Plan: | Buitengebied Teylingen, 1e herziening |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1525.BP2016TEY01038-VA01 |
Voor het buitengebied van de gemeente Teylingen geldt sinds een aantal jaren het bestemmingsplan 'Buitengebied Teylingen'. Dit plan is op 30 april 2015 vastgesteld en beslaat het gehele buitengebied van de gemeente. De doelstelling van één, uniform, actueel en digitaal bestemmingsplan voor het buitengebied van Teylingen was hiermee behaald. In het vaststellingsbesluit van 30 april 2015 is tevens besloten om in vervolg op dit vastgestelde bestemmingsplan een zogenaamd 'veegplan' op te stellen, om een aantal nieuwe ontwikkelingen te verwerken. Het gaat hierbij om het verwerken van nieuw vastgesteld beleid en een aanpassing van de bestemmingsplanregeling voor de kampeerterreinen. Dit veegplan, formeel, de '1e herziening Buitengebied Teylingen' , voorziet hierin. Ook is in deze 1e herziening een aantal correcties verwerkt. Dit betreft punten waarvan naderhand aan het licht is gekomen dat deze niet geheel juist in het plan Buitengebied Teylingen waren opgenomen.
Een nadere toelichting op de verschillende aanpassingen en de achtergrond daarvan volgt in de hierna volgende hoofdstukken.
De voorliggende herziening beperkt zich tot onderdelen van het bestemmingsplan. De visie op de ruimtelijke ordening van het buitengebied die aan het geldende bestemmingsplan ten grondslag ligt, blijft daarbij leidend.
Na dit inleidende hoofdstuk, worden de herziene onderdelen van het plan in de volgende hoofdstukken nader toegelicht. Hoofdstuk 2 gaat daarbij in op de thematische aanpassingen, terwijl Hoofdstuk 3 ingaat op de aanpassingen die op specifieke locaties binnen het plangebied van toepassing zijn. Tot slot worden in Hoofdstuk 4 diverse, kleine correcties toegelicht.
De nieuwe mogelijkheden die met deze herziening geboden worden, vragen op onderdelen om een verantwoording van de omgevingsaspecten. Deze is opgenomen in Hoofdstuk 5.
Na de meer inhoudelijke behandeling van de herziene onderdelen, gaat Hoofdstuk 6 in op de wijze waarop deze herziening gezien en gelezen moet worden ten opzichte van het oorspronkelijke bestemmingsplan voor het buitengebied. Ook de wijze waarop de herziene onderdelen herkenbaar zijn gemaakt wordt hier nader toegelicht.
Hoofdstuk 7 behandelt tot slot de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van dit plan.
De gemeente Teylingen heeft haar archeologiebeleid vastgelegd in de beleidsnota 'Onder de grond 2015'. Dit beleid is opgesteld in samenwerking met de andere gemeenten in de Duin- en Bollenstreek en in samenwerking met het erkende archeologisch onderzoeksbureau RAAP uit Leiden. Het onderzoek van RAAP en de gegevens over archeologie in de Duin- en Bollenstreek hebben als uitgangspunt gediend voor de archeologische waarde- en beleidskaart van Teylingen. Een aanvullend onderzoek van de gemeente Katwijk heeft naderhand aangetoond dat gronden die in gebruik zijn voor bollenteelt en die volgens de bestemming ook bedoeld zijn voor bollenteelt, tot 70 cm onder het maaiveld mogen worden bewerkt.
In november 2017 is een parapluherziening in ontwerp gepubliceerd die betrekking had op regels voor parkeren en laden en lossen. Deze parapluherziening is ook van toepassing op het plan Buitengebied Teylingen. Nu het plan Buitengebied Teylingen zelf wordt herzien, wordt de parkeerregeling uit de parapluherziening opgenomen in de herziening voor het buitengebied. Op die manier worden de betreffende regels onderdeel van het plan zelf.
In het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen bevatten de agrarische bestemmingen een wijzigingsbevoegdheid om bij beëindiging en sloop van bedrijfsbebouwing woningen te kunnen bouwen ter compensatie. Deze regeling was gebaseerd op de eerdere provinciale regeling, waarbij voor vaste oppervlaktematen aan te slopen bedrijfsbebouwing (1.000 m2 steen / 5.000 m2 glas) een burgerwoning kon worden toegestaan.
De provinciale regeling gaat echter niet langer uit van deze vaste oppervlaktematen. Eenvoudig gezegd geldt nu het principe dat er per saldo sprake moet zijn van kwaliteitsverbetering. Op die manier weegt bijvoorbeeld ook de locatie in grotere mate mee van zowel de locatie waar bedrijfsbebouwing wordt opgeruimd als waar de nieuwe woning gebouwd mag worden.
De regiogemeenten hebben met de provincie nog enige tijd de afspraak gehad om lopende dossiers op basis van de oorspronkelijke regeling af te kunnen handelen. Met deze herziening komt de Ruimte-voor-Ruimte-regeling in die vorm geheel te vervallen. Soortgelijke ontwikkelingen zullen vanaf nu kwalitatief onderbouwd moeten worden en zullen met een buitenplanse procedure worden behandeld.
Een aantal bestemmingsplanregels is aangepast aan (de actuele versie van) de beleidsnota 'kleine afwijkingen bestemmingsplan'.
Op meerdere plekken in de regels is de regeling voor bed&breakfasts aangescherpt.
Het oorspronkelijke plan voor het buitengebied kende diverse bepalingen met betrekking tot steigers. Deze regels hadden echter geen betrekking op steigers bij agrarische percelen, terwijl daar eveneens de wens of noodzaak kan bestaan voor de aanleg van een steiger. In de algemene bouwregels in hoofdstuk 3 is daarom een bepaling toegevoegd die bepaalt onder welke voorwaarden een steiger bij een agrarisch perceel is toegestaan.
De gemeente is van mening, dat een woonschip met een uiterste breedte van de bakmaat en opbouwmaat van minder dan 4 meter te smal is voor een goed en optimaal gebruik. Daarom heeft de gemeente artikel 75.4 verder verruimd ten opzichte van het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen. Door deze verdere verruiming bestaat de mogelijkheid om dergelijke bestaande te smalle woonschepen te vervangen door andere (nieuwe of gebruikte) woonschepen met een maximale breedte van 4 meter, waarmee mogelijke verrommeling wordt tegengegaan en de leefomgeving hierdoor zelfs kan worden verbeterd.
De gemeente is van mening, dat geborgd moet worden dat de recreatieterreinen (ieder) door een centrale exploitant beheerd worden. Op deze manier wil de gemeente voorkomen dat het gebied versnipperd wordt. Dat zou een ongewenste ontwikkeling zijn gelet op het streven naar een kwalitatieve uitstraling van het terrein als geheel en het beschikbaar houden van de recreatiemogelijkheden voor recreatief gebruik. Om deze reden is aan de bestemmingsomschrijving van Artikel 40 Recreatie - Verblijfsrecreatie - kampeerterrein toegevoegd dat het kampeerterrein bedrijfsmatig geëxploiteerd moet worden.
Het voornaamste thema van deze herziening betreft de aangepaste regeling voor een groot aantal kampeerterreinen. Het betreft de terreinen die in het oorspronkelijke plan waren bestemd als Recreatie - Verblijfsrecreatie - kampeerterrein 1 en Recreatie - Verblijfsrecreatie - kampeerterrein 2.
Aanleiding
Een belangrijke aanleiding om de betreffende regeling tegen het licht te houden, is om te komen tot één uniforme regeling voor al deze terreinen. Vanuit de voormalige gemeenten golden namelijk verschillende regelingen. Omdat een actuele visie op de kampeerterreinen destijds ontbrak zijn de verschillende regels in het geldende plan Buitengebied Teylingen letterlijk overgenomen.
Een tweede aanleiding komt voort uit het feit dat er volgens het geldende bestemmingsplan op de meeste kampeerterreinen slechts kampeermiddelen in de vorm van tenten en toercaravans zijn toegestaan. Dit in tegenstelling tot de feitelijke situaties op de kampeerterreinen, waar zich vooral stacaravans bevinden.
Visie en beleid
In 2009 is een kampeerbeleid opgesteld met uitgangspunten voor een op te stellen bestemmingsplan. Relevante onderdelen uit dit beleid:
Inmiddels is ook een geactualiseerde visie op recreatie en toerisme Teylingen (2016-2020) vastgesteld. Enkele citaten en uitgangspunten uit deze visie:
De nieuwe bestemmingsplanregeling
Op basis van de geactualiseerde visie heeft de gemeente Teylingen in overleg met verschillende campingeigenaren gewerkt aan een nieuwe regeling voor de kampeerterreinen en hierbij de wens van de ondernemers voor meer flexibiliteit in acht genomen.
In de bestemmingsplanregeling wordt om te beginnen uitgegaan van één maximum aantal aan standplaatsen. Dit bedraagt standaard 33 standplaatsen per hectare. Indien het bestaande aantal standplaatsen groter is, geldt dat aantal als maximum. Deze regeling geldt niet voor de campingterreinen aan de Boekhorsterweg. Daar is, gelet op de verkeerscapaciteit van de Boekhorsterweg, het bestaande, vergunde aantal uitgangspunt.
In de nieuwe regeling zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen waarmee, onder voorwaarden, nieuwe plekken voor stacaravans of voor recreatiewoningen op de terreinen (uitgezonderd de terreinen aan de Boekhorsterweg) gerealiseerd kunnen worden, waarbij 20% van het aantal standplaatsen benut mag worden voor een recreatiewoning. Ook is er een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het realiseren van één grotere groepsaccomodatie per recreatieterrein. In de regels zijn de volgende maximaal toegestane maten opgenomen: voor stacaravans, maximaal 60 m2 en voor nieuwe recreatiewoningen, maximaal 70 m2.
Verder wordt in de nieuwe regeling een aantal nevenactiviteiten mogelijk gemaakt. O.m. is een mogelijkheid opgenomen om af te wijken van het bestemmingsplan voor het organiseren van dagrecreatieve activiteiten en arrangementen gerelateerd aan het kampeerterrein, voor anderen dan campinggasten. Een voor deze dagrecreatieve nevenfunctie 'ondergeschikte horeca' toegestaan.
De nieuwe regeling is opgenomen in het artikel Recreatie-Verblijfsrecreatie-Kampeerterrein, dat dus gaat gelden ter vervanging van de twee eerder genoemde bestemmingen voor kampeerterreinen. Daarnaast komt ook de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - Recreatiewoning 5 en de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - Recreatiewoning 6 te vervallen. Dit waren specifieke bestemmingen op onderdelen van respectievelijk recreatieterrein 't Haasje en Spijkerboor. Beide bestemmingen zijn niet langer van toepassing nu het terrein als geheel binnen de nieuwe bestemming is opgenomen. In samenhang met het nieuwe artikel, is een groot aantal van de begripsomschrijvingen van de aan dit artikel gerelateerde begrippen eveneens herzien.
De nieuwe regeling sluit op deze manier aan bij de wens van de ondernemers en de geactualiseerde recreatievisie.
Camping de Hoflee is bestemd als recreatieterrein. Verblijf op deze terreinen is uitsluitend in recreatieve zin toegestaan. Op dit specifieke terrein zijn in het verleden echter persoonsgebonden gedoogbeschikkingen uitgegeven aan mensen die daar permanent wonen. Die beschikking bepaalt dat uitsluitend de betreffende dat gebruik mogen blijven uitoefenen en bovendien uitsluitend op het adres dat in die beschikking is vastgelegd.
Met die regeling is er destijds voor gekozen om het betreffende woongebruik door die mensen niet te beëindigen, maar het gebruik wel zo strikt te regelen dat deze vorm van gebruik op termijn tot het verleden behoort. Het recht om op de betreffende adressen te wonen kan namelijk niet aan derden worden overgedragen en ook kunnen de betreffende personen hun recht niet meenemen naar een ander adres.
Deze regeling is met deze herziening ook planologisch vastgelegd. Wanneer dat niet wordt gedaan, geldt voor die mensen anders weer de bepaling dat uitsluitend recreatief verblijf is toegestaan en ontstaan er weer nieuwe strijdigheden. De regeling is overigens zo geformuleerd dat ook wanneer het woongebruik gedurende een half jaar wordt onderbroken of wanneer de betreffende personen zich uitschrijven uit de BRP, het recht op permanente bewoning komt te vervallen.
De exacte percelen waar deze regeling betrekking op heeft zijn vastgelegd in een bijlage bij de regels.
Jachthaven Jonkman is in de eerste plaats bestemd als jachthaven, waarbij ook een zeilschool is toegestaan. Uit een inventarisatie is echter gebleken dat op het terrein ook een achttal stacaravans aanwezig is waarin recreatief verblijf plaatsvindt.
De betreffende stacaravans zijn met deze herziening nu ook planologisch vastgelegd. Anders dan de overige recreatieterreinen, is daarbij wel een striktere regeling opgenomen. De overige terreinen zijn namelijk primair een recreatieterrein, waarbij de gemeente het tot op zekere hoogte aan de ondernemers laat hoe zij hun terrein indelen en in welk type verblijfseenheden zij willen voorzien. In het geval van Jachthaven Jonkman is het primaire gebruik echter de jachthaven. De stacaravans zijn daarom dusdanig vastgelegd dat het uitsluitend om stacaravans mag gaan, het maximumaantal 9 bedraagt en daarvan de bestaande maten als maximummaatvoering geldt.
De regeling voor de in het plangebied aanwezige landgoed- en kasteelbiotopen, was niet goed opgenomen in het plan Buitengebied Teylingen. Enerzijds waren de regeling niet voldoende onderscheidend, terwijl ook de begrenzing op de verbeelding niet juist was.
Met deze herziening zijn beide punten verholpen. Dit resulteert in een juiste weergave op de verbeelding. De gerelateerde artikelen bepalen nu dat ter plaatse van de landgoedbiotoop aanvullende voorwaarden gelden ter bescherming van de landgoedbiotoop en dat er ter plaatse van de kasteelbiotoop aanvullende voorwaarden gelden ter bescherming van de kasteelbiotoop.
Ten oosten van Voorhout, ligt achter de bebouwing aan de Van den Berch van Heemstedeweg en de Frank van Borselenlaan een bestaand volkstuinencomplex dat voorheen ook op die manier bestemd was. In het plan Buitengebied Teylingen is deze per abuis komen te vervallen. Met deze herziening wordt de functie volkstuin weer terug opgenomen.
In 2012 is door het Ministerie van Economische Zaken het inpassingsplan voor kabeltracé Luchterduin vastgesteld. Dit loopt vanuit het buitengebied van Teylingen tot aan / in de Noordzee. In het oorspronkelijke plan voor het buitengebied was dit tracé conform het inpassingsplan overgenomen. Nu het tracé daadwerkelijk is gerealiseerd, blijkt de exacte ligging op enkele punten minimaal af te wijken. Om dit op juiste wijze vast te leggen, is de dubbelbestemming voor deze verbinding aangepast conform de feitelijke situatie. Dit houdt in dat de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning op minimale punten iets verschoven is opgenomen. Technisch gezien zijn er dus kleine stukjes van de oorspronkelijke strook komen te vervallen en zijn tegelijkertijd kleine stukjes van deze strook nieuw vastgesteld.
Naast de genoemde aanpassingen uit hoofdstuk 2 en 3, zijn door de regels heen diverse, vaak kleinere aanpassingen doorgevoerd. Dit betreft soms uitsluitend tekstuele correcties of correcties van verwijzingen naar de juiste artikelnummers.
Daarnaast zijn er ook enkele relatief kleine ingrepen doorgevoerd die wel betrekking hebben op inhoudelijke bepalingen, waarvan de aanleiding vooral bestaat uit het feit dat de oorspronkelijke regeling niet uit de verf kwam als bedoeld.
Twee voorbeelden hiervan zijn:
De overige aanpassingen die onder deze noemer geschaard kunnen worden zijn van zeer uiteenlopende achtergrond, maar allen van soortgelijk detailniveau. Het gaat daarom te ver deze allemaal specifiek te benoemen in dit hoofdstuk. Alle herziene onderdelen van de planregels zijn te herkennen aan hun groene arcering.
Dit hoofdstuk gaat in op de relevante omgevingsaspecten die met deze herziening gemoeid zijn. In hoofdstuk 2 en 3 zijn de herziene onderdelen van het plan afzonderlijke omschreven en daaruit blijkt dat het om zeer uiteenlopende thema's gaat, waarvan ook de ruimtelijke impact erg uiteenloopt.
Grofweg kunnen de volgende categorieën onderscheiden worden:
Gelet op bovenstaande uiteenzetting, zullen de paragrafen in dit hoofdstuk zich focussen op de nieuwe juridische mogelijkheden die opgenomen zijn voor de bestaande recreatieterreinen. De overige aanpassingen uit deze herziening acht de gemeente met de omschrijvingen uit H2 en H3 en bovenstaande afweging, voldoende verantwoord.
Beleid en normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
Met de eerste herziening van het bestemmingsplan Buitengebied wordt enige extra flexibiliteit en ontwikkelingsruimte geboden op de aanwezige kampeerterreinen. In het Besluit milieueffectrapportage (Bijlage onderdeel D, categorie 10) is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van permanente kampeer- en caravanterreinen mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
De omvang van de recreatieterreinen wijzigt niet. De flexibiliteit en ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden binnen de bestaande bestemmingsgrenzen. Gezien de aard en omvang van de terreinen zal in geen geval sprake zijn van 250.000 bezoekers of meer per jaar. Wanneer de oppervlakte van alle terreinen bij elkaar worden opgeteld is weliswaar sprake van een oppervlakte van meer dan 25 hectare, maar de oppervlakte waar feitelijk sprake zal zijn van een wijziging van het kampeerterrein zal kleiner zijn. Ook wanneer geen sprake is van een overschrijding van de drempelwaarde dient echter (in een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling') te worden bekeken of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden.
Uit de uitgevoerde mer-beoordeling blijkt dat de beoogde ontwikkeling niet leidt tot belangrijke nadelige milieugevolgen (zie bijlage 1). Op basis van deze beoordeling heeft de gemeenteraad van Teylingen een besluit genomen dat geen volledige m.e.r procedure doorlopen hoeft te worden (zie bijlage 1) .
Beleid en normstelling
De gemeente Teylingen heeft haar archeologiebeleid vastgelegd in de beleidsnota 'Onder de grond 2015'. Dit beleid is opgesteld in samenwerking met de andere gemeenten in de Duin- en Bollenstreek en het erkende archeologisch onderzoeksbureau RAAP uit Leiden. Het onderzoek van RAAP en de gegevens over archeologie in de Duin- en Bollenstreek hebben als uitgangspunt gediend voor de archeologische waarde- en beleidskaart van Teylingen. Een aanvullend onderzoek van de gemeente Katwijk heeft aangetoond dat gronden in gebruik voor bollenteelt en die volgens de bestemming bedoeld zijn voor bollenteelt, op basis van het archeologiebeleid tot 70 cm onder het maaiveld mogen worden bewerkt.
Onderzoek en conclusie
Het bestemmingsplan biedt flexibiliteit en ontwikkelingsruimte op de bestaande kampeerterreinen. In veel gevallen gaat het om kleinschalige ontwikkelingen die niet zullen leiden tot verstoring van archeologische waarden. Voor grotere bouwwerken is een omgevingsvergunning voor het aspect bouwen vereist waarbij een archeologisch onderzoek moet worden overlegd. In het bestemmingsplan Buitengebied is een regeling opgenomen ter bescherming van de mogelijk aanwezige waarden. Het aspect archeologie staat de beoogde ontwikkeling(en) niet in de weg.
Beleid en normstelling
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het projectgebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
Onderzoek en conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan is voornamelijk consoliderend van aard. Het is daardoor niet noodzakelijk om de bodemkwaliteit binnen het gehele plangebied vast te stellen. De beoogde ontwikkelingen vinden plaats binnen de huidige campingterreinen waar de bodem al geschikt is bevonden voor de beoogde activiteit(en). Daarnaast dient bij nieuwbouw in het kader van de vereiste vergunningen bodemonderzoek plaats te vinden. Indien nodig zal de bodem worden gesaneerd, zodat deze geschikt is voor de nieuwe functie. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling(en).
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in een vroeg stadium overleg plaats te vinden met de waterbeheerder. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. De gemeente Teylingen ligt binnen het het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, dat verantwoordelijk is voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.
Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het Waterbeheerplan 'Waardevol Water' (WBP5) vastgesteld. In het WBP5 wordt richting gegeven aan het waterbeheer in de periode 2016 -2021. Daarmee realiseert Rijnland de ambities uit het coalitieakkoord, zodat het gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt. In het WBP5 staat samen werken met de omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
Op grond van de Waterwet is Rijnland als Hoogheemraadschap bevoegd om via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Daarbij valt te denken aan handelingen aan of nabij waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden), watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken), andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen) en de de bodem van kwelgevoelige gebieden. Ook aan het onttrekken en lozen van grondwater en het aanbrengen van verhard oppervlak kan het Hoogheemraadschap regels stellen.
Onderzoek en conclusie
Bij het opstellen van het (moeder)plan Buitengebied is door de gemeente Teylingen overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap over de ruimtelijke mogelijkheden die het plan biedt en de mogelijkheden voor duurzaam waterbeheer. Ten aanzien van duurzaam waterbeheer is naar aanleiding van deze herziening de vraag relevant welke effecten er optreden als gevolg van de ruimere mogelijkheden die aan de recreatieterreinen worden geboden. De ruimere mogelijkheden hebben vooral betrekking op de uitwisselbaarheid van type verblijfseenheden. Deze eenheden mogen bovendien (net als de oorsponkelijke kampeermiddelen) jaarrond gebruikt worden. Dit kan in de praktijk leiden tot meer bebouwing en bovendien meer permanent aanwezige bebouwing. Per saldo kan hierdoor een toename aan verhard oppervlak ontstaan. Om die reden is bij de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden voor de meer permanente typen aan verblijfseenheden de voorwaarde opgenomen dat in geval van een toename aan verharding passende maatregelen getroffen moeten worden met betrekking tot watercompensatie. De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen hebben geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Beleid en normstelling
Wet natuurbescherming
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van de Natuur Netwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Onderzoek
Soortenbescherming
Er vinden uitsluitend wijzigingen plaats binnen het bestaande bouwvlak van de verschillende kampeerterreinen. In de huidige situatie zijn deze terreinen al in gebruik als camping. Het is niet uitgesloten dat in bepaalde gevallen sprake zal zijn van beschermde soorten op en rond de terreinen. Op het moment dat sprake is van een concreet initiatief dient afhankelijk van de aard en omvang van de ontwikkeling ecologisch veld onderzoek te worden uitgevoerd om de aanwezige waarden in beeld te brengen. Zo nodig dienen maatregelen te worden getroffen om strijdigheid met de Wet natuurbescherming te voorkomen.
Gebiedsbescherming
In het plangebied zijn geen Natura 2000-gebieden gelegen. Hierdoor zijn effecten als areaalverlies, versnippering, effecten op de waterhuishouding of verstoring uitgesloten. Er is mogelijk wel invloed in de vorm van stikstofdepositie. In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen om te borgen dat de er geen sprake is van toename van stikstofdepositie. Hierbij is aangesloten bij de stikstofregeling uit het vigerende bestemmingsplan buitengebied Teylingen. De regeling is opgenomen in Artikel 40. Toetsing aan de regeling (en een eventueel daaraan gekoppeld toedelingsbesluit) vindt plaats op het moment dat sprake is van een concreet initiatief, dat zich derhalve af moet spelen binnen de grenzen die in de bestemmingsplanregels zijn gesteld.
Binnen het plangebied liggen diverse NNN-gebieden (Natuurnetwerk Nederland) en weidevogel gebieden. De beoogde ontwikkelingen vinden uitsluitend plaats binnen de grenzen van de huidige recreatieterreinen. Hierdoor is er geen toename van verstoring ter plaatse van de diverse NNN en weidevogelgebieden.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot significante effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling(en).
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven.
Tabel 5.1: Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek en conclusie
Het bestemmingsplan maakt geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk die in betekenende mate van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer kan daarom achterwege blijven. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool 2017 (https://www.nsl-monitoring.nl/viewer/ ) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2016 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de rijksweg A44 ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze wegen aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de wegen ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de ruimtelijke onderbouwing de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden.
Onderzoek en conclusie
Binnen dit bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt op nieuwe locaties. Hierdoor zijn er geen extra belemmeringen voor bedrijven binnen het plangebied. Daarnaast moeten bedrijven reeds rekening houden met de huidige recreatieterreinen. Tevens moeten agrarische bedrijven bij uitbreiding toetsen aan de wettelijke milieunormen waardoor is geborgd dat geen extra milieuhinder ontstaat ter plaatse van de recreatieterreinen. Ter plaatse van de campings wordt middels een afwijkingsmogelijkheid ondergeschikte horeca toegestaan als nevenactiviteit. Dit wordt uitsluitend toegestaan binnen de huidige recreatieterreinen. Gezien de kleinschaligheid is er geen hinder te verwachten ter plaatse van omliggende woningen.
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de (nog te realiseren) stacaravans of vergelijkbare recreatieve onderkomens sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat in de omgeving geen bedrijven aanwezig zijn die door de voorgenomen ontwikkeling in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
Beleid en normstelling
Wet geurhinder en veehouderij
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De Wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties, deze zijn weergegeven in de tabel 5.2.
Tabel 5.2 Overzicht geurnormen Wgv
concentratiegebied | niet-concentratiegebied | ||||
binnen bebouwde kom | diercategorieën Rgv | max. 3 ouE/m³ |
max. 2 ouE/m³ | ||
andere diercategorieën | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | |||
buiten bebouwde kom |
diercategorieën Rgv | max. 14 ouE/m³ | max. 8 ouE/m³ | ||
andere diercategorieën | min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object | min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object |
Activiteitenbesluit
In het Activiteitenbesluit zijn voor agrarische activiteiten, waaronder akkerbouw- en veehouderijbedrijven, eisen opgenomen. Voor de veehouderijbedrijven is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelasting geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).
Onderzoek en conclusie
In het geldende bestemmingsplan zijn op de recreatieterrein veelal 'slechts' kampeermiddelen' toegestaan. Een kampeermiddel is een niet als een bouwwerk aan te merken onderkomen voor recreatief verblijf, zoals vouwwagens, kampeerauto's, tenten, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens. Kampeermiddelen zijn op basis van deze definitie geen geurgevoelige objecten.
Op basis van een uitspraak in 2015 is een vast kampeermiddel een geurgevoelig object als deze 250 dagen of langer per jaar wordt gebruikt. Stacaravans waarbij geen permanente bewoning is toegestaan zijn op basis hiervan als geurgevoelig aan te merken indien de stacaravan meer dan 250 dagen wordt gebruikt. (periode 15 maart-31 okt betreft 230 dagen).
Nu in de nieuwe bestemmingsplanregeling verschillende typen eenheden (al dan niet via afwijking) met elkaar uitgewisseld kunnen worden en deze (net als de oorspronkelijke kampeermiddelen) jaarrond gebruikt mogen worden, dient onderzocht te worden of dit van invloed kan zijn op de bedrijfsmogelijkheden van omliggende veehouderijbedrijven. In dat kader heeft de Omgevingsdienst een studie gedaan naar aanwezige veehouderijbedrijven in de nabijheid van de betreffende recreatieterreinen. Het memo dat de Omgevingsdienst daarover heeft opgesteld is opgenomen in Bijlage 2. Op basis daarvan concludeert de Omgevingsdienst dat de betreffende recreatieterreinen en de omliggende veehouderijen elkaar, ook na aanpassing van het betreffende artikel voor de recreatieterreinen, niet in de weg zitten. Daarnaast is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de recreatieterreinen.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied zijn diverse risicobronnen gelegen. Uit onderzoek ten behoeve van het vigerende bestemmingsplan buitengebied Teylingen blijkt dat het groepsrisico in alle gevallen ruimschoots onder de oriëntatiewaarde ligt. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en maakt uitsluitend ontwikkelingen mogelijk die slechts beperkte gevolgen hebben voor het groepsrisico. Er worden geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Hierdoor blijft het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Beleid en normstelling
Wegverkeerslawaai
Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging.
Railverkeerslawaai
Langs spoorwegen bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder moet worden getoetst. De zonebreedte van spoorwegen is afhankelijk van de hoogte van het vastgestelde Geluidproductieplafond (GPP) en wordt gemeten uit de kant van de buitenste spoorstaaf.
Industrielawaai
Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken (zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht), gezoneerd te zijn. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidzone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.
Onderzoek en conclusie
De directe mogelijkheden uit dit bestemmingsplan staan geen nieuwe geluidsgevoelige functies toe. Het aspect geluidshinder vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
Onderzoek en conclusie
Recreatieterreinen krijgen op basis van deze herziening meer mogelijkheden om typen verblijfseenheden met elkaar uit te wisselen (waar het maximum aantal eenheden gelijk dient te blijven) en deze eenheden mogen (net als de oorspronkelijke kampeermiddelen) jaarrond gebruikt worden. Dit kan tot gevolg hebben dat de recreatieterreinen een grotere verkeersaantrekkende werking genereren dan in de bestaande situatie het geval is.
Voor de recreatieterreinen aan de Boekhorsterweg is naar aanleiding van eerder beroep tegen het bestemmingsplan Landelijk Gebied recent een verkeersonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 3 bij deze toelichting opgenomen. Gelet op de capaciteit van de daar aanwezige infrastructuur, de concentratie van aanwezige functies en de aantallen overige weggebruikers, is de verkeersdruk ter plaatse al hoog. Ontwikkelingen die extra verkeer genereren luisteren om die reden zeer nauw.
De verkeerssituatie bij de recreatieterrein aan de noordoostzijde van de Kagerplassen is minder gespannen, mede omdat de verschillende terreinen veelal met eigen toegangswegen direct ontsloten worden op de doorgaande as Herenweg - Oosteinde - Wasbeeklaan. Dat neemt niet weg dat ook hier de verkeersafwikkeling een punt van aandacht is op het moment dat zich nieuwe ontwikkelingen voordoen op de recreatieterreinen die extra verkeer aan kunnen trekken.
Om die reden is bij de verschillende afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden die zijn opgenomen in het artikel Recreatie - Verblijfsrecreatie - kampeerterrein de voorwaarde vastgelegd dat de mogelijke effecten van eventuele extra verkeersgeneratie beoordeeld dienen te worden. Uit deze beoordeling dient te blijken of er sprake is van extra verkeersgeneratie en (indien dat zo is) of die hoeveelheid extra verkeer op acceptabele wijze afgewikkeld kan worden. Geconcludeerd wordt dat een goede verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid voor alle vervoersmodaliteiten in voldoende mate gewaarborgd is.
Beleid en normstelling
Het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) is een besluit op basis van de Luchtvaartwet. Het LIB regelt welk gebied bestemd is voor gebruik als luchthaven en voor welk gebied daaromheen beperkingen gelden ten behoeve van de veiligheid en geluidsbelasting. Het LIB geeft regels voor gebruik en bestemming van de grond in deze gebieden. Op basis van het LIB kan de Rijksoverheid beperkingen opleggen aan bouwinitiatieven in zones rondom de luchthaven Schiphol. Primaire doelen zijn:
Onderzoek en conclusie
Een deel van het plangebied ligt binnen de beperkingengebieden uit het Lib. Op grond hiervan gelden in dit gebied beperkingen voor bebouwing. Binnen dit gebied zijn uitsluitend de volgende objecten toegestaan:
Tevens geldt hier op basis van het Lib een maximale bouwhoogte van 150 m. Binnen dit bestemmingsplan worden geen bouwmogelijkheden geboden op nieuwe locaties en aangezien het voorliggende bestemmingsplan voornamelijk consoliderend van aard is, leveren de beperkingen als gevolg van de ligging nabij Schiphol geen belemmering op voor de vaststelling van voorliggende bestemmingsplan.
Beleid en normstelling
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Onderzoek en conclusie
In het plangebied is een bovengrondse hoogspanningsleiding (150 kV) gelegen. In de omgeving van hoogspanningsverbindingen dient rekening te worden gehouden met de 'indicatieve zone' waarbinnen sprake kan zijn van verhoogde magneetvelden. Het beleid is erop gericht om geen nieuwe gevoelige functies (functies waar kinderen van 0 tot 15 jaar langdurig kunnen verblijven, zoals wonen, scholen en kinderopvangvoorzieningen) te realiseren binnen de indicatieve zone. Voor de betreffende verbinding bedraagt de indicatieve zone 80 m aan weerszijden. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk binnen de indicatieve zone. De hoogspanningsverbinding vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
De herziening vormt een aanpassing van het plan Buitengebied Teylingen op specifieke onderdelen. Zoals in het inleidende hoofdstuk al is aangegeven, is de algemene visie van de gemeente op het buitengebied niet gewijzigd. Het oorspronkelijke bestemmingsplan Buitengebied Teylingen blijft daarom het voornaamste uitgangspunt.
De herziening moet daar bij wijze van spreken overheen gelezen worden. De onderdelen die in deze herziening nieuw of in aangepaste vorm zijn opgenomen, gelden daarbij in plaats van de regeling uit het oorspronkelijke plan.
Voor het opstellen van herzieningen zijn geen landelijke, technische standaarden van toepassing. Bij herzieningen die betrekking hebben op verschillende onderdelen van de regels, zoals in dit geval aan de orde is, is het wenselijk een herkenbare werkwijze te hanteren waaruit eenvoudig valt af te lezen waar de aanpassingen zich bevinden.
Om die reden is voor een aanpak gekozen waarbij het basisplan en de aanpassingen als het ware over elkaar heen geprojecteerd zijn en de aanpassingen gemarkeerd zijn. Dit is in de volgende paragrafen nader toegelicht voor de regels en de verbeelding.
Voor de regeling zijn de planregels van het oorspronkelijke bestemmingsplan Buitengebied Teylingen als uitgangspunt genomen. Deze zijn integraal overgenomen en vervolgens zijn daarin de herziene onderdelen met een arcering doorgevoerd.
Deze aanpak heeft de voorkeur boven het uitsluitend formuleren van de herziene onderdelen, omdat op de nu gekozen manier sprake blijft van één integraal document met alle regels.
De bestaande regeling bestaat overigens niet alleen uit het oorspronkelijke plan uit 2015. De gerechtelijke uitspraak over dat bestemmingplan (NL.IMRO.1525.GRUIT2016TEY01015-0401), de 1e partiële herziening (voor de Rijnsburgerweg 27 en 60A, Voorhout) en de herziening voor campings De Horizon, Spijkerboor en De Boekhorst maken daar inmiddels ook onderdeel vanuit. Deze opeenstapeling van de oorspronkelijke regels en de aanpassingen die nadien zijn doorgevoerd, gelden daarom samen als de 0-situatie voor de nu opgestelde herziening.
Vanuit dat vertrekpunt, zijn in deze herziening vervolgens verdere aanpassingen doorgevoerd. Deze zijn in de regels groen gearceerd. Daarbij kan sprake zijn van 2 typen aanpassingen:
Door deze werkwijze zijn in de eerste plaats de herziene onderdelen van deze herziening in één oogopslag terug te vinden, maar is ook direct een geconsolideerde versie ontstaan waarbij alle aanpassingen uit eerdere herzieningen ook onderdeel uitmaken van de regeling. Na vaststelling kan de set regels bij deze herziening daarom gehanteerd worden als integrale en meest recente set regels voor het buitengebied.
Het gehele buitengebied van de gemeente Teylingen is aangemerkt als plangebied. De plangrens van de herziening volgt om die reden de grenst van het oorspronkelijke plan Buitengebied Teylingen. Op deze wijze zijn de herziene onderdelen met een algemene strekking - zoals de regeling voor parkeren of bed&breakfasts. Omdat deze thema's alleen tot herziening van regels leiden en niet tot aanpassing van de verbeelding, volstaat tot zover een plangrens waarbinnen de herziening van toepassing wordt verklaard.
Dat geldt niet voor de overige herziene onderdelen waar ook tekenwerk mee gemoeid is. Daarbij kan gedacht worden aan de aanpassing van de archeologische zonering, maar ook aan de aanpassing van enkele specifieke bestemmingsvlakken op diverse adressen. Op die locaties wordt de nieuwe bestemming (al dan niet met bouwvlakken, aanduidingsvlakken of overige aanduidingen) nieuw ingetekend als onderdeel van de herziening. Die vlakken komen over de verbeelding van het oorspronkelijke plan heen te liggen, waardoor de meest actuele bestemming altijd bovenop ligt en op die manier direct zichtbaar is op ruimtelijkeplannen.nl
De verbeelding van deze herziening bestaat hierdoor uit een groot plangebied (om de herziening op het gehele gebied van toepassing te verklaren) met daarbinnen enkele specifiek ingetekende vlakken en lagen (om ter plekke de bestemmingswijze te vervangen).
Inspraak en/of overleg
Het voorontwerpbestemmingsplan is voorafgaande aan de formele bestemmingsplanprocedure op grond van de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage gelegd. Daarnaast is het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan verschillende instanties toegezonden.
De inspraakreacties en overlegreacties zijn samengevat in de Nota inspraak en overleg, die als bijlage 4 bij deze toelichting is opgenomen. Hieruit blijkt ook op welke onderdelen de reacties tot aanpassing van het plan hebben geleid.
Zienswijzen
Overeenkomstig de uniforme voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht) heeft het ontwerpbestemmingsplan van 2 mei tot en met 12 juni 2019 ter inzage gelegen. In deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze te geven over de inhoud van het ontwerpbestemmingsplan. In totaal zijn er 11 zienswijzen ingediend. Alle ingediende zienswijzen zijn binnen de inzagetermijn ontvangen. De zienswijzen zijn samengevat in de Nota beantwoording zienswijzen. Hieruit blijkt ook op welke onderdelen de reacties tot aanpassing van het plan hebben geleid.
Naast de zienswijzen is het plan op een aantal punten aangepast als gevolg van nieuwe of gewijzigde inzichten. Ook zijn enkele onjuistheden in het plan hersteld:
In het kader van de Grondexploitatiewet is de gemeente verplicht kosten die ten behoeve van het bestemmingsplan worden gemaakt, te verhalen. De kosten bestaan in dit geval uit de organisatorische kosten om het plan op te stellen. Het plan kent geen uitvoerende component voor de gemeente, eventuele ontwikkelingen die op basis van dit plan worden uitgevoerd zijn voor kosten en risico van de betreffende initiatiefnemers.
Gezien het bovenstaande, is er geen noodzaak noch verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan bij deze herziening.