Plan: | Kom Breedenbroek 2016 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1509.BP000053-VA01 |
Een belangrijke aanleiding voor de actualisering en digitalisering van het bestemmingsplan voor de bebouwde kom van Breedenbroek is het per 1 juli 2008 van kracht worden van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Wro heeft het bestemmingsplan een prominente rol in de ruimtelijke ordening toebedeeld gekregen; het is het belangrijkste juridische uitvoeringsinstrumentarium voor het ruimtelijk beleid. De Wro schrijft de verplichting voor alle nieuwe ruimtelijke plannen per 1 juli 2010 digitaal te maken.
Een andere reden is, dat voor een belangrijk deel van het plangebied het geldend bestemmingsplan 10 jaar oud is en geactualiseerd moet worden. De verleende vrijstellingen/afwijkingen kunnen in het nieuwe bestemmingsplan worden verwerkt. Ook wordt met dit plan rekening gehouden met de demografische krimp en de gevolgen daarvan voor de woningmarkt. In dit bestemmingsplan komen daarom bouwmogelijkheden in het plangebied Den Dam te vervallen. Daarnaast worden met dit bestemmingsplan enkele individuele verzoeken meegenomen, zoals nader omschreven in Hoofdstuk 4.
De eisen die de inwoners en gebruikers stellen aan de bebouwde omgeving zijn in de loop van de tijd behoorlijk veranderd. Ook voor de ambtelijke organisatie is het wenselijk om te beschikken over een actueel bestemmingsplan dat is afgestemd op het huidige beleidskader en voldoet aan de nieuwste (digitale) standaarden.
De gemeente Oude IJsselstreek wil komen tot een integrale, gebiedsgerichte herziening van de verouderde bestemmingsplannen. In de juridisch-planologische regeling van de op te stellen bestemmingsplannen, moet een balans worden gevonden tussen de gewenste flexibiliteit enerzijds en de bescherming van bestaande belangen anderzijds. Het bestemmingsplan dient een duurzaam en actueel toetsingskader te vormen, waarin de ruimtelijke inpasbaarheid van initiatieven op een eenvoudige en transparante wijze kan worden beoordeeld. Het streven is dat de te ontwikkelen bestemmingsplannen qua systematiek (opzet regels, toelichting en verbeelding) op elkaar worden afgestemd (standaardisering).
Voor het opstellen van de verbeelding, de opzet en inhoud van de regels én de opzet van de toelichting voor een nieuw bestemmingsplan voor de bebouwde kom van Breedenbroek wordt als leidraad gebruik gemaakt van bestemmingsplannen die in de afgelopen jaren zijn opgesteld, zoals voor de kernen Netterden en Sinderen. Vanzelfsprekend wordt daarbij ook rekening gehouden met bestaande beleidskaders en geldende bestemmingsplanregelingen.
Het plangebied betreft nagenoeg de gehele bebouwde kom van de kern Breedenbroek. Breedenbroek is gelegen in het meest oostelijke deel van de gemeente Oude IJsselstreek op de grens met de gemeente Aalten. De kern ligt ongeveer 10 kilometer ten oosten van Gendringen. De plangrens volgt aan de noordzijde de bebouwingscontour van de Terborgseweg en het Rabelink en aan de zuidzijde de Terborgseweg en de Krommenhorst. De oostgrens ligt langs de percelen Terborgseweg 58 en 61C. De westgrens volgt deels de percelen aan Den Dam en het perceel Terborgseweg 18.
Het bestemmingsplan Kom Breedenbroek vervangt de volgende bestemmingsplannen (geheel of gedeeltelijk):
Bestemmingsplan | Datum vaststelling gemeenteraad | Datum goedkeuring GS |
Kleine Kernen 2004 | 22 december 2005 | 4 juli 2006 |
Buitengebied 2000, Herziening 2002 | 26 februari 2004 | 21 september 2004 |
Het grootste gedeelte van het plangebied valt binnen het bestemmingsplan "Kleine Kernen 2004". De meeste gronden in het plangebied hebben de bestemming:
Figuur 1 Plankaart bestemmingsplan "Kleine Kernen 2004"
Een deel van het plangebied ter hoogte van het perceel Terborgseweg 18 valt binnen het bestemmingsplan "Buitengebied 2000 (herziening 2002)". Voor dit deel van het plangebied gelden de bestemmingen "Agrarisch gebied", "Wonen" en "Wegen".
Figuur 2 Gedeelte van plankaart bestemmingsplan "Buitengebied 2000 (herziening 2002)"
De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd: in hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven door middel van de ontstaansgeschiedenis van het gebied en een ruimtelijke en functionele beschrijving. Het beleidskader is opgenomen in hoofdstuk 3. Relevant rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid is in dit hoofdstuk belicht. In hoofdstuk 4 worden de planuitgangspunten uiteen gezet.
In hoofdstuk 5 worden de omgevingsaspecten behandeld: de milieu-aspecten, cultuurhistorie en archeologie, flora en fauna en vervolgens verkeer en parkeren. De waterhuishouding van het plangebied is opgenomen in hoofdstuk 6. De juridisch bestuurlijke aspecten in hoofdstuk 7 zijn opgesplitst in de planmethode, de opzet van de verbeelding en de regels. In hoofdstuk 8 wordt tenslotte ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
In 1300 stond de streek rond het huidige dorp al bekend als "het Breedenbroek". Zoals de naam al aangeeft (broek = moerasland) ligt Breedenbroek te midden van natte heide en broekontginningen. Oostelijk van het dorp liggen de kampenontginningen. Het dorp is ontstaan als straatdorp langs de Terborgseweg. Het tegenwoordige dorp Breedenbroek is ontstaan uit het buurtschap Klein Breedenbroek en de lintbebouwing langs de weg naar Sinderen. Halverwege de 19e eeuw is men begonnen met bouwen. De Terborgseweg deelt het dorp in tweeën. De grootste dorpsuitbreidingen vonden plaats in de 2e helft van de 20ste eeuw door de aanleg van de Bakkerskampstraat, de Krommenhorst en als laatste het Rabelink.
Breedenbroek is ontstaan uit verdichte lintbebouwing aan de Terborgseweg en Den Dam. De meest historische panden (kerk, pastorie, boerderij) bevinden zich aan de westzijde van de Terborgseweg. Deze panden tezamen, de kerk, pastorie, kerkhof, boerderij met omringende bomen, vormen een beeldbepalend ensemble. Het beeld van het lint is vrij open. Er zijn veel huizen met weinig gedetailleerde gevels uit de jaren vijftig in het lint opgenomen en met weinig variatie voor wat betreft de rooilijn. Uitzondering hierop vormt de meer variërende bebouwing aan Den Dam en de schuin ten opzicht van de weg gepositioneerde woningen in het westelijk deel van de Terborgseweg. Het openbaar groen bestaat uit straatbomen aan weerszijden van de straat. Ten zuiden van het bebouwingslint ligt een woongebied dat gedeeltelijk bestaat uit dezelfde typen woningen aan een rechte straat en gedeeltelijk uit meer geknikte straten met meer variatie in de architectuur van de woningen. Ten noorden van het bebouwingslint is een nieuwe wijk gebouwd met een gevarieerd dorps karakter. De wijk heeft een groen karakter, voornamelijk door de tuinen, sommige straten hebben ook straatbomen.
Groen
Het structuurgroen beperkt zich tot enkele snippers aan de Bohnenweide en het Rabelink. Door de recente herinrichting van de Terborgseweg is er meer groen aangebracht langs de weg. Verder wordt het groene karakter van Breedenbroek bepaald door de aanwezigheid van veel privé groen met name aan de entree van de Terborgseweg (Den Dam zijde) en de groensingel aan de Dinxperlose zijde van de Terborgseweg.
Water
Vanuit het buitengebied loopt een A-watergang - de Oude Veerbeek- door Breedenbroek tussen de percelen aan Den Dam en het Rabelink en achter de percelen van de Terborgseweg. Deze A-watergang is beschermd op grond van de keur van het Waterschap Rijn en IJssel. Dit betekent dat voor het uitvoeren van werkzaamheden in, op of nabij de watergangen de instemming nodig is van het Waterschap Rijn en IJssel.
Functionele structuur
Wonen en inwoners
De hoofdfunctie in het plangebied is wonen. Op 1 januari 2016 kende Breedenbroek (inclusief buitengebied) 943 inwoners.
Bedrijven, detailhandel, dienstverlening en horeca.
Voor een kleine kern is er in Breedenbroek nog relatief veel bedrijvigheid aanwezig. Het betreft inrichtingen van uiteenlopende aard en verschillende milieucategorieën. De meest opvallende bedrijvigheid is het timmerbedrijf aan de zuidoost kant van Breedenbroek. Verder zijn er een installatiebedrijf, een goud- en zilversmid en een autohandel/autogarage gevestigd.
Er is nog één detailhandelslocatie aanwezig aan den Dam in Breedenbroek. Verder is aan Den Dam een dienstverlenend bedrijf gevestigd.
Aan de Terborgseweg is een redelijk grote horecavestiging met café-restaurant en zalencentrum gevestigd.
In het dorp is nog één agrarisch bedrijf gelegen. Het dorp wordt aan bijna alle zijden omgeven door agrarische gronden.
Maatschappelijke voorzieningen.
De maatschappelijke voorzieningen worden gevormd door de Rooms-Katholieke Petrus en Pauluskerk met begraafplaats en pastorie en de basisschool De Borckeshof beiden gelegen aan de Terborgseweg.
Sport
Breedenbroek beschikt over voetbalvelden, maar deze zijn buiten de bebouwde kom gelegen in het Breedenbroekse bos (Anholterbroek). Verder is er aan de Terborgseweg een gymzaal gelegen, die door de basisschool en verenigingen gebruikt wordt. Aan Den Dam ligt een speel/trap-veldje, dat zowel door de basisschool als de Breedenbroekse jeugd wordt gebruikt.
In dit hoofdstuk wordt het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen. Ook wordt aandacht besteed aan relevant Europees beleid.
Met de nieuwe Omgevingswet in aantocht wordt het in de toekomst makkelijker om ruimtelijke projecten te starten. Met de Omgevingswet wordt het omgevingsrecht vereenvoudigd en gemoderniseerd. Regels op het gebied van omgevingsrecht worden gebundeld en vereenvoudigd. Hierdoor is er bijvoorbeeld meer ruimte voor maatwerk en zijn er minder regels. Op 12 juli 2013 heeft de ministerraad ingestemd met het wetsvoorstel Omgevingswet. De nieuwe wet treedt echter niet vóór 1 januari 2019 in werking.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Wel zijn er 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt in de SVIR de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het is van belang om bij de vaststelling van bestemmingsplannen e.d. de ladder voor duurzame verstedelijking juist toe te passen. Maar voordat daaraan wordt toegekomen, moet worden bezien of de ladder wel van toepassing is. Dit zal aan de orde zijn, wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Voor het bestemmingsplan Kom Breedenbroek 2016 kan worden geconcludeerd, dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is, omdat er geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan.
Vooruitlopend op de Omgevingswet hebben Provinciale Staten van Gelderland d.d. 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De titel “Gelderland anders”, die hier aan meegegeven is, duidt op de wijze van totstandkoming van de visie: in cocreatie met partners. Daarnaast betekent “Gelderland anders” een andere manier van sturen door de provincie. De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie de komende tien jaar wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven rond economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid. Maar ook met natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit. Daarbij is er sprake van regionale diversiteit en een andere wijze van werken door de provincie: minder vooraf vastleggen wat wel of niet mag. Wel vanuit heldere doelen over economische structuur en kwaliteit van de leefomgeving ruimte bieden voor initiatieven in een veranderende omgeving. De visie kent drie hoofdthema's. Dynamisch duidt op economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid. Mooi verwijst onder meer naar de opgaven op terrein van natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit. Divers duidt op de regionale diversiteit en de andere wijze van werken. De Omgevingsvisie integreert en vervangt vijf plannen die voorheen separaat waren: de Structuurvisie, het Waterplan, Milieubeleidsplan, de Reconstructieplannen en het Verkeer- en vervoersplan.
Naast de Omgevingsvisie is ook de Omgevingsverordening van belang. Provinciale Staten hebben op 24 september 2014 de Omgevingsverordening vastgesteld. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft daarmee de status van èn Ruimtelijke verordening èn Milieuverordening èn Waterverordening èn Verkeersverordening.
Het bestemmingsplan "Kom Breedenbroek 2016" is conserverend van aard, hetgeen betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen bij rechte mogelijk worden gemaakt. Derhalve is de Omgevingsvisie en -verordening in dit kader niet relevant.
Steeds meer gemeenten en regio's krijgen de komende jaren te maken met een afname van het aantal inwoners, huishoudens en potentiële beroepsbevolking. Deze demografische krimp heeft gevolgen voor de woningmarkt, arbeidsmarkt en bedrijvigheid. De provincie Gelderland heeft daarom in samenspraak met gemeenten en woningcorporaties een woonvisie opgesteld waarin voor een regionale aanpak is gekozen. Mensen zijn immers steeds minder gebonden aan een bepaalde gemeente. De provincie zorgt ervoor dat het regionale aanbod van woningen zo goed mogelijk aansluit op de vraag.
Het motto van de woonvisie is "woonbeleid met kwaliteit". In deze woonvisie wordt ingegaan op de thema's "keuzevrijheid en zeggenschap", "passend aanbod aan woonmilieus", "wonen, zorg en welzijn", "identiteit en ruimtelijke kwaliteit"en "duurzaamheid". Aan de hand van deze thema's worden in de woonvisie drie centrale doelen van beleid geformuleerd:
Om hieraan handen en voeten te geven is in de woonvisie een actieprogramma opgenomen, waarover jaarlijks aan Provinciale Staten de stand van zaken wordt gerapporteerd. Zo nodig worden daarbij voorstellen gedaan het actieprogramma te actualiseren.
Kwalitatief Woonprogramma 2010 - 2019
Op basis van de Woonvisie Gelderland is per regio een prognose gemaakt van de kwalitatieve woningbehoefte. Op basis daarvan zijn met gemeenten en woningcorporaties afspraken gemaakt over de uitbreiding en aanpassing van de woningvoorraad en over de regionale kwalitatieve woonprogramma's. Het regionale woonprogramma en het afsprakenkader wordt aangeduid als het Kwalitatief Woonprogramma. Op dit moment geldt het Kwalitatief Woonprogramma 2010 t/m 2019 (KWP3).
Het KWP3 is als uitwerking van het Gelderse streekplan vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 12 januari 2010. Doordat het streekplan inmiddels de status van provinciale ruimtelijke structuurvisie heeft gekregen, maakt het KWP daar onderdeel van uit.
Het KWP heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte (de vraag) aan woningen. Het KWP3 beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio.
Voor de regio Achterhoek houdt de afspraak in het KWP3 in, dat in de periode 2010 tot en met 2019 aan de woningvoorraad 5.900 woningen kunnen worden toegevoegd.
De uitgangspunten van het KWP zijn verwerkt in een regionale en gemeentelijke woonvisie. In de volgende paragrafen wordt hier verder op ingegaan.
De 7 Achterhoekse gemeenten hebben samen met de woningcorporaties en de provincie onder het motto "Alleen ga je sneller, samen kom je verder', een gezamenlijke visie op het wonen in de Achterhoek neergelegd voor de periode 2010-2020. De ambitie van de regio Achterhoek luidt daarbij als volgt:
De grootste opgave is het realiseren van een omslag in denken: van decennia van groei van de bevolking naar stabilisatie en uiteindelijk krimp. De woningvoorraad wordt maximaal afgestemd op de veranderende lokale vraag van woningzoekenden. De locatie en woonomgeving zijn essentiële kwaliteitskenmerken waarop de Achterhoek zich kan onderscheiden. Centrumplannen voor de grotere kernen dragen bij aan vitale kernen en voegen hiermee kwaliteit toe aan de regio. Deze plannen krijgen prioriteit. Grootschalige uitlegplannen passen niet bij een situatie van krimp.
Om de kwalitatieve uitgangspunten in de regionale woonvisie waar te maken zijn de gemeenten met elkaar een binnenregionale verdeling overeengekomen. Voor de gemeente Oude IJsselstreek betekent deze verdeling dat de lokale woningvoorraad tot 2020 met 685 woningen mag toenemen. Bij de evaluatie van de woonvisie in 2013 is inmiddels afgesproken dat het aantal woningen niet tot 2020 geldt maar zelfs tot 2025.
Op 24 september 2015 heeft de gemeenteraad de Regionale Woonagenda 2015-2025 vastgesteld. Hiermee is er een opvolger van de regionale woonvisie Achterhoek 2010-2020, waarin afspraken zijn gemaakt over woningvoorraad in de Achterhoek. In de nieuwe woonagenda is afgesproken het aantal woningbouwplannen verder terug te brengen. Met de Regionale Woonagenda willen de samenwerkende gemeenten, corporaties en provincie de volgende doelstellingen en ambities bereiken:
De afgelopen jaren hebben gemeenten, corporaties en provincie samen de schouders gezet onder de aanpak van de activiteiten, voortkomende uit de Regionale Woonvisie 2010-2020. Ditzelfde wordt nu opnieuw gevraagd bij de aanpak van de activiteiten uit de Regionale Woonagenda 2015-2025. In paragraaf 4.4. wordt nader ingegaan vertaling van de Regionale Woonagenda in het gemeentelijk woningbouwbeleid.
Er worden bij rechte geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan "Kom Breedenbroek 2016", die zorgen voor een planologische toename van de woningvoorraad. Met o.a. het oog op de regionale woonvisie en woonagenda en de daaruit voortvloeiende afspraken over het aantal nieuw te bouwen woningen is ervoor gekozen om de bouwpercelen aan Den Dam (speelveldje) te laten vervallen.
In de regionale structuurvisie voor de Achterhoek zijn twee doelstellingen met elkaar vervlochten, namelijk:
De spanning die tussen beide bovengenoemde doelstellingen bestaat, maakt dat een zekere mate van concentratie en sturing van de stedelijke ontwikkelingen noodzakelijk is om bestaande kwaliteiten (zoals beleving van 'rust en ruimte') te behouden en ongewenste effecten (bijvoorbeeld verkeershinder en onveiligheid, afkalving voorzieningenniveau) te voorkomen. Dit is gevat in het gelaagd principe van concentratie. Hiervoor is onderscheid gemaakt in drie lagen, namelijk het landelijk gebied, het dorpenlandschap en de dragerzone. Het gelaagd principe heeft meerdere doelen, zoals:
Het nederzettingenpatroon van de Achterhoek wordt gezien als een dorpenlandschap, waarbij vitale dorpen de basis vormen voor de regionale werkgelegenheid, het voorzieningenaanbod en de leefbaarheid op het platteland. In de dorpen wordt ruimte geboden voor een toename van de woningvoorraad en voor het wijzigen van de woningvoorraad om deze beter op de vraag toe te snijden. In zijn algemeenheid geldt dat de groei van de woningvoorraad de ontwikkeling van de plaatselijke bevolkingsgroei zal volgen, rekening houdend met een eventuele verdergaande afname van de gemiddelde woningbezetting. Locaties voor de toevoeging van bebouwing voor wonen, werken, voorzieningen of recreatie en toerisme dienen in eerste instantie binnen de bestaande kernen te worden gezocht (inbreiden). De inbreiding mag echter niet zover gaan dat de voor dorpen karakteristieke groene gebiedjes uit het dorp verdwijnen.
Er worden bij rechte geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan "Kom Breedenbroek 2015", zodat het plan niet in strijd is met het beleid, zoals neergelegd in de regionale structuurvisie Achterhoek.
De gemeenteraad van Oude IJsselstreek heeft op 12 mei 2011 de Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025 vastgesteld. De Structuurvisie geeft richting aan het ruimtelijke, economische en maatschappelijke beleid van de gemeente en laat in grote lijnen zien hoe Oude IJsselstreek zich tot het jaar 2025 zal gaan ontwikkelen. De gemeente Oude IJsselstreek wil zich graag verder ontwikkelen als een dynamische gemeente. Deze boodschap blijft voor de komende jaren een belangrijk uitgangspunt voor het gemeentelijke woonbeleid. Hierbij zijn het Kwalitatief Woon Programma (KWP3), en de opvolger van de regionale woonvisie en de lokale vertaling daarvan kaders voor wonen in de gemeente. Naast het motto “de juiste woning op de juiste plaats”, spelen onder andere kwaliteit van de leefomgeving en de leefbaarheid hierbij een belangrijke rol. Achteruitgang en verloedering van de woon- en leefomgeving moet worden tegengegaan. De bijstelling van de bouwopgave voor de gemeente vraagt om aanpassing van beleid en bestaande bouwplannen. De juiste woning op de juiste plek is hierbij leidend.
Het economisch beleid is er op gericht dat de capaciteit aan bedrijventerreinen binnen de gemeente gelijk blijft. Uitbreiding van bedrijventerreinen is hiermee vooralsnog niet te verwachten. Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen gebieden voor industriële ontwikkeling gelegen.
De gemeente zet in op centrumplannen/centrumvisies voor de kernen Ulft, Terborg, Varsseveld, Gendringen en Silvolde. De centrumplannen worden als instrument ingezet om de centra ook voor de toekomst aantrekkelijk te houden voor de bewoners, het winkelend publiek en de mensen die er werken. De plannen zullen moeten leiden tot een versterking van de detailhandelsfunctie, in combinatie met het verhogen van de levendigheid van de centra.
Het bestemmingsplan "Kom Breedenbroek" is conserverend van aard, hetgeen betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen bij rechte mogelijk worden gemaakt. Hiermee is er geen strijd met de structuurvisie Oude IJsselstreek 2025.
Eind 2014 is het traject gestart voor het opstellen van een nieuwe omgevingsvisie, die de Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025 zal vervangen. Deze structuurvisie is namelijk niet meer toereikend in de huidige tijd. De gemeente heeft te maken met ontwikkelingen zoals de decentralisaties, veranderende bevolkingssamenstelling en de omgevingswet. Aanleiding genoeg om te werken aan een nieuwe ruimtelijke structuurvisie (omgevingsvisie) voor de gemeente Oude IJsselstreek.
Waarom is het tijd voor een nieuwe structuurvisie, de omgevingsvisie?
De omgevingsvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van een gebied, waardoor voor een ieder in algemene zin duidelijk is of bepaalde initiatieven daarbinnen passen. De gemeenteraad zal de omgevingsvisie vaststellen. Hiervoor zal eerst een inventarisatie plaatsvinden van de huidige stand van zaken, alvorens de hoofdlijnen voor het toekomstig ruimtelijk beleid beschreven kunnen worden. Ook wordt beschreven op welke wijze inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties zullen worden betrokken bij het proces.
In december 2011 heeft de gemeente Oude IJsselstreek het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2012 - 2020 vastgesteld. Het GVVP bestaat uit twee stukken: het beleidskader GVVP 2012-2020 en het bijbehorend rapport GVVP 2012-2020. Het rapport GVVP 2012-2020 heeft het karakter van een uitvoeringsplan op hoofdlijnen, dat jaarlijks zal worden vertaald naar een concreet uitvoeringsprogramma.
In het GVVP wordt, op basis van een analyse van de huidige en toekomstige verkeerssituatie, een visie ontwikkeld op het functioneren van het verkeers- en vervoerssysteem in de gemeente. Een eigen gemeentelijke mobiliteitsaanpak maakt duidelijk wat de gemeentelijke ambities zijn en op welke wijze deze worden gerealiseerd. De visie en mobiliteitsaanpak zijn vertaald in beleid, dat in hoofdlijnen is gericht op
De rode draad binnen de verkeersnetwerken is de wegencategorisering. Deze bestaat uit een func- tietypering van de wegen, zowel binnen als buiten de bebouwde kom, en de bijbehorende voorkeurs- netwerken. De wegencategorisering is aangevuld voor vrachtverkeer (hoofdroutes), hulpdiensten (uitruk- routes) en landbouwverkeer (voorkeursroutes).
Met deze wegencategorisering worden de randvoorwaarden gecreëerd voor:
Om deze uitgangspunten te bereiken zijn diverse maatregelen nodig. Het beleidskader wordt dan ook verder uitgewerkt in een jaarlijks uitvoeringsprogramma. De keuze, welke projecten in welk jaar worden opgenomen in het uitvoeringsprogramma, is afhankelijk van:
Het gaat zowel om fysieke- als gedragsmaatregelen. In het eerste geval gaat het om projecten die daad- werkelijk zichtbaar zijn in de openbare ruimte, zoals herinrichting van kruispunten. Deze maatregelen richten zich vooral op het realiseren van verkeersnetwerken en de uitvoering van het parkeerbeleid. Uitgangspunt van het parkeerbeleid is, dat er voldoende parkeergelegenheid is, zodat de hinder als gevolg van zoekgedrag en/of foutief geparkeerde auto's wordt voorkomen.
In het bestemmingsplan "Kom Breedenbroek 2016" zijn flexibele bestemmingen opgenomen met ruime mogelijkheden, zodat de indeling van wegen en het verblijfsgebied waar nodig kan worden aangepast.
Volgens de Regionale Woonvisie mocht de gemeente Oude IJsselstreek voor de periode 2010-2020 maximaal 685 nieuwe woningen toevoegen. Inmiddels zijn sinds 2010 bijna 400 woningen gebouwd of in aanbouw. In de nieuwe Regionale Woonagenda is afgesproken het aantal van 685 met 10% te verlagen. Dat betekent dat er binnen de gemeente tot 2025 nog ruimte is voor 220 nieuwe woningen.
Regionaal is afgesproken dat er een stoplichtmodel wordt gebruikt waarbij iedere gemeente de woningbouwplanning gaat rubriceren. Het uiteindelijke doel is om de woningbehoefte en de omvang van de woningvoorraad beter in evenwicht te brengen. Met het vaststellen van de Regionale Woonagenda in september 2015 heeft de gemeenteraad ook ingestemd met de uitgangspunten van het stoplichtmodel.
In de gemeente Oude IJsselstreek heeft een analyse plaats gevonden van de huidige plancapaciteit op basis van het regionaal geformuleerde stoplichtmodel. In de beleidsnotitie Woningbouwplanning Oude IJsselstreek is dit nader uitgewerkt. Doel van deze beleidsnotitie is om de juiste woning op de juiste plek te realiseren, waarbij gezocht is naar een aanvulling op de bestaande woningvoorraad. Het doel is om flexibel in te kunnen spelen op kansen die zich voordoen in de woningmarkt. Een van de belangrijkste overwegingen voor het terugbrengen van de plancapaciteit is om leegstand in de bestaande woningvoorraad te voorkomen. Door nieuwe woningen te bouwen komen niet zozeer nieuwe woningen leeg te staan, maar heeft vooral effect op de oudere woningen aan de onderkant van de woningmarkt. Dit kan leiden tot verpaupering en heeft daarmee een negatieve invloed op de leefbaarheid. Naast leefbaarheid hebben deze gevolgen ook effect op de waardeontwikkeling van de bestaande voorraad. De beleidsnotitie Woningbouwplanning Oude IJsselstreek is op 24 november 2016 door de gemeenteraad vastgesteld.
In het bestemmingsplan Kom Breedenbroek 2016 is rekening gehouden met dit beleidskader, doordat de woningen in het plangebied Den Dam zijn geschrapt.
De gemeente maakt een omslag in het denken over groen. Groen zal een kernkwaliteit van de gemeente in de regio zijn. Groen is behalve voor de ecologie, ook belangrijk voor economische en sociale ontwikkeling. Groen en natuur benaderen we dus niet als iets wat op zichzelf staat, maar vanuit zijn betekening voor maatschappij, mens en milieu.
Een duurzame groenstructuur is kwalitatief hoogwaardig en zorgt voor een aantrekkelijke groene woon- en werkomgeving. De Oude IJsselstreek wil een gemeente zijn met levenskrachtige groene aders. Dit is het perspectief: wie over tien jaar de naam Oude IJsselstreek hoort, denkt direct aan de groenste hoek van Gelderland. Het mag ook eerder, maar groen moet groeien.
In 2020 moet er ecologische, recreatieve, cultuurhistorische en ruimtelijke samenhang zijn in het gemeentelijk groen in en om de gemeente Oude IJsselstreek. Juist daardoor kunnen groen en natuur meerdere functies hebben, houden en krijgen - soms ook tegelijk. Het beleidskader groen moet nog nader worden uitgewerkt in een groenstructuurplan en een groenbeheersplan.
In het bestemmingsplan Kom Breedenbroek 2016 is rekening gehouden met dit beleidskader, doordat structureel groen binnen het plangebied specifiek als zodanig is bestemd.
Het welstandsadvies in de gemeente Oude IJsselstreek wordt verstrekt door een onafhankelijke commissie van het Gelders Genootschap. Bij de toetsing wordt rekening gehouden met het gemeentelijk welstandsbeleid dat voor het betreffende gebied of bouwwerk is vastgesteld en is vastgelegd in de Welstandsnota. Toekomstige bouwplannen moeten wat betreft het uiterlijk en de plaatsing van het bouwwerk getoetst worden aan het welstandsbeleid. In de nota worden algemene criteria gegeven waar bouwwerken aan moeten voldoen. Per gebied is specifiek welstandsbeleid opgesteld. De historische kern en bebouwingslinten vormen de hoofdstructuur van Breedenbroek. Hier is welstandsniveau 1 van toepassing. De kern en linten stralen namelijk een hoge ruimtelijke kwaliteit uit, er komen relatief veel historische gebouwen voor en er wordt een hoog ambitieniveau nagestreefd. Voor de overige deelgebieden geldt het reguliere welstandsniveau (niveau 2). Het aanzicht van het dorp vanuit het buitengebied vraagt bijzondere aandacht, waarbij wordt gestreefd naar een ingetogen en evenwichtig bebouwingsbeeld.
Geconcludeerd kan worden dat het bestemmingsplan "Kom Breedenbroek 2016" past binnen het rijks-, provinciale-, regionale en gemeentelijk beleid.
In dit hoofdstuk komen de uitgangspunten met betrekking tot de gewenste ruimtelijke en functionele structuur aan de orde. Er wordt ingegaan op de ontwikkelingen die door dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt.
Het bestemmingsplan "Kom Breedenbroek 2016" is overwegend consoliderend van aard en heeft hiermee een beheerskarakter. De bestaande situatie, zoals die bij het opstellen van het bestemmingsplan bekend is, is dan ook als zodanig bestemd. Een woning is dan ook als woning bestemd, en een bedrijf als bedrijf. Er worden geen nieuwe functies (met uitzondering van de hieronder in de paragrafen 4.1.2 t/m 4.1.5 beschreven situaties) toegestaan met dit plan, waardoor er geen ingrijpende veranderingen in de functionele structuur van Breedenbroek plaatsvinden. Om onnodige starheid te voorkomen is bij elke bestemming gekeken welke mogelijkheden voor ontwikkelingen of veranderingen binnen de bestaande functie mogelijk is. Kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen en veranderingen binnen de bestaande functie zijn in meer of mindere mate mogelijk.
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Kleine kernen in 2005 is voor een locatie aan Den Dam een woonbestemming opgenomen. Met dat bestemmingsplan wordt de bouw van maximaal 8 (half)vrijstaande woningen mogelijk gemaakt.
De crisis op de woningmarkt heeft grote consequenties voor de gemeentelijke verkoop van bouwkavels en grondexploitaties. Plannen moeten verder worden uitgefaseerd en de vraag naar verlaging van de grondprijzen neemt toe. Ook de acht bouwkavels in het plangebied Den Dam worden geschrapt. In dit bestemmingsplan Kom Breedenbroek 2016 wordt de locatie bestemd tot "groen". Binnen deze bestemming blijft het huidige gebruik als speel/trapveldje mogelijk.
Door de bouw van een nieuw clubgebouw door de scouting Saksenheerd op een terrein naast de voetbalvelden van Ajax-B komt het perceel Den Dam 34 vrij voor woningbouw. Er hebben zich gegadigden uit Breedenbroek gemeld om het perceel Den Dam 34 van de gemeente te kopen om er een woning op te bouwen. Door de sloop van de huidige bebouwing (een voormalig noodgebouw waarin ooit de kleuterschool was gevestigd) ontstaat er een terrein waarop volgens het geldende bestemmingsplan Kleine kernen een vrijstaande woning kan worden gebouwd. De aanvragers hebben naast het verzoek om de grond te kopen ook verzocht om wijziging van de hoogte van de te bouwen woning, hoger dan hetgeen in het bestemmingsplan is toegestaan. Hierop is positief gereageerd (na een positief advies van de Welstandscommisie) en het betreffende bouwplan is in procedure gebracht door middel van een procedure op grond van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3° Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De vergunning is verleend op 27 september 2016. In dit bestemmingsplan Kom Breedenbroek wordt de goothoogte gewijzigd van 4 naar 6 meter en de nokhoogte van 6 naar 9 meter. Ook wordt het bouwvlak gering aangepast.
In hoofdstuk 5 wordt aandacht besteed aan de omgevingsaspecten.
Door de Locatieraad R.K. Geloofsgemeenschap H.H. Petrus en Paulus is een verzoek ingediend om het kerkgebouw te slopen, de bestemming van de pastorie te wijzigen en om een nieuwe kapel met toren te bouwen naast de ingang van de begraafplaats. Reden voor het verzoek is het feit, dat de kerk op 14 juni 2015 aan de reguliere eredienst is onttrokken. Door leegstand zal het gebouw verder aangetast worden en uiteindelijk zal het onderhoud niet meer door de plaatselijke gemeenschap uitgevoerd kunnen worden.
Het verzoek is voorgelegd aan de Commissie Ruimtelijke kwaliteit en de monumentencommissie. De conclusie luidt: "Ten aanzien van het voornemen de kerk te slopen wordt negatief geadviseerd. De eerder geconstateerde monumentale waarden, aanleiding voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, zijn sedert de aanwijzing als gemeentelijk monument niet gewijzigd. Een bestemmingswijziging van de pastorie (evenals die van de kerk) is denkbaar aangezien de functie van woning goed aansluit bij het karakter van het pand.
In aansluiting op dit advies is aan het kerkgebouw een bestemming "Gemengd" toegekend. Dit is een brede bestemming, waardoor er meerdere functies voor het kerkgebouw mogelijk zijn. Aan de pastorie is de bestemming "Wonen" toegekend en aan een deel van de grote tuin de bestemming "Tuin-Gaarde".
Door de eigenaren van de timmerfabriek aan de Terborgseweg 58 is gevraagd om - in verband met de forse groei van het bedrijf - het bebouwingspercentage aan te passen en een deel van de bestemming groen te mogen aankopen ten behoeve van uitbreidingsmogelijkheden voor het bedrijf. Het bebouwingspercentage is verhoogd van 75 % naar 85 %. Het bouwvlak is niet vergroot. Wel is geschoven met de bebouwingslijnen. Met name aan de oostzijde is er meer ruimte gekomen en aan de zuid- en westzijde is er minder bebouwingsruimte gekomen. In hoofdstuk 5 wordt aandacht besteed aan de omgevingsaspecten.
Hieronder wordt ingezoomd op de belangrijkste ruimtelijke en functionele uitgangspunten van dit bestemmingsplan.
De gemeente Oude IJsselstreek heeft voor het actualiseren van haar bestemmingsplannen een Handboek bestemmingsplannen opgesteld. In dit handboek wordt een handleiding gegeven voor het standaardiseren van bestemmingsplannen. Er zijn normen vastgesteld waaraan bestemmingsplannen van de gemeente moeten voldoen, zodat de herkenbaarheid, kwaliteit en uniformiteit (inhoudelijk en technisch) gewaarborgd is. Het beschikbaar hebben van uniforme plannen heeft voordelen op het gebied van bruikbaarheid, raadpleegbaarheid, klantvriendelijkheid, rechtszekerheid en efficiency.
Het bestemmingsplan "Kom Breedenbroek 2016" voorziet in een planologische regeling voor het plangebied. In het plangebied zijn - met uitzondering van de locatie Den Dam 34 - geen locaties waar nieuwe woningen gebouwd kunnen worden. In de bestaande bebouwde kom maakt dit bestemmingsplan de uitbreiding van bestaande woningen en de bouw van bijbehorende bouwwerken mogelijk. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen de grootte van percelen. Op grotere percelen (meer dan 600 m2) is meer bebouwing toegestaan.
Wonen
Het meest voorkomende gebruik in de kern Breedenbroek is de bestemming " wonen". Binnen deze bestemming zijn naast " wonen" ook "aan huis verbonden beroepen" mogelijk. Wel gelden hier een aantal voorwaarden, omdat de woonfunctie niet in het geding mag komen en de ruimtelijke impact gering moet blijven. Bedrijvigheid aan huis en " bed en breakfast" wordt overal binnen de woonbestemming door middel van een afwijking van gebruiksregels toegestaan, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. Dit geldt tevens voor het toestaan van bijzondere woonvormen.
Tuin
Voortuinen worden bestemd als tuin; in tuinen mogen namelijk geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd (behalve een erker). Naar de weg gekeerde zijtuinen zijn tevens als " tuin" bestemd. Uitzonderingen hierop zijn zijtuinen van percelen die grenzen aan de bestemming "groen" of zijtuinen waarvan de ruimtelijke impact van eventuele bebouwing, vanwege de ruimtelijke situatie ter plaatse, zeer gering is.
Tuin-Gaarde
Een groter perceel aan de rand van het dorp, welke in gebruik is als paarden- en/of schapenweide (en daarmee vergelijkbaar) en welke niet beroepsmatig gebruikt wordt, wordt in dit bestemmingsplan bestemd tot 'tuin-gaarde' evenals de grote tuin van de pastorie. Hiermee regelt het bestemmingsplan het gebruik en daarmee het open blijven van dit terrein (karakteristiek van het plangebied blijft zo in stand).
Bedrijf
Alle bestaande bedrijven hebben een bestemming overeenkomstig het voorgaande bestemmingsplan, of verleende vrijstelling, gekregen. Hiermee wordt gewaarborgd, dat de bestaande bedrijfsactiviteiten blijvend kunnen worden uitgeoefend. Zodra dit bedrijf zijn activiteiten beëindigd, kan er onder voorwaarden een ander bedrijf uit dezelfde of een lagere categorie op de betreffende locatie worden gevestigd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de bijlage "Staat van Bedrijfsactiviteiten", die als bijlage bij de regels is opgenomen.
Voor al deze bedrijven geldt dat door middel van een bebouwingsvlak op de verbeelding wordt aangegeven tot waar de bedrijven hun bebouwing mogen oprichten en hoeveel van dit vlak bebouwd mag worden. Tevens wordt de toegestane goot-en nokhoogte aangegeven. De bestaande bedrijfswoningen zijn positief bestemd. Nieuwe bedrijfswoningen zijn uitgesloten.
Beroepen of bedrijven aan huis worden niet als "bedrijf" bestemd maar vallen onder de bestemming "wonen".
Detailhandel, dienstverlening, gemengd en horeca
De bestaande vestigingen voor detailhandel, dienstverlening en horeca worden in het bestemmingsplan overeenkomstig de huidige functie bestemd.
De horecazaak aan de Terborgseweg 61 heeft de bestemming "Horeca" met de nadere aanduiding "horeca tot en met categorie 2" gekregen.
De voormalige woninginrichtingszaak aan de Terborgseweg 61C heeft de bestemming "Gemengd". Dit is een brede bestemming om zo flexibel mogelijk om te gaan met herbestemming van het pand. Daarbij zijn functies mogelijk, die passend zijn voor de betreffende locatie en geen overlast geven.
Voor alle bedrijven geldt dat door middel van een bebouwingsvlak op de verbeelding wordt aangegeven tot waar de bedrijven hun bebouwing mogen oprichten en hoeveel van dit vlak bebouwd mag worden. Tevens wordt de toegestane goot-en nokhoogte aangegeven. De bestaande bedrijfswoningen zijn positief bestemd. Nieuwe bedrijfswoningen zijn uitgesloten.
Maatschappelijk
De school en de kerk hebben de bestemming "Maatschappelijk" gekregen.
Sport
De gymzaal is bestemd als "Sport".
Agrarisch
Binnen het plangebied ligt één agrarisch bedrijf. Het bouwen ten behoeve van dit agrarisch bedrijf is alleen toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak.
Groen, Groen - Groensingel
Openbare groengebieden (incl. speelplaatsen) en de groene afschermende zones rond bedrijven worden specifiek bestemd tot respectievelijk "Groen" en "Groen - Groensingel". Het gebied aan Den Dam, waar de bouwkavels zijn vervallen, krijgt een bestemming "Groen".
Verkeer-Verblijfsgebied
De wegen in de bebouwde kom worden bestemd als "Verkeer- Verblijfsgebied". Het is een flexibele bestemming, zodat het openbaar gebied flexibel kan worden ingericht met groen, parkeerplaatsen en andere binnen deze bestemming passende functies.
Water
Aan de randen van het plangebied en deels door het plangebied stromen A-watergangen, de Oude Veerbeek en de Snijders Veerbeek. A-watergangen zijn beschermd op grond van de keur van het Waterschap Rijn en IJssel. Dit betekent dat voor het uitvoeren van werkzaamheden in, op of nabij de watergangen toestemming nodig is van het Waterschap. Watergangen in eigendom van het Waterschap krijgen de bestemming "Water".
In dit hoofdstuk worden de relevante omgevingsaspecten aan de orde gesteld. Met betrekking tot milieu komen hierbij aan de orde: bodem, luchtkwaliteitseisen, geluid, externe veiligheid en milieuhinder en bedrijvigheid. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden. Tenslotte wordt ingegaan op aspecten van verkeer en parkeren.
Duidelijk moet zijn dat onderhavig komplan een actualisatie betreft van reeds bestaande bestemmingsplannen en eerder verleende vrijstellingen, en dus reeds bestaande situaties. Nu reeds sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie, hoeft niet getoetst te worden aan de verschillende omgevingsaspecten. De hieronder genoemde milieutechnische aspecten worden daarom slechts in algemeenheid beschreven met uitzondering van de locaties waar wel nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden aan Den Dam 34 en Terborgseweg 58.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals wonen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
Er is plicht om onderzoek te doen naar onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied. Er moet onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.
Een bodemonderzoek heeft doorgaans een geldigheid van twee tot drie jaar als het gebruikt wordt ten behoeve van een bouwaanvraag. In veel gevallen kan deze termijn worden verruimd naar een periode van vijf jaar. Hierbij mag geen wezenlijke verandering in het gebruik of bodemgesteldheid van de locatie hebben plaatsgevonden.
De provincie Gelderland heeft als doel gesteld dat er in 2030 geen Gelderse inwoners meer in hun woonomgeving worden blootgesteld aan ernstige bodemverontreinigingen. Dit is conform het landelijke bodemsaneringsbeleid. De provincie geeft voorrang aan het schoonmaken van locaties in woongebieden en grondwaterbeschermingsgebieden. Gedeputeerde Staten van de provincie zullen alleen in uitzonderlijke gevallen de sanering zelf ter hand nemen. Zij willen hun budget in de toekomst vooral inzetten voor financiële bijdragen aan derden om zo de bodemsanering een impuls te geven. Het is de bedoeling dat de markt een groot deel van de saneringen financiert, op momenten dat er ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden op de locaties.
De gemeenten in Gelderland hebben samen met de provincie alle verdachte locaties in Gelderland in beeld gebracht. Voor de verontreinigde locaties gelden dat er bij gemeenten nog meer of andere locaties bekend kunnen zijn dan bij de provincie. Dat komt doordat de provincie alleen betrokken wordt bij een verontreiniging als uit onderzoek blijkt dat deze verontreiniging (vermoedelijk) ernstig is. Voor niet-ernstige verontreinigingen is de geldende gemeentelijke regelgeving van toepassing.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft een beheersmatig karakter. De voorliggende bestemmingsplanregeling gaat uit van de bestaande rechten en situatie, waardoor ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan geen onderzoek naar de milieukundige bodemkwaliteit is vereist. Voor nieuwbouwsituaties zal specifiek onderzoek verricht worden naar de bodemkwaliteit. Voorts maakt de bodemgeschiktheidsverklaring onderdeel uit van het bouwverordening, zodat dit bij een eventuele omgevingsvergunningverlening is afgedekt. Daarmee kan worden zeker gesteld dat vóór de bouw een onderzoek wordt verricht naar de gesteldheid van de bodem. Nu in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie, hoeft niet getoetst te worden aan het aspect bodem.
Conclusie
Het aspect bodem werpt geen belemmeringen op voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Op 10 december 2015 is voor het perceel Den Dam 34 te Breedenbroek ter plaatse een bodemonderzoek uitgevoerd door Greenhouse Advies B.V. conform de Beoordelingsrichtlijnen "Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek" (BRL-SIKB 2000) en de daarbij behorende VKB-protocollen 2001 en 2002.
Het grondwater is op 17 december 2015 bemonsterd door Soil Select B.V.
De conclusies die afzonderlijk te vinden zijn in het rapport, dat is opgenomen in Bijlage 1, kunnen als volgt worden samengevat:
De bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie voldoet aan de kwaliteitsklasse Achtergrondwaarde.
Naar aanleiding van de analyseresultaten is een nader onderzoek niet noodzakelijk. Het terrein is op basis van de milieuhygiënische kwaliteit geschikt voor het voorgenomen gebruik.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Voor de beoordeling van het onderdeel geluid moet in algemene zin aan de volgende punten worden voldaan:
1: Normen Wet geluidhinder (Wgh)
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen binnen een geluidzone waarbij geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) zijn betrokken is de Wgh van toepassing. De Wgh kent drie geluidbronnen waarvoor geluidzones gelden:
Wanneer een ontwikkeling in een zone valt zoals aangegeven in de Wgh, zal akoestisch moeten worden aangetoond dat aan de grenswaarden in deze wet wordt voldaan.
In het plan of in de omgeving van het plan bevinden geen spoorweg en geen gezoneerd industrieterrein. Het onderdeel railverkeerslawaai en industrielawaai van de Wgh zijn niet van toepassing.
In het plan bevinden zich wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 km/uur. Deze wegen hebben volgens de Wgh geen geluidzone.
In de omgeving van het plan bevinden zich de gemeentelijke weg Den Dam en de provinciale weg N317 (Aa-Strangrondweg). Voor gemeentelijke en provinciale wegen zijn nog geen plafonds vastgesteld. Deze wegen hebben een geluidzone die zich vanaf de as van de weg, aan weerszijden van de weg, uitstrekt tot in stedelijk gebied 200 meter en in buitenstedelijk gebied 250 meter.
Omdat in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie, hoeft (ook binnen deze zone) niet getoetst te worden aan het aspect geluid.
2: Bedrijven in de omgeving
Door een ruimtelijke ontwikkeling kunnen geluidgevoelige objecten dichter naar bedrijven toe komen. Omdat bedrijven ten aanzien van deze objecten geluid normen zijn opgelegd, zal het realiseren van geluidsgevoelige objecten dichter naar de bedrijven toe altijd een beperking voor de bedrijven betekenen. Of deze beperking ook leidt tot directe gevolgen voor de bedrijfsvoering, dient te worden vastgesteld. In dergelijke gevallen zal akoestisch moeten worden onderzocht welke geluidsbelasting het bedrijf op het plangebied heeft. Blijkt uit het onderzoek dat de bedrijven ook in de nieuwe situatie kunnen voldoen aan de gestelde geluid normen, dan is in feite voldaan aan dit punt.
Alle inrichtingen binnen het vallen onder het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Omdat in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie, hoeft niet getoetst te worden aan het aspect geluid.
3: Woon- en leefklimaat
Wanneer geluidgevoelige objecten en geluidproducerende objecten als bedrijven en wegen in elkaars nabijheid worden gerealiseerd, dient bepaald en afgewogen te worden of er in en om de geluidgevoelige objecten een goed woon- en leefklimaat blijft gegarandeerd. Om hierover een goed oordeel te kunnen vormen dient te worden bepaald wanneer sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Hiervoor kunnen de normen worden gevolgd die in verschillende milieuwetten voor geluid zijn vastgelegd.
Omdat in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie, hoeft niet getoetst te worden aan het aspect geluid voor het woon- en leefklimaat.
4: Geluidbeleid
Op grond van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening is het mogelijk dat gemeenten eigen geluidbeleid vaststellen. Dit beleid moet bij besluiten in acht worden genomen. De gemeente Oude IJsselstreek heeft geen geluidbeleid.
In dit bestemmingsplan is sprake van voortzetting van de bestaande (legale) situatie. Er hoeft niet getoetst te worden aan het aspect geluid.
Aangezien hier sprake is van een nieuwbouwlocatie zal moeten worden aangetoond dat er voldaan wordt aan de voorkeurswaarde. De voorkeurswaarde is 48 dB. Wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur kennen geen geluidszone (art. 74 lid 2 onder b, Wgh). Echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening dient er wel naar het aspect geluid te worden gekeken. Gezien de geringe verkeersintensiteit van Den Dam is een onderzoek niet nodig. Verder speelt het geluid van de speelplaats van de basisschool geen rol, omdat deze aan de zijde van de Terborgseweg is gelegen.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
In verband met de uitbreidingsplannen van Westerveld en Nederlof is door Wensink Akoestiek & Milieu een rapport opgesteld, nummer 2016140.RO01 d.d. 8 december 2016 (zie bijlagen 2 en 3). Dit rapport is ter advisering voorgelegd aan de Omgevingsdienst Achterhoek (ODA). In het advies van de ODA (zie bijlage 4) wordt de volgende conclusie weergegeven:
Conclusie
De berekende geluidniveaus nemen af ten opzichte van de vigerende omgevingsvergunning maar liggen op sommige tijden en beoordelingspunten boven de richtwaarden voor een rustige woonwijk met weinig verkeer en liggen ook boven het referentieniveau van het omgevingsgeluid.
De geluidniveaus liggen in de reguliere bedrijfssituatie hooguit 5 dB(A) boven de richtwaarde.
Het betreft een bestaande inrichting en er is sprake van een verbetering ten opzichte van de vigerende omgevingsvergunning. Daarmee is er sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Het aspect geluid vormt daarmee geen belemmering voor de gevraagde ontwikkeling.
Er wordt ruimschoots voldaan aan de beoordelingsniveaus van het Activiteitenbesluit. Wanneer geen extra grenswaarden worden gesteld zijn de beoordelingsniveaus van het Activiteitenbesluit van toepassing. De gemeente Oude IJsselstreek heeft geen geluidbeleid om maatwerkvoorschriften te stellen.
De Nederlandse wetgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat bekend als de Wet luchtkwaliteit. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ontwikkelingen als:
Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende besluiten en regelingen:
- Besluit en Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
- Besluit gevoelige bestemmingen (Luchtkwaliteitseisen);
- Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.
Besluit en Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (nibm) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet milieubeheer. De Nibm-bijdrage komt dan neer op 1,2 µg/m3.
In de Regeling nibm is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen, die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze gevoelige bestemmingen zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen zijn geen gevoelige bestemmingen. Bij realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zones van provinciale en rijkswegen is toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit nodig.
Regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007
In deze regeling staan eisen waaraan berekeningen en rekenmodellen moeten voldoen. In de regeling is het toepasbaarheidsbeginsel opgenomen. Dit beginsel geeft aan op welke plaatsen de luchtkwaliteitseisen toepasbaar zijn.
Het betreft een conserverend bestemmingsplan, dat geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Binnen de bebouwde kom van Breedenbroek is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde uit bijlage 2 van de Wet milieubeheer. De toetsing van gevoelige bestemmingen binnen zones van provinciale en rijkswegen pakt om die reden bij voorbaat positief uit. Overigens is gebleken dat in Breedenbroek geen sprake is van gevoelige bestemmingen binnen zones van provinciale en rijkswegen (die zones zijn respectievelijk 50 en 300 meter aan weerszijden van de weg), zodat verdere toetsing niet aan de orde is. Gezien het conserverende karakter leidt het bestemmingsplan niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit is daarom niet nodig.
Het aspect luchtkwaliteit werpt geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.
Externe veiligheid beschrijft risico's met een externe werking, die ontstaan door het transport van, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transport (weg, spoor, water en buisleiding) in relatie tot de (bebouwde) omgeving.
Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico |
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans om te overlijden op een bepaalde plaats ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR is op de kaart van het gebied weer te geven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar PR-contour (die als wettelijk grenswaarde fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten komen. |
Groepsrisico |
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR is weer te gegeven in de fN-curve: een grafiek waar de kans (f) is afgezet tegen het aantal slachtoffers (N). Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. De 1% letaliteitgrens vormt doorgaans de grens van het invloedsgebied (tenzij anders bepaald). Dit is de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. |
Hoe moet worden omgegaan met risico's voor mensen in de omgeving van risicobronnen is in verschillende wet- en regelgeving opgenomen. Hierna wordt kort ingegaan op deze regelgeving.
Besluit en Regeling externe veiligheid inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) regelen hoe de veiligheidsafstanden en het plaatsgebonden risico en het groepsrisico rond inrichtingen wordt vastgesteld.
Besluit en Regeling externe veiligheid buisleidingen
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) geeft onder andere veiligheidsafstanden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen aan. De normstelling is in lijn met het Bevi. De risicoafstanden en de manier van risicoberekening staan net als bij het Bevi in een regeling (Revb).
Besluit en Regeling externe veiligheid Transportroutes
Vanaf 1 juni 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking. Voor de uitwerking en toepassing van de risiconormen is zoveel mogelijk aangesloten bij Bevi en Revi.
Besluit risico's zware ongevallen
Het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo) is de vertaling in Nederlandse wetgeving van de Europese Seveso III-richtlijn. Het Brzo integreert wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsveiligheid, externe veiligheid en rampbestrijding in één juridisch kader. Doelstelling is het voorkomen en beheersen van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen. Het Brzo stelt hiertoe eisen aan de meest risicovolle bedrijven in Nederland. Een Brzo-bedrijf is ook automatisch een Bevi-bedrijf.
Vuurwerkbesluit
Het Vuurwerkbesluit is van rechtswege van toepassing op inrichtingen voor het opslaan of bewerken van vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik. Vanuit het Vuurwerkbesluit gelden externe veiligheidsafstanden.
Circulaire ontplofbare stoffen voor civiel gebruik
In deze circulaire zijn regels opgenomen voor onder andere de opslag van zwart buskruit, en ontplofbare stoffen die worden gebruikt bij slopen, seismische onderzoek. Rond iedere opslagplaats voor ontplofbare stoffen geldt een veiligheidsafstand.
Besluit ruimte
Het beleid voor de externe veiligheid rond munitiecomplexen is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Besluit ruimte). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen drie veiligheidszones rondom die complexen, waarbinnen voor activiteiten of objecten bepaalde beperkingen gelden.
Activiteitenbesluit
Het Activiteitenbesluit schrijft voor bepaalde typen opslagen en installaties externe veiligheidsafstanden voor. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om gasdrukmeet- en –regelinstallaties, propaantanks (met een inhoud van maximaal 13 m3) en vuurwerk (tot 10.000 kilogram consumentenvuurwerk).
Beleidsvisie
In de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Oude IJsselstreek wordt een afweging gemaakt tussen twee uitgangspunten:
Gekozen wordt voor een benadering met drie gebiedstypen. Er is geprobeerd een optimale mix te vinden in normen, maatregelen en hulpmiddelen, die passen bij het betreffende gebiedstype.
De beleidskeuzes laten zich als volgt samenvatten:
Overschrijding grenswaarde plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten | Overschrijding richtwaarde plaatsgebonden risico voor beperkt kwetsbare objecten | Overschrijding oriënterende waarde groepsrisico | Toename groepsrisico |
|
Wonen en Landelijk gebied | Niet acceptabel | Niet acceptabel (m.u.v. bestaande situaties) | Niet acceptabel (m.u.v. bestaande situaties) | Acceptabel onder voorwaarden |
Ruimte voor industrie | Niet acceptabel | Acceptabel onder voorwaarden | Acceptabel onder voorwaarden | Acceptabel onder voorwaarden |
Ruimte wonen en werken | Niet acceptabel | Acceptabel onder voorwaarden | Niet acceptabel (m.u.v. bestaande situaties) |
Acceptabel onder voorwaarden |
Het betreft een conserverend bestemmingsplan, dat geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Door de Omgevingsdienst Achterhoek is advies uitgebracht over het onderwerp externe veiligheid.
Binnen het invloedsgebied van het bestemmingsplan loopt een hogedruk aardgasleiding en een DPO leiding.
Voor de leiding van de Defensie pipeline Organisation (DPO) geldt dat deze buiten gebruik is gesteld en op termijn zal worden verwijderd.
Voor de hogedruk aardgasleidingen wordt in het rapport van de Omgevingsdienst Achterhoek geconcludeerd dat de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico niet wordt overschreden.
Voor het groepsrisico wordt geconcludeerd dat nergens binnen het invloedsgebied van de leiding in het plangebied meer dan 10 personen tegelijkertijd aanwezig zijn. Er is derhalve geen sprake van een waarneembaar groepsrisico.
Volgens artikel 12 lid 3 kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico als het plangebied niet binnen de 100% letaliteitcontour van de buisleiding ligt, of er sprake is van een groepsrisico dat met minder dan 10% toeneemt en onder de oriëntatiewaarde blijft. In dit geval is er sprake van een nauwelijks waarneem baar groepsrisico.
Volstaan kan dan ook worden met een verkorte verantwoording. Deze verantwoording moet in ieder geval de volgende onderwerpen bevatten:
Aanwezigheid van personen en de bijdrage van de verandering hieraan
Voor de personendichtheden wordt verwezen naar de QRA buisleidingen die als bijlage bij het advies van de Omgevingsdienst Achterhoek is gevoegd. Dit advies met bijlage maakt deel uit van dit bestemmingsplan (Bijlagen 5 en 6).
In het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Tevens is het bestemmingsplan volledig opgevuld met bebouwing. Het nieuwe bestemmingsplan zorgt derhalve niet voor een verhoging van het groepsrisico.
Het groepsrisico per km leiding en de bijdrage van de verandering aan dit groepsrisico.
Voor de aanwezige buisleiding met als kenmerk N569-72 is een kwantitatieve risicoberekening uitgevoerd. Hierin is de hoogte van het groepsrisico per kilometer leiding berekend. Nergens binnen het plangebied is een waarneembaar groepsrisico aanwezig. Doordat het plangebied volledig is opgevuld en er geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt ontstaat er door dit nieuwe bestemmingsplan geen verhoging van het groepsrisico.
Bestrijdbaarheid en beheersbaarheid bij een mogelijke calamiteit
Voor dit onderdeel is aan de Veiligheidsregio advies gevraagd. Zodra het advies van de veiligheidsregio voor dit plan binnen is, zal dit worden ingevoegd.
Zelfredzaamheid
Voor dit onderdeel is aan de Veiligheidsregio advies gevraagd. Het advies van de veiligheidsregio is als bijlage 7 ingevoegd.
Het aspect externe veiligheid zorgt niet voor belemmeringen voor realisatie van het bestemmingsplan.
Voor de beoordeling van geurhinder van veehouderijen gelden de volgende kaders:
Wet geurhinder en veehouderij
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is van toepassing op vergunningplichtige veehouderijen. Het betreft alle bedrijven die niet volledig onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit milieubeheer vallen.
De Wgv maakt onderscheid tussen:
dieraantallen zijn om te rekenen naar totale geuremissie;
geurbelasting is te bepalen door de geuremissie te berekenen in het rekenprogramma V-Stacks Vergunning of V-Stacks Gebied;
de berekende geurbelasting moet worden getoetst aan de geurnormen van 3 odour units per kubieke meter lucht (voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom) en 14 odour units per kubieke meter lucht (voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom);
hiervoor gelden vaste minimumafstanden (geen berekeningen mogelijk);
de minimaal in acht te nemen afstanden bedragen 100 meter voor geurgevoelige objecten in de bebouwde kom en 50 meter voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom.
Activiteitenbesluit milieubeheer
Agrarische bedrijven hebben geen vergunning nodig als al hun activiteiten onder de reikwijdte van het Activiteitenbesluit vallen. Daarnaast zijn er bedrijven die nog wel een omgevingsvergunning milieu nodig hebben. Voor geurhinder is in het Activiteitenbesluit een soortgelijk beoordelingskader opgenomen als in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv).
Bij besluitvorming over ruimtelijke plannen gaat het erom voor geurhinder van veehouderijen de volgende vragen te beantwoorden:
Is ter plaatse van geurgevoelige objecten een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd?
Wordt niet iemand onevenredig in zijn belangen geschaad?
Welke afstand voldoende is, vloeit op grond van de jurisprudentie over de omgekeerde werking voort uit de regelgeving voor geurhinder. In het algemeen is het zo, dat wanneer geurgevoelige objecten op voldoende afstand van veehouderijen zijn gepland, het woon- en leefklimaat als goed wordt aangemerkt en niemand onevenredig in zijn belangen wordt geschaad.
Binnen het plangebied is geen sprake van nieuwe geurgevoelige objecten. Overwegingen over de aanvaardbaarheid van het woon- en leefklimaat en het schaden van bedrijfsbelangen zijn daarom niet aan de orde. Het conserverende karakter van het bestemmingsplan noodzaakt niet tot het in beeld brengen van omliggende agrarische bedrijvigheid.
Wel is binnen het plangebied, op het adres Terborgseweg 28, sprake van een kleinschalige veehouderij. Uit een recent bezoek door een medewerker van de Omgevingsdienst Achterhoek is gebleken dat ter plaatse nog 10 à 15 stuks rundvee worden gehouden. Daarnaast was nog sprake van een dieselolietank, tractor en mestopslag. Vooralsnog zijn er geen plannen om de agrarische activiteiten te staken. De veehouderij voldoet niet aan de in dit geval ten opzichte van woningen in de bebouwde kom geldende minimumafstand van 100 meter. Binnen die afstand is geen sprake van nieuwe geurgevoelige objecten of een toename van het aantal potentieel geurgehinderden. Er is sprake van een historisch gegroeide situatie waarvoor in het kader van dit bestemmingsplan geen saneringsnoodzaak bestaat.
Het aspect geur van veehouderijen werpt geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.
De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) is een hulpmiddel voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van ruimtelijke ontwikkelingen. Die ontwikkelingen hebben bijvoorbeeld betrekking op nieuwe woningen in de omgeving van bedrijven of op nieuwe bedrijvigheid in de omgeving van woningen.
De in de VNG-publicatie genoemde richtafstanden zijn afhankelijk van de omgevings- en bedrijfskenmerken naar boven of beneden bij te stellen. Het toepassen van de richtafstand moet dus gemotiveerd gebeuren. Uitgangspunt is dat de in de bedrijvenlijst genoemde richtafstanden gelden tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van de woning. De richtafstanden gelden ten opzichte van rustige woongebieden (rustige woonwijk en rustig buitengebied). Overigens gaan wettelijke afstanden voor de richtafstanden uit de VNG-publicatie.
Wanneer uit de beoordeling aan de richtafstanden blijkt dat een ontwikkeling niet mogelijk is, kan onderzoek naar de daadwerkelijke milieubelasting uitwijzen dat kleinere afstanden dan de richtafstanden mogelijk zijn. Op dat moment is een afweging aan de orde over de belangen van woningbouw en bedrijvigheid. In die afweging speelt ook de langere termijn visie op de gewenste ontwikkeling van het bedrijventerrein of de bedrijfslocatie een rol.
Voor het omgevingstype gemengd gebied kunnen gemotiveerd kleinere afstanden worden aangehouden. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Bij het omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden uit bijlage 1 met één afstandsstap worden verlaagd. Voor bedrijven waarbij het aspect gevaar maatgevend is voor de richtafstand is reductie van de richtafstanden met één afstandsstap niet zonder meer mogelijk.
Het betreft een conserverend bestemmingsplan, dat geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. In die zin is beoordeling van de toelaatbaarheid van ruimtelijke ontwikkelingen in deze situatie eigenlijk niet aan de orde. Voor de bestemming “Bedrijven” wordt gewerkt met een specifieke aanduiding die de huidige, legale bedrijfsvoering in het bestemmingsplan vastlegt. Met een afwijkingsbevoegdheid en de daaraan gekoppelde voorwaarden kan een bedrijf in een gelijke of lagere milieucategorie worden toegestaan. Bij recht is alleen het huidige bedrijfstype toegestaan.
Binnen de bebouwde kom van Breedenbroek bevinden zich de in onderstaande tabel genoemde bedrijven. Het gaat hierbij uitsluitend om bedrijven binnen de bestemming “Bedrijven”. Bedrijven, instellingen en verenigingen binnen de bestemmingen “Horeca”, “Detailhandel”, “Dienstverlening”, "Gemengd", “Sport”, “Agrarisch” en “Maatschappelijk” worden als zodanig bestemd en niet nader beschouwd. De omschrijvingen in onderstaande tabel volgen uit bijlage 1 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. Tussen haakjes staat daarachter de meer specifieke, feitelijke omschrijving van het bedrijfstype.
Adres | SBI 2008 | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Categorie |
Den Dam 41a | 41, 42, 43 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. < 1000 m2 (installatiebedrijf) | 0 | 10 | 30 | 10 | 2 |
Terborgseweg 42-44 | 451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven (autobedrijf/garage) | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 |
Terborgseweg 58 | 162 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout (houtbewerkingsbedrijf) | 0 | 30 | 100 | 0 | 3.2 |
Terborgseweg 61A | 451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven (autobedrijf/garage) | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 |
Terborgseweg 27 | 321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. (goud- en zilversmid) | 30 | 10 | 10 | 10 | 2 |
Het feit dat binnen de richtafstanden van deze bedrijven sprake is van woningen is een historisch gegroeide situatie die door dit bestemmingsplan niet verandert. De bedrijven zijn niet zodanig milieuhinderlijk dat verplaatsing van bedrijven of sanering van woningen aan de orde is. Gezien de in Breedenbroek aanwezige functiemenging tussen wonen en andere functies is sprake van het omgevingstype gemengd gebied en kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd. Mede met inachtneming van de geldende normen uit de milieuwetgeving bestaat er in dat geval voldoende garantie voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hierin ligt wel de reden voor het specifiek bestemmen van de bedrijven. Voor een andersoortig bedrijfstype dan in de huidige situatie is altijd een nadere afweging nodig. Het milieubelang speelt in die afweging een belangrijke rol.
Het aspect bedrijven en milieuzonering werpt geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan. De op korte afstand van elkaar liggende bedrijvigheid en woningen leveren geen milieuhygiënische knelpunten op, maar noodzaken wel tot het opnemen van een specifieke aanduiding binnen de bestemming “Bedrijven”.
Duurzaam bouwen, wonen en werken is een verzamelnaam voor extra aandacht voor: energie- en waterbesparing, milieuvriendelijke en herbruikbare bouwmaterialen en een gezond binnenmilieu.
In nieuwbouw wordt duurzaamheid steeds belangrijker en al vaak standaard meegenomen. Zo moeten nieuwbouw woningen aan steeds strengere eisen voldoen op energiegebied (de EPC, de energie prestatie coëfficiënt). In het Bouwbesluit zijn hiervoor normen opgenomen. De verwachting is dat in 2020 nieuwe woningen ten slotte volledig energieneutraal gebouwd worden.
Naast nieuwbouw ligt er een belangrijke opgave om de bestaande bouw te verduurzamen. De acht Achterhoekse gemeenten hebben samen met de regio Achterhoek, de provincie Gelderland, Bouwend Nederland, de Achterhoekse corporaties en verschillende onderwijsinstellingen de Stichting Achterhoek Duurzaam Verbouwen (ADV) opgericht. Dit met als doel om de bestaande bouw in de Achterhoek energiezuiniger te maken en te verduurzamen. Energiezuinige gebouwen zorgen voor meer wooncomfort en een lage energierekening. Verder helpen duurzame gebouwen de regio bij het realiseren in haar ambitie om in 2030 energieneutraal te zijn. Door minder energie te gebruiken en regionaal duurzame energie op te wekken uit wind, zon en biomassa wil de Achterhoek dit bereiken.
Energieverbruik verminderen kan door energiebesparende maatregelen toe te passen maar ook door het zelf opwekken van energie. Een bekend voorbeeld hiervan is het zonnepaneel. De laatste jaren zijn de energiekosten flink gestegen. Een investering in energiemaatregelen werkt kostenbesparend en verhoogt tegelijkertijd het comfort. De woning heeft een goed binnenklimaat; het ventilatiesysteem is automatisch geregeld, er is geen tocht en de verwarming wordt als aangenaam ervaren.
Voorbeelden van verantwoord materiaalgebruik zijn beperking van bouwafvalstoffen en het gebruik van duurzame materialen, zoals hout met het FSC-keurmerk. Een woning gebouwd met duurzame en verantwoorde materialen levert voor de bewoner een gezonde en comfortabele leefomgeving op.
De erfgoedzorg zal zich de komende jaren, meer nog dan voorheen, richten op het opnemen van cultuurhistorische belangen in processen van ruimtelijke ordening en planvorming. De monumentenzorg heeft hierin een moderniseringsslag gemaakt, waarbij het aspect erfgoed in de meest brede zin van het woord uitgelegd wordt. Het gaat niet langer om alleen gebouwen en andere objecten (zoals eerst het geval was), maar nu wordt er ook aandacht besteed aan de grotere lijnen, structuren en gebieden. Ook het cultuurlandschap is daarmee een pijler van de erfgoedzorg geworden, naast gebouwen en archeologische monumenten. Het gaat echter niet om het op slot zetten (behoud) van ons landschap, want het landschap is per definitie veranderlijk en ook in gebruik door de landbouw. Maar het vraagt wel aandacht voor zichtlijnen, landgoederen, beplanting, hoogte-elementen, kavelstructuren, bebouwingsstructuren, openheid, etc.
Bij cultuurhistorische waarden gaat het dus over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische waardenkaart (vastgesteld op 5 maart 2015) geeft een duidelijk overzicht van deze bekende en zichtbare waarden. Bekende waarden omdat het om reeds geïnventariseerde waarden gaat. Zichtbare waarden omdat het om elementen of herkenbare restanten van elementen gaat die in het huidige landschap zichtbaar zijn. De archeologische en cultuurhistorische waardenkaart vormen samen een geheel overzicht van het erfgoed van de gemeente.
Te zien zijn bijvoorbeeld religieuze gebouwen, grenspalen en landweren, (voormalige) kastelen, (rijks)monumenten, historisch groen, afwateringsstructuren, oude verkavelingspatronen en bebouwingsstructuren.
Het doel van de cultuurhistorische waardenkaart is een overzichtelijk product te presenteren waarop de zichtbare bovengrondse cultuurhistorische waarden op een heldere manier zijn weergegeven en makkelijk raadpleegbaar zijn. Het gaat nadrukkelijk niet om een geschiedschrijving, maar om een ruimtelijke inventarisatie die een eerste indruk van de nog aanwezige cultuurhistorische waarden biedt. Op deze manier kan de gemeente de cultuurhistorische waarden zo mogelijk inpassen, beschermen en/of versterken via het gemeentelijk ruimtelijk beleid (bestemmingsplannen en structuurvisies).
In paragraaf 2.1 wordt nader ingegaan op de (cultuurhistorische) ontstaansgeschiedenis van Breedenbroek en het plangebied. Het in het bestemmingsplan vastleggen (ofwel bestemmen) van bepaalde cultuurhistorische structuren, is gelet op de aard van het plangebied (met name een woongebied) niet noodzakelijk.
Eerder kenden we de monumentenverordening. Die beschermde slechts een klein deel van ons cultureel erfgoed. De op 5 maart 2015 vastgestelde erfgoedverordening gaat breder en neemt zo ook het archeologisch erfgoed mee. Daarbij gaat de erfgoedverordening een actueel toetsingskader vormen voor aanvragen die het cultureel erfgoed in de gemeente Oude IJsselstreek betreffen en kunnen aantasten.
De erfgoedverordening is een toetsingskader bij een aanvraag om een omgevingsvergunning. Voldoet bijvoorbeeld een bouwaanvraag niet aan de regels in deze verordening omtrent monumenten of archeologie, dan moet de aanvraag worden geweigerd.
In het plangebied zijn geen rijksmonumenten aanwezig.
Gemeentelijke monumenten
Terborgseweg 28 | Boerderij |
Terborgseweg 30 - 34 | R.K.-kerkelijk complex |
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologisch monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Hierdoor is het Verdrag van Malta (Verdrag van Valletta) inzake de bescherming van archeologisch erfgoed in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het Verdrag van Malta gaat uit van het in de bodem bewaren van archeologische waarden op de locatie zelf (in situ). De uitgangspunten uit het Verdrag van Valletta (Malta) blijven in de Erfgoedwet (in werking treding 1 juli 2016) de basis van de Nederlandse omgang met archeologie.
Opgravingen moeten zoveel mogelijk worden vermeden, omdat het risico bestaat dat historische informatie voor altijd verloren gaat. De achterliggende gedachte is dat de bodem zich nog steeds als de beste bewaarplaats bewezen heeft. Een andere gedachte, die hierbij speelt, is het gegeven dat latere generaties mogelijk over betere technieken van opgraven kunnen beschikken. Het verdrag wil verder bevorderen dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Tenslotte gaat het verdrag uit van het beginsel 'de veroorzaker betaalt'. Dat wil zeggen dat degene die de bodem wil verstoren het archeologisch (voor)onderzoek en de eventuele opgraving zelf moet betalen.
Voor het gehele grondgebied van onze gemeente is een inventarisatie uitgevoerd. Er is gekeken waar al archeologische waarden bekend zijn en er is gekeken of er op andere plekken archeologische resten te verwachten zijn. Al deze gegevens (uit eerdere onderzoeken, literatuurstudie en kennis van de geologie en geomorfologie) zijn samengevoegd en verwerkt tot een archeologische waarden- en verwachtingenkaart en een daarop gebaseerde archeologische maatregelenkaart. Gemakshalve spreken we hieronder van de archeologische waardenkaart.
In de archeologische waardenkaart worden een aantal waarden en verwachtingen benoemd. Afhankelijk van de waarde of verwachting geldt er een andere maatregel:
Waarde/ verwachting | Soort | Maatregel (verplichting tot onderzoek) | Maatregel (verplichting tot onderzoek) |
Waarde | Rijksarcheologische vindplaatsen (AMK-gebieden) | Vergunningverlening via het Rijk | Vergunningverlening via het Rijk |
Waarde | Gebied met archeologische waarde | 50 m2 | Dieper dan 30 cm |
Verwachting | Dorpskern van voor 1850 | 100 m2 | Dieper dan 30 cm |
Verwachting | Hoog | 250 m2 | Dieper dan 30 cm |
Verwachting | Gematigd | 1.000 m2 | Dieper dan 30 cm |
Verwachting | Specifiek (rivierdal) | 5.000 m2 | Dieper dan 30 cm |
Verwachting | Laag | n.v.t. | n.v.t. |
Indien een omgevingsvergunning wordt ingediend (voor bouwen of het roeren van de grond), dan wordt eerst gekeken in welk gebied gebouwd gaat worden. Zie de tabel hierboven. Dan is snel duidelijk of er archeologisch onderzoek nodig is.
Het grootste deel van het plangebied kent een lage archeologische verwachting. Slechts een heel klein deel aan de oostkant van het Rabelink kent een hoge archeologische verwachting.
Conclusie
Nu in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie (dit plan betreft immers een actualisatie), hoeft geen nader onderzoek te worden verricht naar archeologie. Aangezien het grootste deel een lage archeologische verwachting heeft, is er niets opgenomen op de verbeelding. Voor het deel aan het Rabelink met een hoge archeologische verwachting is in de regels de dubbelbestemming 'Archeologische verwachting 1' opgenomen, die in bepaalde gevallen een verplichting oplegt tot het doen van archeologisch vooronderzoek bij nieuwe ontwikkelingen.
Mochten tijdens toekomstige graafwerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen, dan dient dit zonder uitstelling aan het bevoegd gezag, de gemeente Oude IJsselstreek, te worden gemeld. Het bevoegd gezag beslist of de locatie definitief kan worden vrijgegeven.
Het plangebied van deze locaties heeft een lage archeologische verwachtingswaarde, waardoor geen onderzoek is vereist.
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. Op grond van de Natuurbeschermingswet wordt de gebiedsbescherming geregeld. Hierbij worden speciaal aangewezen gebieden beschermd. Het plangebied bevindt zich niet in of in de directe omgeving van een speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn of in de directe omgeving van de ecologische hoofdstructuur. Gebiedsbescherming is daarmee niet aan de orde.
In de Flora- en faunawet is de soortenbescherming vastgesteld. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet worden onderzocht of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen.
Conclusie
Zoals al eerder aangegeven, heeft het bestemmingsplan een conserverend karakter, nu het de reeds bestaande situatie vastlegt en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Het bestaande groen wordt tevens niet aangetast. Het plan heeft daarmee een beheersgericht karakter. Toetsen aan de Flora- en faunawet is in onderhavig bestemmingsplan dus niet aan de orde, omdat er geen sprake kan zijn van negatieve effecten op eventueel voorkomende soorten.
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. Bij de natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Zoals de soortenbescherming is geregeld in de Flora- en Faunawet, zo is de gebiedsbescherming geregeld in de Natuurbeschermingswet. De Natuurbeschermingswet (1998) regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden. Alleen binnen die gebieden is de wet van toepassing.
Op de locatie van de nieuwbouw is onderzoek gedaan door Natuurbank Overijssel te Haaksbergen door middel van een Quickscan. Op basis van deze resultaten is geen nader onderzoek noodzakelijk en dient geen ontheffing van de verbodsbepalingen van de FF-wet aangevraagd te worden.
Conclusie
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Het bosje dat aangekocht wordt door Westerveld en Nederlof is door medewerkers van de gemeente bezocht. Daarbij is geconstateerd dat er roekennesten aanwezig zijn in enkele bomen. Voordat deze gekapt gaan worden zal er in verband met de aanwezigheid van roeken een ontheffing bij de provincie Gelderland moeten worden gevraagd.
De bestaande infrastructuur wordt in dit plan conform het huidige gebruik van de gronden bestemd. De huidige infrastructuur brengt geen bijzondere problemen met zich mee. Er is voor gekozen om de verblijfsgebieden (zoals de 30 km-zones) als 'Verkeer - Verblijfsgebied' te bestemmen.
Door het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening moet de parkeerregeling in het bestemmingsplan worden geregeld. Om bij nieuwe ontwikkelingen of bij functiewijziging toch de mogelijkheid te hebben de aanvrager te verplichten parkeerplaatsen aan te leggen, is hiervoor een bepaling opgenomen in de algemene regels van dit bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan is dit geregeld in artikel 21.2 "Voldoende parkeergelegenheid". Voor de bepaling van het aantal parkeerplaatsen wordt gebruik gemaakt van de op dat moment meest actuele CROW-parkeerkencijfers. Het CROW is het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek. In de parkeerkencijfers is voor de verschillende functies aangegeven hoeveel parkeerplaatsen er moeten worden aangelegd.
De CROW-stedelijkheidscategorie van Oude IJsselstreek is 'weinig stedelijk' (kernen Ulft, Gendringen, Terborg, Silvolde en Varsseveld) en 'niet stedelijk' voor de overige kernen in de gemeente. De parkeernormen kennen een bandbreedte (een minimum- en een maximumnorm). In principe geldt de maximale parkeernorm. Alleen wanneer aannemelijk kan worden gemaakt dat er minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn kan worden toegestaan dat van dit maximum wordt afgeweken.
Vanuit het principe dat het waterbeheer een gezamenlijk domein is van rijk, provincies, gemeenten en waterschappen zijn de verantwoordelijkheden helder beschreven en zijn de taken verdeeld onder het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet". Zo draagt de gemeente, als de bestuurslaag die het dichtst bij de burger staat, zorg voor een veilige en prettige leefomgeving. De gemeente heeft derhalve taken in het ruimtelijke en sociale domein. In het ruimtelijk domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer de afweging tussen milieu, natuur, water, economie en huisvesting een rol speelt. Dit beleid wordt vastgelegd in structuurvisies en bestemmingsplannen. Daarnaast zijn gemeenten verantwoordelijk voor het rioleringsbeheer en hebben de zorgplichten voor overtollig hemelwater, afvalwater en grondwater in de bebouwde omgeving.
Bij nieuwe ontwikkelingen dient te worden aangegeven op welke wijze rekening wordt gehouden met de gevolgen van de ontwikkeling voor de waterhuishoudkundige situatie. Dit vindt zijn weerslag in de zogenaamde watertoets. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water.
Het Waterplan Gelderland 2010-2015 bevat het waterbeleid van de provincie en is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is op 1 januari 2010 in werking getreden.
In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.
Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan op basis van de Waterwet de status van structuurvisie en is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie daarvoor wil inzetten.
De gemeente Oude IJsselstreek ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. Het algemeen bestuur van Waterschap Rijn en IJssel heeft op 3 november 2015 het Waterbeheerplan 2016-2021 vastgesteld. In het plan zijn doelen en maatregelen uitgewerkt voor de thema's waterveiligheid, voldoende water, schoon water en het zuiveren van afvalwater. Deze zijn gericht op:
Het waterbeheerplan is afgestemd met de plannen van het Rijk, de provincies en de gemeenten en het geldt voor de periode 2016-2021.
De gemeente Oude IJsselstreek en het Waterschap Rijn en IJssel hebben een gemeentelijk waterplan opgesteld. In dit waterplan wordt een integrale visie gegeven op water in Oude IJsselstreek. Deze visie geeft een doorkijk naar de middellange termijn (circa 10 jaar) en de lange termijn (2030). Aan de visie is een uitvoeringsprogramma gekoppeld voor de korte termijn (5 jaar). Het waterplan biedt handvatten voor het opstellen van ruimtelijke plannen, voor de afstemming met rioolbeheer en geeft zo inzicht in de mogelijkheden om te komen tot een duurzaam watersysteem binnen de gemeente.
Er wordt gestreefd naar een gezond, veerkrachtig, kwalitatief goed, aantrekkelijk en op de toekomst berekend watersysteem en waterketen. De toekomstvisie is gericht op vier aspecten:
De volgende maatschappelijke streefeffecten verwoorden de waterambitie van de gemeente:
Het gemeentelijk beleid is gericht op het scheiden van (afval)waterstromen. Relatief schoon regenwater hoeft niet te worden afgevoerd naar de zuivering, maar wordt zo lang mogelijk vastgehouden in het gebied middels retentievoorzieningen en/of infiltratie. De gemeente streeft er naar om zoveel mogelijk hemelwater af te koppelen. In de bebouwde kom van Breedenbroek ligt een gemengd rioolstelsel.
In de directe nabijheid van het plangebied Den Dam 34 zijn geen watergangen gelegen. In het noordelijk deel van de bebouwde kom van Breedenbroek lopen enkele A-watergangen (o.a. de Oude Veerbeek) die in eigendom en/of beheer van het waterschap Rijn en IJssel zijn. Ook in het westelijk deel loopt een A-watergang van het Waterschap Rijn en IJssel (Snijders Veerbeek).
Het bestemmingsplan heeft, zoals al eerder aangegeven, een conserverend karakter, nu het voornamelijk de bestaande situatie vastlegt. Het bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter.
Watertoetstabel
Thema | Toetsvraag | Relevant | Intensiteit |
Veiligheid |
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
2 2 |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
2 1 1 |
Wateroverlast (oppervlaktewater) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Ja Nee |
2 1 1 1 |
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlakte- water geloosd? |
Nee |
1 |
Grondwateroverlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? |
Nee
Nee Nee |
1 1 1 |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee | 1 |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Ja Nee |
1 2 |
Volksgezondheid |
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
1 1 |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
2 2 1 1 |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee | 1 |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee | 2 |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee | 1 |
Toelichting per relevant waterhuishoudkundig aspect
Inrichting en beheer
Grenzend aan het plan en in het plan liggen watergangen waarop de keur van toepassing is. Uit te voeren werkzaamheden binnen een zone van 5 meter uit de insteek van deze watergang zijn vergunningplichtig.
Toelichting per relevant waterhuishoudkundig aspect ten aanzien van Den Dam 34
Riolering
De nieuwe woning zal worden aangesloten op het gemengde rioolstelsel in de bebouwde kom van Breedenbroek.
Verhard oppervlak
Het huidige plangebied kent naast vele m2 bebouwing (oude kleuterschool en bijgebouw) ook veel verharding. In de nieuwe situatie wordt de bebouwing gesloopt en gaat de verharding eruit en zal deels ingevuld worden met de woning en een inrit. In die zin zal er geen sprake zijn van een toename van verharding in het plangebied.
Wateroverlast (oppervlaktewater)
Dit plan voorziet in de bouw van een nieuwe woning. Op grond van het Bouwbesluit dient het hemelwater dat op het dak van de woning en op de verharde oppervlakte neervalt gescheiden te worden aangeleverd. Daarbij dient het hemelwater in eerste instantie op het eigen terrein te worden verwerkt.
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Toelichting per relevant waterhuishoudkundig aspect ten aanzien van Terborgseweg 58
Riolering
Het vuilwater van de nieuwe bedrijfsgebouwen zal net als bij de bestaande gebouwen worden geloosd op het vuilwaterriool in de bebouwde kom van Breedenbroek. Het hemelwater van het dak wordt afgevoerd naar de greppel aan de westzijde van het perceel.
Verhard oppervlak
In de nieuwe situatie zal er sprake zijn van toename van de verharding doordat er nieuwe parkeerplaatsen worden aangelegd en een nieuwe toegangsweg. De parkeerplaatsen worden uitgevoerd in klinkers en voorzien van straatkolken. Het water wordt afgevoerd naar de greppel. De uitbreiding van de bedrijfsgebouwen vindt plaats op delen, die nu al verhard zijn (bestaande toegangsweg).
Wateroverlast (oppervlaktewater)
Dit plan voorziet in de uitbreiding van bedrijfsgebouwen en de aanleg van parkeerplaatsen en toegangsweg. Op grond van de Waterwet dient het hemelwater dat op het dak van de gebouwen en op de verharde oppervlakte neervalt gescheiden te worden aangeleverd. Daarbij dient het hemelwater in eerste instantie op het eigen terrein te worden verwerkt.
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planvoorschriften. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening, welke van kracht zijn per 1 juli 2008. Voor de bestemmingen en regels is gebruik gemaakt van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). De SVBP2012 regelt de standaardisering en uniformering van bestemmingen en regels. In het kader van de Wro is dit bestemmingsplan ook digitaal opgesteld. In paragraaf 7.2 wordt inhoudelijk ingegaan op de verbeelding en in paragraaf 7.3 op de afzonderlijke bestemmingen binnen voorliggend bestemmingsplan.
Verbeelding
Als ondergrond voor de verbeelding wordt gebruikt gemaakt van de Grootschalige Basiskaart (GBKN). De adresgegevens en de gebouwen komen uit de gemeentelijke Basisregistratie Adressen en Gebouwen aangevuld met kadastrale gegevens en indien nodig met informatie van luchtfoto's en oude bestemmingsplankaarten.
De verbeelding dient helder en duidelijk leesbaar te zijn en bevat daarom alleen informatie die juridisch relevant is. Er is in dit bestemmingsplan voor gekozen om alle relevante informatie, voor zover mogelijk, op de plankaart aan te geven, om in een oogopslag te kunnen zien wat wel en niet toegestaan is. Wat op de verbeelding staat, moet terugkomen in de planregels.
Digitale verbeelding
In het kader van nieuwe normen die voortvloeien uit de Wro en de SVBP 2012 ontstaat er een verschil in de verbeelding van een digitale en analoge verbeelding. De -wettelijk geldende- digitale kaart lijkt minder informatie te bevatten. Planinformatie wordt namelijk verkregen door het klikken op objecten in de verbeelding.
De verbeelding van een digitaal bestemmingsplan is altijd noord gericht, waardoor de noordpijl in het digitale plan overbodig is; dit in tegenstelling tot de analoge verbeelding waarop de noordpijl nog wel moet worden aangegeven. Iedere bestemming moet op de verbeelding worden weergegeven in een andere kleur. Het gebruik van deze kleuren moet conform de SVBP 2012.
Samenhang verbeelding en regels
De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
Hoofdstuk I bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Artikel 1 bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd. Artikel 2 regelt de "wijze van meten" en geeft regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
In dit hoofdstuk 2 zijn de regels van de bestemmingen opgenomen.
Dit bestemmingsplan kent de bestemmingen 'Agrarisch', 'Bedrijf', 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Gemengd', 'Groen', 'Groen - Groensingel', 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Sport', 'Tuin', 'Tuin - Gaarde', 'Verkeer - Verblijfsgebied´, 'Water' en 'Wonen'. In deze paragraaf wordt ingegaan op de opzet van de regels bij het bestemmingsplan. De afzonderlijke bestemmingen worden - geclusterd - nader toegelicht. Hierbij wordt ook verwezen naar de uitgangspunten van de verschillende bestemmingen, zoals in hoofdstuk 4 aan bod gekomen.
Bestemmingen 'Agrarisch' en 'Bedrijf'
In het plangebied is nog één agrarisch bedrijf gelegen. Dit bedrijf heeft een bouwvlak gekregen. Binnen dit bouwvlak mag ten behoeve van het bedrijf en de bedrijfswoning worden gebouwd.
Bestaande bedrijven in de woonomgeving krijgen de bestemming 'Bedrijf' en zijn nader aangeduid met een specifieke functieaanduiding.
Binnen de bouwregels zijn normen gesteld voor de bedrijfsgebouwen, nutsvoorzieningen, bedrijfswoningen, bijbehorende gebouwen bij bedrijfswoningen, ondergronds bouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor al deze bouwwerken gelden maxima ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, bebouwingspercentage, etc. Daarnaast zijn specifieke gebruiksregels opgenomen voor 'productiegebonden detailhandel als nevenactiviteit' en opslag. Onder voorwaarden kan afgeweken worden van de gebruiksregels voor andere bedrijven uit dezelfde of een lagere categorie. Verder kan worden afgeweken van de regels voor het onder voorwaarden toestaan van een hoger bebouwingspercentage of groter bebouwd oppervlak.
Alle (openbare) nutsvoorzieningen in het plangebied zijn ook in de bedrijfsbestemming opgenomen, met als nadere aanduiding 'nutsvoorziening'. Bedrijfswoningen zijn alleen toegestaan voor zover op de verbeelding op de betreffende gronden een aanduiding is opgenomen.
Bestemmingen 'Dienstverlening', 'Detailhandel', 'Gemengd', 'Horeca', 'Maatschappelijk' en 'Sport'
De meeste panden zijn bestemd naar de huidige legale situatie. Zo is een café/restaurant bestemd tot 'Horeca', een school en kerk tot 'Maatschappelijk' een winkel tot 'Detailhandel' en een accountantskantoor als 'Dienstverlening'.
In situaties waar sprake is van twee of meer gelijkwaardige bestemmingen en sprake is van gewenste flexibiliteit wordt gekozen voor de bestemming 'Gemengd'. Dit is aan de orde bij het pand aan de Terborgseweg 61C (voormalige toonzaal). Door een bredere bestemming te kiezen is het pand gemakkelijker te hergebruiken. Daarbij is wel gekeken naar passende functies voor de betreffende locatie.
De bestemming 'Sport' heeft betrekking op de gymzaal.
Binnen de bouwregels zijn normen gesteld voor de hoofdgebouwen, bijbehorende gebouwen, ondergronds bouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor al deze bouwwerken gelden maxima ten aanzien van goothoogten en bouwhoogten. Bij de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Gemengd' en 'Sport' is onder voorwaarden horeca of detailhandel als nevenactiviteit toegestaan.
Bestemmingen 'Groen', 'Groen - Groensingel', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Water'
Structureel groen heeft de bestemming 'Groen' gekregen. Kleinere stukjes groen zijn bestemd tot 'Verkeer - Verblijfsgebied', hetgeen meer flexibiliteit inhoudt. Het afschermend grond om bedrijven heeft de specifieke bestemming 'Groen - Groensingel' gekregen. De openbare gebieden met een verblijfsfunctie zijn bestemd tot 'Verkeer - Verblijfsgebied', zodat het openbaar gebied flexibel kan worden ingericht met groen, parkeerplaatsen, speeltuintjes en andere binnen deze bestemming passende functies. Binnen de eerder genoemde bestemmingen zijn ook waterpartijen (zoals sloten, vijvers en watergangen) toegestaan. De watergangen in eigendom van het Waterschap worden specifiek tot 'Water' bestemd.
Bestemmingen 'Wonen', 'Tuin' en 'Tuin - Gaarde'
Woningen zijn alleen mogelijk binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Bijbehorende bouwwerken mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd. Voortuinen (en in principe ook de naar de weg gekeerde zijtuinen) worden bestemd als tuin; in tuinen mogen namelijk geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd (behalve een erker).
Er wordt onderscheid gemaakt tussen de grootte van de percelen. Op grotere percelen (meer dan 600 m2) is meer bebouwing toegestaan.
Binnen de bestemming wonen is - onder voorwaarden- een aan huis verbonden beroep bij rechte toegestaan. Door van de regels af te wijken is een aan huis verbonden bedrijf, een bed & breakfast en bijzondere woonvormen (onder voorwaarden) mogelijk.
De bestemming 'Tuin - Gaarde' is toegekend aan een perceel, dat grenst aan het buitengebied en niet echt het karakter van een tuin heeft, maar meer relatie heeft met het buitengebied. De bestemming 'Tuin - Gaarde' is gezien de inrichting van het perceel meer van toepassing dan alleen de bestemming 'Tuin'.
Dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Archeologische Verwachting 1'
In artikel 18 zijn de regels opgenomen ter bescherming van de in het noordelijk deel van het gebied aanwezige aardgasleiding en de bescherming van het woon- en leefklimaat. Daarvoor zijn ter weerszijden van deze leiding veiligheidsafstanden opgenomen. Deze zijn op de verbeelding aangegeven. Binnen deze gebieden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd, behalve voor de leiding zelf.
Zoals reeds in paragraaf 5.2.3 is beschreven, kent het grootste deel van het plangebied een lage archeologische verwachting. Een klein deel aan de noordoostkant kent een hoge archeologische verwachting. Dit heeft ertoe geleidt dat er bepaalde regels zijn opgenomen hoe met deze archeologische waarden en verwachtingen om te gaan bij nieuwe bouwplannen. Zo moet bij een bepaalde grootte en diepte archeologisch onderzoek plaatsvinden. Voordat besloten kan worden op een omgevingsvergunning zal een archeologisch deskundige hierover advies moeten geven.
Algemene regels
In hoofdstuk 3 van de regels zijn een anti dubbeltelbepaling opgenomen, alsook algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels (artikel 20 t/m 24).
Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 is het overgangsrecht uiteengezet voor bouwwerken en gebruik. Ook wordt hier de aanhaaltitel van het plan geregeld (artikel 25 en 26).
In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.
In dit plan wordt voornamelijk de bestaande planologisch feitelijke situatie vastgelegd. Daarnaast wordt met dit bestemmingsplan de gevolgen van de regionale woonvisie en crisis op de woningmarkt meegenomen door de woningen in plangebied Den Dam te schrappen. Het plangebied is nu bestemd tot "Groen". De wijzigingen in het plan hebben financieel nadelige gevolgen. De gemeenteraad heeft een voorziening getroffen om deze financiële gevolgen op te kunnen vangen.
Voor de locaties Den Dam 34 en Terborgseweg 58 is met de aanvragers een planschadeovereenkomst afgesloten.
Op 28 juni 2016 heeft er bij Café, Restaurant, Zaal Koenders in Breedenbroek een bijeenkomst plaatsgevonden over de actualisatie van het bestemmingsplan voor de bebouwde kom van Breedenbroek. Vanaf die datum tot 15 juli 2016 was het ook mogelijk om de inventarisatiekaart van het bestemmingsplan Kom Breedenbroek 2016 te bekijken op www.ruimtelijkeplannen.nl. Zowel tijdens de informatiebijeenkomst als naar aanleiding van de inventarisatiekaart was het mogelijk om reacties in te dienen. Van de informatiebijeenkomst is een verslag gemaakt. De ingekomen reacties zijn samengevat en van een antwoord voorzien. Deze zijn samen als bijlage 9 opgenomen bij deze toelichting.
Verder is het ontwerpbestemmingsplan in het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan het Waterschap Rijn en IJssel. De uitkomst hiervan wordt bij de vaststelling verwerkt.
De voorbereiding van het besluit omtrent de herziening van het bestemmingsplan vindt plaats met inachtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het ontwerpbestemmingsplan Kom Breedenbroek 2016 heeft van 23 februari 2017 tot 6 april 2017 voor iedereen ter inzage gelegen met de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.