direct naar inhoud van Artikel 16 Woongebied
Plan: Kleine Kernen Zuid 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1690.BP00198-0401

Artikel 16 Woongebied

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Woongebied ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daarbijbehorende:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
  • f. tuinen;
  • g. erven;

met dien verstande dat voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.

16.2 Bouwregels

Op de voor ' Woongebied ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

16.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. de breedte van een woonhuis mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • b. de afstand van een vrijstaand woonhuis en van de vrijstaande zijde van een aaneengebouwd woonhuis tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • d. de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60º bedragen;
  • e. een gebouw waarbij gelet op omvang of functie ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen mag alleen worden gebouwd indien uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd.
16.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor een bijbehorend bouwwerk gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 4 m bedragen en in geval van een platte afdekking niet minder dan 1 m;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50% van het bij het hoofdgebouw behorend achtererfgebied, met een maximum van 100 m² dan wel de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  • d. bij de berekening van de onder c bedoelde oppervlakte telt de binnen het bouwvlak gebouwde oppervlakte niet mee;
  • e. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte voor aangebouwde bouwwerken mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • f. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden.
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. in aanvulling op en in afwijking van het bepaalde onder a en b geldt voor een overkapping dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3,25 m mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 1 m mag bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
    • 3. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde 0 m mag bedragen;
    • 4. de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 16.2.1 en kan worden toegestaan dat:
    • 1. gebouwd wordt met een lessenaarsdak en dat de goothoogte aan één zijde wordt verhoogd tot niet meer dan 9 m;
    • 2. de dakhelling voor niet meer dan 50% van het dakoppervlak wordt verminderd tot 0°;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens wordt verminderd tot 0 m;
  • b. 16.2.2 en kan worden toegestaan dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per hoofdgebouw wordt vergroot tot niet meer dan 100 m², met dien verstande dat het de oppervlakte van het hoofdgebouw niet te boven mag gaan.
16.3.2 Afwegingskader

Een in 16.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
16.4 Specifieke gebruiksregels
16.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
16.5.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 16.1 en:

  • a. kan worden toegestaan dat een woonhuis wordt gebruikt voor meer dan één woning mits de inhoud van het hoofdgebouw minimaal 900 m³ bedraagt en de inhoud per woning na aanpassing minimaal 450 m³ bedraagt;
  • b. kan worden toegestaan dat de oppervlakte voor een aan huis verbonden beroep/bedrijf niet meer dan 100 m² bedraagt, met dien verstande dat deze oppervlakte de oppervlakte van het hoofdgebouw niet te boven mag gaan.
16.5.2 Afwegingskader

Een in 16.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.