direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch - Kwekerij
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied Noordenveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1699.2009BP007-vg02

Artikel 5 Agrarisch - Kwekerij

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Kwekerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitoefening van het kwekerijbedrijf;
  • b. cultuurgrond;

alsmede voor:

  • c. wonen ten dienste van het bedrijf;
  • d. aan huis verbonden werkactiviteiten en/of een bed & breakfast;
  • e. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen, ter plaatse van de aanduiding karakteristiek';

met de daarbij behorende:

  • f. kassen en overige voorzieningen ten behoeve van kwekerijen;
  • g. overige bedrijfsgebouwen;
  • h. bedrijfswoningen;
  • i. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • j. tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en watergangen, straten en paden;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bedrijfsgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. bebouwing verbonden door middel van de aanduiding 'relatie' wordt aangemerkt als behorend tot één kwekerijbedrijf;
  • c. de oppervlakte van de bestaande bedrijfsgebouwen mag eenmalig met 10% worden vergroot;
  • d. In afwijking van het voorgaande geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'kas' een kas is toegestaan, mits:
  • 1. de oppervlakte ten hoogste 1.690 m2 bedraagt;
  • 2. de goothoogte ten hoogste 4,5 m bedraagt;
  • 3. de bouwhoogte ten hoogste 5,55 m bedraagt;
  • 4. de kas blijvend wordt omgeven door opgaande beplanting, te realiseren ter plaatse van de aanduiding 'houtwal';
  • e. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedragen ten hoogste 3,5 m respectievelijk 9 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer bedragen;
  • f. de afstand tot de perceelgrens bedraagt ten minste 5 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt.
5.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, dan wel het bestaande aantal;
  • b. bedrijfswoningen dienen te worden gebouwd binnen het bouwvlak, in de naar de weg gekeerde bouwgrens, dan wel de bestaande voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning;
  • c. de oppervlakte van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 150 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • d. de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 5 m, dan wel de afstand van de bestaande bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelgrens indien deze minder bedraagt;
  • e. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste 3,5 m, respectievelijk 9 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
  • f. de bedrijfswoning moet zijn voorzien van een kap, waarvan de helling minimaal 30° en maximaal 60° dient te bedragen;
  • g. bij verbouw dient te worden aangesloten bij de bestaande hoofdvorm.
5.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 100 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 250 m²; indien de oppervlakte van het bestaande hoofdgebouw groter is dan 200 m², is maximaal 60 m² aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan;
  • d. de afstand tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 3 m;
  • e. de afstand van de dichtstbijzijnde gevel van een vrijstaand bijgebouw tot het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 25 m;
  • f. de afstand van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 3 m, dan wel de afstand van de bestaande aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens indien deze minder bedraagt;
  • g. de bouwhoogte bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw, dan wel ten hoogste de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • h. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m, dan wel ten hoogste de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • i. indien een aan- of uitbouw of bijgebouw wordt voorzien van een kap, bedraagt de dakhelling minimaal 30° en maximaal 60°.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat voor afscheidingen alleen een open omheining mag worden toegepast met een maximale hoogte van 1,5 m.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het landschaps- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • het uitzicht van woningen;
  • de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan de plaats van bebouwing, met dien verstande dat van de panden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de architectonische, cultuurhistorische en/of situatieve waarde zoveel mogelijk in stand wordt gehouden. Hierbij wordt in ieder geval eveneens de per pand geïnventariseerde karakteristiek betrokken, zoals aangegeven op de als bijlage opgenomen lijst 'karakteristieke panden'.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Grotere goothoogte bedrijfsgebouwen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder e voor een hogere goothoogte, mits de goothoogte niet meer bedraagt dan 4 m.

5.4.2 Uitbreiden bedrijfsgebouwen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder c ten behoeve van de eenmalige uitbreiding van de bedrijfsgebouwen, waaronder kassen zijn begrepen, mits:

  • a. de oppervlakte met niet meer dan 25% wordt vergroot;
  • b. de bedrijfseconomische noodzaak wordt aangetoond;
  • c. gebouwd wordt binnen het bouwvlak.
5.4.3 Voorwaarden

De in lid5.4.1 en 5.4.2 bedoelde afwijking mag:

  • a. geen negatieve invloed hebben op het milieu, de kwaliteit van de bodem en het grond- en oppervlaktewater;
  • b. geen negatieve invloed hebben op de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van andere gronden en gebouwen.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Toegestaan gebruik
  • a. Inpandige opslag

Het gebruik van de bedrijfsgebouwen voor de inpandige opslag van caravans, boten en daarmee gelijk te stellen goederen is toegestaan.

  • b. Aan huisverbonden werkactiviteiten

De uitoefening van aan huis verbonden werkactiviteiten in een bedrijfswoning is toegestaan, met dien verstande dat:

  • 1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
  • 2. de aan huis verbonden werkactiviteit uitsluitend inpandig mag worden verricht;
  • 3. niet meer dan 30% van de oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen mag worden aangewend ten dienste van deze activiteit, met een maximum van 45 m²;
  • 4. indien er tevens sprake is van een bed & breakfastvoorziening, de gezamenlijke oppervlakte van beide activiteiten niet meer mag bedragen dan onder 3 is genoemd;
  • 5. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die de aan huis verbonden werkactiviteit uitoefent en dat er geen andere arbeidskrachten werkzaam zijn;
  • 6. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu mag opleveren, dan wel geen afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt, hetgeen inhoudt dat:
  • de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
  • niet met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van bedrijven die vergunningplichtig of meldingplichtig zijn krachtens de milieuwetgeving;
  • werkactiviteiten bovendien uitsluitend zijn toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn met de categorieën 1 en 2 als vermeld in de Staat van Bedrijven die als bijlage bij de regels is opgenomen;
  • behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met de aan huis verbonden werkactiviteit, geen detailhandel mag plaatsvinden;
  • het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein aan de vrijstaande zijde van de woning.
  • c. Bed & breakfast

Het gebruik van de bedrijfswoning voor een bed & breakfastvoorziening is toegestaan, uitsluitend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden;

  • 1. er mag aan maximaal vijf personen nachtverblijf worden verschaft;
  • 2. de vestiging van een bed & breakfast wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing op het perceel;
  • 3. een bed & breakfast mag geen tekenen van een wooneenheid vertonen, zoals een keuken;
  • 4. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
  • 5. maximaal 30% van de bestaande vloeroppervlakte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gebruikt voor de bed & breakfastvoorziening, met een maximum van 45 m2;
  • 6. indien er tevens sprake is van een aan huis verbonden werkactiviteit, de gezamenlijke oppervlakte van beide activiteiten niet meer mag bedragen dan onder 5 is genoemd;
  • 7. degene die de gebruiker is van de woning, moet ook degene zijn die de bed & breakfast uitoefent;
  • 8. als een bed & breakfast wordt uitgeoefend in een vrijstaand bijgebouw, dan moet het bijgebouw staan op het erf behorend bij de woning;
  • 9. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten moet qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met de omringende woonomgeving;
  • 10. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein aan de vrijstaande zijde van de woning.
  • d. Paardenbakken

Het gebruik van de gronden voor paardenbakken is toegestaan, uitsluitend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 1.200 m2;
  • 2. de paardenbak dient te worden geplaatst op of aan het bouwperceel van de aanvrager, binnen een afstand van 30 m van het perceel;
  • 3. de afstand tot de woning van derden bedraagt minimaal 30 m; deze afstand geldt ook voor recreatiewoningen;
  • 4. de afstand tot het perceel van derden bedraagt minimaal 3 m;
  • 5. de paardenbak mag geen significant negatieve effecten op de omgeving en de kwaliteit van de woonomgeving van derden hebben;
  • 6. per woning is maximaal één paardenbak toegestaan;
  • 7. er dient een open omheining te worden toegepast met een maximale hoogte van 1,5 m;
  • 8. de paardenbak dient wat betreft kleur- en materiaalgebruik passend te zijn in het buitengebied.
  • 9. de verlichting is afgeschermd en alleen gericht op de paardenbak;
  • 10. de hoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 4 m.
  • 11. er mag niet meer dan 60 LUX/m2 worden geproduceerd, gemeten 1 m boven de bodem van de paardenbak;
  • 12. de verlichting mag niet worden gebruikt tussen 23.00 uur en 07.00 uur.
5.5.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden voor reclamedoeleinden anders dan voor het op de gronden gevestigde bedrijf;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Wonen na beëindiging kwekerij

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de gebruiksregels ten behoeve van het gebruik van de bedrijfswoning van een beëindigd kwekerijbedrijf als woning, met dien verstande dat:

  • a. de regels uit artikel 29 Wonen of 30 Wonen - Boerderij van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de woonfunctie geen belemmering vormt voor omliggende (agrarische) bedrijven.
5.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
  • b. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.