6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. uitoefening van het agrarisch bedrijf;
-
b. cultuurgrond;
-
c. veldschuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – veldschuur';
-
d. bos, ter plaatse van de aanduiding 'bos';
-
e. brink, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – brink';
-
f. houtteelt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'houtteelt';
-
g. ijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
-
h. volkstuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
-
i. vulpunt lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';
-
j. landschapstuin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin – landschapstuin';
-
k. moestuinen en boomgaarden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - moestuin' en 'specifieke vorm van agrarisch - boomgaard';
-
l. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';alsmede voor:
-
m. recreatief medegebruik;
-
n. behoud en herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden;
met de daarbij behorende:
-
o. bestaande wegen en waterlopen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen en overige infrastructurele voorzieningen;
-
p. nutsvoorzieningen;
-
q. waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
r. groenvoorzieningen;
-
s. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.1.1 Landschappelijke en natuurlijke waarden
Het behoud en herstel van landschappelijke en natuurlijke waarden wordt nagestreefd door middel van behoud en herstel van de volgende kenmerken:
Ecologie:
- door de kleinschaligheid, de bossen, struwelen en poelen is er rond Roden nog een vrij goed samenhangende structuur van goed ontwikkelde houtwallen, veel soorten broedvogels, zoogdieren en dagvlinders;
- heischrale bermen;
- in de wegbermen in het algemeen bekende akkeronkruiden en in mindere mate op de essen;
- gevarieerde broedvogelbevolking;
- variatie in zoogdieren waarvoor bossen, houtwallen en heiderestanten van groot belang zijn;
- amfibieën en insecten bij vennen en heide, loopkevers bij hakhout en zandwegen;
- kwel afkomstig van alle hoger gelegen gronden rond de beekdalen;
- grote variatie in fauna: watervogels, ganzen, steltlopers, roofvogels, weidevogels, veel zoogdieren, amfibieën;
- sloten, poelen en oeverstroken zijn soortenrijk.
Landschap/cultuurhistorie:
- beekdalachtige situatie rond De Roder Bitse;
- onregelmatige, kleinschalige mozaïekverkaveling rond Roden;
- percelen begrensd door lijnvormige beplantingen;
- geomorfologisch van belang zijn de essen met een bolle ligging en soms diepe eerdgronden;
- essen zijn open en grotendeels vrij van bebouwing;
- essen zijn deels nog als bouwland in gebruik;
- rond de dorpen nog vrij veel kleine landschapselementen in de vorm van houtwallen, boomsingels en verder in het buitengebied heiderestanten, vennen, dobben, beboste stuifduinen en andere boselementen;
- veel heggen en smalle houtranden nabij Foxwolde en Leutingewolde;
- veel verspreide bebouwing ten noorden van Roden;
- licht golvend terrein, vooral bestaand uit veldpodzolen;
- verspreide vennen en heide (deels in verval), houtwallen;
- weinig bebouwing;
- agrarische bebouwing voornamelijk in of nabij de dorpen;
- verschillende oude, archeologisch van belang zijnde terreinen;
- overwegend van nature vochtige, matig voedselarme bodemtypen;
- beekdalen goed herkenbaar als gevolg van plotseling hoogteverschil in het terrein (reliëf);
- belangrijke gradiënten (reliëf, bodem, water) in dwars- en lengterichting;
- grootschalige kwelgebieden met verschillen en overgangen in watersoorten;
- open graslandgebied;
- plaatselijk nog meanderende beekloop van de Slokkert;
- midden- en bovenloop van het Peizerdiep: deels open grasland, deels op hogere flanken dwars op de stromingsrichting geplaatste houtwallen met soms dwarswallen;
- vooral langs de midden- en bovenloop van het Peizerdiep nog grote delen van de houtwal die de beekdalrand markeert en begrenst intact;
- verschillende oude, van archeologisch belang zijnde bewoningsplaatsen;
- bebouwing voornamelijk in één bouwlaag met kap met overwegend een lage goothoogte (minder dan 3,5 m) en een aan het hoofdgebouw ondergeschikte maatvoering en situering van aanbouwen en bijgebouwen.
6.1.2 Recreatief medegebruik
Het recreatief medegebruik is beperkt is tot de inrichting en het gebruik van dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeervoorzieningen, de inrichting van visoevers en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
6.1.3 Hout-, boom- en fruitteelt
In de bestemming zijn houtteelt en opgaande vormen van boom- en fruitteelt, alsmede de aanleg van nieuwe (grootschalige) boselementen niet begrepen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- het uitzicht van woningen;
- de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan de plaats van bebouwing.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Toegestaan gebruik
Het gebruik van de gronden bij (bedrijfs)woningen voor paardenbakken is toegestaan, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - paardenbak', en uitsluitend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
1. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 1.200 m2;
-
2. de paardenbak dient te worden geplaatst op of aan het bouwperceel van de aanvrager, binnen een afstand van 30 m van het perceel;
-
3. de afstand tot de woning van derden bedraagt minimaal 30 m; deze afstand geldt ook voor recreatiewoningen;
-
4. de afstand tot het perceel van derden bedraagt minimaal 3 m;
-
5. de paardenbak mag geen significant negatieve effecten op de omgeving en de kwaliteit van de woonomgeving van derden hebben;
-
6. per woning is maximaal één paardenbak toegestaan;
-
7. er dient een open omheining te worden toegepast met een maximale hoogte van 1,5 m;
-
8. de paardenbak dient wat betreft kleur- en materiaalgebruik passend te zijn in het buitengebied.
-
9. de verlichting is afgeschermd en alleen gericht op de paardenbak;
-
10. de hoogte van lichtmasten mag ten hoogste 4 m bedragen;
-
11. er mag niet meer dan 60 LUX/m2 worden geproduceerd, gemeten 1 m boven de bodem van de paardenbak;
-
12. de verlichting mag niet worden gebruikt tussen 23.00 uur en 07.00 uur.
6.4.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
-
a. het gebruik van gronden voor reclamedoeleinden;
-
b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
-
c. het gebruik van cultuurgrond voor de opslag van agrarische producten, met uitzondering van de tijdelijke opslag tot ten hoogste zes maanden per jaar.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
1. het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen, zoals wandel- en fietspaden, picknickplaatsen en parkeervoorzieningen;
-
2. het aanbrengen en verwijderen van lijnvormige beplantingen;
-
3. het egaliseren van natuurlijk reliëf
-
4. het graven en dempen van sloten;
-
5. ophogen;
-
6. het verharden en verwijderen van paden;
-
7. het aanleggen van een (verharde) weg ten behoeve van een agrarisch bedrijf;
-
8. het vellen en rooien van houtopstanden.
Voor de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van groen – brink' is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
1. het ophogen, egaliseren en ontgronden;
-
2. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas;
-
3. het aanleggen van verharde en onverharde wegen, paden, banen of parkeerstroken en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
4. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies.
6.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht
De in lid 6.6.1 bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft die het normale onderhoud tot doel hebben.
6.6.3 Voorwaarden
-
a. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
-
b. De in lid 6.6.1 bedoelde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan de in lid 6.1.1 omschreven waarden.
-
c. Indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de vergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
6.8 Wijzigingsbevoegdheid
6.8.1 Uitbreiding oppervlakte bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de uitbreiding van het agrarisch bedrijf met bebouwing tot ten hoogste een bebouwde oppervlakte van 20.000 m2, alleen in het geval dat het bestaande bestemmingsvlak van het agrarisch bedrijf niet groot genoeg is om de uitbreiding mogelijk te maken, mits:
-
a. de bebouwing wordt opgericht binnen het bestemmingsvlak;
-
b. middels een bedrijfsontwikkelingsplan wordt aangetoond dat vergroting uit oogpunt van de toekomstige bedrijfsvoering nodig is;
-
c. de uitbreiding aansluit bij de bestaande bebouwing;
-
d. de uitbreiding landschappelijk acceptabel wordt ingepast door middel van een landschappelijk inpassingsplan;
-
e. de uitbreiding, indien deze gepaard gaat met een toename van landbouwhuisdieren, geen significant negatieve gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstelling van Natura 2000-gebieden als gevolg van ammoniakdepositie;
-
f. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
g. er overleg heeft plaatsgevonden met de provincie.
6.8.2 Sleufsilo's
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de bouw van sleufsilo's tot een bouwhoogte van ten hoogste 3 m en een inhoud van ten hoogste 2.500 m³, mits er bedrijfseconomische, planologische, dan wel milieuhygiënische redenen voor plaatsing buiten de bestemming Agrarisch - Agrarisch Bedrijf aanwezig zijn.
6.8.3 Natuur
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming van de gronden wijzigen in de bestemming Natuur, mits:
-
a. de gronden behoren tot de ecologische hoofdstructuur, niet zijnde beheergebieden, dan wel de ecologische verbindingszone;
-
b. voor de gronden een inrichtingsplan is opgesteld;
-
c. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden in hun geheel voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven en aangewezen;
-
d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende agrarische bedrijven, in die zin dat de bedrijven onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Na wijziging zijn de bepalingen van artikel 17 Natuur van toepassing.
6.8.4 Voorwaarden
Een besluit tot wijziging, zoals genoemd in lid 6.8.2, wordt niet genomen indien de wijziging leidt tot een onevenredige aantasting van de waarden, zoals genoemd in lid 6.1.1.