste 0,25 volwaardige arbeidskracht dient te bedragen;
    • 2. het aantal kampeerplaatsen niet meer dan 25 mag bedragen, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke en natuurwaarden;
    • 3. het kleinschalig kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast met gebiedseigen beplanting, zodat het een passend element vormt in de omgeving en dat aan een doelmatige inrichting wordt bijgedragen;
    • 4. het kleinschalig kampeerterrein wordt in ruimtelijke samenhang met de gebouwen gerealiseerd;
    • 5. toilet- en wasvoorzieningen worden binnen bestaande bebouwing gerealiseerd, met dien verstande dat:
      • indien dat niet mogelijk is de haalbaarheid van herbouw op dezelfde plaats onderzocht kan worden;
      • het maximale toegestane percentage aan bebouwing niet wordt overschreden;
    • 6. parkeren plaatsvindt op het eigen terrein en dat de parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast met gebiedseigen beplanting;
    • 7. het kampeerseizoen is van 15 maart tot en met 31 oktober, met dien verstande dat voor de periode van 1 november tot en met 14 maart geldt dat alle kampeermiddelen met toebehoren worden verwijderd uit het landschap;
    • 8. een kleinschalig kampeerterrein is toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied en de gebiedsaanduiding reconstuctiewetzone - verwevingsgebied, met dien verstande dat een kleinschalig kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied uitsluitend is toegestaan indien de belangen en de ontwikkeling van de agrarische bedrijvigheid hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
    • 9. trekkershutten, stacaravans en chalets niet zijn toegestaan;
  • c. 4.4.1 onder b ten behoeve van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, met dien verstande dat:
    • 1. sprake is van een duurzaam, volwaardig agrarisch bedrijf;
    • 2. de biomassavergisting milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
    • 3. de capaciteit van de installatie minder dan 100.000 kg per dag bedraagt;
  • d. 4.4.1 onder f voor het toestaan van boerderijkamers bij agrarische bedrijven, met dien verstande dat:
    • 1. boerderijkamers uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied en ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt dat boerderijkamers ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied uitsluitend zijn toegestaan indien zij de landbouw niet frustreren;
    • 3. boerderijkamers in bestaande bebouwing worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
      • indien dat niet mogelijk is de haalbaarheid van herbouw op dezelfde plaats onderzocht kan worden;
      • het maximale toegestane percentage aan bebouwing niet wordt overschreden;
    • 4. de oppervlakte van één boerderijkamer is niet meer dan 50 m2, met dien verstande dat de totale oppervlakte van boerderijkamers niet meer dan 300 m2 bedraagt;
    • 5. verhuur van boerderijkamers het gehele jaar mogelijk is, met dien verstande dat er geen sprake mag zijn van permanente bewoning;
    • 6. het kamercomplex ruimtelijk, functioneel-technisch één geheel vormt met de overige bebouwing en dat wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand;
    • 7. de boerderijkamers geen belemmering opleveren voor de omliggende agrarische bedrijven;
    • 8. er geen sprake is van aantasting van de cultuurhistorische, landschappelijke en/of monumentale waarde, en daar waar mogelijk herstel van deze waarden;
    • 9. de boerderijkamers geen beperkingen opleveren voor ontwikkelingen in de omgeving;
    • 10. parkeren plaatsvindt op het eigen terrein en dat de parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast met gebiedseigen beplanting;
    • 11. boerderijkamers worden gerealiseerd conform het gestelde in de Wabo en het Bouwbesluit;
  • e. 4.4.1 onder h ten behoeve van het gebruik voor afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van de afhankelijke woonruimte tot de woning niet meer dan 25 m mag bedragen;
    • 2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer bedraagt dan 75m2;
    • 3. aantoonbaar aannemelijk is dat sprake is van een tijdelijke situatie (zorgindicatie) die zal worden beëindigd en wordt teruggebracht naar het oorspronkelijke gebruik nadat de mantelzorg is vervallen.
4.6.1 Afwegingskader

Een in 4.6 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;

en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en:

  • a. aan een agrarisch bouwperceel de aanduiding intensieve veehouderij toevoegen, met dien verstande dat:
    • 1. het bedrijf niet is gelegen binnen de gronden die op de verbeelding (plankaart) zijn aangeduid als reconstructiewetzone - extensiveringsgebied en reconstructiewetzone-verwevingsgebied;;
    • 2. dit niet is toegestaan op de volgende adressen:
adres  
Beumersteeg 1, Holten  
Beumersteeg 2, Holten  
Boerendanssteeg 2, Holten  
Evertjesweg 3, Holten  
Evertjesweg 9, Holten  
Helhuizerweg 16, Holten  
Jeurlinksweg 10, Holten  
Markeloseweg 23, Holten  
Markeloseweg 25, Holten  
Rijssenseweg 1, Holten  
Rijssenseweg 13, Holten  
Schreursweg 1, Holten  
Schreursweg 6a, Holten  
Tromopsweg 9, Holten  
Veenweg 4, Holten  
Velddijk 7, Holten  

  • b. een agrarisch bouwperceel aanwijzen als specifieke vorm van agrarisch - sterlocatie als bedoeld in artikel 1.87 (begripsomschrijving sterlocatie intensieve veehouderij), indien:
    • 1. het agrarisch bouwperceel is aangeduid als intensieve veehouderij op datum van vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten;
    • 2. het bedrijf niet is gelegen binnen de gronden die op de verbeelding (plankaart) zijn aangeduid als reconstructiewetzone - extensiveringsgebied of reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied;;
  • c. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen in de bestemming
    Wonen met de aanduiding specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf en de aansluitende gebiedsbestemming(en), met dien verstande dat het agrarische bedrijf is of wordt beëindigd dan wel geen sprake meer is van reële agrarische bedrijfsvoering en er reeds een vergunde bedrijfswoning aanwezig is binnen hetzelfde bestemmingsvlak ;
  • d. aan de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf de aanduiding verblijfsrecreatie toekennen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van plattelandsappartementen met dien verstande dat:
    • 1. plattelandskamers uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied en ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt dat plattelandskamers ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied uitsluitend is toegestaan indien zij de landbouw niet frustreren; plattelandsappartementen in bestaande bebouwing worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
      • indien dat niet mogelijk is de haalbaarheid van nieuwbouw op dezelfde plaats onderzocht kan worden;
      • het maximale toegestane percentage aan bebouwing niet wordt overschreden;
    • 3. de oppervlakte van één plattelandsappartement bedraagt meer dan 50 m2, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de kamers niet meer dan 300 m2 bedraagt;
    • 4. verhuur van plattelandsappartementen het gehele jaar mogelijk is, met dien verstande dat er geen sprake mag zijn van permanente bewoning;
    • 5. het kamercomplex ruimtelijk, functioneel-technisch één geheel vormt met de overige bebouwing en dat wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand;
    • 6. het geheel landschappelijk wordt ingepast met gebiedseigen beplanting;
    • 7. de plattelandsappartementen geen belemmering opleveren voor de omliggende agrarische bedrijven;
    • 8. er geen sprake is van aantasting van de cultuurhistorische, landschappelijke en/of monumentale waarde, en daar waar mogelijk herstel van deze waarden;
    • 9. de plattelandsappartementen geen beperkingen opleveren voor ontwikkelingen in de omgeving;
    • 10. parkeren plaatsvindt op het eigen terrein en dat de parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast met gebiedseigen beplanting;
    • 11. plattelandsappartementen worden gerealiseerd conform het gestelde in de Wabo en het Bouwbesluit.
  • e. ten behoeve van het gebruik van een deel van de bedrijfsgebouwen als kampeerboerderij/kamphuis als groepsaccommodatie, met dien verstande dat:
    • 1. de kampeerboerderij wordt gesitueerd in een bedrijfsgebouw dat niet meer van belang is voor de agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. deze functie ondergeschikt is aan het agrarisch bedrijf;
    • 3. de kampeerboerderij ruimtelijk, functioneel-technisch één geheel vormt met de overige bebouwing en dat wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand;
    • 4. het geheel landschappelijk wordt ingepast met gebiedseigen beplanting;
    • 5. de kampeerboerderij geen belemmering opleveren voor de omliggende agrarische bedrijven;
    • 6. er geen sprake is van aantasting van de cultuurhistorische, landschappelijke en/of monumentale waarde, en daar waar mogelijk herstel van deze waarden;
    • 7. de kampeerboerderij geen beperkingen opleveren voor ontwikkelingen in de omgeving;
    • 8. parkeren plaatsvindt op het eigen terrein en dat de parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast met gebiedseigen beplanting;
    • 9. de kampeerboerderij wordt gerealiseerd conform het gestelde in de Wabo en het Bouwbesluit
    • 10. een kampeerboerderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied en ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied;

4.7.1 Afwegingskader

De wijzigingsbevoegdheid kan slechts worden toegepast indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;
  • g. woon- en leefklimaat.

en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.