direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Kleine Kernen Zuid 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1690.BP00198-0401

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. het weiden van vee;
  • c. infrastructurele voorzieningen die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • d. de waterhuishouding;
  • e. extensieve (dag)recreatie;

met daarbijbehorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. overige voorzieningen, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest.
3.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 1,5 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten;
  • b. het dempen van beken;
  • c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 3.1 en 3.3.1 onder c en kunnen gronden als kleinschalig kampeerterrein worden gebruikt;
  • b. 3.1 en kunnnen gronden tot een oppervlakte van niet meer dan 800 m2 worden gebruikt als paardenbak.
3.4.2 Afwegingskader

Een in 3.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;

en geen sprake is van significante gevolgen voor gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanplanten van bomen en/of houtgewas, al dan niet ten behoeve van houtteelt over een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • b. het kappen en/of rooien van houtgewas;
  • c. het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen met een grotere breedte dan 4 m;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • e. het aanleggen van overige verharde of halfverharde wegen en paden;
  • f. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden over een oppervlakte groter dan 1 hectare, zodanig dat er een verschil in hoogte dan wel diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 30 cm;
  • g. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik;
  • h. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van de aanleg van paardrijbakken;
  • i. het graven of dempen van sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen, uitsluitend indien dit een wijziging van het kavelpatroon tot gevolg heeft.
3.5.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming wijzigen in de bestemming ' Wonen', met dien verstande dat geen bouwvlak wordt bestemd en dat de gronden worden ingezet voor kleinschalig kamperen.

3.6.2 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' de bestemming wijzigen in de bestemming ' Woongebied', met inachtneming van de in dit plan vervatte regels.

3.6.3 Afwegingskader

Een in 3.6.1 genoemde wijziging kan slechts worden vastgesteld indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.