Artikel 31 Algemene wijzigingsregels
31.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
-
a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m dit voor zover deze op grond van het bepaalde in artikel 30 niet kunnen worden gebouwd;
-
b. een andere situering en/of begrenzing van bestemmingsvlakken, bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 20% zal worden gewijzigd;
-
c. het wijzigen van de per aanduiding of in de planregels gegeven maten en afmetingen met ten hoogste 20%, indien, in verband met ingekomen bouwaanvragen, deze wijzigingen nodig of wenselijk zijn.
31.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
-
a. het toevoegen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde -
Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' en/of 'Waarde - Archeologie' met een ander volgnummer, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat sprake is van een gebied met hoge oudheidkundige waarden die gehandhaafd dienen te blijven;
-
b. het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde -
Archeologie 2' en/of 'Waarde - Archeologie 3' indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat niet langer sprake is van een gebied met oudheidkundige waarden dan wel nadat er sprake is van opgravingen en documentatie waardoor de planologische bescherming niet langer gehandhaafd hoeft te blijven. Alvorens toepassing te geven aan deze regel winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de provinciale archeoloog of bij een ter zake deskundige instantie;
-
c. het verwijderen of toevoegen van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', indien op basis van nadere inventarisatie zulks gewenst is. Alvorens toepassing te geven aan deze regel winnen burgemeester en wethouders advies in bij een deskundige op cultuurhistorisch gebied;
-
d. het verwijderen van en/of wijzigen van de situering van de dubbelbestemmingen 'Leiding
- Hoogspanningsverbinding', Leiding - Brandstof', 'Leiding - CO2' en/of 'Leiding - Riool', van welke aard dan ook en/of de daarbij eventueel behorende zone(s) met maximaal 25 m vanuit de hartlijn van de leiding naar beide zijden, indien dit in verband met de herinrichting van het gebied of in verband met (landelijke) veiligheidsrichtlijnen wenselijk of noodzakelijk is, er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding en er voldaan blijft worden aan de minimale toetsingsafstanden. Alvorens toepassing te verlenen aan deze regel winnen burgemeester en wethouders advies in bij een, ter zake de veiligheid van leidingen, deskundige instantie zoals het RIVM, de Inspectie Leefomgeving en Transport (de voormalige Inspectie-VROM) en/of de beheerder(s) van de leiding;
-
e. het wijzigen van de bestemmingen ten behoeve van de aanleg van een (ondergrondse) leiding van welke aard dan ook. Alvorens toepassing te geven aan deze regel winnen burgemeester en wethouders advies in bij de leidingbeheerder en, indien nodig, een andere deskundige instantie inzake de veiligheid van leidingen, zoals de DCMR;
-
f. het geheel verwijderen en/of wijzigen van de in artikel 28 bedoelde aanduidingen, indien dit:
-
1. in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven wenselijk en/of vereist is; en/of
-
2. in verband met gewijzigde milieuhinder, wetgeving en/of beschermingsregimes wenselijk en/of vereist is;
-
g. het geheel verwijderen en/of wijzigen van aangegeven functieaanduidingen, indien dit in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven vereist is en dit geen verruiming van de bouw- of gebruiksmogelijkheden inhoudt;
-
h. het wijzigen van de bestemming van (agrarische) bedrijfswoningen naar burgerwoningen, indien dit in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven of herinrichting van het gebied wenselijk of noodzakelijk is geworden.
31.3 Wro-zone - wijzigingsgebied 1
Ter plaatse van de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 1" zijn burgemeester en wethouders, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen', 'Bedrijf', 'Tuin', 'Water', 'Groen' en/of 'Verkeer', met dien verstande dat:
-
a. ter plaatse van de gebiedsaanduidingen 'veiligheidszone - lpg' en 'veiligheidszone - leiding' geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd;
-
b. het bedrijf en/of de bedrijvigheid maximaal milieucategorie 2, als opgenomen in de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten algemeen', voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald, mag bedragen;
en waarbij voor de inrichting van het gebied de volgende regels gelden:
Functie
|
Werken en 1 woning
|
Bouw- en inrichtingsregels
|
a. de perceelsoppervlakte dient minimaal 1800 m2 te bedragen; b. het bebouwingspercentage mag maximaal 20% bedragen met een maximum van 600 m2; c. het bebouwingsoppervlak voor bedrijfsbebouwing mag maximaal 2/3 van het totale toegestane bebouwingsoppervlak bedragen; d. de oriëntatierichting van (bedrijfs)woningen moet zijn op de openbare weg, m.n. op de Noordersingel danwel de Noordeindseweg; e. er mogen geen nieuwe ontsluitingen over de Noordeindsevaart worden gerealiseerd; f. daar waar de langs de Noordersingel de bermsloot is verdwenen, dient deze te worden teruggebracht; g. eventuele watercompensatie moet bij voorkeur langs de Noordersingel worden gerealiseerd; h. bedrijfsbebouwing dient (met de nokrichting) dwars/haaks op de Noordersingel te worden gerealiseerd; i. (bedrijfs)woningen zijn uitsluitend in vrijstaande vorm toegestaan;
j. gebouwen dienen te worden gesitueerd op minimaal 5 m van de naar de Noordersingel toegekeerde perceelgrens en op minimaal 10 m van de naar de Noordeindsevaart toegekeerde perceelsgrens; k. bedrijfsbebouwing mag een maximale gevelbreedte hebben van 12 m; l. bedrijfsbebouwing mag een maximale goothoogte hebben 3,5 m; m. bedrijfsbebouwing mag een maximale bouwhoogte hebben van 5,5 m;
n. de afstand van bedrijfsbebouwing tot de zijdelingse perceelgrens moet minimaal 3 m bedragen;
o. de afstand van een(bedrijfs)woning tot de zijdelingse perceelgrens moet minimaal 6 m bedragen; p. (bedrijfs)woningen mogen een maximale goothoogte hebben van 7 m; q. (bedrijfs)woningen mogen een maximale bouwhoogte hebben van 11 m; r. bij (bedrijfs)woningen mogen vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen; s. bij (bedrijfs)woningen mogen aangebouwde bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m; t. de afstand van bij de (bedrijfs)woning behorende bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens moet minimaal 3 m bedragen; u. de bestaande doorzichten moeten zoveel mogelijk worden gehandhaafd; v. het parkeren moet op eigen terrein worden opgelost.
|
31.4 Wro-zone - wijzigingsgebied 2
Ter plaatse van de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 2" zijn burgemeester en wethouders, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin', 'Water', 'Groen' en/of 'Verkeer', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - magneetveld' geen gevoelige bestemmingen mogen worden gerealiseerd, waarbij voor de inrichting van het gebied de volgende regels gelden:
Functie
|
Wonen maximaal 10 woningen/hectare
(dus minimaal 1000 m2 per woning)
|
Bouw- en inrichtingsregels
|
a. de oriëntatierichting van woningen moet zijn op de openbare weg, m.n. op de Noordersingel danwel de Noordeindseweg; b. er mogen geen nieuwe ontsluitingen over de Noordeindsevaart worden gerealiseerd; c. daar waar de langs de Noordersingel de bermsloot is verdwenen, dient deze te worden teruggebracht; d. eventuele watercompensatie moet bij voorkeur langs de Noordersingel worden gerealiseerd; e. woningen dienen te worden gesitueerd op minimaal 5 m van de naar de Noordersingel toegekeerde perceelgrens en op minimaal 10 m van de naar de Noordeindsevaart toegekeerde perceelsgrens; f. de dichtheid mag maximaal 10 woningen per hectare bedragen; g. woningen zijn uitsluitend in vrijstaande en twee-aaneengebouwde vorm toegestaan; h. van het te wijzigen gebied mag maximaal 15% worden bebouwd ten behoeve van woningen (excl. bijgebouwen); i. de afstand van vrijstaande woningen tot de zijdelingse perceelgrens moet minimaal 5 m bedragen; j. de afstand van twee-aaneengebouwde woningen tot de zijdelingse perceelgrens - voor wat betreft de vrijliggende zijgevel - moet minimaal 5 m bedragen; k. woningen mogen een maximale goothoogte hebben van 7 m; l. woningen mogen een maximale bouwhoogte hebben van 11 m; m. bij woningen mogen vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen; n. bij woningen mogen aangebouwde bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m; o. de afstand van bij de woning behorende bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens moet minimaal 3 m bedragen; p. de bestaande doorzichten moeten zoveel mogelijk worden gehandhaafd; q. het parkeren moet op eigen terrein worden opgelost.
|
31.5 Wro-zone - wijzigingsgebied 3
Ter plaatse van de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 3" zijn burgemeester en wethouders, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin', 'Water', 'Groen' en/of 'Verkeer', waarbij voor de inrichting van het gebied de volgende regels gelden:
Functie
|
Wonen maximaal 20 woningen/hectare
(dus minimaal 500 m2 per woning)
|
Bouw- en inrichtingsregels
|
a. de oriëntatierichting van woningen moet zijn op de openbare weg, m.n. op de Noordersingel danwel de Noordeindseweg; b. er mogen geen nieuwe ontsluitingen over de Noordeindsevaart worden gerealiseerd; c. daar waar de langs de Noordersingel de bermsloot is verdwenen, dient deze te worden teruggebracht; d. eventuele watercompensatie moet bij voorkeur langs de Noordersingel worden gerealiseerd; e. woningen zijn uitsluitend in vrijstaande, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde vorm toegestaan; f. woningen dienen te worden gesitueerd op minimaal 5 m van de naar de Noordersingel toegekeerde perceelgrens en op minimaal 10 m van de naar de Noordeindsevaart toegekeerde perceelsgrens; g. aaneengebouwde woningen (meer dan drie) moeten (met de nokrichting) haaks op de Noordersingel worden gebouwd; h. de dichtheid mag maximaal 20 woningen per hectare bedragen; i. van het te wijzigen gebied mag maximaal 20% worden bebouwd ten behoeve van woningen (excl. bijgebouwen); j. van het te wijzigen gebied moet minimaal 35% als (semi-)collectief gebied worden ingericht; k. de afstand van vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen (voor wat betreft de vrijliggende zijgevel) tot de zijdelingse perceelgrens moet minimaal 5 m bedragen; l. de afstand van aaneengebouwde woningen tot de zijdelingse perceelgrens moet minimaal 3 m bedragen; m. woningen mogen een maximale goothoogte hebben van 7 m; n. woningen mogen een maximale bouwhoogte hebben van 11 m; o. bij woningen mogen vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen; p. bij woningen mogen aangebouwde bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m; q. de afstand van bij de woning behorende bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens moet minimaal 3 m bedragen; r. de bestaande doorzichten moeten zoveel mogelijk worden gehandhaafd; s. indien meer dan 10 woningen worden gerealiseerd, dient minimaal 20% daarvan als woning in de sociale sector te worden gebouwd; t. het parkeren moet op eigen terrein worden opgelost.
|
31.6 Wro-zone - wijzigingsgebied 4
Ter plaatse van de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 4" zijn burgemeester en wethouders, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin', 'Water', 'Groen' en/of 'Verkeer', waarbij voor de inrichting van het gebied de volgende regels gelden:
-
a. geen bebouwing wordt opgericht in een zone van 20 meter vanaf de noordelijke grens van het wijzigingsgebied;
-
b. in het wijzigingsgebied wordt van noordwest tot zuidoost een zone van minimaal 10 meter breed vrijgehouden van bebouwing;
-
c. het aantal woningen bedraagt maximaal 8;
-
d. de oriëntatierichting van woningen moet zijn op de bestaande openbare wegen; de Noordersingel danwel de Noordeindseweg;
-
e. woningen dienen te worden gesitueerd op minimaal 5 m van de naar de Noordersingel toegekeerde perceelgrens en op minimaal 10 m van de naar de Noordeindsevaart toegekeerde perceelsgrens;
-
f. aan de zijde van de Noordeindsevaart bedraagt de maximale lengte van een voorgevelwand 20 meter en bedraagt de afstand tussen twee voorgevelwanden minimaal 6 meter;
-
g. tweedelijnsbebouwing is niet toegestaan;
-
h. voor de woningen die worden georiënteerd op de Noordeindseweg is ontsluiting via de achterzijde mogelijk;
-
i. woningen mogen een maximale goothoogte hebben van 7 m;
-
j. woningen mogen een maximale bouwhoogte hebben van 11 m;
-
k. bij woningen mogen vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen;
-
l. bij woningen mogen aangebouwde bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m;
-
m. de afstand van bij de woning behorende bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens moet minimaal 3 m bedragen;
-
n. de niet te bebouwen zones krijgen een open en landschappelijk uitstraling en openbaar karakter en kan worden gebruikt en ingericht ten dienste van de ontsluiting, parkeren, waterberging, groen en speelvoorzieningen. Bebouwing is hier niet toegestaan;
-
o. er mogen geen nieuwe ontsluitingen over de Noordeindsevaart naar de Noordeindseweg worden gerealiseerd;
-
p. daar waar de langs de Noordersingel de bermsloot is verdwenen, dient deze te worden teruggebracht;
-
q. de bestaande doorzichten moeten zoveel mogelijk worden gehandhaafd;
-
r. het parkeren moet binnen het wijzigingsgebied worden opgelost.
31.7 Wro-zone - wijzigingsgebied 5
Ter plaatse van de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 5" zijn burgemeester en wethouders, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin', 'Water', 'Groen' en/of 'Verkeer', waarbij voor de inrichting van het gebied de volgende regels gelden:
-
a. bebouwing is uitsluitend toegestaan in het noordelijke deel van het wijzigingsgebied tot 60 meter uit de noordelijke grens van het wijzigingsgebied;
-
b. geen bebouwing wordt opgericht in een zone van 5 meter vanaf de noordelijke grens van het wijzigingsgebied;
-
c. het aantal woningen bedraagt maximaal 13;
-
d. de oriëntatierichting van woningen moet zijn op de bestaande openbare wegen; de Noordersingel danwel de Noordeindseweg;
-
e. woningen dienen te worden gesitueerd op minimaal 5 m van de naar de Noordersingel toegekeerde perceelgrens en op minimaal 10 m van de naar de Noordeindsevaart toegekeerde perceelsgrens;
-
f. aan de zijde van de Noordeindsevaart wordt maximaal 70% bebouwd en bedraagt de maximale lengte van een voorgevelwand 30 meter en bedraagt de afstand tussen twee voorgevelwanden minimaal 6 meter;
-
g. aan de zijde van de Noordersingel bedraagt de maximale lengte van een voorgevelwand 18 meter en bedraagt de afstand tussen twee voorgevelwanden minimaal 6 meter;
-
h. tweedelijnsbebouwing is niet toegestaan;
-
i. voor de woningen die worden georiënteerd op de Noordeindseweg is ontsluiting via de achterzijde mogelijk;
-
j. woningen mogen een maximale goothoogte hebben van 7 m;
-
k. woningen mogen een maximale bouwhoogte hebben van 11 m;
-
l. bij woningen mogen vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen;
-
m. bij woningen mogen aangebouwde bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning, vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m;
-
n. de afstand van bij de woning behorende bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens moet minimaal 3 m bedragen;
-
o. Het zuidelijk deel van het wijzigingsgebied vanaf 60 meter uit de noordelijke grens van het wijzigingsgebied, krijgt een open en landschappelijk uitstraling en openbaar karakter en kan worden gebruikt en ingericht ten dienste van de ontsluiting, parkeren, waterberging, groen en speelvoorzieningen. Bebouwing is hier niet toegestaan;
-
p. er mogen geen nieuwe ontsluitingen over de Noordeindsevaart naar de Noordeindseweg worden gerealiseerd;
-
q. daar waar de langs de Noordersingel de bermsloot is verdwenen, dient deze te worden teruggebracht;
-
r. de bestaande doorzichten moeten zoveel mogelijk worden gehandhaafd;
-
s. het parkeren moet binnen het wijzigingsgebied worden opgelost.
31.8 Wro-zone - wijzigingsgebied 6
31.8.1 Wijzigingsregels
Ter plaatse van de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 6" zijn burgemeester en wethouders, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de in het wijzigingsgebied voorkomende bestemmingen, met uitzondering van de voorkomende dubbelbestemming(en), te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf', 'Water' en/of 'Groen', met dien verstande dat het bedrijf en/of de bedrijvigheid maximaal milieucategorie 2, als opgenomen in de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten algemeen', voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald, mag bedragen; waarbij bij de wijziging voor de inrichting de volgende wijzigingsregels gelden:
-
a. de bebouwingsoppervlakte van de bestemming 'Bedrijf' bedraagt maximaal 50% de oppervlakte van het wijzigingsgebied met een maximum van 2.000 m²;
-
b. bedrijfsbebouwing binnen de bestemming 'Bedrijf' is uitsluitend toegestaan binnen bouwvlakken;
-
c. de oppervlakte van elk bouwvlak binnen de bestemming 'Bedrijf' bedraagt maximaal 600 m²;
-
d. de onderlinge afstand tussen bouwvlakken binnen de bestemming 'Bedrijf' bedraagt minimaal 10 m;
-
e. door de situering van bouwvlakken de bestaande doorzichten moeten zoveel mogelijk worden gehandhaafd;
-
f. de afstand van de bouwvlakken binnen de bestemming 'Bedrijf' tot aan de grens van het wijzigingsgebied bedraagt minimaal 5 meter, waarbij aan zijden waar het wijzigingsgebied grenst aan bestemmingen die de realisatie van kassen toestaat er een belemmeringhoek van maximaal 20% vanuit de rooilijn van (toekomstige) kassen aangehouden dient te worden;
-
g. bij inpassing van bestaande in het wijzigingsgebied voorkomende en bij recht tot stand gekomen bedrijfsbebouwing geldt voor die bedrijfsbebouwing de bestaande maatvoering en situering als maximaal;
-
h. de goothoogte van nieuwe bedrijfsbebouwing bedraagt maximaal 4 meter;
-
i. de bouwhoogte van nieuwe bedrijfsbebouwing bedraagt maximaal 6 meter;
-
j. de oppervlakte aan bedrijfsgebonden kantoren bedraagt niet meer dan 40% van het brutovloeroppervlakte van de gerealiseerde bedrijfsbebouwing;
-
k. de oppervlakte aan ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen bedraagt maximaal 20% van het gerealiseerde brutovloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing;
-
l. eventuele watercompensatie en landschappelijke inpassing moet binnen het wijzigingsgebied worden ingepast en gerealiseerd;
-
m. voldoende parkeer- en manoeuvreerruimte moet binnen het wijzigingsgebied worden opgelost;
-
n. zelfstandige detailhandel en/of kantoren niet zijn toegestaan;
-
o. er dient een belemmeringshoek van maximaal 20% vanuit de rooilijn van (toekomstige) kassen aangehouden te worden.
31.8.2 Afwijken van de wijzigingsregels
In afwijking van het bepaalde in lid 31.8.1 kan het bevoegd gezag besluiten een of meerdere voor het wijzigingsgebied geldende dubbelbestemmingen bij de wijziging niet meer op te nemen indien uit onderzoek(en) is gebleken dat de waarden die de voorkomende dubbelbestemmingen beogen te beschermen niet of niet meer aanwezig zijn.
31.9 Wro-zone - wijzigingsgebied 7
31.9.1 Wijzigingsregels
Ter plaatse van de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 7" zijn burgemeester en wethouders, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd om binnen de bestemming 'Bedrijf' de bouwvlakken te verplaatsen en/of te verruimen en/of de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemmingen 'Water' en/of 'Groen', waarbij bij de wijziging voor de inrichting de volgende wijzigingsregels gelden:
-
a. de bebouwingsoppervlakte van de bestemming 'Bedrijf' bedraagt maximaal 50% de oppervlakte van het wijzigingsgebied met een maximum van 2.000 m²;
-
b. bedrijfsbebouwing binnen de bestemming 'Bedrijf' is uitsluitend toegestaan binnen bouwvlakken;
-
c. de oppervlakte van elk bouwvlak binnen de bestemming 'Bedrijf' bedraagt maximaal 600 m²;
-
d. de onderlinge afstand tussen bouwvlakken binnen de bestemming 'Bedrijf' bedraagt minimaal 10 m;
-
e. de afstand van de bouwvlakken binnen de bestemming 'Bedrijf' tot aan de grens van het wijzigingsgebied bedraagt minimaal 5 meter, waarbij aan zijden waar het wijzigingsgebied grenst aan bestemmingen die de realisatie van kassen toestaat er een belemmeringhoek van maximaal 20% vanuit de rooilijn van (toekomstige) kassen aangehouden dient te worden;
-
f. bij inpassing van bestaande in het wijzigingsgebied voorkomende en bij recht tot stand gekomen bedrijfsbebouwing geldt voor die bedrijfsbebouwing de bestaande maatvoering en situering als maximaal;
-
g. de goothoogte van nieuwe bedrijfsbebouwing bedraagt maximaal 4 meter;
-
h. de bouwhoogte van nieuwe bedrijfsbebouwing bedraagt maximaal 6 meter;
-
i. de oppervlakte aan bedrijfsgebonden kantoren bedraagt niet meer dan 40% van het brutovloeroppervlakte van de gerealiseerde bedrijfsbebouwing;
-
j. de oppervlakte aan ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen bedraagt maximaal 20% van het gerealiseerde brutovloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing;
-
k. eventuele watercompensatie en landschappelijke inpassing moet binnen het wijzigingsgebied worden ingepast en gerealiseerd;
-
l. voldoende parkeer- en manoeuvreerruimte moet binnen het wijzigingsgebied worden opgelost;
-
m. zelfstandige detailhandel anders dan 'perifere detailhandel - caravans' en/of kantoren niet zijn toegestaan.
31.9.2 Afwijken van de wijzigingsregels
In afwijking van het bepaalde in 31.9.1 kan het bevoegd gezag besluiten een of meerdere voor het wijzigingsgebied geldende dubbelbestemmingen bij de wijziging niet meer op te nemen indien uit onderzoek(en) is gebleken dat de waarden die de voorkomende dubbelbestemmingen beogen te beschermen niet of niet meer aanwezig zijn.
31.10 Voorwaarden
31.10.1 Voorwaardelijke verplichting
Burgemeester en wethouders kunnen bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden zoals bedoeld in de leden 31.3 tot en met 31.9, een voorwaardelijke verplichting opnemen voor:
-
a. landschappelijke inpassing en instandhouding daarvan en/of;
-
b. de zekerstelling van de realisatie en instandhouding van voldoende parkeer- en manoeuvreerruimte;
indien dit in verband met de uitvoering en definitieve invulling van de wijziging noodzakelijk is voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan.
31.10.2 Algemene randvoorwaarden bij wijzigen
Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een wijziging van het plan, mits:
-
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
2. de verkeersveiligheid;
-
3. de sociale veiligheid;
-
4. het aantal parkeervoorzieningen;
-
5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
-
6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
7. het milieu;
-
b. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
-
1. luchtkwaliteit;
-
2. parkeerbehoefte;
-
3. geluid;
-
4. bodemkwaliteit;
-
5. watertoets;
-
6. archeologie;
-
7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
-
8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
-
9. economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.