direct naar inhoud van Artikel 17 Natuur
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied Noordenveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1699.2009BP007-vg02

Artikel 17 Natuur

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos, bosbouw en bestaande houtteelt;
  • b. opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken, ter plaatse van de aanduiding 'bos';
  • c. ophoging van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – opvullen laagte';
  • d. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische, natuurlijke en aardkundige waarden;
  • e. behoud en herstel van de Zwartendijksterschans, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • f. opslag van maaisel;
  • g. agrarisch medegebruik ten behoeve van het natuurbeheer;
  • h. recreatief medegebruik;
  • i. veldschuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – veldschuur';
  • j. brink, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – brink';
  • k. beheergebouw, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - beheergebouw';
  • l. ijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';

alsmede voor:

  • m. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met daaraan ondergeschikt:

  • n. bestaand agrarisch gebruik;
  • o. het tijdelijk plaatsen van fakkels ten behoeve van de ondergrondse gasopslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - fakkellocatie';

met de daarbij behorende:

  • p. terreinen, parkeervoorzieningen, water en watergangen, straten en paden;
  • q. nutsvoorzieningen, inclusief ondergrondse leidingen en kabels ten behoeve van het onderling verbinden van de installaties van de ondergrondse gasopslag;
  • r. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • s. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
17.1.1 Landschappelijke en natuurlijke waarden

Het behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden wordt nagestreefd door middel van behoud en herstel van de volgende kenmerken:

  • bossen, natuurkundig en cultuurhistorisch waardevol;
  • bossen van belang voor dagrecreatie;
  • fraai padennetwerk in het Tonckensbosch en ten oosten van het Oostervoortsche Diep;
  • veenrestanten en vennetjes;
  • goed ontwikkelde ecosystemen;
  • zeer diverse houtwallen die ook in natuurwetenschappelijke zin van belang zijn;
  • grote variatie in fauna: watervogels, ganzen, steltlopers, roofvogels, weidevogels, veel zoogdieren en amfibieën;
  • sloten, poelen en oeverstroken zijn soortenrijk;
  • open graslandgebied;
  • zeer weinig bebouwing;
  • verschillende oude, van archeologisch belang zijnde bewoningsplaatsen;
  • bebouwing voornamelijk in één bouwlaag met kap met overwegend een lage goothoogte (minder dan 3,5 m) en een aan het hoofdgebouw ondergeschikte maatvoering en situering van aanbouwen en bijgebouwen;
  • aardkundige waarden in de gebieden Sandebuur (oerbos Roderwolde), Kleibosch, Lieversche Diep, Norgerholt en Esmeer;
  • meandering van het Groote Diep.
17.1.2 Recreatief medegebruik

Het recreatief medegebruik is beperkt tot de inrichting en het gebruik van dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden en picknickplaatsen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen
  • a. Op de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
  • 1. beheergebouwen ten behoeve van natuuronderhoud ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – beheergebouw';
  • 2. bestaande veldschuren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – veldschuur';
  • 3. een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan', met een oppervlakte van maximaal 50 m2, en met een goot- en bouwhoogte van respectievelijk maximaal 3 m en 5 m;
  • 4. gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, met een maximale oppervlakte van 50 m² per gebouw, dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt. De maximale bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m, dan wel ten hoogste de bestaande bouwhoogte.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – brink' bedraagt ten hoogste 5 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken bedraagt niet meer dan 2 m.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen, zoals voet-, fiets- en ruiterpaden en picknickplaatsen;
  • 2. het aanleggen van ondergrondse leidingen;
  • 3. het aanbrengen en verwijderen van lijnvormige beplantingen;
  • 4. egaliseren en diepploegen;
  • 5. het graven en dempen van sloten;
  • 6. ophogen;
  • 7. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • 8. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • 9. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren
  • 10. het verharden en verwijderen van paden.

Voor de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van groen – brink' is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het ophogen, egaliseren en ontgronden;
  • 2. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas;
  • 3. het aanleggen van verharde en onverharde wegen, paden, banen of parkeerstroken en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • 4. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies.
17.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

De in lid 17.3.1 bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft:

  • 1. die het normale onderhoud tot doel hebben.
  • 2. die in geval van lijnvormige beplantingen betrekking hebben op erfbeplanting;
  • 3. ten behoeve van de waterberging of het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden zoals omschreven in het artikel Waterstaat - Waterbergingsgebied;
  • 4. ten behoeve van het ophogen van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - opvullen laagte';
  • 5. die reeds in uitvoering zijn op het moment van de inwerkingtreding van dit plan.
17.3.3 Voorwaarden
  • a. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
  • b. De in lid 17.3.1 bedoelde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan de in lid 17.1.1 omschreven waarden.
  • c. Indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
17.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
  • b. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven en/of het delen van het pand betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het laten vervallen van de aanduiding 'karakteristiek', uitsluitend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven.

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de bestemming Natuur in de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden, uitsluitend in geval van wijziging van de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur.