direct naar inhoud van Artikel 21 Waterstaat - Waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie
Plan: Kern Drimmelen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1719.4bp12kernDrimmelen-vg01

Artikel 21 Waterstaat - Waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat – Waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor:

  • a. de afvoer en berging van oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. verkeer te water;
  • d. aanleg, beheer, onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering;
  • e. het vergroten van de afvoercapaciteit.

21.1.1 De belangen van de in lid 21.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende enkelvoudige bestemmingen.

21.1.2 Voor zover op de verbeelding dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:

      • primair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering';
      • secundair geldt het bepaalde in de dubbelbestemmingen 'Leiding - Riool', 'Waarde – Archeologie', 'Waarde – Cultuurhistorie'. 'Waarde – Ecologie' en 'Waarde - Waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie'.

21.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van riviergebonden activiteiten, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de situering en uitvoering moeten zodanig plaatsvinden dat de waterstandverhoging en de belemmering voor toekomstige verlaging zo gering mogelijk zijn;
  • b. er moet een beschermingsniveau van ten minste 1:2.000 jaar voor potentiële schadegevallen worden gewaarborgd;
  • c. er moet sprake zijn van duurzame compensatie van resterende waterstandverhogende effecten.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 voor het oprichten van gebouwen ten behoeve van de bestemming, waarmee de onderhavige bestemming samenvalt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van een zwaarwegend maatschappelijk belang;
  • b. de bouwwerken kunnen redelijkerwijs niet buiten het winterbed worden gerealiseerd;
  • c. de bebouwing vormt op de locatie geen feitelijke belemmering om in de toekomst de afvoercapaciteit te vergroten;
  • d. de situering en uitvoering zijn zodanig, dat de waterstandverhoging en de belemmering voor de toekomstige verlaging, zo gering mogelijk zijn;
  • e. er wordt een beschermingsniveau van ten minste 1:2.000 jaar voor potentiële schadegevallen gewaarborgd;
  • f. er is sprake van duurzame compensatie van resterende waterstandverhogende effecten;

met dien verstande dat:

  • 1. voor de verlening van de omgevingsvergunning door het bevoegd gezag advies is ingewonnen bij Rijkswaterstaat;
  • 2. de regels van de betreffende andere bestemmingen van toepassing zijn.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het wijzigen van het profiel van de bodem en de dijken;
  • b. het aanleggen van leidingen en andere ondergrondse constructies;
  • c. het graven van sleuven;
  • d. het aanbrengen van houtopstanden.

21.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 21.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  • a. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • b. betreffende het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • c. waarvoor een onherroepelijke vergunning is verkregen op basis van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken.

21.4.3 Voorwaarden voor de omgevingsvergunning

De in lid 21.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de situering en uitvoering van de werken en werkzaamheden zijn zodanig dat de waterstandverhoging en de belemmering voor de toekomstige verlaging, zo gering mogelijk zijn;
  • b. er wordt een beschermingsniveau van ten minste 1:1.200 jaar voor potentiële schadegevallen gewaarborgd;
  • c. er is sprake van duurzame compensatie;
  • d. om te bepalen of voldaan wordt aan het bepaalde in sub c wordt voor de verlening van de aanlegvergunning advies ingewonnen bij Rijkswaterstaat.