direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
Plan: Buitengebied Maasdonk 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1671.BPBG2009MD000004-01VA

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische en landschappelijke waarden, uitsluitend op de gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • d. intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' niet meer dan de bestaande oppervlakte van het bouwvlak dat gebruikt wordt ten behoeve van een intensieve veehouderij, welke aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een verleende vergunning gebaseerd op een volledig en ontvankelijke aanvraag in overeenstemming met het thans geldende bestemmingsplan op de peildatum van 1 oktober 2010, gebruikt mag worden ten behoeve van de intensieve veehouderij;
  • e. glastuinbouwbedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  • f. zorgboerderij, ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
  • g. theeterras, ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van 'agrarisch met waarden - theeterras';
  • h. behoud, herstel en versterking van houtsingels, verspreide houtopstanden, natuurwaarden en dijken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - landschapselement';
  • i. kunstobject, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kunstwerk';
  • j. rijvereniging met daarbijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - rijvereniging';
  • k. onderhoud- en reparatiewerkzaamheden waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 394 m2, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - onderhoud en reparatie';
  • l. modelvliegtuigbaan, ter plaatse van de aanduiding 'modelvliegtuigbaan';
  • m. één paardenbak per bouwvlak waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 800 m2, met daarbij behorende lichtmasten;
  • n. kleinschalig kamperen, met dien verstande dat;
    • 1. kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak en op een afstand van 50 m daarbuiten;
    • 2. het betreffende terrein niet is gelegen aansluitend aan of behorend bij een reeds bestaand kampeerterrein;
    • 3. het gebruik van bestaande bebouwing ten behoeve van sanitaire voorzieningen is toegestaan.
    • 4. het aantal kampeermiddelen niet meer dan 25 mag bedragen;
    • 5. kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • o. bedrijfsgebonden bewerking en verwerking van mest;
  • p. behoud en herstel van cultuurhistorische waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • q. wonen, anders dan ten behoeve van het agrarische bedrijf, in een voormalige agrarische bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – voormalige bedrijfswoning';

en tevens voor:

  • r. aan huis gebonden beroepen en bed & breakfast in de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen, mits:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. de (mede) daarvoor in gebruik te nemen vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
    • 3. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte detailhandel ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep, mits de te koop aangeboden goederen en/ of producten een relatie hebben met het aan huis gebonden beroep;
    • 4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • s. aan huis gebonden bedrijf in een bijgebouw van de bedrijfswoning, mits:
    • 1. de (mede) daarvoor in gebruik te nemen vloeroppervlakte van het bijgebouw niet meer bedraagt dan 80 m2;
    • 2. het een activiteit betreft uit maximaal categorie 2 van de in Bijlage 5 Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen activiteiten;
    • 3. de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft;
    • 4. de goede verkeersafwikkeling gewaarborgd blijft en op eigen terrein in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
    • 5. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte detailhandel ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf, mits de te koop aangeboden goederen en/ of producten een relatie hebben met het aan huis gebonden bedrijf;
    • 6. geen buitenopslag plaatsvindt;
    • 7. er geen sprake is van een publieksaantrekkende werking;
    • 8. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • t. waterretentie, natuurvriendelijke oevers en het onderhouden van de waterloop voorzover de gronden zijn gelegen binnen 10 m van de bestemming 'Water' en voor zover de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'ehs - ecologische verbindingszone';
  • u. verkeersvoorzieningen ten behoeve van alle voorkomende bestemmingen in het plangebied;

met de daarbijbehorende:

  • v. nutsvoorzieningen;
  • w. groenvoorzieningen;
  • x. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

Onder het doel behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische en landschappelijk waarden wordt verstaan:

de instandhouding van de landschapswaarden behorend tot de landschapstyperingen 'jongere heideontginning' en 'kampenlandschap op dekzandrug':

  • landbouwgronden met een besloten of halfopen landschapsstructuur'
  • landbouwgronden met een regelmatige en onregelmatige blokverkaveling in verschillende omvang;
  • solitaire bomen, onverharde wegen en paden met houtwallen, boomsingels en hoogstamfruit;
  • behoud van bestaande waarden en bestaande landschapsstructuren ten behoeve van het leefgebied van de struweelvogel.

Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1 per bouwvlak, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden'. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. zijn nieuwe gebouwen ten behoeve van het stallen van vee uitsluitend toegestaan, indien is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakemmissie van het betreffende bedrijf;
  • c. de maatvoering van de bebouwing dient te voldoen aan de eisen die in de navolgende tabel zijn gesteld:

Bouwwerken   Maximale goothoogte in m   Maximale bouwhoogte in m   Maximale oppervlakte in m²   Maximale inhoud in m³   Minimale afstand tot de zijdelingse perceels- grens in m  
Bedrijfsgebouwen
 
6,6   11   -   -   5  
Kassen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'   6   10   1.000   -   -  
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen   -   3   1.000   -   -  
Permanente teeltondersteunende voorzieningen   -   1,5   1.000   -   -  
Bedrijfswoning   6.6   11   -   750   5  
Vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning   3,3   6,6   100   -   -  
Gebouwen ten behoeve van de zorgboerderij ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij'   6   10   500   -   -  
Gebouwen ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden - rijvereniging'   3   5   272   -   -  
Silo's en silo's voor be- en verwerking van mest   -   12   -   -   -  
Mestsilo's   -   8,5   -   -   -  
Lichtmasten ten behoeve van een paardenbak en ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden - rijvereniging'   -   6   -   -   -  
Kunstobject, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kunstwerk'   -   30   -   -   -  
Erfafscheidingen voor de voorgevellijn en het verlengde daarvan.   -   1   -   -   -  
Erfafscheidingen achter de voorgevellijn en het verlengde daarvan   -   2   -   -   -  
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, zowel binnen als buiten het bouwvlak.   -   6   -   -   -  
  • d. een vrijstaand bijgebouw mag niet worden gebouwd voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning of het denkbeeldig verlengde hiervan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de woningen aan een te worden gebouwd;
  • f. indien de inhoud van de bedrijfswoning afwijkt van sub c, dan is de bestaande inhoud van de bestaande bedrijfswoning op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan eveneens toegestaan, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht;
  • g. in afwijking van het bepaalde in sub a geldt voor geiten- en/of schapenhouderijen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geiten-/schapenhouderij' dat vergroting van bebouwing, welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning, tot 1 juni 2013 niet is toegestaan;
  • h. het aantal bouwlagen van bouwwerken ten behoeve van het houden van dieren mag niet meer bedragen dan 1;
  • i. voor het bouwen van een kelder gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen bovengronds;
    • 2. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen 1.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 sub b voor het bouwen van veestallen, mits is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura2000-gebied, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura2000-gebied;
  • b. lid 3.2 sub a ten behoeve van het veranderen van de vorm van het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van het bouwvlak niet mag worden uitgebreid;
    • 2. vormverandering van het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij':
      • uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' en op duurzame locaties;
      • niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied';
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de milieusituatie;
      • de verkeersveiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 4. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie;
    • 5. het bevoegd gezag vooraf advies inwint bij de Adviescommissie Agrarische bouwaanvragen;
  • c. lid 3.2 sub c ten behoeve van het uitbreiden van permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 5.000 m2;
    • 2. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan binnen of aansluitend aan het bouwvlak;
    • 3. de permanente teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak;
    • 4. permanente teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel';
    • 5. er sprake dient te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing welke door middel van een erfinrichtingsplan wordt aangetoond;
    • 6. er geen sprake mag zijn van omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf;
    • 7. uit onderzoek blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurwaarden;
    • 8. de aanwezige waarden ter plaatse van de aanduidingen 'ehs - natuur', 'ehs - ecologische verbindingszone' en 'zoekgebied - ecologische verbindingszone' niet worden aangetast;
    • 9. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie;
    • 10. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de milieusituatie;
      • de verkeersveiligheid;
      • de waterhuishouding;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 11. het bevoegd gezag vooraf advies inwint bij de Adviescommissie Agrarische bouwaanvragen;
  • d. lid 3.2 sub c ten behoeve van het verhogen van de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn en het verlengde daarvan, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 m;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden
  • e. lid 3.2 sub c voor de bouw van tijdelijke bouwwerken ten behoeve van het bouwen van een carnavalswagen, met dien verstande dat:
    • 1. deze tijdelijke bouwwerken binnen het bouwvlak moeten worden geplaatst;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m;
    • 3. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m2;
    • 4. de tijdelijke bouwwerken maximaal gedurende 6 maanden per jaar mogen worden geplaatst en na afloop van die termijn dienen te worden verwijderd.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen en bedrijfsgebouwen ten behoeve van mantelzorg;
  • b. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van een paardenbak met daarbij behorende lichtmasten;
  • c. het gebruik van de gronden ten behoeve van schuilhutten;
  • d. het gebruik van meer dan één bouwlaag van een bouwwerk voor het houden van dieren;
  • e. het gebruik van gronden ten behoeve van een tweede bedrijfswoning indien de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden';
  • f. het huisvesten van tijdelijke arbeidskrachten in bedrijfsgebouwen;
  • g. het uitoefenen van nevenactviteiten, anders dan ten behoeve van aan huis gebonden beroepen, bed & breakfast en aan huis gebonden bedrijven;
  • h. detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van een agrarisch bedrijf in producten voortgebracht door het betreffende agrarische bedrijf tot een maximale oppervlakte van 50 m2;
  • i. het gebruik van (tijdelijke) bouwwerken ten behoeve van het bouwen van carnavalswagens;
  • j. het tot 1 juni 2013 omschakelen naar een geiten- of schapenhouderij of een geiten- of schapenhouderij te hervestigen;
  • k. het ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel' omschakelen naar een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf of een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf te hervestigen.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.4 sub a ten behoeve van het gebruik van vrijstaande bijgebouwen of een gedeelte van een bedrijfsgebouw voor mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 2. op het perceel al een woning aanwezig is;
    • 3. de afwijking niet meer dan één keer per woning wordt verleend;
    • 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van omliggende functies;
    • 5. de voor mantelzorg te gebruiken ruimte wordt ingepast binnen de bouwmogelijkheden voor bijgebouwen en bedrijfsgebouwen en in ieder geval niet groter is dan 80 m²;
    • 6. het bijgebouw of bedrijfsgebouw gelegen is op een afstand van niet meer dan 40 m van de woning, tenzij op ruimere afstand van de woning een bijgebouw of bedrijfsgebouw is gelegen, dat op relatief eenvoudige wijze geschikt is te maken voor bewoning en er sprake blijft van een relatie tussen woning en bijgebouw of bedrijfsgebouw;
    • 7. de verleende afwijking door het bevoegd gezag wordt ingetrokken indien de bij de afwijking bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is;
    • 8. indien de bewoning van een vrijstaand bijgebouw of bedrijfsgebouw plaatsvindt door degene die mantelzorg nodig heeft en diens partner, wordt de afwijking pas ingetrokken nadat beiden het bijgebouw of bedrijfsgebouw hebben verlaten;
  • b. lid 3.4 sub b ten behoeve van het gebruik van gronden aangrenzend aan de bestemming 'Wonen' voor een paardenbak met daarbij behorende lichtmasten, met dien verstande dat:
    • 1. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 800 m2;
    • 2. de paardenbak is gesitueerd op tenminste 20 m vanaf een bouwvlak of bestemmingsvlak van derden;
    • 3. is aangetoond dat het ondoelmatig is om de paardenbak geheel binnen het bouwvlak te realiseren;
    • 4. de paardenbak landschappelijk wordt ingepast;
    • 5. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer bedraagt dan 6 m;
  • c. lid 3.4 sub c ten behoeve van het realiseren van schuilhutten, met dien verstande dat:
    • 1. de gronden zijn gelegen in een bebouwingsconcentratie zoals opgenomen in de Structuurvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 16 december 2009 of de Structuurvisie Groene Schil Nuland;
    • 2. niet meer dan één schuilhut per bijbehorend kadastraal perceel, met een oppervlakte van minimaal 2.000 m2, mag worden gerealiseerd;
    • 3. de oppervlakte van de schuilhut niet meer bedraagt dan 30 m2;
    • 4. de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 2,5 m en 3 m;
    • 5. de afwijking niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de in de directe omgeving voorkomende natuur-, ecologische-, cultuurhistorische- en landschapswaarden;
    • 6. door middel van een erfbeplantingsplan aangetoond is dat een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt;
    • 7. ter plaatse van de aanduiding 'ehs - ecologische verbindingszone' geen schuilhutten zijn toegestaan;
    • 8. de aanwezige waarden ter plaatse van de aanduidingen 'ehs - natuur', 'ehs - ecologische verbindingszone' en 'zoekgebied - ecologische verbindingszone' niet worden aangetast;
  • d. lid 3.4 sub f ten behoeve van het huisvesten van tijdelijke arbeidskrachten in bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen bedrijfsgebouwen tot een maximum vloeroppervlakte van 200 m2;
    • 2. het uitsluitend voorzieningen betreffen in de vorm van overnachtingsmogelijkheden en verblijfsruimten voor tijdelijke arbeidskrachten, die benodigd en werkzaam zijn in de agrarische sector gedurende het plant- en oogstseizoen;
    • 3. de afwijking voor niet langer dan 6 maanden verleend mag worden;
    • 4. permanente bewoning niet is toegestaan.
  • e. lid 3.4 sub g ten behoeve van het uitoefenen van nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
    • 1. de nevenactiviteit wordt uitgeoefend als een ondergeschikt onderdeel van het agrarisch bedrijf;
    • 2. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
    • 3. het gebruik ten behoeve van de nevenactiviteit plaatsvindt binnen het bouwvlak;
    • 4. de afwijking niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de in de directe omgeving voorkomende natuur- en landschapswaarden en van de waterhuishouding en -kwaliteit ter plaatse;
    • 5. uitsluitend de in Bijlage 4 Nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven opgenomen activiteiten zijn toegestaan;
    • 6. buitenopslag niet is toegestaan;
    • 7. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekking;
    • 8. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 9. nevenactiviteiten uitsluitend binnen bestaande bebouwing of binnen vervangende nieuwbouw van bestaande bebouwing is toegestaan;
    • 10. de maximale oppervlakte voor opslag 1.000 m2 bedraagt, verminderd met de oppervlakte die in gebruik is voor overige nevenacitviteiten. De maximale oppervlakte voor overige nevenactiviteiten bedraagt 500 m2, met dien verstande dat:
      • de maximale oppervlakte voor verkoop van streekproducten 100 m2 bedraagt;
      • de maximale oppervlakte voor horeca 100 m2 bedraagt;
    • 11. er geen sprake is van milieuhygienische bezwaren;
    • 12. ter plaatse van de aanduiding 'ehs - natuur', 'ehs - ecologische verbindingszone' en 'groenblauwe mantel' voor verblijfsrecreatieve en dagrecreatieve nevenactiviteiten met een grotere oppervlakte dan 100 m2 de volgende aanvullende voorwaarden gelden:
      • de bedrijfseconomische haalbaarheid voor de langere termijn moet worden aangetoond;
      • alvorens het bevoegd gezag beslist over de afwijking winnen zij advies in van de provinciale Adviescommissie Toerisme en Recreatie;
    • 13. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie;
  • f. lid 3.4 sub i ten behoeve van het gebruiken van bouwwerken voor de bouw van carnavalswagens, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwwerken maximaal gedurende 6 maanden per jaar mogen worden gebruikt ten behoeve van het bouwen van carnavalswagens;
  • g. lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van wonen, anders dan ten behoeve van het agrarische bedrijf, in een voormalige agrarische bedrijfswoning, op de gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige bedrijfswoning' met dien verstande dat:
    • 1. het aantal (bedrijfs)woningen op het desbetreffende perceel niet toeneemt;
    • 2. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • het landschaps- en bebouwingsbeeld;
  • h. lid 3.1 ten behoeve van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige bedrijfswoning', met dien verstande dat:
    • 1. de woning wordt bewoond door (een huishouding van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' gelegen gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem.
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage.
    • 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand.
    • 4. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt.
    • 5. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen.
    • 6. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
    • 7. het verwijderen van onverharde wegen of paden.
    • 8. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.

  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing:
    • 1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een vergunning is verleend;
    • 2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van in werking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
    • 3. op werken of werkzaamheden welke betreffen het normale onderhoud en beheer van leidingen;
    • 4. voorzover de werkzaamheden plaatsvinden binnen het bouwvlak.

  • c. De in sub a genoemde werken en werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien en voorzover geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vergroting van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak ten behoeve van:

  • a. een grondgebonden agararisch bedrijf en een glastuinbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouwbedrijf', met dien verstande dat:
    • 1. de totale oppervlakte van het bouwvlak na vergroting niet meer bedraagt dan 3 ha;
    • 2. de noodzaak is aangetoond aan de hand van een ondernemersplan, in welk kader burgemeester en wethouders advies inwinnen van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
    • 3. vergroting van het bouwvlak niet is toegestaan ten behoeve van geiten- of schapenhouderijen;
    • 4. aangetoond is dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura2000-gebied, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura2000-gebied;
    • 5. er geen sprake is van onaanvaardbare risico's voor de volksgezondheid, in welk kader burgemeester en wethouders advies inwinnen van de GGD;
    • 6. aangetoond is dat voldaan kan worden aan de eisen van de milieuwetgeving en er geen nadelige gevolgen zijn voor de in de omgeving aanwezige waarden;
    • 7. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS niet worden aangetast;
    • 8. de aanwezige waarden ter plaatse van de aanduidingen 'ehs - natuur', 'ehs - ecologische verbindingszone' en 'zoekgebied - ecologische verbindingszone' niet worden aangetast;
    • 9. een watertoets is uitgevoerd;
    • 10. aangetoond is dat de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt;
    • 11. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie;
    • 12. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van de groenblauwe mantel ter plaatse de aanduiding 'groenblauwe mantel';
    • 13. de vergroting geen aantasting van de verkeersveiligheid of verkeersafwikkeling tot gevolg heeft;
  • b. een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', met dien verstande dat:
    • 1. uitbreiding, hervestigen en omschakelen ten behoeve van geiten- of schapenhouderijen niet is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' een vergroting van het bouwvlak niet is toegestaan;
    • 3. op de gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' ' een vergroting van het bouwvlak tot maximaal 1,5 ha is toegestaan, mits:
      • de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' of er sprake is van een duurzame locatie;
      • de noodzaak is aangetoond aan de hand van een ondernemersplan, in welk kader burgemeester en wethouders advies inwinnen van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
      • aangetoond is dat voldaan kan worden aan de eisen van de milieuwetgeving en er geen nadelige gevolgen zijn voor de in de omgeving aanwezige waarden;
      • de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS niet worden aangetast;
      • een watertoets is uitgevoerd;
      • aangetoond is dat de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt;
    • 4. aangetoond is dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura2000-gebied, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura2000-gebied;
    • 5. er geen sprake is van onaanvaardbare risico's voor de volksgezondheid, in welk kader burgemeester en wethouders advies inwinnen van de GGD;
    • 6. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie;
    • 7. ten minste 10% van de totale oppervlakte van het bouwvlak gebruikt wordt voor landschappelijke inpassing;
    • 8. de vergroting geen aantasting van de verkeersveiligheid of verkeersafwikkeling tot gevolg heeft;
    • 9. de aanwezige waarden ter plaatse van de aanduidingen 'ehs - natuur', 'ehs - ecologische verbindingszone' en 'zoekgebied - ecologische verbindingszone' niet worden aangetast;
  • c. een paardenbak, met dien verstande dat:
    • 1. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 800 m2;
    • 2. de paardenbak is gesitueerd op tenminste 20 m vanaf een bouwvlak of bestemmingsvlak van derden;
    • 3. is aangetoond dat het ondoelmatig is om de paardenbak geheel binnen het bestaande bouwvlak te realiseren;
    • 4. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
    • 5. de paardenbak landschappelijk wordt ingepast;
    • 6. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer bedraagt dan 6 m;
    • 7. aangetoond is dat voldaan kan worden aan de eisen van de milieuwetgeving en er geen nadelige gevolgen zijn voor de in de omgeving aanwezige waarden;
    • 8. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS niet worden aangetast;
    • 9. de aanwezige waarden ter plaatse van de aanduidingen 'ehs - natuur', 'ehs - ecologische verbindingszone' en 'zoekgebied - ecologische verbindingszone' niet worden aangetast;
    • 10. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie.

3.7.2 Omschakelen naar intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het omschakelen van een agrarisch bedrijf naar een intensieve veehouderij, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' omschakeling enkel is toegestaan op bestaande bouwpercelen;
  • b. ter plaatse van de aanduidingen 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' en 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' geen omschakeling is toegestaan;
  • c. op de overige gronden omschakeling enkel is toegestaan op een duurzame locatie;
  • d. omschakeling ten behoeve van geiten- of schapenhouderijen niet is toegestaan;
  • e. de omvang van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1,5 ha waarvan ten minste 10% gebruikt dient te worden ten behoeve van een landschappelijke inpassing van de intensieve veehouderij;
  • f. aangetoond is dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura2000-gebied, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura2000-gebied;
  • g. er geen sprake is van onaanvaardbare risico's voor de volksgezondheid, in welk kader burgemeester en wethouders advies inwinnen van de GGD;
  • h. aangetoond is dat voldaan kan worden aan de eisen van de milieuwetgeving en er geen nadelige gevolgen zijn voor de in de omgeving aanwezige waarden;
  • i. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS niet worden aangetast;
  • j. een watertoets is uitgevoerd;
  • k. aangetoond is dat de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt;
  • l. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie;
  • m. de vergroting geen aantasting van de verkeersveiligheid of verkeersafwikkeling tot gevolg heeft.

3.7.3 Omschakelen naar gebruiksgerichte paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het omschakelen van een agrarisch bedrijf naar een gebruiksgerichte paardenhouderij, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak is aangetoond aan de hand van een ondernemersplan, in welk kader burgemeester en wethouders advies inwinnen van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • b. de wijziging landschappelijk inpasbaar is;
  • c. de wijziging alleen mag worden toegepast op fysiek bestaande, legale vrijgekomen voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
  • d. de totale oppervlakte van het bouwvlak na omschakeling niet meer mag bedragen dan 1,5 ha;
  • e. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • f. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen 'ehs - ecologische verbindingszone' en 'ehs - natuur';
  • g. de wijziging niet is toegestaan op een duurzame locatie;
  • h. hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden redelijkerwijs niet langer mogelijk is en de milieuvergunning is ingetrokken;
  • i. de wijziging niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • j. de vestiging van de gebruiksgerichte paardenhouderij geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg mag hebben;
  • k. de wijziging geen onevenredige beperking mag opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • l. er aan de hand van een inrichtingsplan dient te worden aangetoond op welke wijze het erf wordt ingepast in het omringende landschap, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 5 van de Structuurvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 16 december 2009.
  • m. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS niet worden aangetast;
  • n. een watertoets is uitgevoerd;
  • o. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • p. er geen sprake is van milieuhygiënische bezwaren;
  • q. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie.

3.7.4 Wijziging ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. de wijziging alleen mag worden toegepast op fysiek bestaande, legale vrijgekomen voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • c. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'ehs - ecologische verbindingszone', 'ehs - natuur';
  • d. de wijziging niet is toegestaan op een duurzame locatie;
  • e. de oppervlakte van de dagrecreatieve voorzieningen niet meer dan 500 m2 bedraagt;
  • f. de oppervlakte van ondergeschikte detailhandel niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  • g. de oppervlakte van ondergeschikte horeca niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  • h. de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5000 m2;
  • i. hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden redelijkerwijs niet langer mogelijk is en de milieuvergunning is ingetrokken;
  • j. vervangende nieuwbouw van vrijgekomen voormalige agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen is toegestaan;
  • k. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven;
  • l. één bedrijfswoning met daarbij behorende bijgebouwen is toegestaan, mits de oppervlakte van de bijgebouwen niet meer bedraagt dan 100 m2;
  • m. de vestiging van recreatieve voorzieningen geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg mag hebben;
  • n. de wijziging geen onevenredige beperking mag opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • o. er aan de hand van een inrichtingsplan dient te worden aangetoond op welke wijze het erf wordt ingepast in het omringende landschap, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 5 van de Structuurvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 16 december 2009.
  • p. de wezenlijk waarden en kenmerken van de EHS niet worden aangetast;
  • q. een watertoets is uitgevoerd;
  • r. buitenopslag niet is toegestaan;
  • s. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • t. er geen sprake is van milieuhygiënische bezwaren;
  • u. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie;
  • v. de wijziging niet mag leiden tot twee of meer zelfstandige bedrijven.

3.7.5 Wijziging ten behoeve van statische opslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van statische opslag, met dien verstande dat:

  • a. de wijziging alleen mag worden toegepast op fysiek bestaande, legale vrijgekomen voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • c. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'ehs - ecologische verbindingszone', 'ehs - natuur';
  • d. de wijziging niet is toegestaan op een duurzame locatie;
  • e. hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden redelijkerwijs niet langer mogelijk is en de milieuvergunning is ingetrokken;
  • f. de oppervlakte aan gebouwen per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 1.000 m² ten behoeve van opslag, waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven;
  • g. één bedrijfswoning met daarbij behorende bijgebouwen is toegestaan, mits de oppervlakte van de bijgebouwen niet meer bedraagt dan 100 m2;
  • h. de functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben;
  • i. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • j. er dient aan de hand van een inrichtingsplan te worden aangetoond op welke wijze het erf wordt ingepast in het omringende landschap, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 5 van de Structuurvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 16 december 2009.
  • k. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS niet worden aangetast;
  • l. een watertoets is uitgevoerd;
  • m. buitenopslag niet is toegestaan;
  • n. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • o. er geen sprake is van milieuhygiënische bezwaren;
  • p. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie;
  • q. de wijziging niet mag leiden tot twee of meer zelfstandige bedrijven.

3.7.6 Wijziging ten behoeve van agrarisch technische bedrijven en agrarisch verwante bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van agrarisch technische en agrarisch verwante bedrijven, met dien verstande dat:

  • a. de wijziging alleen mag worden toegepast op fysiek bestaande, legale vrijgekomen voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • c. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen 'ehs - ecologische verbindingszone' en 'ehs - natuur';
  • d. de wijziging niet is toegestaan op een duurzame locatie;
  • e. hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden redelijkerwijs niet langer mogelijk is en de milieuvergunning is ingetrokken;
  • f. de oppervlakte aan gebouwen per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 1.000 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven;
  • g. één bedrijfswoning met daarbij behorende bijgebouwen is toegestaan, mits de oppervlakte van de bijgebouwen niet meer bedraagt dan 100 m2;
  • h. de oppervlakte van het bestemmingsvlak na wijziging niet meer mag bedragen dan 5000 m2;
  • i. het een activiteit, of naar aard en omvang op de omgeving gelijk te stellen activiteit, betreft uit maximaal categorie 2 van de in Bijlage 5 Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen activiteiten;
  • j. de wijziging niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • k. de wijziging niet leidt tot een kantoorfunctie met een baliefunctie;
  • l. de wijziging niet leidt tot een detailhandelsfunctie met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m2;
  • m. de functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben;
  • n. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • o. er dient aan de hand van een inrichtingsplan te worden aangetoond op welke wijze het erf wordt ingepast in het omringende landschap, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 5 van de Structuurvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 16 december 2009.
  • p. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS niet worden aangetast;
  • q. een watertoets is uitgevoerd;
  • r. buitenopslag niet is toegestaan;
  • s. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • t. er geen sprake is van milieuhygiënische bezwaren;
  • u. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie.

3.7.7 Wijziging ten behoeve van niet - agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van niet - agrarische bedrijven, met dien verstande dat:

  • a. de wijziging alleen mag worden toegepast op fysiek bestaande, legale vrijgekomen voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. de wijziging enkel is toegestaan ter plaatse van de zone 'bebouwingsconcentraties' zoals is opgenomen in de Structuurvisie buitengebied, welke is vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 16 december 2009;
  • c. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'ehs - ecologische verbindingszone', 'ehs - natuur';
  • d. het een activiteit, of naar aard en omvang op de omgeving gelijk te stellen activiteit, betreft uit maximaal categorie 2 van de in Bijlage 5 Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen activiteiten;
  • e. de wijziging niet is toegestaan op een duurzame locatie;
  • f. de oppervlakte van de niet-agrarische bedrijvigheid niet meer dan 500 m2 bedraagt;
  • g. hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden redelijkerwijs niet langer mogelijk is en de milieuvergunning is ingetrokken;
  • h. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven;
  • i. één bedrijfswoning met daarbij behorende bijgebouwen is toegestaan, mits de oppervlakte van de bijgebouwen niet meer bedraagt dan 100 m2;
  • j. de bedrijvigheid geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg mag hebben;
  • k. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • l. er dient aan de hand van een inrichtingsplan te worden aangetoond op welke wijze het erf wordt ingepast in het omringende landschap, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 5 van de Structuurvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 16 december 2009.
  • m. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS niet worden aangetast;
  • n. een watertoets is uitgevoerd;
  • o. buitenopslag niet is toegestaan;
  • p. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • q. er geen sprake is van milieuhygiënische bezwaren;
  • r. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie;
  • s. de wijziging niet mag leiden tot twee of meer zelfstandige bedrijven.

3.7.8 Wijziging ten behoeve van natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de gronden naar de bestemming 'Natuur', met dien verstande dat:

  • a. de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen:
    • 1. 'ehs - natuur';
    • 2. 'ehs - ecologische verbindingszone';
    • 3. 'zoekgebied - ecologische verbindingszone';
  • b. de agrarische functie van de aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt belemmerd.

3.7.9 Wijziging ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning op het adres Nulandsestraat 8a, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak is aangetoond aan de hand van een ondernemersplan, in welk kader burgemeester en wethouders advies inwinnen van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • b. aangetoond is dat de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt;
  • c. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie;
  • d. aangetoond is dat voldaan kan worden aan de eisen van de milieuwetgeving en er geen nadelige gevolgen zijn voor de in de omgeving aanwezige waarden;
  • e. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS niet worden aangetast.