direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0981.BPBuitengebied-VG01

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor " Agrarisch met waarden - Landschap " aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden, zijnde de kernkwaliteiten van Nationaal Landschap, zoals deze tot uitdrukking komen in de vorm van de openheid van de plateaugebieden, de kleinschaligheid van dorpsranden (met o.a. hoogstamboomgaarden), hellingen, beekdalen en droogdalen;
  • b. agrarisch grondgebruik;
  • c. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, meer in het bijzonder:
    • 1. een grondgebonden agrarisch bedrijf;
    • 2. een intensief veehouderijbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
    • 3. een productiegerichte paardenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
  • d. een paardenbak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak'.
  • e. een schutterij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - schutterij';
  • f. een pensionstalling van maximaal 10 paardenboxen als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf;
  • g. een manege als nevenactiviteit, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'manege';
  • h. behoud van landschappelijke elementen, zoals bomenrijen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - waardevol landschapselement';
  • i. behoud van de landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'groen';
  • j. een kampeerboerderij in de bestaande aard en omvang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerdeij';
  • k. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • l. een aan huis gebonden beroep, met dien verstande dat:
    • 1. het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 35 m2 bedraagt;
    • 2. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
    • 3. op eigen terrein wordt geparkeerd;
  • m. behoud van cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • n. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • o. openbare nutsvoorzieningen;
  • p. extensieve dagrecreatie;
  • q. veldkruizen, kapellen en kunstwerken.

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, parkeer- en groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de voor " Agrarisch met waarden - Landschap " aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die ten dienste staan van de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen, regenkappen, hagelnetten, mestopslagplaatsen, (sleuf)silo's, ondergrondse en/ of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van de opvang van hemelwater (uitgezonderd regenwaterbuffers) zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • c. paardenbakken uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - schutterij' mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de schutterij.

3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Regels met betrekking tot bedrijfsgebouwen, geen woning of kas zijnde:

  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 6,5 meter;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 meter;
  • c. ze worden met een kap afgedekt, waarvan de dakhelling ten minste 12° en niet meer dan 45° bedraagt;

3.2.2 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

Regels met betrekking tot bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken:

  • a. per bouwvlak is maximaal 1 bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan, en
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • d. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • e. een bedrijfswoning wordt met een kap afgedekt, waarvan de dakhelling ten minste 12° en niet meer dan 45° bedraagt;
  • f. het gezamenlijk oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 75 m2 bedragen;
  • g. de maximale goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 meter bedragen met uitzondering van terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen;
  • b. ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen;

3.2.4 (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen

Regels met betrekking tot teeltondersteunende voorzieningen:

  • a. voor de oppervlakte aan boogkassen geldt een signaleringsgrens van 2.500 m2;
  • b. de bouwhoogte van boogkassen mag ten hoogste 3.50 meter bedragen en van overige teeltondersteunende voorzieningen ten hoogste 5 meter.

3.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    • 1. de landschappelijke waarden van het gebied;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. het karakter en/ of de ensemble waarden van panden en elementen met de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie";
    • 5. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden;
    • 6. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
    • 7. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het GKM en op het behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.

  • b. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 32.1 van toepassing.

3.4 Afwijking van de bouwregels
3.4.1 Hoogzit

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2 aanhef voor het bouwen van een hoogzit ten behoeve van de uitoefening van de jacht of natuurstudie, mits de hoogte niet meer dan 6 meter bedraagt.

3.4.2 Voederberging of voederruif

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2 aanhef voor het bouwen van een voederberging of voederruif voor de instandhouding van het wild, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud niet meer dan 3 m3 bedraagt;
  • b. de hoogte niet meer dan 2 meter bedraagt;

3.4.3 Hoogte gebouwen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 voor het bouwen van gebouwen met een grotere goothoogte, mits:

  • a. de goothoogte niet meer bedraagt dan 8,5 meter;
  • b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 meter;
  • c. het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit alsmede cultuurhistorische- en landschappelijke waarden niet worden aangetast;
  • d. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

3.4.4 Afdekken plat dak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 voor het plat afdekken van bedrijfswoningen, mits het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit alsmede cultuurhistorische- en landschappelijke waarden niet worden aangetast.

3.4.5 Hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.3 voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere goothoogte, mits:

  • a. de hoogte niet meer bedraagt dan 15 meter;
  • b. het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit alsmede cultuurhistorische- en landschappelijke waarden niet worden aangetast;
  • c. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. het geen erfafscheidingen betreft.

3.4.6 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2 voor het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, mits:

  • a. de voorzieningen noodzakelijk zijn voor de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het redelijkerwijs niet mogelijk is gebleken om de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak te realiseren;
  • c. de voorzieningen voor zover mogelijk direct aansluitend aan het bouwvlakworden gerealiseerd;
  • d. containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boogkassen en regenkappen, voor zover deze niet binnen het bouwvlak van een agrarische bouwkavel opgericht kunnen worden, uitsluitend direct aansluitend aan het bouwvlakmogen worden gerealiseerd, maar niet in de beekdalen, volgens de bij de herziening “Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen” behorende kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen;
  • e. in het geval de oppervlakte ten behoeve van tijdelijke boogkassen en tijdelijke regenkappen na afwijking meer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van een bedrijf uitmaakt, vooraf advies is verkregen van de Kwaliteitscommissie zoals bedoeld in het Limburgs Kwaliteitsmenu;
  • f. de belangen en het gebruik van de aangrenzende gronden en bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de teeltondersteunende voorzieningen niet worden aangebracht op hellingen met een hellingspercentage van meer dan 4%, volgens de bij de herziening “Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen” behorende kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen;
  • i. de afwijking niet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus, zoals aangegeven op de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de provinciale “Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen”;
  • j. zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte;
  • k. de hoogte van boogkassen ten hoogste 2.50 meter mag bedragen;
  • l. de hoogte van regenkappen ten hoogste 4.00 meter mag bedragen;
  • m. tijdelijke regenkappen en tijdelijke bogkassen dienen na de termijn van maximaal 6 maanden verwijderd te worden. Hiertoe dient er in het kader van de privaatrechtelijke overeenkomst een bepaling inclusief boetebeding te worden toegevoegd, welke verwijdering garandeert.

3.4.7 Hagelnetten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2 voor het oprichten van hagelnetten, mits:

  • a. de omgevingsvergunning geen betrekking heeft op gronden in de beekdalen of op gronden met een hellingpercentage van meer dan 8% zoals aangegeven op de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen, behorende bij de provinciale 'Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen';
  • b. ten aanzien van een aanvraag om omgevingsvergunning voor het plaatsen van hagelnetten op hellingen met een hellingpercentage van meer dan 4% dient vooraf advies te worden gevraagd bij de betrokken dienst van de provincie Limburg.
  • c. de hagelnetten noodzakelijk zijn met het oog op de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • d. door de zichtbaarheid van de hagelnetten geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de beleving van het landschap, zoals die wordt bepaald door de openheid op de plateaus en de ligging ten opzichte van wegen, paden, dorpen en bebouwing, dan wel door landschappelijke inpassing een en ander kan worden voorkomen, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte;
  • e. hagelnetten mogen niet doorlopen tot aan de grond;
  • f. de hoogte niet meer bedraagt dan 4,5 m.

3.4.8 Openbaar nut

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, straatvoorzieningen voor afvalstoffen, telefooncellen en wachthuisjes, met dien verstande dat de inhoud per op te richten bouwwerk niet meer dan 50 m³ zal bedragen en de (goot)hoogte niet meer dan 3,00 m. zal bedragen.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in 3.1 , meer in het bijzonder:

  • a. als staan- of ligplaats voor onderkomens behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met de tot “ Agrarisch met waarden - Landschap " bestemde gronden uit te voeren werken of werkzaamheden;
  • b. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • c. voor sport-, wedstrijd- of speelterreinen, parkeerterreinen, zwemgelegenheden of buitenmaneges;
  • d. voor opslagdoeleinden, uitgezonderd opslagdoeleinden, die verband houden met de agrarische bedrijfsvoering;
  • e. voor detailhandel en groothandel in eigen beheer, uitgezonderd de verkoop van streekproducten en bedrijfsproducten afkomstig van het eigen bedrijf;
  • f. voor horecadoeleinden;
  • g. voor permanente of tijdelijke bewoning, uitgezonderd de bedrijfswoning;
  • h. in de zin van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • i. voor aan huis gebonden bedrijven;
  • j. voor paardenbakken buiten het bouwvlak.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Recreatieverblijven

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 voor het inpandig verbouwen van bestaande gebouwen voor recreatieverblijven, inclusief daarbij behorende kleinschalige horecavoorzieningen, mits:

  • a. het vakantiewoningen,kleine hotels, pensions of bed&breakfast betreft;
  • b. de recreatieverblijven zich bevinden in hoofdgebouwen,danwel monumentale bebouwing met de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie" binnen het bouwvlak;
  • c. de agrarische doeleinden als hoofdactiviteit gehandhaafd blijven;
  • d. de bouwmassa niet wordt vergroot;
  • e. de vloeroppervlakte per recreatieverblijf niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  • f. het aantal recreatieverblijven niet meer bedraagt dan 5, met uitzondering van bed&breakfast waar het aantal verblijven niet meer dan 4 bedraagt;
  • g. het totaal vloeroppervlak aan recreatieverblijven bedraagt maximaal 500m2 met uitzondering van bed & breakfast, waar het totale vloeroppervlak maximaal 400m2bedraagt;
  • h. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • j. er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  • k. in bijbehorende bouwwerken uitsluitend bed&breakfast kan worden gerealiseerd;
  • l. maximaal 30% van het totale woonoppervlak van de bestaande (bedrijfs)woning met eventuele bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt voor bed&breakfast.

3.6.2 Verkoop van boerderijproducten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van verkoop van streek- of bedreifseigen producten, mits:

  • a. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • c. de natuurlijke-, landschappelijke- en cultuurhistorische waarden en/of het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • e. in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien binnen het bouwvlak;
  • f. het verkoopvloeroppervlak bedraagt niet meer dan 100 m2;
  • g. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het GKM. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing en/ of voorzieningen worden ingepast;

3.6.3 Dagrecreatieve voorzieningen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dagrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities e.d., in een grotere omvang toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. maneges zijn niet toegestaan;
  • c. de nevenactiviteit dient plaats te vinden in de aanwezige gebouwen. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • d. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2;
  • e. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d. met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • f. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • h. er wordt voldaan aan de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieuwet- en regelgeving;
  • j. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het GKM. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat eventuele nieuwe bebouwing en/ of voorzieningen worden ingepast;
  • k. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  • l. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • m. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
  • n. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven waarden.

3.6.4 Kleinschalig kamperen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.5 onder a ten behoeve van kamperen op de boerderij, mits:

  • a. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. per locatie maximaal 20 kampeerplaatsen aanwezig mogen zijn, onder de voorwaarde dat de totale toegestane locaties van 7 binnen de gemeente Vaals niet wordt overschreden;
  • c. op de standplaatsen geen chalets, trekkershutten of stacaravans worden geplaatst;
  • d. de sanitaire voorzieningen binnen het bouwvlak worden opgericht; de oppervlakte aan sanitaire voorzieningen mag niet meer dan 30 m2 bedragen;
  • e. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • f. de natuurlijke-, landschappelijke- en cultuurhistorische waarden en/of het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • h. het kamperen alleen plaatsvindt tijdens de periode 15 maart tot en met 31 oktober;
  • i. in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien binnen het bouwvlak;
  • j. de afstand tot bestaande kampeerterreinen en campings ten minste 500 m bedraagt;
  • k. de afstand tot de erfgrens van naastgelegen woningen ten minste 50 m bedraagt;
  • l. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het GKM. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing en/ of voorzieningen worden ingepast;
  • m. bij beëindiging van het agrarisch bedrijf het kamperen op de boerderij wordt beëindigd, uitgezonderd de situatie dat de kinderen van degenen, die het agrarisch bedrijf laatstelijk uitoefenden, het kamperen op de boerderij mogen voortzetten;
  • n. de locatie niet is gelegen in een gebied met de dubbelbestemming Waarde - Ecologische hoofdstructuur en Waarde - Natura 2000.

Een en ander met dien verstande dat bij de omgevingsvergunning het voor het kamperen op de boerderij te gebruiken deel van de bouwkavel wordt vastgelegd.

3.6.5 Afhankelijke woonruimte

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.5 onder g en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Hiervoor is een medische indicatie benodigd door een van gemeentewege erkende instelling;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan natuur- en milieuwetregelgeving;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen een aanwezig gebouw, met een maximale gebruiksoppervlakte van 70 m2;
  • e. de omgevingsvergunning bevat de naam van de zorgbehoevende(n), de naam van de zorgverlener(s) en de aanwijzing van het bijbehorend bouwwerk dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt;
  • f. burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. Het woongedeelte dient daarbij weer onderdeel uit te gaan maken van de bestaande woning.

3.6.6 Aan huis gebonden bedrijf

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het bepaalde in 3.5 onder i en toestaan dat ten behoeve van de uitoefening van aan huis gebonden bedrijf, mits:

  • a. de bedrijfsmatige functie ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
  • b. ten hoogste 40% van het totale vloeroppervlak als zodanig in gebruik wordt genomen en de totale oppervlakte die voor deze functie gebruikt wordt niet meer dan 35 m2 bedraagt;
  • c. geen publiekgerichte functie wordt uitgeoefend;
  • d. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde producten;
  • e. er geen belemmering optreedt voor nabij gelegen functies;
  • f. het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit alsmede cultuurhistorische en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. het parkeren uitsluitend op eigen terrein mag plaatsvinden, mits blijkt dat dit geen onevenredige druk legt op deze parkeervoorzieningen.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Algemeen

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van waterlopen;
  • c. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren, het verwijderen van graften;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
  • f. het vellen- en of rooien of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
  • g. het bebossen van gronden, die op het tijdstip van het van inwerkingtreding van dit plan niet als bos konden worden aangemerkt.

3.7.2 Uitzonderingen op verbod

Het onder 3.7.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden binnen het bouwvlak;
  • c. het realiseren van erftoegangspaden tot maximaal 100 m2;
  • d. werken of werkzaamheden van ongeschikte betekenis;
  • e. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • f. werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins kunnen worden uitgevoerd;
  • g. zover de Boswet of krachtens die Wet gestelde voorschriften van toepassing zijn;
  • h. het vellen of rooien bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand of het zelf rooien van fruitbomen en bij boomgaarden behorende windsingels;
  • i. het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout voor zover betreffende de normale uitoefening van het op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande bodemgebruik;
  • j. voor werken en werkzaamheden waarop de verordening op ontgrondingen in Limburg van toepassing is;
  • k. indien de in 3.7.1 genoemde werken of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd in een beschermd natuurmonument in de zin van de Natuurbeschermingswet en handelingen opleveren waarvoor ingevolge artikel 12 van die Wet een vergunning van de Minister van Landbouw, Natuur en Visserij is vereist, dan wel handelingen welke zijn voorzien in een beheersplan, als bedoeld in artikel 14 van die Wet.

3.7.3 Afwegingskader

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 3.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Herbouw woning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen teneinde vervangende nieuwbouw van de bedrijfswoning buiten de bestaande fundamenten toe te staan, mits:

  • a. het bepaalde in 3.2.2 onder c tot en met g in acht wordt genomen;
  • b. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat ter plaatse geen bodemverontreiniging aanwezig is;
  • c. uit een ingesteld akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde in de Wet geluidhinder niet wordt overschreden;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • e. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • f. het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit alsmede cultuurhistorische- en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

3.8.2 Bouwvlakvergroting.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van vergroting van het bouwvlak, mits:

  • a. vergroting noodzakelijk is uit een oogpunt vanwege de bedrijfseconomische, dan wel andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijke uitbreiding;
  • b. het dient te gaan om een volwaardig bedrijf danwel een bedrijf dat zich ontwikkelt tot een volwaardig bedrijf;
  • c. er geen sprake is van een intensieve veehouderij;
  • d. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het GKM; hiertoe moet een landschappelijke inpassingsplan worden overgelegd, waaromtrent advies wordt ingewonnen bij de Kwaliteitscommissie zoals bedoeld in het Limburgs Kwaliteitsmenu. Daarnaast wordt een aanvullende kwaliteitsverbetering geleverd;
  • e. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  • f. de oppervlakte van het bouwvlak na de wijziging niet meer bedraagt dan 1,5 ha, met dien verstande dat afwijking van deze maatvoering mogelijk is met aanvullende kwaliteitsverbeterende maatregelen nadat de Kwaliteitscommissie zoals bedoeld in het Limburgs Kwaliteitsmenu hierover is gehoord;
  • g. een onderbouwd bedrijfsontwikkelingsplan wordt aangeleverd;
  • h. als gevolg van de verandering de bestaande natuur-, cultuurhistorische en/of landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • i. de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is en geen belemmering oplevert voor nabijgelegen functies en bestemmingen.

3.8.3 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van vormverandering van het bouwvlak, mits:

  • a. de bestaande oppervlakte van het bouwvlak gelijk blijft;
  • b. vormverandering noodzakelijk is uit een oogpunt vanwege de bedrijfseconomische, dan wel andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijke vormverandering;
  • c. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het GKM; hiertoe moet een landschappelijke inpassingsplan worden overgelegd, waaromtrent advies wordt ingewonnen bij de Kwaliteitscommissie zoals bedoeld in het Limburgs Kwaliteitsmenu;
  • d. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  • e. een onderbouwd bedrijfsontwikkelingsplan wordt aangeleverd;
  • f. als gevolg van de verandering de bestaande natuur-, cultuurhistorische en/of landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is en geen belemmering oplevert voor nabijgelegen functies en bestemmingen.

3.8.4 Wijzigen ten behoeve van 'Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap ter plaatse van het bouwvlak te wijzigen in de bestemming Wonen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik niet meer rendabel is;
  • b. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu van de omgeving; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen, niet onevenredig worden beperkt;
  • d. er is sprake van een goede milieuhygienische uitvoerbaarheid;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishoudkundige situatie;
  • f. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt tot een maximum van 130 m2 aan bijbehorende bouwwerken bij de woning, behalve wanneer deze bebouwing een monumentaal of beeldbepalend pand is;
  • h. het aantal woningen niet meer bedraagt dan de reeds aanwezige bedrijfswoning(en).

3.8.5 Wijzigen ten behoeve van 'Recreatie'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap ter plaatse van het bouwvlak te wijzigen in de bestemming Recreatie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik niet meer rendabel is;
  • b. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • c. de activiteit qua situering aansluit op bestaande (en reeds geplande) infrastructuur;
  • d. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het GKM; hiertoe moet een landschappelijke inpassingsplan worden overgelegd, waaromtrent advies wordt ingewonnen bij de Kwaliteitscommissie zoals bedoeld in het Limburgs Kwaliteitsmenu. Daarnaast wordt een aanvullende kwaliteitsverbetering geleverd;
  • e. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  • f. geen noodzaak is voor aanpassing van het wegennet wegens onvoldoende capaciteit;
  • g. parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu van de omgeving; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen, niet onevenredig worden beperkt;
  • i. er is sprake van een goede milieuhygienische uitvoerbaarheid;
  • j. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • k. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monumentaal of beeldbepalend pand is.

3.8.6 Wijziging ten behoeve van 'Bedrijf'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van een agrarisch verwant bedrijf of overig kleinschalig bedrijf, onder voorwaarde dat:

  • a. de nieuwe bedrijfsactiviteit passend is binnen de in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik niet meer rendabel is;
  • c. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • d. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het GKM; hiertoe moet een landschappelijke inpassingsplan worden overgelegd, waaromtrent advies wordt ingewonnen bij de Kwaliteitscommissie zoals bedoeld in het Limburgs Kwaliteitsmenu. Daarnaast wordt een aanvullende kwaliteitsverbetering geleverd;
  • e. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  • f. een onderbouwd bedrijfsontwikkelingsplan wordt aangeleverd;
  • g. de activiteit qua situering aansluit op bestaande (en reeds geplande) infrastructuur;
  • h. geen noodzaak is voor aanpassing van het wegennet wegens onvoldoende capaciteit;
  • i. parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden;
  • j. het in opzet en ontwikkelingsperspectief gaat om een kleinschalige activiteit met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • k. buitenopslag niet is toegestaan;
  • l. detailhandel alleen is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • m. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu van de omgeving; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen, niet onevenredig worden beperkt;
  • n. er is sprake van een goede milieuhygienische uitvoerbaarheid;
  • o. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • p. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monumentaal of beeldbepalend pand is.

3.8.7 Omschakeling naar productiegerichte paardenhouderij;

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bouwvlak van de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap nader aan te duiden als 'paardenhouderij', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een bedrijf dat zich overtuigend in de richting van volwaardigheid ontwikkelt;
  • b. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het GKM; hiertoe moet een landschappelijke inpassingsplan worden overgelegd, waaromtrent advies wordt ingewonnen bij de Kwaliteitscommissie zoals bedoeld in het Limburgs Kwaliteitsmenu. Daarnaast wordt een aanvullende kwaliteitsverbetering geleverd;
  • c. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  • d. een onderbouwd bedrijfsontwikkelingsplan wordt aangeleverd;
  • e. als gevolg van de verandering de bestaande natuur-, cultuurhistorische en/of landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • f. paardenbakken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • g. er vindt geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaats;
  • h. parkeren dient plaats te vinden binnen het bouwvlak;
  • i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu van de omgeving; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen, niet onevenredig worden beperkt;
  • j. er is sprake van een goede milieuhygienische uitvoerbaarheid.