direct naar inhoud van 3.2 Milieuaspecten
Plan: Driebergen, Zonstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1581.bpDBGzonstraat-va01

3.2 Milieuaspecten

3.2.1 Bodem

Voordat vrijstelling kan worden verleend, dient te worden aangetoond dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Hiertoe zijn de volgende bodemonderzoeken uitgevoerd.

Overzicht van beoordeelde bodemrapportages

Voor de locatie Zonstraat (Driebergen) zijn de volgende bodemrapportages uitgevoerd en beoordeeld door de Milieudienst Zuidoost Utrecht.

Rapport   Datum   Kenmerk   Bureau  
Verkennend bodemonderzoek De Traay 146-148 Driebergen Rijsenburg   18-11-2005   0546019/lf   Acorius Advies  
Verkennend milieukundig bodemonderzoek aan De Traay 148 / Van Heemstrastraat 15 te driebergen   21-12-2006   06-05-0569   UDM  
Aanvullend milieukundig bodemonderzoek aan de van Heemstrastaat 15   2-3-2007   07-05-0052   UDM  
Aanvullend milieukundig bodemonderzoek aan de Traay 154 te Driebergen   5-3-2007   07-05-0052   UDM  
Definitief Onderzoeksplan Traay / Van Heemstrastraat / Zonstraat   6-5-2008   08-05-0175   UDM  
Verkennend Aanvullend en Nader milieukundig bodemonderzoek op het terrein Traay / Van Heemstrastraat / Zonstraat te Driebergen   19-12-2008   08-05-0175   UDM  
Saneringsplan met conventionele methoden aan de Zonstraat/Heemstrastraat/De Traay te Driebergen*   31-8-2009   09-05-0085   UDM  
BUS-Melding voor het terrein aan de Zonstraat / Heemstrastraat / De Traay te Driebergen*   31-8-2009   9050085   UDM  

* De bij de adviesaanvraag geleverde BUS melding en het Saneringsplan zijn vooralsnog niet beoordeeld

Samenvatting onderzoeksresultaten per deellocatie

De Traay 146-148 (Geen bedrijfsactiviteiten)

De hypothese van een onverdachte locatie dient volgens het onderzoek van Acorius Advies (2005) te worden verworpen. Er zijn licht tot matig verhoogde gehaltes koper, kwik, lood, zink, PAK en minerale olie aangetroffen die vermoedelijk veroorzaakt zijn door de aangetroffen kolengruis en puinresten. Voor de licht verhoogde gehaltes geldt dat deze in een bebouwde omgeving regelmatig worden aangetroffen.

De Traay 154 (Plaatijzerbewerkingsbedrijf)

UDM West B.V. heeft in 2007 een verkennend en een aanvullend bodemonderzoek voor deze locatie uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat de bovengrond op een tweetal plaatsen van circa 40 en 150 m2 matig tot sterk verontreinigd is met lood en zink en lokaal matig verontreinigd met PAK. In totaal is een bodemvolume van circa 95 m3 sterk verontreinigd met lood en zink.

In 2009 heeft UDM West B.V. de locatie nader onderzocht. Uit dit bodemonderzoek blijkt dat de grond op het terrein aan de Traay 154 in wisselende mate en op meerdere plaatsen licht tot sterk verontreinigd met zink, lood en / of PAK. De verwachting is dat een volume van circa 152 m3 sterk verontreinigde grond aanwezig is. Een relatie met bedrijfsactiviteiten (plaatijzerbewerkingsbedrijf) is niet aangetoond. De verontreiniging kan gerelateerd worden aan de aanwezigheid van bijmengingen van puin en kooldeeltjes.

De Traay 148 (Timmerwerkplaats)

UDM west B.V. heeft in 2006 een verkennend bodemonderzoek3 voor deze locatie uitgevoerd. Uit de zintuiglijke waarnemingen blijkt dat de grond tot een diepte van circa 1 meter onder maaiveld is geroerd. Dit pakket bevat een bijmenging met grind, puin en/of kolengruis. De boven- en ondergrond ter plaatse van de antiekhandel en timmerwerkplaats zijn niet tot licht verontreinigd met PAK.

Van Heemstrastraat 15 (Foto-ontwikkelcentrale)

UDM west B.V. heeft in 2006 een verkennend bodemonderzoek3 voor deze locatie uitgevoerd. Uit de zintuiglijke waarnemingen blijkt dat de grond tot een diepte van circa 1.5 meter onder maaiveld is geroerd. Dit pakket bevat een bijmenging met grind, puin en/of kolengruis. De boven- en ondergrond ter plaatse van de Foto-ontwikkelcentrale zijn niet tot licht verontreinigd met PAK. De ondergrond is hier echter licht verontreinigd met cadmium, lood en PAK en sterk verontreinigd met zink. In het grondwater ter plaatse van het fotolaboratorium is een lichte verontreiniging met chroom en barium aangetroffen en een lichte tot sterke verontreiniging met zware metalen en PAK.

In 2007 heeft UDM west B.V. een aanvullend bodemonderzoek voor deze locatie uitgevoerd.

Hieruit is gebleken dat de ondergrond ter plaatse van de boringen 09, 10, 104 t/m 106 sterk verontreinigd is met zink. Deze verontreiniging is te relateren aan de aanwezigheid van puin die vrijwel zeker in de bodem is gekomen vóór de bouw van het fotolaboratorium.

In 2007 heeft UDM west B.V. een afperkend bodemonderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat de grond op het terrein van een voormalige foto-ontwikkelcentrale aan de Heemstrastraat 15 in wisselende mate en op meerdere plaatsen licht tot sterk verontreinigd is met zink en / of PAK. De verwachting is dat deze verontreinigingen op het gehele terrein aanwezig zullen zijn. Wij verwachten dat een volume van circa 1.710 m3 sterk verontreinigde grond aanwezig is.

Zonstraat 61-83 (oneven) en 70-92 (even) (Geen bedrijfsactiviteiten)

Door UDM west B.V. is in 2009 een verkennend milieukundig bodemonderzoek6 uitgevoerd voor het plangebied aan de Traay, de Van Heemstrastraat en de Zonstraat te Driebergen. Uit het bodemonderzoek blijkt dat de grond in het gebied van de woningen Zonstraat 61-83 en 70-92 grotendeels licht is verontreinigd met lood en zink. Zeer plaatselijk (Zonstraat 78-82) zijn sterke verontreinigingen met lood en zink aangetroffen. Het grondwater in het gebied van de woningen Zonstraat 61-83 en 70-92 (peilbuizen 02 en 04) is plaatselijk matig tot sterk verontreinigd met zink.

Zonstraat 57 – 59 (schildersbedrijf)

Door UDM west B.V. is een verkennend, aanvullend en nader milieukundig bodemonderzoek6 uitgevoerd voor het plangebied aan de Traay, de Van Heemstrastraat en de Zonstraat te Driebergen.

Uit het onderzoek blijkt dat de grond op het terrein van een schildersbedrijf aan de Zonstraat 57-59 plaatselijk sterk is verontreinigd met lood, zink en / of PAK. De verwachting is dat een volume van circa 125 m3 grond sterk is verontreinigd. Het grondwater op dit perceel is niet verontreinigd.

Beoordeling onderzoeksresultaten

Het gehele plangebied is onderzocht. De bodem op de deellocaties De Traay 154, Van Heemstrastraat 15 en Zonstraat 57-59 is licht tot sterk verontreinigd met zink, lood en PAK. De verontreiniging is te relateren aan bijmengingen van puin en kooldeeltjes. Er is sprake van één of meer gevallen van ernstige bodemverontreiniging.

De bodem op de deellocaties Zonstraat 61-83 en 70-92 en De Traay 146-148 en De Traay 148 (Timmerwerkplaats) is overwegend niet tot licht verontreinigd. Plaatselijk zijn echter matig tot sterke verontreinigingen met lood en zink aangetroffen in grond en grondwater.

Conclusie en vervolgstappen

De Traay 154, Van Heemstrastraat 15 en Zonstraat 57-59

Op grond van de beschikbare gegevens over de bodemverontreiniging op de deellocaties De Traay 154, Van Heemstrastraat 15 en Zonstraat 57-59 kan worden geconcludeerd dat deze locatie zonder sanerende maatregelen niet geschikt is voor de beoogde bestemming.

Op de locatie is een ernstige bodemverontreiniging geconstateerd. De Milieudienst adviseert de initiatiefnemer daarom om vervolgstappen direct af te stemmen met het bevoegd gezag Wet bodembescherming: de provincie Utrecht. In overleg met de provincie kan besloten worden of nader onderzoek vereist is alvorens beschikt kan worden op een BUS melding of saneringsplan. De Milieudienst heeft het saneringsplan niet beoordeeld, omdat de provincie bevoegd gezag is.

Zonstraat 78-82

Ten aanzien van de Zonstraat 78-82 (even) is nader onderzoek nodig naar de aangetroffen sterke verontreinigingen van de bodem met lood en zink.

Zonstraat 61-83

Ten aanzien van de Zonstraat 61-83 is nader onderzoek nodig naar de aangetroffen matig tot sterke verontreiniging van het grondwater met zink.

3.2.2 Geluid

Inleiding

Tussen de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet geluidhinder (Wgh) is een koppeling gelegd. Dat blijkt uit art. 76 en 76a van de Wgh. Dit betekent dat de geluidssituatie binnen het plangebied moet voldoen aan de voorwaarden uit de Wgh. Deze paragraaf beschrijft welke aspecten uit de Wgh relevant zijn voor dit plan en toetst de geluidssituatie hieraan.

Wettelijk kader

De Wet geluidhinder (Wgh) schrijft voor dat de gemeente de gevolgen van plannen akoestisch moet onderzoeken, als de geluidsgevoelige bestemmingen binnen een geluidszone liggen. De Wgh omschrijft zones langs wegen, spoorwegen en (gezoneerd) industrielawaai. Een geluidszone voor een weg wordt in artikel 74 van de Wgh vastgesteld. Een geluidszone strekt zich uit langs beide zijden van de weg, gerekend vanaf de wegas. Er wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied. De ruimte boven en onder de weg behoort tot de geluidszone. Wegen die als woonerf zijn aangeduid, en wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur hebben geen geluidszone.

Situatie plangebied

Het plan betreft de realisatie van 65 nieuwe woningen. Het is gelegen in de geluidszone van de Zonstraat, Arnhemsebovenweg, de Traay en de Welgelegenlaan. Alle andere wegen nabij het plangebied zoals de Van Heemstrastraat zijn ontsluitingswegen met een zeer lage intensiteit en zijn niet verder onderzocht.

Binnen dit plangebied is het aspect wegverkeer van toepassing. De breedtes van de geluidszones van de betreffende wegen die invloed uitoefenen op het gebied zijn weergegeven in onderstaande tabel. Ook staat hierin welke voorkeurswaarde en maximale ontheffingswaarde geldt op de gevels van de woningen die in plan mogelijk worden gemaakt.

Tabel: voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden voor wegverkeer

Weg   breedte geluidszone   Voorkeurswaarde   Maximale ontheffingswaarde op basis van gemeentelijk beleid (inspanningsverplichting)   Maximale ontheffingswaarde Wgh (deze is afhankelijk van de specifieke ligging van de woningen)  
Zonstraat, de Traay, Arnhemsebovenweg, Welgelegenlaan   200   48   58   63  

Geluidsbelasting binnen het plangebied

SAB Arnhem BV heeft in januari 2009 een akoestisch onderzoek uitgevoerd (projectnr. 70567.02). Naar aanleiding van opmerkingen van de Milieudienst Zuidoost Utrecht is deze rapportage aangepast. Dit heeft geresulteerd in een nieuwe versie van het rapport (d.d. 27 december 2010)3. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting als gevolg van de Arnhemsebovenweg, de Traay en de Welgelegenlaan voldoet aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Als gevolg van de Zonstraat zijn ter plaatse van 27 woningen (17 grondgebonden woningen en 10 appartementen) overschrijdingen berekend van de voorkeursgrenswaarde tot maximaal 51 dB. De gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft echter het voornemen om, als gevolg van de nieuwe bebouwing, de Zonstraat in te richten als 30 km/uur-gebied. Dit betekent dat ook deze weg geen geluidszone meer zal hebben en formeel niet langer getoetst hoeft te worden aan de Wet geluidhinder. Daarnaast hoeven voor de 27 woningen geen hogere grenswaarden te worden aangevraagd.

Met het verlagen van de maximumsnelheid van 50 naar 30 km/uur zal naar verwachting de geluidsbelasting bij omliggende woningen verminderen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zal echter wel rekening gehouden moeten worden met de geluidsuitstraling naar het plan en de omgeving. Zo kan de geluidsbelasting bijvoorbeeld toenemen wanneer de wegas significant dichter bij woningen komt te liggen of als klinkers worden toegepast in plaats van asfalt (of stille klinkers). In dat geval dient de gemeente te onderzoeken welke gevolgen dit heeft voor het bouwplan en de omliggende bebouwing.

Milieubeleidsplan

Voor het plangebied is het milieukwaliteitsprofiel "wonen- buiten centrum" van toepassing. Voor geluid geldt de onderstaande tabel.

Thema   Wettelijke norm   Huidige kwaliteit   Ambitiekwaliteit  
Geluid
- wegverkeer (dB)
- bedrijven (dB(A))
- rail (dB)
 

48*
50
55**  

<53
50
<55
<60 (Maarn)  

<48
45
<50
<55 (Maarn)  

Met binnen bebouwde kom een ontheffingsmogelijkheid tot 63 dB

De gemeente streeft in haar Milieubeleidsplan naar een geluidsbelasting van maximaal 48 dB. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting bij de woningen nabij de Zonstraat maximaal 51 dB bedraagt. Na het terugbrengen van de maximumsnelheid op de Zonstraat naar 30 km/uur zal de geluidsbelasting naar verwachting lager zijn. Met de genoemde verlaging van de maximum snelheid zullen alle woningen in het plangebied naar verwachting voldoen aan de ambitiekwaliteit. Wel is het van belang is dat bij een herinrichting van de Zonstraat de gevolgen van de keuze van het wegdek mee gewogen moeten worden op de geluidhinder.

Conclusie

Op basis van het uitgevoerde akoestisch onderzoek in combinatie met het verlagen van de maximum snelheid op de Zonstraat kan geconcludeerd worden dat zowel vanuit de Wet geluidhinder als vanuit een goede ruimtelijke ordening het geluidsaspect geen belemmering vormt voor het onderhavige initiatief.

3.2.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Hiermee wordt bedoeld de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (hoofdstuk 5 titel 2). Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit uit 2005 en is een implementatie van de Europese kaderrichtlijn luchtkwaliteit en de vier dochterrichtlijnen, waarin onder andere grenswaarden zijn vastgesteld voor de luchtkwaliteit, ter bescherming van mens en milieu.

De nieuwe wet- en regelgeving onderscheidt projecten die 'in betekenende mate' (IBM) en 'niet in betekenende mate' (NIBM) leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast worden er bestemmingen benoemd die extra gevoelig zijn voor luchtvervuiling, de zogenaamde gevoelige bestemmingen. Uiteraard moet niet alleen bij gevoelige bestemmingen, maar bij alle projecten sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. Vanuit dit oogpunt moet afgewogen worden of het aanvaardbaar is om een bepaald project op een bepaalde plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het project zelf niet of nauwelijks bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Door SAB Arnhem B.V. is in januari 2009 een onderzoek luchtkwaliteit4 uitgevoerd. Onderzocht is of er inzake luchtkwaliteit mogelijke belemmeringen zijn vanuit de Wet milieubeheer. Verder is beoordeeld of het in deze context aanvaardbaar is om dit project op de beoogde locatie te realiseren; of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Op basis van het onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • Op grond van de Wet milieubeheer hoeft niet nader onderzocht te worden of er sprake is van een (dreigende) grenswaardenoverschrijding in (het invloedsgebied van) het plangebied, omdat:
    - het project niet in betekenende mate leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
    - het project geen 'gevoelige bestemming' betreft binnen 300 meter van een rijksweg of 50 meter van een provinciale weg'.
  • De concentraties luchtvervuilende stoffen liggen onder de grenswaarden die op wetenschappelijk niveau zijn bepaald en op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging5. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.

Naast het door SAB uitgevoerde onderzoek heeft de Milieudienst heeft de concentraties stikstofdioxide en fijn stof berekend met het rekenmodel Geostacks van KEMA en DGMR. De hieruit voortgekomen concentraties voor 2010 zijn grafisch weergegeven in de figuren 1 en 2. De jaren 2015 en 2020 zijn niet in beeld gebracht, omdat de luchtkwaliteit in 2015 en 2020 beter is door het schoner worden van het verkeer en generiek bronbeleid van de nationale en Europese overheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.bpDBGzonstraat-va01_0016.jpg"

Figuur 1: Concentraties stikstofdioxide in 2010 in en nabij het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.bpDBGzonstraat-va01_0017.jpg"

Figuur 2: Concentraties fijn stof in 2010 in en nabij het plangebied

Uit de hiervoor opgenomen figuren is af te leiden dat de concentraties stikstofdioxide en fijn stof ruim beneden de wettelijk toegestane jaargemiddelde grenswaarde van 40 microgram per m3 zijn.

Naast een jaargemiddelde grenswaarde voor fijn stof is er ook een daggemiddelde grenswaarde van 50 microgram per m3 van kracht, die per jaar 35 keer mag worden overschreden. Uit statistische vergelijkingen van TNO en het RIVM blijkt dat deze grenswaarde bij een concentratie van 31,3 microgram per m3 vaker dan 35 keer wordt overschreden. Aangezien de concentraties fijn stof in het plangebied circa 21 tot 22 microgram per m3 bedragen, wordt ook aan deze daggemiddelde grenswaarde voldaan.

De uurgemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide wordt vanaf concentraties boven de 60 microgram per m3 overschreden. De concentraties in het gebied zijn tussen de 20 en 22 microgram per m3, wat betekent dat ook aan de uurgemiddelde grenswaarde wordt voldaan.

Toetsing Milieubeleidsplan

Uit de luchtkwaliteitskaarten van de Milieudienst Zuidoost-Utrecht blijkt dat de wettelijke grenswaarden in het plangebied niet worden benaderd. Dit betekent dat er wordt voldaan aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening, ongeacht het soort functie dat hier wordt gerealiseerd. Naast de wettelijke grenswaarden toetst de gemeente Utrechtse Heuvelrug de luchtkwaliteit aan de ambities in het milieubeleidsplan. Het plangebied wordt conform het milieubeleidsplan ingedeeld bij het milieukwaliteitsprofiel "Wonen -buiten centrum". Hierbij is uitgegaan van de concentraties zoals genoemd in de onderstaande tabel.

Kwaliteit   Wettelijk niveau   Huidige kwaliteit   Ambitiekwaliteit  
Luchtkwaliteit NO2   40,5 µg/m3   20 – 22 µg/m3   18 – 22 µg/m3  
Luchtkwaliteit PM10   31,3 µg/m3   21 – 22 µg/m3   20 – 21 µg/m3  

Uit de berekeningen blijkt dat de concentraties stikstofdioxide in het plangebied 20 tot 22 microgram per m3 bedragen in en rond het plangebied in het jaar 2010. Dit betekent dat de luchtkwaliteit voldoet aan de huidige kwaliteit van het milieubeleidsplan.

De concentraties fijn stof in het gebied bevinden zich tussen de 21 en 22 microgram per m3 in het jaar 2010. Dit betekent dat de luchtkwaliteit voldoet aan de huidige kwaliteit van het milieubeleidsplan.

Er wordt niet aan de ambitiekwaliteit voldaan. De oorzaak hiervan is de hoge bijdrage van de Rijksweg A12. Naar verwachting wordt er in de jaren 2015 en 2020 voor beide stoffen wel voldaan aan de ambitiekwaliteit.

Op basis van het uitgevoerde luchtkwaliteitonderzoek kan geconcludeerd worden dat zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het onderhavige initiatief.

Het onderzoek luchtkwaliteit is opgenomen in de bijlage.

3.2.4 Bedrijvigheid

Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt.

Langs het deel van de Traaij ter hoogte van het plangebied komen, naast de woonfunctie, verspreid nog enkele detailhandelsvoorzieningen voor. Hiervoor geldt op grond van de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009) een indicatieve aan te houden afstand van 10 meter tot nieuwe hindergevoelige bestemmingen zoals woningen. Deze afstand is gebaseerd op de ligging in een 'rustige woonwijk'6. Aan deze afstand wordt in onderhavige situatie voldaan.

Aan de Traaij 170 bevindt zich een garagebedrijf. Voor een garagebedrijf geldt een indicatieve aan te houden afstand van 30 m als gevolg van het aspect 'geluid'. Aan deze afstand wordt in onderhavige situatie niet voldaan. In dit kader kan echter worden gesteld dat er reeds woningen dichter bij de inrichting zijn gelegen, waardoor de inrichting reeds wordt belemmerd. Bovendien vindt de ontsluiting van het perceel plaats op de Traaij en grenst het plangebied aan een gebouw met een dichte wand. Redelijkerwijs kan dus worden gesteld dat er niet een dusdanige geluidsbelasting te verwachten is waardoor er sprake zou zijn van een slecht of onaanvaardbaar woonklimaat.

Overigens is voor dit bedrijf in mei 2010 door DGMR Raadgevende Ingenieurs een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit akoestisch onderzoek had betrekking op een nieuwbouwplan ten noordoosten van het bedrijf, maar de gegevens uit dit onderzoek zijn ook bruikbaar voor onderhavig bestemmingsplan. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het bedrijf niet belemmerd wordt in haar activiteiten met de komst van de nieuwe woningen. De geluidsbelasting bedraagt maximaal 40 dB(A) etmaalwaarde op de gevels van de dichtstbij gelegen woningen in het plangebied.

Aan de westzijde van het plangebied is aan de Traaij 144 een cafetaria gevestigd. De dichtstbijgelegen woning binnen onderhavig plangebied ligt op circa 15 meter van de cafetaria. Omdat de afstand tussen de geluidsbronnen van de cafetaria en bestaande woningen van derden, gelijk aan of kleiner is dan ten opzichte van de nieuwe woningen, wordt de cafetaria niet belemmerd in haar activiteiten.

Ten slotte bevinden zich aan de Zonstraat 62 en 66 respectievelijk een aannemersbedrijf en een koeriersbedrijf. Zowel voor een koeriersbedrijf als een aannemersbedrijf (met een werkplaats kleiner dan 1.000 m2) geldt een indicatieve aan te houden afstand van 30 m tot nieuwe milieuhindergevoelige bestemmingen. Ook aan deze afstand wordt ten aanzien van de nieuwe woningen in het plangebied niet voldaan. Echter ook hier kan worden gesteld dat er reeds woningen dichter bij deze bedrijven zijn gelegen, waar de bedrijfsvoering op moet worden afgestemd.

Nabij het plangebied bevinden zich verder geen bedrijven waarvan de hindercirkel zich uitstrekt over het plangebied. Anderzijds worden omliggende bedrijven niet in hun (uitbreidings-)mogelijkheden beperkt door de uitvoering van dit plan.

3.2.5 Externe veiligheid

Bepaalde maatschappelijke activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn.

Aan de andere kant is het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed op elkaar worden afgestemd.

De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, Bevi). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Er word onderscheid gemaakt tussen groepsrisico en plaatsgebonden risico. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde; voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.bpDBGzonstraat-va01_0018.jpg"

Uitsnede risicokaart Driebergen-Rijsenburg

Op basis van de uitsnede van de risicokaart blijkt dat zich in en in de directe omgeving van het plangebied geen stationaire bronnen bevinden. Een verkooppunt met LPG-installatie aan de Korte Dreef ligt op een afstand van meer dan 1000 meter, het plangebied ligt dus ruim buiten de risicocontour. Bovendien zijn er geen routes voor gevaarlijke stoffen of transportleidingen van invloed op het plangebied. Geconcludeerd kan worden dat voorliggend plan aan de normen voor externe veiligheid voldoet.

Toetsing milieubeleidsplan

Het plangebied wordt conform het milieubeleidsplan ingedeeld bij het milieukwaliteitsprofiel "Wonen -buiten centrum". Hierbij gelden de ambities zoals is weergegeven in onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.bpDBGzonstraat-va01_0019.jpg"

In zowel de bestaande als de nieuwe situatie wordt voor het kwaliteitsprofiel 'Wonen buiten centrum' voldaan aan de ambitiekwaliteit voor het aspect externe veiligheid.