direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Casterhoven, Deelplan A, Fase 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1740.bpKEcasterhovenA3-vst1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Casterhoven, Deelplan A, Fase 3" van de gemeente Neder-Betuwe.

1.1 Aanleiding en doel

Op 27 maart 2008 heeft de gemeenteraad van Neder-Betuwe het Structuurplan Casterhoven vastgesteld. Dit structuurplan beschrijft een uitbreidingswijk met een oppervlakte van 30,6 hectare aan de zuidzijde van de kern Kesteren. De wijk moet onder meer ruimte bieden aan circa 667 woningen en circa 20.000 m² bedrijvigheid. De uitbreidingswijk heeft de naam Casterhoven gekregen.

Onderstaande afbeelding geeft de topografische ligging van de uitbreidingswijk weer. Tevens is het plangebied van voorliggend bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEcasterhovenA3-vst1_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE LIGGING UITBREIDINGSWIJK CASTERHOVEN EN PLANGEBIED

Oorspronkelijk zou de bouw van de wijk in twee grote fasen plaatsvinden: Deelplan A ten oosten van de Hoofdstraat en Deelplan B ten westen daarvan. Om beter in te kunnen spelen op de actuele behoefte en daarmee het risico voor de ontwikkelende partijen te beperken, is er later voor gekozen de wijk in kleinere fasen uit te werken en te ontwikkelen.

In de afgelopen jaren zijn al diverse bestemmingsplannen vastgesteld. De verkoop van de daarin opgenomen 357 woningen/woonkavels loopt dusdanig voorspoedig, dat besloten is een volgende fase te gaan ontwikkelen.

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan voor:

  • 1. de bouw van woningen van fase 3;
  • 2. de bouw van woningen en inrichting van de openbare ruimte in de stedenbouwkundige knoop van fase 1;
  • 3. de bouw van grondgebonden woningen ter plaatse van de appartementenlocatie in fase 1.

Omdat de ontwikkeling van fase 3 het grootste deel van het plan vormt, wordt hierna met "fase 3" de gehele ontwikkeling binnen voorliggend bestemmingsplan bedoeld.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

De afbeelding in paragraaf 1.1 geeft de topografische ligging van het plangebied weer. Onderstaande afbeelding bevat de kadastrale situatie. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEcasterhovenA3-vst1_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 32.900 m².

1.3 Vigerend bestemmingsplan

1.3.1 Bestemmingsplan "Witte vlekken"

Ter plaatse van de stedenbouwkundige fase 3 en de stedenbouwkundige knoop binnen fase 1 vigeert het bestemmingsplan "Witte vlekken", vastgesteld door de gemeenteraad op 12 september 2013. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEcasterhovenA3-vst1_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING BESTEMMINGSPLAN "WITTE VLEKKEN"

Voor een groot deel van het plangebied geldt de bestemming 'Agrarisch'. Binnen deze bestemming is onder meer grondgebonden agrarische productie toegestaan. Agrarische bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Binnen onderhavig plangebied liggen geen bouwvlakken.

Ter plaatse van de bestaande waterlopen geldt de bestemming 'Water', waarbinnen onder meer waterhuishoudkundige doeleinden toegestaan zijn.

Voor het grootste deel van het plangebied geldt voorts de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Hierbinnen is een archeologisch onderzoek verplicht bij bouwwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 500 m². De oostelijke rand van het plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5', met een onderzoeksplicht vanaf 2000 m². In paragraaf 5.2.1 is opgenomen hoe met het aspect archeologie is omgegaan.

Voorts geldt binnen delen van het plangebied de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen', die het onderhoud van de betreffende waterlopen veiligstelt.

1.3.2 Bestemmingsplan "Casterhoven, Deelplan A, Fase 1"

Ter plaatse van het noordoostelijk deel van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Casterhoven, Deelplan A, Fase 1", vastgesteld door de gemeenteraad op 12 april 2012. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEcasterhovenA3-vst1_0004.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING BESTEMMINGSPLAN "CASTERHOVEN, DEELPLAN A, FASE 1"

Binnen dit plandeel zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan tot een bouwhoogte van 12,5 meter. Het bestemmingsplan voor fase 1 staat in totaal maximaal 134 woningen toe. Daarvan zijn er reeds 117 gerealiseerd, hetgeen betekent dat er ter plaatse van onderhavig plandeel nog 17 woningen zijn toegestaan.

1.3.3 Bestemmingsplan "Casterhoven, Deelplan A, Fase 1C"

Een klein deel van het middengebied behoort thans tot de bestemming 'Woongebied' van het bestemmingsplan "Casterhoven, Deelplan A, Fase 1C". Om te voorkomen dat het woonperceel dat daar is gepland binnen twee bestemmingsplannen gaat vallen, is ervoor gekozen dat gehele perceel in voorliggend bestemmingsplan op te nemen.

1.3.4 Bestemmingsplan "Casterhoven, Deelplan A, Fase 2 en 4"

Een deel van de verkeersbestemming van het bestemmingsplan "Casterhoven, Deelplan A, Fase 2 en 4" is onderdeel van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan.

1.3.5 Afwijking van vigerende bestemmingsplannen

Het plan kan niet gerealiseerd worden op basis van de vigerende bestemmingsplannen. Het plan omvat de volgende ontwikkelingen:

  • 1. de bouw van woningen van fase 3;
  • 2. de bouw van woningen en inrichting van de openbare ruimte in de stedenbouwkundige knoop van fase 1;
  • 3. de bouw van grondgebonden woningen ter plaatse van de appartementenlocatie in fase 1.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Achtereenvolgens geschiedenis, wijdere omgeving en directe omgeving en plangebied.

2.1 Geschiedenis

Het landschap van de Betuwe is gevormd door de rivieren. Na de laatste ijstijd ongeveer tienduizend jaar geleden werden de toenmalige Rijn en Maas door de ontstane stuwwallen gedwongen in westelijke richting te stromen. Door het afzetten van grotere bestanddelen, zoals grof zand en grind werden aan beide zijden van de rivieren oeverwallen gevormd. Verder van de rivier af konden de lichtere (klei)deeltjes bezinken, waardoor komgebieden ontstonden.

De geschiedenis van de mens in het rivierenland gaat terug tot in de 14e eeuw. Toen vond de eerste bedijking van de rivieren plaats en werden parallel daaraan wegen aangelegd. De hoger gelegen oeverwallen bleken geschikt voor het bouwen van woningen, maar ook voor de landbouw. Van oudsher ontwikkelde zich hier de laanboomteelt en de teelt van hard en zacht fruit. In tegenstelling tot de oeverwallen vond in de kommen oorspronkelijk geen bebouwing plaats. De kommen bestaan nog steeds overwegend uit grasland en worden gebruikt voor weidebouw en de melkveehouderij.

De kern Kesteren is eveneens ontstaan op een oeverwal en heeft zich voornamelijk in westelijke richting ontwikkeld. Eerst in de vorm van lintbebouwing en in de 20e eeuw werden de tussenliggende ruimten ingevuld.

2.2 Wijdere omgeving

Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de wijdere omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEcasterhovenA3-vst1_0005.jpg"

WIJDERE OMGEVING

Zoals uit de vorige paragraaf al volgt wordt de karakteristiek van het landschap bepaald door de lijnstructuren in de oostwestrichting. Het betreffen de grote structuren van de rivieren Rijn en Waal, de spoorlijn Tiel-Arnhem en later de autosnelweg A15, waarlangs nog weer later de Betuwespoorlijn is aangelegd.
De provinciale weg N233 en de Hoofdstraat vormen de belangrijkste noordzuidstructuren.

De spoorlijn Tiel-Arnhem is tot voor kort de zuidelijke barrière van de kern Kesteren geweest. De uitbreidingswijk Casterhoven vormt de eerste planmatige ontwikkeling ten zuiden daarvan.

2.3 Directe omgeving en plangebied

Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEcasterhovenA3-vst1_0006.jpg"

DIRECTE OMGEVING

Het plangebied van Casterhoven, Deelplan A ligt grotendeels op een oeverwal. Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de spoorlijn Tiel-Arnhem. Aan de westzijde vormt de Hoofdstraat de begrenzing en het historische lint Broekdijk, met vrij intensieve bebouwing, vormt de zuidelijke begrenzing. Aan de oostzijde van het deelplan ligt het bedrijventerrein Broekdijk. Het gebied is hiermee tamelijk ingesloten.

Het gebied van Deelplan A heeft in de oorspronkelijke situatie hoofdzakelijk een agrarische functie, meestal in de vorm van fruitteelt en boomkwekerijen. De bebouwing ten behoeve van deze agrarische functie is gesitueerd langs de Hoofdstraat en de Broekdijk. Met het oog op de ontwikkeling van Casterhoven zijn de agrarische bedrijven aan de noordzijde van de Broekdijk inmiddels beëindigd en hebben de bedrijfswoningen de functie van burgerwoning gekregen.
Langs de Hoofdstraat en Broekdijk liggen voorts nog enkele tuincentra, een dierenspeciaalzaak en een restaurant.
Het bedrijventerrein Broekdijk betreft een kleinschalig bedrijventerrein met bedrijven tot en met milieucategorie 2.

Het noordelijke, centrale en oostelijke deel van Deelplan A van de uitbreidingswijk Casterhoven wordt thans ontwikkeld. Deze delen bevatten circa 360 grondgebonden woningen.

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan was voornamelijk in agrarisch gebruik en behoudens een oud kassencomplex onbebouwd.

Hoofdstuk 3 Plan

Na voorgaande inventarisatie en analyse volgt in dit hoofdstuk de beschrijving van het feitelijke plan. Daartoe wordt eerst een algemene beschrijving van het gehele deelproject Casterhoven Deelplan A gegeven. Vervolgens worden beknopt de reeds in ontwikkeling zijnde fasen toegelicht, waarna de in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen aan bod komen.

3.1 Beschrijving Casterhoven, Deelplan A

Op 27 maart 2008 heeft de gemeenteraad van Neder-Betuwe het Structuurplan Casterhoven vastgesteld (zie paragraaf 4.4.2 en bijlage 1). Dit Structuurplan dient als grondslag voor het stedenbouwkundig plan Casterhoven Deelplan A en voor de vertaling hiervan in de hierop volgende bestemmingsplannen, waaronder voorliggend bestemmingsplan.

3.1.1 Woningbouwprogramma Casterhoven, Deelplan A

Ten tijde van de vaststelling van de Structuurplan Casterhoven in het voorjaar van 2008 is een voorlopig woningbouwprogramma opgesteld, met maximaal 667 woningen, waarvan maximaal 407 woningen In Deelplan A. Het woningbouwprogramma bestaat uit verscheidene woningsegmenten.

3.1.2 Stedenbouwkundige hoofdstructuur

In het Structuurplan Casterhoven is een stedenbouwkundige hoofdstructuur opgenomen. Deze is weergegeven op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEcasterhovenA3-vst1_0007.jpg"

HOOFDSTRUCTUUR CASTERHOVEN ZOALS OPGENOMEN IN STRUCTUURPLAN CASTERHOVEN

Ruimtelijke opbouw

Met het doel een zowel afwisselende als samenhangende woonwijk te krijgen is het gebied in zones verdeeld. De zones zijn gerelateerd aan de hoofdstructuur en krijgen elk een eigen uitstraling. Onderstaande afbeelding geeft de zones weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEcasterhovenA3-vst1_0008.jpg"

ZONERING CASTERHOVEN

Hierna vindt een omschrijving per zone plaats.

De randen
Aan de randen (Broekdijk en Hoofdstraat) krijgt de aansluiting van Casterhoven op de omgeving vorm. Het beeld van de Broekdijk wordt bepaald door vrijstaande bebouwing op grote percelen. Het beeld van de Hoofdstraat is hiermee vergelijkbaar, de percelen zijn echter daar minder groot in omvang. De spoorzone vormt door de spoorlijn en de watergang een barrière. Met name aan de oostzijde heeft de spoorzone een sterk groen karakter met hoog opgaand groen.

De singels
De in het stedenbouwkundig plan opgenomen singels maken de onderliggende landschapsstructuur in de woonbuurt duidelijk herkenbaar. De singel aan de westzijde van deelplan A is een bestaande A-watergang die verbreed wordt. De overige singels zijn nieuw. Door de zichtlijnen over de singels ontstaan visuele relaties met het landschap en het bestaande dorp. De singels bieden een bijzondere woonkwaliteit, daarnaast hebben de singels ook een belangrijke functie voor de waterberging en de verkeersontsluiting.

De lanen
De diagonale lanenstructuur onderscheidt zich van de noordzuidgerichte singelstructuur. De lanen en de singels vormen gelijkwaardige, maar door de oriëntatie ook duidelijk verschillende elementen van de hoofdstructuur. Deze lanen zorgen voor samenhang binnen de buurt en verbinden de deelplannen A en B van Casterhoven met elkaar. Daarnaast hebben de lanen een belangrijke verkeerskundige functie: als hoofdontsluiting voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer.

De knopen
Op de snijpunten en uiteinden van de lanen en singels zijn de knopen in de hoofdstructuur gesitueerd. De knopen bieden plaats aan de maatschappelijke voorzieningen, bebouwingsaccenten en de belangrijkste openbare ruimtes. In de oorspronkelijke plannen voor Casterhoven was op de centrale knoop een schoollocatie bedacht. Daar wordt geen invulling meer aangegeven. Dit geeft ruimte voor een alternatieve invulling voor dit gebied.

Functionele opbouw
Het grootste deel van Casterhoven krijgt een woonfunctie. Uitgangspunt hierbij is een breed aanbod van woningtypes en financieringscategorieën. Het merendeel van de woningen zal uit grondgebonden woningen bestaan.
Casterhoven zal voorts ruimte bieden aan (maatschappelijke) voorzieningen.
In het zuidwestelijke deel van Casterhoven is een kleinschalig bedrijventerrein met hoogwaardige uitstraling voorzien.

3.1.3 Beeldkwaliteiten

In het Structuurplan Casterhoven zijn beeldkwaliteiten in hoofdlijnen opgenomen. Daarnaast is op 21 november 2011 het beeldkwaliteitplan "Casterhoven deelplan A Beeldkwaliteit op hoofdlijnen" vastgesteld (zie bijlage 3). Doelstelling van de beeldkwaliteit op hoofdlijnen is het realiseren van een samenhangend beeld van de bebouwing en de openbare ruimte. Het laatstgenoemde document is een aanvulling van onderdelen van de beeldkwaliteitparagraaf in het Structuurplan.

In de beeldkwaliteitplannen is opgenomen dat de uitbreidingswijk Casterhoven een herkenbaar dorpsbeeld moet opleveren, voortbouwend op de bouwtraditie in Kesteren. Het geheel van openbare ruimten, erfinrichting en gebouwen moet hiertoe leiden.

Per in voorliggend bestemmingsplan voorkomende zone zijn (samengevat) de volgende beeldkwaliteiten voorgeschreven:

De lanen
De openbare ruimte in de lanen is formeel ingericht, een brede rijbaan met een parkeerstrook en een groene berm met een enkele bomenrij aan één zijde en aan de andere zijde een wadi.

Het statige en formele beeld van de lanen wordt versterkt door de bebouwing. De bebouwing langs de lanen bestaat hoofdzakelijk uit vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen. De woningen met diepe voortuinen worden in een continue rooilijn gesitueerd. Langs de lanen is een formele en gebouwde erfafscheiding het uitgangspunt.

De bouwhoogte en kapvorm dragen bij aan het statige beeld van de lanen: de dominante bouwhoogte is twee lagen met een kap. Als kapvorm wordt gekozen voor een zadelkap. De dakhelling is steil. De nokrichting van de kap is gevarieerd, zowel evenwijdig als haaks op de richting van de Laan. Er mag sprake zijn van een 'overhoekse' positionering.

De singels
De openbare ruimte in de singels krijgt een informeel en groen karakter. Het beeld wordt vooral bepaald door de groene taluds en de brede waterpartij. De verharding in het profiel is compact: de rijbaan en het trottoir zijn niet breder dan strikt noodzakelijk. In het talud of de berm worden streekeigen bomen solitair of groepsgewijs gesitueerd.

De bebouwing langs de singels is informeler dan langs de lanen. De bebouwing bestaat uit vrijstaande, twee-onder-één-kapwoningen en korte en langere blokken met rijwoningen. De woningen worden in een gevarieerde rooilijn gesitueerd. Een informele en groene erfafscheiding is het uitgangspunt. De bouwhoogte varieert tussen één en twee lagen met een kap. De dominante kapvorm is een zadelkap. De nokrichting van de kappen is evenwijdig aan de richting van de singel. Als uitgangspunt geldt een flauwe dakhelling.

De woonvelden
Bij de openbare ruimte in de woonstraten wordt een onderscheid gemaakt in de noord-zuid en oost-west georiënteerde woonstraten. Om de noord-zuid structuur van Casterhoven te versterken zijn de noord-zuid woonstraten ruimer opgezet dan de oost-west woonstraten.

In de woonvelden is een sterke samenhang per ruimtelijke eenheid (woningen grenzend aan eenzelfde straat of hof) het uitgangspunt. Binnen de woonvelden bestaat de bebouwing hoofdzakelijk uit korte en langere blokken met rijwoningen en patiowoningen en in mindere mate uit vrijstaande en twee-onder-één-kap woningen.

De voorgevelrooilijn van de woningen is hoofdzakelijk noord-zuid gericht. Een informele en groene erfafscheiding is het uitgangspunt.

De bouwhoogte varieert tussen één en twee lagen met een kap. De dominante kapvorm is een zadelkap. De nokrichting is noord-zuid. Als uitgangspunt geldt een flauwe kaphelling.

De knopen
De beschreven beeldkwaliteiten voor de knoop binnen het plangebied zijn gebaseerd op de bouw van een basisschool. Omdat is afgezien van de verplaatsing van de school en deze locatie wordt ingevuld met woningen, zijn deze beeldkwaliteiten niet meer van toepassing.

Openbare ruimte
Alle woningen moeten een duidelijke relatie met de openbare ruimte hebben. Grote blinde gevelvlakken grenzend aan de openbare ruimte moeten vermeden worden. Woningen die aan twee zijden aan de openbare ruimte grenzen (zoals hoekwoningen) hebben een sterke tweezijdige oriëntatie. Kopgevels zijn in dat geval voorzien van bijvoorbeeld de woningentree, raamopeningen en/of erkers.

3.1.4 Verkeer en parkeren
3.1.4.1 Verkeer

Algemeen
Adviesbureau Megaborn heeft een ontsluitingsadvies opgesteld voor Deelplan A, inclusief een verkeersontsluitingsplan: rapport "Kesteren-zuid C.V. Advies ontsluiting Casterhoven fase 1 t/m 4" (5 december 2008, nr. DCo0801). De verkeersontsluiting van de nieuwe woonwijk zal verlopen via twee aansluitingen op de Hoofdstraat en de Broekdijk. De ambitie is om voor het langzaam verkeer aanvullend op de hoofdverkeerstructuur en de interne verkeersstructuur, een verbinding langs de noordrand van het plangebied te realiseren. Deze sluit aan de ene zijde aan op de Hoofdstraat en aan de andere zijde op de Stationsstraat.

Ontsluitingsadvies
Het genoemde ontsluitingsadvies heeft als doel te komen tot een optimale vormgeving van de ontsluiting vanuit de aspecten doorstroming, verkeersveiligheid, ruimtelijke ordening en kosten.

Hierbij zijn de volgende uitgangspunten opgesteld:

  • De Broekdijk wordt een 50 km/uur-weg binnen de bebouwde kom.
  • Deelplan A wordt op de Hoofdstraat ontsloten met een gelijkwaardige kruising. Dit is onderdeel van het toekomstige 30 km/uur-regime Kesteren.
  • De ontsluiting op de Broekdijk dient zoveel als mogelijk binnen de beschikbare ruimte van het plan te worden opgelost.
  • De gemeente Neder-Betuwe wenst op termijn aan de noordzijde van de Broekdijk een eenzijdig tweerichtingenfietspad aan te leggen. Dit wordt meegenomen in het ontwerp stedenbouwkundig plan.
  • De verwachte toename van het verkeer op Hoofdstraat en Broekdijk is 2% per jaar.

Uit het advies blijkt dat de verkeersgeneratie als gevolg van heel Deelplan A (circa 400 woningen) circa 3000 motorvoertuigen per etmaal bedraagt. Circa 40% zal rechtstreeks op de Hoofdstraat worden afgewikkeld. Nagenoeg al het overige verkeer volgt de route Broekdijk-Hoofdstraat en een klein gedeelte gaat via de Broekdijk naar het oosten.
Deze aantallen zijn in het gemeentelijke verkeersmodel opgenomen. Daaruit volgt dat de toename van het verkeer als gevolg van de uitbreidingswijk niet tot verkeersproblemen zal leiden.

Conclusie

De hiervoor genoemde uitgangspunten geven een globaal beeld van de beoogde verkeerssituatie binnen Casterhoven deelplan A. Voorliggend bestemmingsplan vormt hiervan een onderdeel. De hoofdontsluitingsstructuur is reeds in andere bestemmingsplannen opgenomen. Voorliggend bestemmingsplan bevat wel een aantal woonstraten. De uitgangspunten zullen worden meegenomen in de verdere (civieltechnische) detaillering van het stedenbouwkundig plan.

3.1.4.2 Parkeren

Inrichting openbare ruimte
In het structuurplan Casterhoven wordt de ambitie voor de inrichting van de openbare ruimte beschreven. De openbare ruimte in Casterhoven moet het karakter van een groen ingerichte verblijfsruimte krijgen. Over de verdere detaillering van de stedenbouwkundige inrichting zijn afspraken gemaakt tussen de ontwikkelaar en de gemeente.

Het streven is de hoeveelheid verharding voor parkeren in het straatbeeld zo veel mogelijk te beperken. Om dit te bereiken zijn de verscheidene parkeeroplossingen voorzien. De parkeervoorzieningen voor rijwoningen worden zoveel mogelijk geclusterd. De parkeervoorzieningen voor gestapelde woningen worden ook geclusterd in kleinschalige parkeerterreintjes of worden (half) verdiept onder het woongebouw gesitueerd. Op enkele strategische plekken binnen het plan zijn parkeerplaatsen op de rijbaan geprojecteerd. Uitgangspunt hierbij is dat het verkeer zo min mogelijk wordt gehinderd.

Nota Parkeernormen
In mei 2017 heeft de gemeente Neder-Betuwe de Nota Parkeernormen 2017 vastgesteld. Deze nota bevat naast parkeernormen ook een handleiding voor het berekenen van de parkeercapaciteit (onder meer rekenfactoren parkeren eigen terrein).

De voor onderhavig plan te hanteren normen luiden:

  • koop, vrijstaand: 2,7 parkeerplaatsen per woning;
  • koop, twee-onder-een-kap: 2,6 parkeerplaatsen per woning;
  • koop, tussen/hoek: 2,4 parkeerplaatsen per woning;
  • huur/koop, etage, eenpersoonshuishouden: 1,5 parkeerplaatsen per woning;
  • koop, etage, goedkoop: 2 parkeerplaatsen per woning;
  • koop, etage, midden: 2,3 parkeerplaatsen per woning;
  • koop, etage, duur: 2,5 parkeerplaatsen per woning;
  • huurhuis, sociale huur: 2 parkeerplaatsen per woning;
  • huurhuis, vrije sector: 2,4 parkeerplaatsen per woning.

3.2 Planbeschrijving reeds in ontwikkeling zijnde fasen

Deelplan A wordt gefaseerd uitgevoerd. Fase 1 is al grotendeels afgerond en fase 2 is in uitvoering. Voor fase 4 is al wel een bestemmingsplanprocedure doorlopen en vindt thans de verkoop plaats alvorens gestart wordt met het bouwen.

De thans vigerende bestemmingsplannen voorzien gezamenlijk in maximaal 357 woningen. Bijlage 2 bevat een gedetailleerd overzicht van het aantal woningen per fase.

3.3 Planbeschrijving voorgestane ontwikkelingen

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de volgende ontwikkelingen:

  • 1. de bouw van woningen van fase 3;
  • 2. de bouw van woningen en inrichting van de openbare ruimte in de stedenbouwkundige knoop van fase 1;
  • 3. de bouw van grondgebonden woningen ter plaatse van de appartementenlocatie in fase 1.

3.3.1 Woningbouwprogramma

Het economische verval dat in 2008 intrad heeft geleid tot een verandering van de woningmarkt. De na het verval ontstane nieuwe economische realiteit heeft geleid tot nieuwe inzichten als het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen. Waar voorheen sprake was van een aanbodgestuurde markt (de gerealiseerde woningen werden relatief eenvoudig verkocht, ongeacht het segment), is er thans meer sprake van een vraaggestuurde markt waarbij gebouwd wordt voor de daadwerkelijke behoefte.

Algemene trend is dat er thans meer behoefte is aan woningen in het goedkope en middeldure segment, en minder aan woningen in het dure segment; dit geldt ook voor Neder-Betuwe. Voorts is er in de gemeente Neder-Betuwe ook minder behoefte gebleken aan appartementen. Het in 2008 vastgestelde woningbouwprogramma wordt daarom steeds bijgesteld. Dit heeft zijn weerslag gekregen in de woningbouwprogramma's voor de reeds in uitvoering zijnde fasen en wordt voortgezet in voorliggend bestemmingsplan.

Voorliggend plan maakt (met inbegrip van de wijzigingsbevoegdheid) de bouw van maximaal 90 woningen mogelijk (zie bijlage 2), hetgeen een toename is van per saldo 73 woningen.

3.3.2 Stedenbouwkundig plan

In deze paragraaf wordt uitsluitend het stedenbouwkundig plan voor fase 3 beschreven.

Het plangebied voor fase 3 omvat het zuidelijke deel van Deelplan A, met delen van de lanen- en singelstructuur, een aantal woonvelden en de stedenbouwkundige knoop. Langs de Broekdijk is tevens sprake van afronding van een rand. Tot slot omvat het plan het realiseren van vijf vrijstaande woningen ter vervanging van het geprojecteerde appartementengebouw ten westen van de knoop.

Het stedenbouwkundig programma is uitgewerkt in een inrichtingsplan. Het voorontwerp inrichtingsplan is op onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEcasterhovenA3-vst1_0009.jpg"

VOORONTWERP INRICHTINGSPLAN

  • 1. Ten zuiden van de Professor J. Bogaerslaan worden de woningen van fase 3 gebouwd. De stedenbouwkundige hoofdopzet van lanen, singels en straten komt terug in het situering van de ontsluitingsstructuur en de situering en typologie van de woningen.
    Aan de zijde van de Broekdijk worden enkele vrijstaande woningen gerealiseerd als onderdeel van het bebouwingslint.
    Dit deel bevat 62 woningen.
  • 2. De locatie waar eerder een basisschool gepland was, wordt ingevuld met 17 woningen.
  • 3. De locatie waar eerder het appartementengebouw was gedacht, wordt ingevuld met vijf vrijstaande woningen.

Met het doel zeker te stellen dat er sprake gaat zijn van een kwalitatief hoogwaardig woongebied, is in de planregels de voorwaardelijke verplichting opgenomen dat burgemeester en wethouders het inrichtingsplan goedkeuren, voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen verleend wordt.

Voorliggend plan vormt de afronding van Deelplan A voor wat betreft de verkeersstructuur en de woningbouwlocaties.

3.3.3 Beeldkwaliteiten

In paragraaf 3.1.3 zijn de beeldkwaliteiten op hoofdlijnen beschreven. Een deel van de beeldkwaliteiten kan in de planregels van het bestemmingsplan worden 'doorvertaald'. Het betreft:

  • de lanen:
    • 1. woningtype: hoofdzakelijk vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen
    • 2. aantal bouwlagen en kapvorm: twee bouwlagen met zadeldak
  • de singels:
    • 1. woningtype: vrijstaande woningen, twee-onder-een-kapwoningen en rijwoningen
    • 2. situering: evenwijdig aan de singel
    • 3. aantal bouwlagen en kapvorm: één of twee bouwlagen met zadeldak
  • de woonvelden:
    • 1. woningtype: hoofdzakelijk rijwoningen en patiowoningen, in mindere mate vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen
    • 2. aantal bouwlagen en kapvorm: één of twee bouwlagen met zadeldak of andere kapvorm

Aanvulling beeldkwaliteitplan
Het beeldkwaliteitplan "Casterhoven deelplan A Beeldkwaliteit op hoofdlijnen" biedt onvoldoende handvatten voor de welstandsbeoordeling voor de woningen in de zone 'randen' en het cluster van vijf vrijstaande woningen op de voormalige appartementenlocatie. Om hierin te voorzien zijn aanvullingen op het beeldkwaliteitplan gemaakt: "Addendum Beeldkwaliteitplan Casterhoven 2011, Casterhoven Deelplan A - randen" en "Kavelpaspoort 5 woningen in Kesteren, 5 vrijstaande woningen in Casterhoven te Kesteren". Deze aanvullingen zijn als bijlage 4 respectievelijk 5 bij voorliggend bestemmingsplan bijgevoegd.

De stedenbouwkundige elementen van de aanvulling van het beeldkwaliteitplan zijn overgenomen in de planregels. Om de beeldbeschrijvende elementen van de aanvulling een verplichte leidraad te kunnen laten zijn voor de welstandstoetsing, wordt wordt het stuk afzonderlijk vastgesteld door de gemeenteraad conform artikel 12a van de Woningwet. Het beeldkwaliteitplan betreft daarmee een bindende aanvulling op de gemeentelijke welstandsnota.

3.3.4 Verkeer en parkeren

Ook de inrichting van de openbare ruimte is nader worden uitgewerkt in een inrichtingsplan. Daarbij zijn de uitgangspunten in het Structuurplan en de voor deze fase relevante delen van het ontsluitingsadvies (zie paragraaf 3.1.4) meegenomen.

De hoofdstructuur van lanen en singels is in de planregels en op de verbeelding opgenomen. Ook de fietsroute aan de zuidzijde van de spoorzone is opgenomen.

Parkeren
Voor het project gelden de parkeernormen als genoemd in de Nota Parkeernormen (zie paragraaf 3.1.4.2).

Toetsing van het stedenbouwkundig ontwerp aan de normen vindt plaats bij de beoordeling van het inrichtingsplan door het college van burgemeester en wethouders, zoals opgenomen in de voorwaardelijke verplichting in artikel 12.

3.4 Duurzaamheid

3.4.1 Inleiding

Het begrip duurzaamheid is een containerbegrip. De basis van het begrip duurzaamheid is in 1987 gelegd in het VN-rapport "Our common future" van de commissie Brundlandt. In 1998 zijn de begrippen People, Planet en Profit hieraan toegevoegd, waarmee verwezen wordt naar de sociaal-culturele, de natuurlijk-ecologische en de economische aspecten. Een ontwikkeling is duurzaam wanneer de drie P's in balans zijn.

3.4.2 Duurzame ruimtelijke ontwikkeling

In het voorgaande is, zonder dat expliciet te noemen, al aandacht besteed aan de begrippen People en Profit. Het woningbouwprogramma is/wordt namelijk afgestemd op de daadwerkelijke behoefte. Er wordt niet gebouwd voor leegstand, maar er is nu al zicht op toekomstige bewoning. Dit heeft tevens een positief effect op de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Ten behoeve van het begrip Planet heeft de gemeente Neder-Betuwe de Nota Duurzaamheid vastgesteld (2010). Hierin zijn intenties opgenomen tot duurzaamheid in de gemeentelijke bouwprojecten en bestaande gebouwen. Tevens is een werkwijze opgenomen waarop de gemeente het duurzaam bouwen door derden stimuleert. Een mogelijkheid daarbij is het voorschrijven van strengere energieprestatienormen (EPC) dan het Bouwbesluit oplegt. Daarvoor zal de gemeente al in een vroeg stadium in overleg treden met ontwikkelaars. Hedentendage is het niet de vraag óf sprake is van duurzaam bouwen, maar op welke wijze het duurzaam bouwen wordt ingevuld, de mogelijkheden die de ontwikkelingslocatie biedt meenemende.

De bouw van de uitbreidingswijk Casterhoven vindt plaats in nauw overleg tussen gemeente en ontwikkelaar. Het aspect Duurzaam bouwen staat hierbij op de agenda.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • regionaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.

4.1.1.1 Nationale belangen

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR. De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en de ecologische hoofdstructuur.

Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde. Onderhavig plangebied ligt derhalve niet binnen een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.

4.1.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder van duurzame verstedelijking' is in de SVIR geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.

De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen:

  • 1. Is er een regionale behoefte?
  • 2. Is (een deel van) de regionale behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied?
  • 3. Zoek een locatie die multimodaal ontsloten is of kan worden voor de resterende regionale behoefte.

ad 1.   De regionale en lokale behoefte is aangetoond in het regionale en gemeentelijke woonbeleid, zie paragrafen 4.3.1 en 4.4.3. De behoefte voor de de kern Kesteren bedraagt 475 woningen in de periode 2016-2021.  
ad 2.   De gemeente Neder-Betuwe beschikt over enkele inbreidingslocaties. Op basis van de thans bekende projecten voorzien deze inbreidingslocaties in een toename van 200 woningen. Daarmee wordt het benodigde woningaantal niet bereikt en is uitbreiding noodzakelijk. Het project Casterhoven vormt een van de uitbreidingslocaties in de gemeente.  
ad 3.   In paragraaf 4.4.4 is een beschrijving opgenomen van de ontsluitingsmogelijkheden van de gehele uitbreidingswijk voor auto, fiets en trein. Daaruit volgt dat de wijk voor alle drie de vervoermiddelen, en daarmee multimodaal, goed ontsloten is.  

Het plan voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

4.1.1.3 Conclusie

Het plan is niet in strijd met het beleid in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

4.1.2 Overig nationaal beleid

Het overige nationale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Omgevingsvisie Gelderland;
  • Omgevingsverordening Gelderland.

Het plan wordt aan deze twee nota's getoetst.

4.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

De Omgevingsvisie Gelderland (actualisatie december 2016) heeft de status van structuurvisie. In de Omgevingsvisie zijn twee hoofddoelen vervat die bijdragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven:

  • 1. een duurzame economische structuur;
  • 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving.

Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om krachtige steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid.
Een aantrekkelijke leefomgeving vergt een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem.

De in voorliggend plan opgenomen woningen voldoen aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Aan het totaalplan Casterhoven ligt een zorgvuldig afwegings- en ontwerpproces ten grondslag, waarbij locatiekeuze, vormgeving alsmede watersysteem zijn meegenomen.

Conclusie
Het plan past binnen de Omgevingsvisie Gelderland.

4.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening Gelderland (actualisatie december 2016) stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening dat noodzakelijk maken.

Nieuwe woonlocaties
In artikel 2.2.1.1 van de omgevingsverordening is opgenomen dat: "nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts [worden] toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave voor wonen voor de betreffende regio".

Op dit moment werkt de regio Rivierenland, waarvan Neder-Betuwe deel uitmaakt, aan het opstellen van de regionale Woonagenda. Belangrijk onderdeel hierin is het opstellen van een kwantitatief en kwalitatief regionaal woningbouwprogramma. Op 30 mei 2016 zijn er afspraken gemaakt tussen regio en provincie over het de kwantitatieve opgave wonen voor de periode 2015-2024. Deze afspraken zijn op 13 juli 2016 door Gedeputeerde Staten formeel bekrachtigd.

Intrekgebied
Het plangebied is onderdeel van een intrekgebied: het gebied rondom een waterwingebied dat door Provinciale Staten is aangewezen ter bescherming van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwaterwinning, waarbinnen de verblijftijd van het grondwater tot aan de pompputten van het waterbedrijf ten hoogste 1000 jaar bedraagt.

Conform artikel 2.6.3.1 van de omgevingsverordening mogen in intrekgebieden geen bestemmingen worden toegekend die de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas, mogelijk maken.
Het plan staat geen winning van fossiele energie toe en voldoet derhalve aan de omgevingsverordening op dit onderdeel.

Conclusie
Het plan voldoet aan de Omgevingsverordening Gelderland.

4.2.3 Overig provinciaal beleid

Het overige provinciale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

4.3 Regionaal niveau

4.3.1 Regionaal woningbouwprogramma Rivierenland

De gemeenten van de regio Rivierenland hebben afspraken gemaakt voor het opstellen en monitoren/actueel houden van een regionaal woningbouwprogramma. Het regionale woningbouwprogramma is een dynamische lijst die jaarlijks wordt geactualiseerd.

Toetsing van projecten
Alle projecten worden getoetst op drie punten:

  • I. Planstatus
    Van alle projecten is de planstatus geïnventariseerd. Vanuit de provincie wordt mede gestuurd op planologische hardheid. Het is van belang om te monitoren of kansrijke plannen opgenomen zijn/worden in harde bestemmingsplancapaciteit. Voorkomen moet worden dat plancapaciteit gebruikt wordt voor niet-kansrijke plannen of projecten die pas op zeer lange termijn ontwikkeld worden. Plannen met harde plancapaciteit worden 'groen' gemarkeerd. Plannen met zachte plancapaciteit zijn 'rood'.
    Voorliggende ontwikkeling scoort op dit punt nog 'rood'. Voorliggend bestemmingsplan leidt tot een omslag naar 'groen'.
  • II. Urgentie
    Onder deze noemer vallen in ieder geval de plannen waar sprake is van een verbetering van locatie en omgeving zoals bij herstructurering en bedrijfssanering. Daarnaast kan een bepaald woningbouwprogramma, zoals voor senioren geschikte woningen in combinatie met zorgvoorzieningen, aanleiding zijn om prioriteit te geven aan een project.
    Voor de ontwikkeling van het plan Casterhoven betreft de herstructurering van een gebied waar diverse functies (agrarische bedrijven; verspreide bewoning) aanwezig waren. Hiervan is een deel reeds gerealiseerd.
    Hiermee scoort de ontwikkeling 'groen'.
  • III. Woonmilieu, prijs en woningtype
    In het WBO is aangegeven waar de belangrijkste tekorten en overschotten zijn. Het regionale woningbouwprogramma wordt hieraan getoetst. Dit kan aanleiding zijn om een aantal projecten opnieuw te bezien en mogelijk meer af te stemmen op de actuele vraag. Projecten worden gespiegeld aan de geschetste behoefte uit het WBO waarbij maatwerk per gemeente en kern mogelijk is. Een groot deel van de projecten bedient immers een specifieke, lokale vraag.
    Dit past binnen het aantal opgevoerde woningen in woonagenda voor Casterhoven en hiermee scoort de ontwikkeling 'groen'.

Indeling projecten
Alle bekende projecten zijn getoetst en ingedeeld in drie categorieën.

  • 1. Kansrijke plannen en/of korte termijn (realisatie binnen vijf jaar)
    Dit zijn plannen die goed aansluiten op de actuele marktvraag. Deels gaat het dan om projecten met woningen in de lagere huur- en koopprijscategorieën. Ook zorggerelateerde woningen scoren hoog. Daarnaast lijkt de markt voor middeldure, en soms zelfs dure, koopwoningen weer aan te trekken. Alle projecten in categorie 1 zijn opgenomen in harde plancapaciteit. Kansrijke plannen waar nog geen vastgesteld bestemmingsplan voor is, worden opgenomen in categorie 2.
  • 2. Plannen met aandachtspunten en/of middellange termijn (realisatie over vijf tot tien jaar)
    De projecten in categorie 2 zijn plannen met een (beïnvloedbaar) risico. Zo kan het een kansrijk project zijn met als enige aandachtspunt dat er nog geen vastgesteld bestemmingsplan ligt. Andere belemmeringen zijn omgevingsfactoren zoals milieubelemmeringen of een te verwachten weerstand vanuit de omgeving.
    Bij de toetsing wordt onderscheid gemaakt tussen plannen in categorie 2A waarvan verwacht wordt dat de oplevering gepland is voor de middellange termijn (2020-2025) en plannen in categorie 2B met aandachtspunten of belemmeringen.
  • 3. Risicovolle plannen en/of lange termijn (realisatie tien jaar of verder)
    Een deel van deze plannen betreft een of meer fasen van een groter project. Ook zijn er projecten die nog niet aansluiten op de actuele marktomstandigheden of waar concrete knelpunten gesignaleerd zijn. Tot slot zijn het projecten die ooit een keer bedacht zijn, in de tijd dat er nog onbeperkt plannen gemaakt werden, maar waarvan nu ingeschat wordt dat deze niet meer tot ontwikkeling komen.

De projecten uit de categorieën 1 en 2 vormen gezamenlijk het Regionale Woningbouwprogramma Rivierenland. De voorliggende ontwikkeling is opgenomen in het regionale woningbouwprogramma in de lijst projecten categorie 2. Op planstatus, urgentie en programma scoort de ontwikkeling goed.

Conclusie
Voorliggende ontwikkeling is opgenomen in het regionale woningbouwprogramma en past hiermee in regionale afspraken.

4.3.2 Overig regionaal beleid

Het overige regionale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

4.4 Gemeentelijk niveau

4.4.1 Structuurvisie Neder-Betuwe 2015

Op 4 juni 2015 is de Structuurvisie Neder-Betuwe 2015 vastgesteld. Doel van de structuurvisie is het bieden van een actueel en integraal ruimtelijk kader, dat voor de langere termijn als toetsingskader op hoofdlijnen dient voor alle ruimtelijke ontwikkelingen.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de kaart behorende bij de structuurvisie. Het plangebied is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEcasterhovenA3-vst1_0010.jpg"

UITSNEDE KAART STRUCTUURVISIE NEDER-BETUWE 2010-2020

Het bestaand stedelijk gebied van de kern Kesteren is met een grijze arcering aangegeven. Het plangebied is onderdeel van de zone 'ontwikkelingsrichting wonen tot 2020' ten zuiden van de bestaande kern.

De gemeente Neder-Betuwe bouwt voor de eigen woningbehoefte. Algemeen uitgangspunt daarbij is 'inbreiding gaat voor uitbreiding'.

Het aantal inbreidingslocaties in de kern Kesteren biedt op korte termijn onvoldoende ruimte om in de benodigde woningaantallen te voorzien. Een uitbreiding van de kern is noodzakelijk. De uitbreidingswijk Casterhoven voorziet hierin.

Conclusie
Het plan past binnen de Structuurvisie Neder-Betuwe 2015.

4.4.2 Structuurplan Casterhoven

Op 27 maart 2008 heeft de gemeenteraad van Neder-Betuwe het Structuurplan Casterhoven vastgesteld. Het structuurplan legt in hoofdlijnen de planopzet van de gehele uitbreidingswijk Casterhoven vast, en geeft kaders en ambities voor de ontwikkeling daarvan. Het betreft een structuurplan conform artikel 7 van de (oude) Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Sinds de invoering van de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft het structuurplan de status van structuurvisie als genoemd in artikel 2.1 Wro.
Het Structuurplan Casterhoven is als bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd. In deze paragraaf volgt een beschrijving van de structuurvisie op hoofdlijnen.

Casterhoven moet een herkenbaar en dorps onderdeel van het bestaande dorp worden. De landelijke en dorpse identiteit van de wijk zal tot uitdrukking komen in de verkaveling, inrichting van de openbare ruimte en de architectuur van de bebouwing. In paragraaf 3.1 is een beschrijving van de hoofdopzet opgenomen.

Onderhavig plangebied bevat een deel van de stedenbouwkundige hoofdstructuur van lanen en singels en daarnaast woonvelden. De overige delen van de hoofdstructuur, alsmede de maatschappelijke voorzieningen en de overige woonvelden zijn reeds uitgewerkt in afzonderlijke bestemmingsplannen of worden in latere fasen uitgewerkt.

Het plan betreft een nadere uitwerking van het Structuurplan Casterhoven.

4.4.3 Woonbeleid
4.4.3.1 Woonvisie 2016-2021

Het gemeentelijke woonbeleid is vastgelegd in de Woonvisie 2016-2021. De gemeente streeft naar een versterking en verbetering van het woonklimaat, zodat Neder-Betuwe een sterke gemeente met vitale kernen blijft. De woonvisie is gebaseerd op het regionale woningbehoefteonderzoek uit 2015.

In de woonvisie zijn de volgende speerpunten opgenomen:

  • Toevoegen van duurzaam aantrekkelijke woningen
    De bevolkingssamenstelling van Neder-Betuwe verandert, waarbij de vergrijzing zich voortzet maar rond 2035 op een hoogtepunt komt. Dat betekent dat woningen op korte en middellange termijn voor meerdere doelgroepen aantrekkelijk moeten zijn. Een gevarieerde woningvoorraad (differentiatie huur/koop, woningtype en prijsklasse) dragen hieraan bij. Starters en senioren zijn specifieke doelgroepen die nadere ondersteuning vragen.
  • Inzetten op een realistische nieuwbouwambitie
    Het hanteren van een realistische woningbouwambitie is belangrijk om ervoor te waken dat het woningaanbod goed aansluit bij de woningbehoefte. De gemeente streeft ernaar om de komende tijd voldoende woningen toe te voegen om in de lokale woningbehoefte te voorzien. Volgens het streefprogramma van de Woonvisie worden in de periode 2015-2025 in de gemeente Neder-Betuwe ruim 745 woningen gebouwd, waarvan 460 in de kern Kesteren. Het plan Casterhoven voorziet in een groot deel van deze woningen.
  • Woningbouw in elke kern, volwaardige afronding van huidige plannen
    Elke kern moet de mogelijkheid behouden om woningen aan de voorraad toe te voegen als hier voldoende behoefte aan is. Het aandeel van de kern Kesteren in het totale woningbouwprogramma is groter dan de andere kernen. Het plan Casterhoven is de grootste uitleglocatie.
  • Verder verduurzamen van de woningvoorraad
    In de komende jaren wordt verder gegaan met het energiezuiniger en levensloopgeschikter maken van woningen. De gemeente levert een inspanning om meer bewustwording over het belang van een duurzame woning te creëren. Onder dit item hoort ook de zorgcomponent.
  • Betaalbare woningen voor kwetsbare doelgroepen
    De gemeente vindt dat er voldoende betaalbare woningen moeten zijn voor kwetsbare doelgroepen, die niet zonder extra maatregelen aan passende woonruimte kunnen komen. Het gaat hier onder meer om huishoudens met een laag inkomen.

De uitbreidingswijk Casterhoven is expliciet genoemd in de woonvisie. Het plan past daarmee in de Woonvisie 2016-2021.

4.4.3.2 Woningmarktmonitor

De woningmarkt is in beweging. Het bezitten van steeds actuele cijfers hieromtrent is derhalve gewenst. Tezamen met de gemeente Buren heeft Neder-Betuwe een woningmarktmonitor opgezet. De meest recente verslaglegging dateert van 2016. Uit de monitor volgt dat in de jaren 2010-2016 een toename van 523 woningen heeft plaatsgevonden. De woningbouw ligt hiermee in lijn met de verwachtingen. De realisatie van de uitbreidingswijk Casterhoven heeft hier een belangrijke bijdrage aangeleverd.

4.4.3.3 Conclusie woonbeleid

Periodieke monitoring van de woningmarkt geeft voldoende inzicht om de noodzaak van de uitbreidingswijk Casterhoven en in het bijzonder de in het plangebied opgenomen plandelen te onderbouwen. De meest recente woningmarktmonitor geeft aan dat de koopsector in 2016 een mooi herstel laat zien van de woningmarkt. Wat in 2015 is begonnen zet goed door in 2016 en 2017.

4.4.4 Neder-Betuws Verkeer- en Vervoerplan

Het Neder-Betuws Verkeer- en Vervoerplan (NBVVP) geeft het gemeentelijke verkeersbeleid weer tot 2020 en vormt daarmee het kader voor de te realiseren maatregelen en vraagstukken op het gebied van verkeer en vervoer.

In deze paragraaf worden de voor de gehele uitbreidingswijk Casterhoven relevante delen uit het NBVVP beschreven.

  • Autoverkeer:
    • 1. De Hoofdstraat en de Broekdijk krijgen de functie van gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom.
    • 2. De Hoofdstraat verbindt de wijk met de provinciale weg N233 en de autosnelweg A15 op kleine afstand aan de zuidzijde, en het centrum van de kern Kesteren aan de noordzijde.
  • Fietsverkeer:
    • 1. De Hoofdstraat en de Broekdijk zijn opgenomen in het regionale fietsroutenetwerk. De Hoofdstraat heeft tevens de functie van recreatieve fietsroute.
    • 2. Via de Broekdijk is het treinstation van Kesteren bereikbaar.
    • 3. De Hoofdstraat draagt zorg voor de verbinding met het centrum van de kern.
  • Openbaar vervoer:
    • 1. Kesteren ligt aan de regionale spoorlijn Tiel-Arnhem. Op korte afstand ten noordoosten van de uitbreidingswijk ligt het treinstation.
    • 2. Er loopt een buslijn over de Hoofdstraat. Van en naar het treinstation lopen meerdere (buurt)buslijnen naar de omliggende kernen.

Geconcludeerd wordt dat de uitbreidingswijk Casterhoven voor de drie vervoersmiddelen goed ontsloten is.

4.4.5 Overig gemeentelijk beleid

Het overige gemeentelijke beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan. Het sectorale beleid komt aan de orde in hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

In het recente verleden zijn meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd:

  • 1. "Verkennend milieukundig bodemonderzoek, plangebied 'Kesteren-Zuid'", rapportnummer: UDM 07-04-0257, 24 oktober 2008 (bijlage 6);
  • 2. "Nader milieukundig onderzoek inzake OCB's op het oostelijke deel van het plangebied Casterhoven", rapportnummer: UDM\08-04-0278/NO, 2 maart 2009 (bijlagen 7 en 8);
  • 3. "Verkennend bodemonderzoek Broekdijk 44A te Kesteren", rapportnummer 150805, 27 februari 2015 (bijlage 9);
  • 4. "Verkennend bodemonderzoek Broekdijk 46A te Kesteren", rapportnummer 164326, 13 december 2016 (bijlage 10).

Onderstaande afbeelding geeft een overzicht van de uitgevoerde bodemonderzoeken binnen het plangebied, waarbij per locatie het meest recente onderzoek is genoemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEcasterhovenA3-vst1_0011.jpg"

LOCATIES BODEMONDERZOEK

ad 1+2   Uit de in 2008 en 2009 uitgevoerde onderzoeken volgt dat de aangetroffen lichte bodemverontreiniging geen belemmering vormt voor woningbouw. Sinds het uitvoeren van het bodemonderzoek hebben ter plaatse geen activiteiten plaatsgevonden die tot bodemverontreiniging leiden.  
ad 3   Uit dit onderzoek volgt dat - ondanks het aantreffen van lichte verontreinigingen - de bodem voldoende schoon is voor de voorgenomen ontwikkelingen en dat er geen nader bodemonderzoek nodig is.  
ad 4   Uit dit onderzoek volgt eveneens dat de bodem voldoende schoon is voor de voorgenomen ontwikkeling en dat er geen ander bodemonderzoek nodig is.  

In het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen moet conform de indieningsvereisten een recent verkennend bodemonderzoek worden overgelegd.

De uitvoerbaarheid van het plan is in voldoende mate aangetoond.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodem vormt geen planologische belemmering voor het plan. Zoals vermeld moet in het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen een recent verkennend bodemonderzoek worden overgelegd.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) c.q. of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.1.2.2 Analyse

Invloed plan op de omgeving
Het plan omvat geen milieubelastende inrichtingen. Een nadere toetsing van de invloed van het plan op de omgeving is niet nodig.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Het plan voorziet in nieuwe, milieugevoelige objecten in de vorm van woningen. Hieronder staat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving (zoals opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen), de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand van de bedrijfsbestemming tot de bestemming 'Wonen - 1' binnen het plangebied.

bedrijf   SBI-code   categorie   richt-
afstand  
werkelijke afstand  
Broekdijk 31a:
tuincentrum  
4752   2   30 m   100 m  
Broekdijk 37:
dierenspeciaalzaak 1)  
4752   2   30 m   250 m  
Broekdijk 40c-40f:
bedrijventerrein Broekdijk  
n.v.t.   2   30 m   240 m  
Hoofdstraat 70:
tuincentrum  
4752   2   30 m   155 m  
Ommestraat 2-4:
restaurant  
561   1   10 m   155 m  
Broekdijk perceel 128:
fruitteelt (spuitzone)  
-   -   50 m   22 m  
1)   Een dierenspeciaalzaak is niet afzonderlijk genoemd in de VNG-handreiking. De ruimtelijke impact van dit bedrijf is vergelijkbaar met die van een tuincentrum.  

De nieuwe woningen liggen buiten de richtafstanden de omliggende bedrijven, behoudens de spuitzone van het fruitteeltbedrijf. Voor de overige bedrijven is geen nader onderzoek nodig en kan er worden voorzien in een goed woon- en leefklimaat.

DPA Cauberg-Huygen uit Son heeft een onderzoek uitgevoerd naar de invloed van de spuitzone van het fruitteeltbedrijf op de nieuwe woningen: notitie "Ruimtelijke onderbouwing spuitzone" (23 mei 2017, nr. 02977-20243-02), zie bijlage 11.
DPA Cauberg-Huygen heeft geconstateerd dat de laatste bomenrijen van de kwekerij op een afstand van 10 meter tot de perceelsgrens staan en de afstand tot de woonbestemming derhalve circa 32 meter bedraagt. De spuitzone van het betreffende bedrijf (worst case-benadering) bedraagt 30 meter. DPA Cauberg-Huygen concludeert derhalve dat de nieuwe woningen geen belemmering vormen voor de bedrijfsactiviteiten en dat er naar verwachting geen sprake is van onaanvaardbare gezondheidsrisico's.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.

5.1.3.2 Analyse

Het plan voor de totale uitbreidingswijk Casterhoven omvat circa 670 nieuwe woningen, een sportcomplex, een school en een bedrijventerrein. Het plan wordt gefaseerd uitgevoerd. Per fase wordt een afzonderlijk bestemmingsplan opgesteld. In deze paragraaf vindt een beoordeling plaats van alle nieuwe woningen binnen deelplan A. Voorliggend bestemmingsplan voor fase 3 bevat uitsluitend woningen.

Voor de beoordeling van het aspect externe veiligheid zijn de volgende risicobronnen relevant:

  • bedrijven of inrichtingen waar gebruik, opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en water;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen door leidingen.

Hoewel de beoordeling van resten van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog feitelijk niet onder het begrip externe veiligheid valt, is dit toch in deze paragraaf opgenomen omdat het wel een veiligheidsrisico betreft.

5.1.3.2.1 Bedrijven met gevaarlijke stoffen

Voor de beoordeling van de veiligheidsrisico's in de nabijheid van de meest risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden. In de gemeentelijke Beleidsvisie externe veiligheid is opgenomen dat nieuwe risicovolle activiteiten niet worden toegestaan binnen een woongebied, waarbij een uitzondering kan worden gemaakt voor de vestiging van een gasdrukmeet- en regelstation, mits de relevante veiligheidsafstand hiervan niet over een bouwvlak voor een (beperkt) kwetsbaar object komt te liggen.

Beoordeling
Uit de provinciale risicokaart, informatie over relevante risicobronnen en actuele luchtfoto's blijken er geen bestemmingen voor (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen:

  • het invloedsgebied van een Bevi-inrichting, zoals het LPG-tankstation en het Brzo-bedrijf ten noorden van het plangebied;
  • de veiligheidsafstanden van andere stationaire risicobronnen.

Het plan omvat voorts geen nieuwvestiging van Bevi-activiteiten en vuurwerkverkooppunten. Conform de planregels is de vestiging van inrichtingen of voorzieningen met veiligheidsrisico's zelfs uitgesloten.

5.1.3.2.2 Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en water

Voor de beoordeling van de veiligheidsrisico's vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en water zijn het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), de Regeling basisnet en de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) het relevante toetsingskader.

Uit de gemeentelijke signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het aspect externe veiligheid relevant is vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de autosnelweg A15 en Betuwespoorlijn. Het plangebied ligt namelijk binnen het invloedsgebied van deze transportroutes, zoals blijkt uit onderstaande tabel. Het plangebied ligt echter buiten de meest relevante zones voor het groepsrisico (200 meter-zones).

AFSTANDEN PLAATSGEBONDEN RISICO EN GROEPSRISICO PER TRANSPORTROUTE

transportroute   afstanden obv Bevt   werkelijke  
  PR 10-6/jr   GR invloed   afstand  
- autosnelweg A15   30 m   880 m   ca 800 m  
- Betuwespoorlijn   30 m   4000 m   ca 700 m  

Op grond van artikel 7 van het Bevt moet worden ingegaan op de mogelijkheden voor:

  • de bestrijdbaarheid van een zwaar ongeval op deze transportroute(s) en
  • de zelfredzaamheid met betrekking tot nog niet aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten binnen het plangebied.

Overeenkomstig het gestelde in artikel 9 van het Bevt wordt de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld om hierover een advies uit te brengen. Hieronder is ingegaan op de genoemde aspecten.

Het plan omvat geen "bijzonder kwetsbare objecten", bestemd voor verminderd zelfredzame personen, binnen het invloedsgebied van de transportroute(s). Het plangebied ligt voorts geheel buiten de invloedsgebieden (1%-letaliteitsgebieden) vanwege een calamiteit met brandbare gassen, gemeten 355 meter vanaf de A15 en 460 meter vanaf de Betuwespoorlijn. Er is daarmee sprake van een 'standaard situatie', waarvoor een eenvoudige verantwoording volstaat:

  • Bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
    Bij een calamiteit, waarbij toxische vloeistoffen of gassen (kunnen) vrijkomen, zal de brandweer inzetten op het beperken of voorkomen van effecten. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
  • Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
    Bij een calamiteit, waarbij toxische vloeistoffen of gassen (kunnen) vrijkomen, is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) en/of NL-alert. Bij het genoemde incidentscenario is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. De nieuwe woningen voldoen aan deze voorwaarden.

5.1.3.2.3 Vervoer van gevaarlijke stoffen door leidingen

Voor de beoordeling van de veiligheidsrisico's vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van belang. Uit de provinciale risicokaart blijkt dat het plangebied niet ligt binnen het invloedsgebied van een relevante buisleiding.

5.1.3.2.4 Explosieven

Een bijzonder onderwerp voor wat betreft 'externe veiligheid' vormen explosieven, aangezien mogelijk sprake is van aanwezigheid van resten van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de bodem binnen het gehele gemeentelijke grondgebied.

In het kader van het bestemmingsplan voor Deelplan A heeft ECG uit Wijchen een detectieonderzoek verricht. Vervolgens zijn de verdachte locaties gecontroleerd ontgraven. Het onderzoeksgebied is daarmee 'vrijgegeven', hetgeen betekent dat er geen gevaar meer is voor het aantreffen van explosieven.
Omdat het vrijgegeven onderzoeksgebied niet het gehele plangebied van voorliggend bestemmingsplan omvat, heeft REASeuro een aanvullend detectieonderzoek uitgevoerd, waarvan de resultaten zijn vastgelegd in het "Proces-verbaal van Oplevering Niet Gesprongen Explosieven, Kesteren Casterhoven gemeente Neder-Betuwe" (19 mei 2017, nr. RO-170137/1.0).
REASeuro concludeert dat het onderzoeksgebied wordt vrijgegeven, hetgeen betekent dat vervolgwerkzaamheden in het opsporingsgebied regulier kunnen plaatsvinden.

Het plangebied is hiermee in voldoende mate onderzocht op niet gesprongen explosieven.

5.1.3.3 Conclusie

In de planregels is geborgd dat risicovolle activiteiten niet zijn toegelaten. Daarnaast is het aspect externe veiligheid alleen relevant vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over A15 en Betuweroute. Gelet op de hiervoor genoemde overwegingen zijn er voldoende mogelijkheden voor de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid bij een zwaar ongeval op deze transportroutes. Dit betekent dat geen nadere eisen aan het plan gesteld hoeven te worden in het kader van het aspect externe veiligheid.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.1.4.2 Analyse

De Roever Milieuadviezen uit Schijndel heeft een onderzoek uitgevoerd naar de geurbelasting van de omliggende veehouderijen op het plangebied: rapport "Rapport Geur, Onderzoek geurcontouren en geuronderbouwing Casterhoven fase 1c, 2a en 2b te Kesteren" (23 december 2013, nr. 20131186/C01/RK). Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 13. Uit de in dezelfde bijlage opgnomen brief van de Omgevingsdienst Rivierenland van 26 april 2017 volgt dat het onderzoek van De Roever nog voldoende actueel is.

De Roever constateert dat de ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden buiten worst-case geur- en afstandscontouren van de omliggende veehouderijen. Wat betreft voorgrondbelasting en afstanden is sprake van een acceptabel woon- en verblijfsklimaat, dat is vastgelegd in de gemeentelijke Verordening wet geurhinder en veehouderij. Ook op basis van de achtergrondbelasting is sprake van een acceptabel woon- en verblijfsklimaat.

De Roever constateert voorts dat er zeker geen sprake is van een belemmering voor de veehouderijen, omdat de te realiseren woningen buiten de worst-case geur- en afstandscontouren van omliggende veehouderijen worden geprojecteerd.

De Roever concludeert dat de geurhinder van veehouderijen geen knelpunt vormt voor de ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten. Een nadere toetsing in het kader van dit aspect is derhalve aan de orde.

Verkeerslawaai
Het plan omvat de bouw van woningen en daarmee het toevoegen van nieuwe geluidgevoelige objecten. Om de geluidbelasting als gevolg van het weg- en railverkeer te bepalen heeft DPA Cauberg-Huygen uit Son een tweetal onderzoeken uitgevoerd:

  • ter plaatse van het zuidelijke deelgebied:
    "Akoestisch onderzoek weg- en railverkeer Casterhoven fase 2 en 3" (9 september 2016, nr. 01745-15454-02) (bijlage 14);
  • ter plaatse van de twee noordelijke deelgebieden:
    "Casterhoven plangebied 1 en 2, Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai en spoorweglawaai" (23 mei 2017, nr. 02977-20243-03) (bijlage 15).

Uit de onderzoek valt ten aanzien van de woningen in voorliggend bestemmingsplan het volgende te concluderen:

  • Ten gevolge van het wegverkeer wordt ter plaatse van de drie woningen die aan de Broekdijk zijn geprojecteerd de voorkeursgrenswaarde (48 dB) overschreden. De maximale geluidbelasting bedraagt 55 dB waarmee de maximaal te ontheffen waarde (63 dB) niet wordt overschreden.
  • Ten gevolge van het wegverkeer wordt ter plaatse van de overige woningen wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden.
  • Ten gevolge van het railverkeer wordt de voorkeursgrenswaarde (55 dB) niet overschreden.
  • De maximale gecumuleerde geluidbelasting bedraagt 55 dB. Op de gevels waar de gecumuleerde geluidbelasting meer dan 53 dB bedraagt moet bij de aanvraag om omgevingsvergunning aangetoond worden dat aan de eisen van het Bouwbesluit ten aanzien van het binnenklimaat kan worden voldaan.

Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is in dit kader geen akoestisch onderzoek nodig.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

Het aspect luchtkwaliteit heeft betrekking op ruimtelijke ontwikkelingen die een bijdrage leveren aan de luchtverontreiniging en op ruimtelijke ontwikkelingen die gevoelig zijn voor een slechte luchtkwaliteit.

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer grenswaarden opgenomen voor bepaalde stoffen. In de praktijk blijken vooral fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) een rol te spelen.

Daarnaast is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening van belang aan te tonen dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Het uitgangspunt is dat voldaan moet worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht en daarmee aan de grenswaarden voldoen. Woningbouwlocaties met niet meer dan 1500 woningen en minimaal één ontsluitingsweg behoren hiertoe.
Het totale plan Casterhoven bevat circa 670 woningen en behoort daarmee tot genoemde categorie. Zowel het totale plan Casterhoven als de thans voorliggende fase 3 dragen niet in betekenende mate bij aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht en voldoen daarmee aan de Wet milieubeheer hieromtrent.

Het plangebied ligt in een omgeving met een autosnelweg [A15] en een autoweg [N233]. De afstand van het plangebied tot deze wegen is relatief groot: circa 1000 meter respectievelijk circa 650 meter. Aan de hand van een monitoringstool (NSL-monitoringstool) kan de luchtkwaliteit in de omgeving van deze wegen worden bepaald. Daaruit volgt dat de concentratie van de stoffen PM10 en NO2 nabij beide wegen al ruimschoots onder de grenswaarden blijft. Dat betekent dat de luchtkwaliteit binnen het plangebied ook voldoende goed is. Er is derhalve sprake van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.7 Milieueffectrapportage
5.1.7.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de gevallen opgenomen waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Alle andere vormen van ontwikkeling zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, maar er kan hiervoor wel een nadere motivering vereist zijn. In dit kader is het volledige plan Casterhoven beoordeeld.

5.1.7.2 Analyse

Het plan valt onder de activiteit D11.2 "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen" zoals genoemd in de bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage, maar overschrijdt niet de daarin genoemde drempelwaarde. Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig, zoals blijkt uit het genomen m.e.r.-beoordelingsbesluit. Er hoeft geen milieueffectrapport te worden opgesteld.

5.1.7.3 Conclusie

Er heeft een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsgevonden. Er hoeft geen milieueffectrapport te worden opgesteld.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

Gemeentelijk archeologisch beleid
Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. De gemeente Neder-Betuwe heeft haar archeologische beleid uitgewerkt in een archeologische beleidskaart, waarvan hieronder een uitsnede is opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEcasterhovenA3-vst1_0012.jpg"

UITSNEDE ARCHEOLOGISCHE BELEIDSKAART GEMEENTE NEDER-BETUWE

Voor het plangebied geldt deels een hoge en deels een lage archeologische verwachting. Voorts is een aantal gronden reeds 'vrijgegeven'. Ter plaatse van de hoge verwachting dient vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek te worden gedaan bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -mv en groter dan 1000 m² dient. Binnen de gronden met de lage verwachtingswaarde en binnen de vrijgegeven gronden geldt geen onderzoeksplicht.

Onderhavig plan omvat meer dan 1000 m² bebouwing binnen de zone met hoge verwachtingswaarde. Om die reden is conform het gemeentelijke beleid archeologisch onderzoek verplicht.

Archeologische onderzoeken

Voor de ontwikkeling van Casterhoven deelplan A zijn diverse archeologische onderzoeken uitgevoerd. Om inzicht te krijgen in het enigszins versnipperde beeld dat de afzonderlijke archeologische onderzoeken opleveren heeft Terra Archeologie uit Culemborg een quickscan ingericht. Dit is opgenomen in de als bijlage 16 bijgevoegde notitie. De archeologische onderzoeksrapporten waarnaar in de notitie wordt verwezen zijn opgenomen als bijlage 17.

Verwerking in het bestemmingsplan
Grote delen van het plangebied zijn onderzocht. Tezamen met de archeologische verwachtingswaarde is het gehele plangebied vrijgegeven voor het uitvoeren van activiteiten in de bodem. Er is geen aanvullend archeologisch onderzoek nodig.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

De cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Gelderland geeft een overzicht van de historisch-landschappelijke kenmerken. Het plangebied is daarop binnen een middelhoge historische geografische waardering opgenomen.

In het omgevingsvisie wordt beschreven dat bij het opnieuw inrichten van een gebied cultuurhistorische waarden een belangrijke rol spelen. De afweging tussen hergebruik of sloop/nieuwbouw moet zorgvuldig geschieden en gemotiveerd worden. De provincie bevordert een hoge ontwerpkwaliteit die belangrijke historische gegevenheden integreert in de planvorming, en die bijdraagt aan het scheppen van nieuwe kwaliteiten die tot onze cultuurhistorische waarden kunnen gaan behoren.

Landschapskenmerken
Kenmerkend voor het landschap in en om Kesteren is nog steeds de sterke oost-westoriëntatie. Deze oriëntatie wordt benadrukt door de loop van de Rijn, de Waal en de Linge, de oeverwallen en dijken langs deze rivieren, het bebouwingspatroon en de langgerekte kommen. Binnen het stramien van de oost-westlijnen is het landschap met sloten, boomgaarden, akkers en weilanden verkaveld in noord-zuidrichting.
Deze opbouw is ook in het plangebied zelf herkenbaar. In noord-zuidrichting zijn de sloten en langwerpige percelen met boomgaarden en weilanden dominant.

In het ontwerp voor Casterhoven zijn de historische landschappelijke karakteristieken geïntegreerd. De singels, het stratenpatroon in de woonvelden en de nieuwe gebouwen zijn overwegend in de noord-zuidrichting georiënteerd. Een groot deel van de beeldkwaliteitseisen vloeit voort uit de historische structuur en draagt bij aan het behoud daarvan. Bovendien wordt het typerende bebouwingslint aan de Broekdijk gehandhaafd.

Romeinse Limes
Dwars door Nederland loopt de Limes - een lijn van forten en wachttorens die verbonden zijn door wegen en de noordelijke grens van het Romeinse rijk vormde. De grens liep zeer waarschijnlijk ook door de gemeente Neder-Betuwe en mogelijk ook door het gebied waar de uitbreidingswijk Casterhoven wordt gerealiseerd. Nog aanwezige kernkwaliteiten van de Limes mogen niet worden aangetast.

Er zijn binnen het gebied Casterhoven thans geen Limes-onderdelen bekend. Eventueel nog aanwezige onderdelen bevinden zich onder de grond in de vorm van archeologische resten. Zoals uit paragraaf 5.2.1 blijkt is het plangebied inmiddels voldoende onderzocht. De Limes is ter plaatse niet aangetroffen.

5.2.2.3 Conclusie

Het plan respecteert de aanwezige cultuurhistorische waarden in het plangebied. De aanwezige waarden zijn betrokken in het stedenbouwkundig ontwerp. Hiermee zijn belangrijke historische gegevenheden geïntegreerd in de planvorming.

5.2.3 Flora en fauna
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.

5.2.3.2 Analyse

Blom Ecologie uit Waardenburg heeft een onderzoek verricht naar de effecten van het plan op beschermde natuurwaarden: notitie "Oriënterend onderzoek naar beschermde flora en fauna voor fase 3 Casterhoven te Kesteren" (27 mei 2017, nr. BE/2017/206/r) (bijlage 18).

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het nationaal natuurnetwerk. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om de stikstofdepositie. Hiervoor geldt de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Uit de notitie van Blom Ecologie valt op te maken dat gezien de omvang van het project en de afstand tot natuurgebieden de stikstofdepositie onder de drempelwaarde zal blijven. Er is geen melding of ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.

Soortenbescherming
Blom Ecologie concludeert dat het plan niet leidt tot de aantasting van beschermde natuurwaarden en/of beschermde gebieden. Tijdens de uitvoering dient echter rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van vleermuizen en de grote modderkruiper. Hiervoor heeft Blom Ecologie enkele aanbevelingen gedaan. Deze aanbevelingen zullen worden gedeeld met de uitvoerder van de werkzaamheden.

Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Rivierenland.

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf betreft een beschrijving van zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.

5.3.2.1 Nationaal niveau
  • Het Nationaal Waterplan
    Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

5.3.2.2 Provinciaal niveau
  • Omgevingsvisie Gelderland
    Het provinciale waterbeleid is opgenomen in de Omgevingsvisie Gelderland (zie ook paragraaf 4.2.1. "De provincie stuurt op een veerkrachtig en duurzaam water- en bodemsysteem. Dit bestaat uit bodem en ondergrond, grondwater en oppervlaktewater. Een veerkrachtig en duurzaam water- en bodemsysteem helpt mee aan een optimale en duurzame driedimensionale inrichting van Gelderland. [...] Bij nieuwe ontwikkelingen wil de provincie dat de functies zo goed mogelijk zijn afgestemd op de "natuurlijke alliantie" tussen water, bodem en groen. Dat stelt de maakbaarheid van het water- en bodemsysteem minder op de proef. In een gebiedsgerichte benadering kunnen functiecombinaties vroegtijdig in beeld komen en kunnen vergelijkbare problemen uit verschillende sectoren in één keer worden opgelost."

5.3.2.3 Waterschap Rivierenland

Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Rivierenland. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:

  • Het Waterbeheerplan 2016-2021 van het Waterschap
    In dit plan is beschreven wat het waterschap wil bereiken en op welke manier. De aspecten van het beheer van waterkeringen, het watersysteem en de afvalwaterketen zijn in dit plan geïntegreerd.
  • Brochure Partners in Water
    In de brochure Partners in Water worden vier thema’s benoemd waaraan aandacht moet worden besteed in een watertoets: waterneutraal inrichten, schoon inrichten, veilig inrichten en bijzondere wateren en voorzieningen. In deze watertoets wordt hieraan op de volgende wijze invulling gegeven.
    • 1. Waterneutraal inrichten.
    • 2. Schoon inrichten.
    • 3. Veilig inrichten.
    • 4. Bijzondere wateren en voorzieningen.

5.3.3 Waterhuishoudkundige situatie plangebied
5.3.3.1 Algemeen

Vinden er in een plangebied ruimtelijke ontwikkelingen plaats, waarbij het verhard oppervlak toeneemt en/of het waterbergend vermogen afneemt, dan moeten er maatregelen genomen worden om de negatieve effecten van deze ruimtelijke ontwikkelingen op de waterhuishouding te voorkomen. Uitgangspunt is dat deze maatregelen in het plangebied zelf plaatsvinden.

Het doel is het zoveel mogelijk afkoppelen van schoon hemelwater. Alleen het vuile afvalwater kan worden afgevoerd richting het riool. Het afgekoppelde hemelwater zal worden afgevoerd naar het oppervlaktewater, zonodig na een zuiveringsstap (bodempassage of infiltratie). Infiltratie van hemelwater in de bodem is ter plaatse van het plangebied gezien de hoge grondwaterstanden niet mogelijk. Voorliggend plan biedt voldoende aankoppelpunten voor de afvloeiing van schoon hemelwater. Met name de noordzuidgeprojecteerde watergang speelt hierbij een belangrijke rol.

5.3.3.2 Geohydrologisch advies en zettingsadvies

Ten behoeve van de ontwikkeling van Casterhoven deelplan A is een geotechnisch en hydrologisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 19). In het rapport wordt voor het plangebied en de beoogde woningbouwplannen een een geohydrologisch advies en een zettingsadvies ten behoeve van het bouw- en woonrijpmaken van Casterhoven deelplan A gedaan. Het rapport bevat onder meer een beschrijving van de bodemgesteldheid en de geohydrologische gesteldheid, een geotechnische analyse en advies en aanbevelingen met betrekking tot het bouwrijpmaken.

Het terrein dient bouwrijp te worden gemaakt voor de nieuwbouw van woningen en de aanleg van wegen, parkeerstroken en groenstroken ten behoeve van een te realiseren woonwijk. De adviezen voor het bouwrijp maken hebben betrekking op het ophogen van het gebied van circa 0,5 m à 0,8 meter voor een peil van circa 7,0 m +NAP. Het huidige maaiveld bevindt zich nu overwegend tussen 6,5 en 6,2 m +NAP. Een gemiddeld grondwaterpeil van 5,5 m +NAP is aangehouden in de berekeningen. Verder wordt vooralsnog uitgegaan van een voorbelastingstijd van 6 maanden.

5.3.4 Waterparagraaf
5.3.4.1 Hydrologie

In de planvorming van Casterhoven deelplan A is rekening gehouden met extra water. Dit water wordt direct aan het systeem gekoppeld, zonder (debietregulerend) kunstwerk ertussen. Door Waterschap Rivierenland is uitgezocht wat het effect is op het huidige A-watergangen stelsel en welke maatregelen eventueel nodig zijn om negatieve effecten te compenseren.

Werkwijze
Om het effect van Casterhoven deelplan A te kunnen berekenen is de volgende werkwijze toegepast. Het duflowmodel gemaakt voor het waterplan van de gemeente Neder-Betuwe is als uitgangspunt genomen. Voor de huidige situatie is de T=10+10% stedelijke regenduurlijn bui doorgerekend en zijn het maximale peil en het maximaal optredende debiet als resultaat bekeken. Vooral het maximaal optredende peil is belangrijk.

Resultaat
In onderstaande tabel zijn de maximale peilen weergegeven voor een aantal situaties. Dit zijn:

  • huidige situatie, waarbij de sifon onder de Hoofdstraat is dichtgezet;
  • Casterhoven deelplan A, met een dichte sifon en stuw van 0,47 meter erachter;
  • Casterhoven deelplan A, met een open sifon en stuw van 0,47 meter erachter;
  • Casterhoven deelplan A, met een open sifon en een brede stuw (10 meter) erachter.

Alle stuwen in het model staan ingesteld op 5 cm onder zomerpeil.

situatie   maatregel   maximum peil  
  sifon   stuw   CH-oost   CH-west  
huidige situatie   dicht   0,47   6,06   5,50  
Casterhoven deelplan A   dicht   0,47   6,05   5,53  
Casterhoven deelplan A   open   0,47   5,99   5,60  
Casterhoven deelplan A   open   10   5,97   5,62  

De aanleg van Casterhoven deelplan A heeft aan de oostzijde geen invloed op het berekende maximale peil. Aan de westzijde is een verhoging van enkele centimeters berekend. Op het moment dat de sifon weer gaat functioneren, neemt het peil in het oostelijk deel verder af. In het westelijk deel stijgt het peil. Deze peilstijging is niet alleen in Casterhoven deelplan A zelf, ook het benedenstrooms gelegen gebied heeft een 5 cm hoger peil gekregen. De peilstijging ligt nog wel onder de norm van 30 cm (zomerpeil is 5,55, dus mag tot 5,85 stijgen). Wellicht valt hier met sturing van de stuw en nog wat aan te doen. Het peil in Casterhoven deelplan B zou namelijk nog wel hoger mogen stijgen in verband met ophoging maaiveld. Als je minder over de stuw uit laat uitstromen, is de peilstijging benedenstrooms ook minder. De stuw zou je debietregulerend kunnen maken, omdat alleen Casterhoven deelplan B vóór de stuw ligt.

Debiet
De debieten veranderen in het hele systeem. Door de aanleg van meer verhard oppervlak is er snellere afstroming. Hierdoor komt het piekdebiet in Casterhoven deelplan A eerder en draaien stromingsrichtingen in sommige gevallen (tijdelijk) om. Een ander effect is dat het peil langer hoog blijft. Het duurt ongeveer 7 uur langer voor het peilgebied weer op peil is. Dit is logisch omdat er meer water tot afstroming komt, en het duurt dus ook weer langer tot dit weggestroomd is.

5.3.4.2 Waterbalans

Voor Casterhoven deelplan A is een waterbalans opgesteld in navolgende tabel zijn de resultaten weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEcasterhovenA3-vst1_0013.jpg"

5.3.5 Overleg met Waterbeheerder

Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap Rivierenland. Met het waterschap is uitgebreid vooroverleg gevoerd in het kader van de ontwikkeling van Casterhoven deelplan A als geheel. De resultaten van dit overleg met betrekking tot de waterhuishouding zijn weergegeven onder paragraaf 5.3.4. Ook de beheersmatige aspecten zijn besproken.

Verder zijn aan de orde geweest:

  • 1. De aanleg van een viertal zogenaamde 'vuiltrekplekken', deze zullen bij de nadere detaillering van het plan, in overleg met het waterschap, worden ingepast.
  • 2. Groenvoorzieningen langs de watergangen, deze zullen in overleg met het waterschap zo worden ingericht dat doelmatig onderhoud van de watergangen mogelijk is.
  • 3. Onderhoudbaarheid van het zuidelijk deel van A-watergang 0011-020, deze watergang zal aan de westzijde toegankelijk blijven vanaf het nieuwe bestemmingsplan.
  • 4. Watergang langs de Broekdijk ter plaatse van de toegangsweg naar Casterhoven, bij de detaillering van de aansluiting van de toegangsweg op de Broekdijk zal rekening worden gehouden met deze watergang.
  • 5. Doorvaarbaarheid van de bruggen over de watergangen, voor de watergangen waar varend onderhoud zal worden gepleegd worden de bruggen doorvaarbaar.
  • 6. De onderhoudsstrook aan de noordzijde van de spoorsloot, hiervan zal de toegankelijkheid vanaf zowel de oost- als de westzijde worden geregeld via de Zwarteweg.
  • 7. Het oostelijke talud van de oostelijke noord-zuid gerichte watergang kan niet helemaal tot boven aan toe met varend materieel worden gemaaid, hierbij zal met de inrichting rekening worden gehouden c.q. de kopers van de aanliggende percelen zullen hiervan op de hoogte worden gesteld.

5.3.6 Conclusie

In het kader van de ontwikkeling van Casterhoven deelplan A is de toekomstige waterhuishoudkundige situatie ontworpen en intensief besproken met het waterschap. Met onderhavig bestemmingsplan worden fase 3 en de stedenbouwkundige knoop van fase 1 tot ontwikkeling gebracht conform de voorliggende stedenbouwkundige plannen. Gesteld kan dus worden dat inzake onderhavig bestemmingsplan het aspect water voldoende aandacht heeft gehad en dat de watertoets heeft plaatsgevonden. Er is geen aanvullend separaat advies van het waterschap benodigd voor deze fase.

Hieraan kan ten slotte worden toegevoegd dat de verbeelding op grond van het meest recent overeengekomen waterhuishoudkundige ontwerp tot stand is gekomen.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

Het plan dat in voorliggend bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt, maakt deel uit van de exploitatie van de woonwijk Casterhoven Deelplan A. Voor deze gehele wijk is een exploitatieopzet gemaakt.

6.2 Casterhoven Deelplan A

De wijk Casterhoven Deelplan A is een uitwerking van het in maart 2008 door de gemeenteraad vastgestelde Structuurplan Casterhoven. De gemeente heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met twee marktpartijen. Daarin is vastgelegd dat de grondexploitatie zal worden uitgevoerd door Kesteren Zuid CV. De bedrijfsvoering van Kesteren Zuid CV vindt plaats aan de hand van een meer dan sluitende grondexploitatie. Daarmee is veilig gesteld dat het grondexploitatierisico voor de gemeente Neder-Betuwe uiterst beperkt is. Het opstalrisico komt voor rekening van de opstalontwikkelaars.

6.3 Exploitatieplan

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeente in de gelegenheid om, indien het gemeentelijk kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, een exploitatieplan vast te stellen. Dit moet tegelijk met het bestemmingsplan gebeuren. Middels het exploitatieplan kan de gemeente kosten verhalen, maar is het ook mogelijk om locatie-eisen te stellen, bijvoorbeeld ten aanzien van de fasering, de woningtypologieën en het bouw- en woonrijp maken. Het exploitatieplan is vooral van toepassing in gevallen waarbij de gemeente nog niet alle gronden in eigendom heeft en (nog) niet met alle eigenaren een overeenkomst heeft gesloten.

Alle gronden binnen onderhavig plangebied zijn momenteel reeds in bezit van de gemeente. Om deze reden is voor deze fase geen exploitatieplan nodig.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1 )
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2 )
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Groen (artikel 3 )
In deze bestemming is het 'structuurgroen' opgenomen, de belangrijkste groenvoorzieningen in het plan, die deel uitmaken van de hoofdstructuur van de wijk. Binnen de groenbestemming zijn ook onder meer water, voetpaden, hondenuitlaatplaatsen, speelvoorzieningen e.d. toegestaan. Inritten zijn alleen toegestaan als deze noodzakelijk zijn voor de ontsluiting van een woonperceel. Parkeren is niet toegestaan.

Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 4 )
Deze bestemming omvat alle straten en parkeerterreinen. Tevens zijn in deze bestemming groenvoorzieningen en paden toegestaan.

Water (artikel 5 )
Deze bestemming is gelegd op een deel van de noordzuidgerichte singel en de waterpartij die onderdeel wordt van de stedenbouwkundige knoop. Hier zijn waterhuishoudkundige voorzieningen en kunstwerken ten behoeve van de waterhuishouding, beeldende kunstwerken en vijvers toegestaan.

Wonen -1 (artikel 6 )
De nieuwe woonpercelen zijn in de bestemming 'Wonen - 1' opgenomen. De planregels sluiten qua opzet aan bij de planregels van het bestemmingsplan "Kom Kesteren". Het betreft daarmee een vrij gedetailleerde regeling. Hoofdgebouwen moeten in de bouwvlakken worden gebouwd. Aan het toegestane aantal woningen is een maximum verbonden.

Waterstaat - Waterlopen (artikel 7 )
Om de A-watergangen binnen en buiten het plangebied te beschermen is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen' gelegd op de waterloop inclusief de beschermingszone van 4 meter aan weerszijden van deze watergang.

De regeling in deze dubbelbestemming houdt in essentie in dat het behoud van de waterloop voorop staat. Er zijn alleen kleine bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Alleen via afwijking kan ten behoeve van de onderliggende bestemming worden gebouwd. Een omgevingsvergunningplicht ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is niet opgenomen, omdat de Keur van het waterschap al voldoende bescherming biedt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 8 )
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 9 )
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergronds bouwen, alsmede het voorzien in voldoende parkeerplaatsen.

Algemene gebruiksregels (artikel 10 )
In dit artikel is het algemeen strijdige gebruik opgenomen, waaronder een regel om de instandhouding van parkeerplaatsen te verzekeren. Daarnaast bevat dit artikel regels ten aanzien van evenementen.

Algemene afwijkingsregels (artikel 11 )
Dit artikel bevat afwijkingsregels met betrekking tot evenementen en het te hanteren peil.

Overige regels (artikel 12 )
Dit artikel bevat een voorwaardelijke verplichting betreffende het goedkeuren van een inrichtingsplan voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 13 )
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen.

Het gebruik van de bebouwing daarentegen wordt indien mogelijk positief bestemd of indien noodzakelijk door handhaving aan de gebruiksregels van de betreffende bestemming aangepast.

Slotregel (artikel 14 )
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Inspraakprocedure
  • 2. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  • 3. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  • 4. Vaststelling door gemeenteraad
  • 5. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

8.1 Inspraak

Op grond van de gemeentelijke inspraakverordening heeft het voorontwerpbestemmingsplan vanaf 31 augustus tot en met 27 september 2017 ter inzage gelegen. Het verslag van de inspraakprocedure bestemmingsplan is als bijlage 20 opgenomen.

8.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties. Het verslag van dit overleg is eveneens in bijlage 20 opgenomen.

8.3 Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan vanaf 24 mei 2018 tot en met 4 juli 2018 ter inzage gelegen.
Er zijn geen zienswijzen ingediend.