direct naar inhoud van Bijlagen bij de toelichting
Plan: Elst, Vierslag
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0163ELSTvierslag-VSG1

Bijlagen bij de toelichting

 

Bijlage 2 Waterhuishouding

B2.1. Normstelling en relevant beleid waterbeheer

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is sinds 2000 van kracht en schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een "goede ecologische toestand" (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een "goed ecologisch potentieel" (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.

Nationaal Beleid

Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

Provinciaal beleid

In het 3e Waterhuishoudingsplan Gelderland 2005-2009 worden de mogelijkheden geschetst om de kansen van water voor mens en natuur goed te benutten in Gelderland. Naast kansen voor verbetering van de kwaliteit van onze leefomgeving zijn er ook maatregelen noodzakelijk om veiligheid te blijven bieden tegen overstroming met rivierwater en om wateroverlast na hevige regenval te voorkomen.

De noodzaak voor deze maatregelen is groot nu de gevolgen van de klimaatverandering zichtbaar worden, met naar verwachting vaker droge zomers en natte winters. De waterhuishouding kan het beste per stroomgebied worden bepaald, waarbij de knelpunten van een stroomgebied in principe binnen dat stroomgebied worden opgelost. Deze stroomgebiedbenadering is erop gericht waterhuishoudkundige problemen niet af te wentelen op andere stroomgebieden.

Uit de evaluatie van het vorige Waterhuishoudingsplan is onder meer gebleken dat de gewenste oppervlaktewaterkwaliteit nog niet overal is gerealiseerd, alhoewel de waterkwaliteit wel aanzienlijk is verbeterd. Ook is gebleken dat het gewenste herstel van de verdroogde natuur niet is gerealiseerd. Uit de evaluatie blijkt dat het nieuwe waterbeleid meer moet aansturen op gebiedsgerichte en resultaatgerichte uitvoering en dat het nieuwe waterbeleid samenwerking tussen de verschillende uitvoerende instanties dient te bevorderen. Om de daad bij het woord te voegen zullen in de periode tussen 2005 en 2009 een aantal speerpunten gerealiseerd moeten worden, te weten:

  • Rijk en provincie gaan aan de slag met het uitvoeren van projecten voor meer ruimte voor de rivier;
  • de gemeenten zullen aan de slag gaan met de planologische bescherming van natte natuur en waterbergingsgebieden, en met het saneren van riooloverstorten op de wateren van het hoogste ecologische niveau;
  • de waterschappen gaan aan de slag met het begrenzen en inrichten van de waterbergingsgebieden, het langer vasthouden van water in de actiegebieden en het bestrijden van de verdroging van verdroogde natuurparels in de actiegebieden.

De Stroomgebiedsvisie Rivierenland (2003) is opgesteld door de provincie Gelderland in nauwe samenwerking met waterschap Rivierenland en de regionale directie van Rijkswaterstaat (DON). De visie heeft geen formele juridische status. Hoofddoelstelling die uit de Stroomgebiedsvisie naar voren komt, is het realiseren van duurzame, veerkrachtige watersystemen en geeft dan ook inzicht in de aard en omvang van de wateropgaven. De wateropgaven zijn geordend naar het voorkomen van wateroverlast, bereiken van natuurdoelen, veiligstellen van de drinkwatervoorziening en het voorkomen van watertekort. De visie geeft verder inzicht in de ambities, prioriteiten, maatregelen en kosten met betrekking tot de waterhuishouding.

Beleid waterbeheerder

Het beleid uit het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rivierenland is er op gericht schoon hemelwater niet af te voeren naar de riolering. In het kader van duurzaam waterbeheer is het gewenst om bij alle nieuwbouw maximale afkoppeling van het hemelwater toe te passen. Hierbij hanteert het waterschap de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren. Het schone hemelwater dient geïnfiltreerd te worden in de bodem of anders via een bodempassage afgevoerd te worden naar het oppervlaktewater.

B2.2 Watertoets en beheer

Sinds 1 november 2003 is voor ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van Waterschap Rivierenland, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer. Het onderhoud aan de riolering wordt uitgevoerd door de gemeente Overbetuwe. De provincie Gelderland is verantwoordelijk voor het grondwaterbeheer. In samenwerking met het Waterschap Rivierenland is het Koepelplan Water Westeraam opgesteld, waarin de maatregelen zijn beschreven die zullen worden getroffen in verband met de consequenties van de ontwikkeling van Westeraam voor de waterhuishouding en het waterbeheer. In relatie tot de watertoets is het Waterschap Rivierenland nauw betrokken geweest bij het vaststellen van de maatregelen ten behoeve van de toekomstige waterhuishouding en waterbeheer en het uitwerkingsplan dat voor dit gebied is vastgesteld.

B2.3. Huidige situatie

Bodem en grondwater

Het plangebied ligt ten oosten van de bestaande kern Elst en is momenteel onverhard en in agrarisch gebruik. De maaiveldhoogte varieert tussen NAP +8,5 m en NAP +9,0 m. De bodem bestaat uit klei met een zware ondergrond. Geohydrologisch gezien behoort de bovenste laag tot de waterremmende deklaag, (dikte 1 tot 3 m). Hieronder bevindt zich het eerste watervoerend pakket (zand) (dikte 25 tot 30 m). Volgens de Bodemkaart van Nederland is ter plaatse van het plangebied sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand hier tussen de 0,4 en 0,8 m beneden het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,2 m beneden het maaiveld ligt.

Oppervlaktewatersysteem

Het plangebied is gelegen in een binnendijks rivierengebied en bestaat uit één op zich zelfstaand peilgebied. Omdat het een op zich zelfstaand peilgebied betreft wordt er geen water afgevoerd afkomstig van bovenstroomse gebieden. Het peilgebied heeft een streefpeil van NAP +7,6 m. In de winterperiode moet water worden afgevoerd om de afwatering van de laag gelegen gronden te waarborgen. Dit wordt geregeld via de A-watergang langs de Ceintuurbaan. In de zomerperiode is sprake van een watertekort in het plangebied. Dan wordt water uit de Linge ingelaten via de A-watergang langs de A325. In de boezem wordt een winterpeil van NAP +7,15 m en een zomerpeil van NAP +7,4 m gehanteerd.

Waterkwaliteit en riolering

De waterkwaliteit binnen het plangebied is op dit moment niet gemeten en niet bekend. Metingen van de waterkwaliteit van de Linge op een nabijgelegen punt laten zien dat deze niet voldoet aan de norm uit de Vierde Nota Waterhuishouding met betrekking tot stikstof, dit komt door de kwaliteit van het inlaatwater uit de Nederrijn en door uitspoeling van meststoffen van de aan de Linge gelegen agrarische percelen. Het plangebied is niet bebouwd en derhalve niet gerioleerd.

B2.4. Toekomstige situatie

Algemeen

Het plangebied Vierslag is onderdeel van VINEX-locatie Westeraam. Het agrarisch gebied wordt hierbij getransformeerd naar stedelijk gebied. Voor deze woningbouwlocatie, waar Vierslag onderdeel van uitmaakt, streeft de gemeente Overbetuwe naar een duurzaam stedelijk watersysteem. Voorafgaand aan de verdere planuitwerking is daarom een Koepelplan Water Westeraam opgesteld (rapport GLD9375, Grontmij, juni 2002) waarin de relevante wateraspecten nader zijn uitgewerkt. Algemene waterdoelstellingen voor de nieuwe woonwijk zijn:

  • het gebiedseigen water (regenwater) zoveel mogelijk vasthouden, door bijvoorbeeld waterbergingsvijvers op te nemen;
  • de afvoer van schoon hemelwater via de riolering beperken;
  • zoveel mogelijk oevers natuurvriendelijk inrichten, dus zonder beschoeiing, met een flauw talud en helofytenbeplanting (noordelijk deel Vierslag).

Hierbij wordt het water ook gezien als drager voor het bereiken van goede leefomgeving, met recreatief medegebruik, en als kans om doelstellingen uit de regionale ecologische structuur te realiseren.

Van belang voor de watertoets is dat de ruimtelijke ontwikkeling geen negatieve gevolgen mag hebben voor de waterhuishouding. Enkele thema's, welke vanuit het perspectief van integraal waterbeheer relevant zijn en terug te voeren zijn naar de zorgtaken van de waterbeheerders, zijn hieronder, in relatie tot het planvoornemen, kort beschreven. Een en ander is hierbij gebaseerd op genoemd Koepelplan Water Westeraam. Benadrukt wordt dat onderhavig plangebied Vierslag onderdeel is van een grotere waterhuishoudkundige eenheid: het peilgebied. Maatregelen ten behoeve van een duurzaam waterbeheer zijn bedoeld voor dit peilgebied en de ontwikkeling van de gehele VINEX-locatie Westeraam. Om de waterhuishouding van Vierslag te kunnen beoordelen, is het noodzakelijk het gehele peilvak in beschouwing te nemen.

Specifiek voor Vierslag heeft Arcadis in januari 2009 het 'Waterhuishouding en rioleringsplan Vierslag' opgesteld. Hierin is een gescheiden rioleringstelsel voor Vierslag ontworpen.

Waterkwantiteit, oppervlaktewatersysteem en ontwatering

Om wateroverlast door stijgende waterpeilen in de watergangen te voorkomen, dient enerzijds voldoende ruimte (oppervlakten) aanwezig te zijn om water te bergen en anderzijds dient de drooglegging (dit is het verschil tussen de maaiveldhoogte en het oppervlaktewaterpeil) voldoende te zijn. De drooglegging zal minimaal 1,2 m bedragen. Rekening houdend met de klimaatverandering, dient minimaal 7% van het totaal oppervlak van VINEX-locatie Westeraam gereserveerd te worden voor oppervlaktewater. Dit benodigd oppervlak is opgenomen in het plan Westeraam.

Het peilgebied krijgt in de toekomst een flexibel peil waarbij de klimatologische omstandigheden de actuele waterstand bepalen, binnen bepaalde bandbreedte. Het streefpeil wordt NAP +7,7 m, maar mag fluctueren tussen NAP +7,5 m (zomer) en NAP +7,8 m (winter).

Het noorden van Vierslag wordt ingericht als schiereiland. Dit deel is zeer waterrijk en bestaat onder ander uit circa 1,4 ha oppervlaktewater

Ter voorkoming van grondwateroverlast en bodemdaling hanteert het Hoogheemraadschap voor nieuwe bebouwing een minimale drooglegging van 0,70 m ten opzichte van het oppervlaktewaterpeil. De maaiveldhoogte wordt circa NAP +9,4 m en komt hierbij overeen met de weghoogte in het nieuwe plan.

Waterkwaliteit en riolering

In het gebied wordt een volledig gescheiden stelsel aangelegd, waarbij afstromend hemelwater van schone oppervlakken wordt afgekoppeld en rechtstreeks zal worden afgevoerd op de A-watergang langs de Ceintuurbaan en de waterpartij in het noorden. Door het afgekoppelde water te lozen op de nieuw te graven watergang, wordt doorstroming gerealiseerd. Het afkoppelen geschiedt met inachtneming van de daarvoor bij het waterschap geldende richtlijnen. Voorbeelden van oppervlakken die relatief schoon zijn, zijn onder andere daken en verkeersluwe wegen. Op deze manier wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Verder zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van duurzame en milieuvriendelijke bouwstoffen. Er wordt niet-uitlogende en milieuvriendelijke beschoeiing toegepast. Middels bepalingen in de verkoop-overeenkomst mogen in ieder geval niet onbehandeld koper, zink, lood en gewolmaniseerd houten erfafscheidingen worden toegepast. Hiermee wordt verontreiniging van bodem en water voorkomen.

In het noorden van Vierslag wordt 1,5 ha ingericht als infiltratievoorziening ten behoeve van de waterkwaliteitbeheersing. Deze wordt zowel ingezet om water van buiten Westeraam (na zuivering) in te laten, als om het aanwezige water binnen Westeraam te zuiveren.

Inrichting

In het plangebied worden de oevers zoveel mogelijk natuurvriendelijk ingericht. De eis van het Waterschap is dat minimaal 50% van de oevers van nieuwe waterpartijen op deze wijze worden ingericht. De natuurvriendelijke oeverinrichting bestaat uit oevers met een flauw talud, zodat de waterdiepte geleidelijk afneemt. Hiermee wordt een variatie aan vegetatietypen gestimuleerd. De watergangen krijgen een waterdiepte van minimaal 1 m (ten opzichte van het laagste waterpeil NAP +7,5 m, naar verwachting treedt dit zomers op) zodat een robuust en gezond watersysteem wordt gerealiseerd. Er worden geen doodlopende watergangen gegraven teneinde de doorstroming te waarborgen. Met het afkoppelen van schoon hemelwater zal de doorstroming extra gestimuleerd worden, waarschijnlijk zullen ook pompen en/of windmolens worden ingezet voor de benodigde watercirculatie. Voor varend onderhoud wordt een inlaathelling ingericht. De vrije doorvaarhoogte bij bruggen bedraagt 0,8 tot 1 m ten opzichte van het zomerpeil (NAP +7,5 m), ten behoeve van het varend onderhoud.

De VINEX-locatie Westeraam heeft een speels karakter met relatief veel groen en water. Door de goede toegankelijkheid en mooie zichtlijnen vergroot dit de belevingswaarde van het water en de natuur.

Beheer en onderhoudsvoorzieningen

Voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem dient bij het waterschap ontheffing en vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur" (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). Dit geldt dus bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten van de hemelwaterafvoer (HWA) op het oppervlaktewater en het graven van nieuwe watergangen etc. In de Keur is ook geregeld dat onderhoudsstroken van 4 m voor A-watergangen in acht dienen te worden genomen. Voor de overige watergangen geldt een onderhoudsstrook van 1 m. Het komt erop neer dat binnen deze strook niet zonder ontheffing van het Waterschap gebouwd en opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het plan geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishouding. De inrichting van de waterhuishouding voldoet aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.