Artikel 10 Recreatie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “
Recreatie
” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. dagrecreatie, ter plaatse aangeduid zoals opgenomen en uitsluitend overeenkomstig de omschreven aard/ functie (van de bebouwing) in de 'tabel
dagrecreatie':
tabel dagrecreatie
|
aanduiding
|
functie/ aard (bebouwing)
|
horeca
|
dagrecreatie en daghoreca
|
specifieke vorm van recreatie - speel- en ligplaatsen
|
speel- en ligweiden
|
specifieke vorm van recreatie - natuureducatie
|
natuureductie
|
manege
|
manege
|
paardenhouderij
|
gebruiksgerichte paardenhouderij, anders dan een manege
|
parkeerterrein
|
parkeerterrein
|
specifieke vorm van recreatie - paardenbak
|
paardenbak
|
specifieke vorm van recreatie - schutterij
|
schutterij
|
creativiteitscentrum
|
dagbesteding in de vorm van workshops, therapie, activiteiten en cursussen
|
terras
|
terras
|
specifieke vorm van recreatie - stiltecentrum
|
stiltecentrum
|
-
b. verblijfsrecreatie, ter plaatse aangeduid zoals opgenomen en uitsluitend overeenkomstig de omschreven aard/ functie van de bebouwing in de 'tabel
verblijfsrecreatie':
tabel verblijfsrecreatie
|
aanduiding
|
functie/ aard (bebouwing)
|
kampeerterrein
|
kamperen
|
recreatiewoning
|
verblijfsrecreatie in recreatieverblijven
|
bed & breakfast
|
bed & breakfast voor maximaal 6 x 2 persoonsruimtes
|
-
c. recreatief medegebruik;
-
d. agrarische bedrijfsactiviteiten als nevenactiviteit ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteiten';
-
e. wonen in bedrijfswoningen;
-
f. een aan huis gebonden beroep, met dien verstande dat:
-
1. het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 35 m2 bedraagt;
-
2. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
-
3. op eigen terrein wordt geparkeerd;
-
g. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
-
h. doeleinden van openbaar nut.
een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, parkeer- en groenvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op de voor "Recreatie" aangewezen gronden mogen enkel bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
a. gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak;
-
b. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - speel- en
ligplaatsen' en 'parkeerterrein' geen gebouwen zijn toegestaan;
-
c. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' mogen uitsluitend de bestaande gebouwen worden gebruikt ten behoeve van de verblijfsrecreatie, waarbij de bouwmassa niet mag worden vergroot;
10.2.1 Gebouwen en woningen met bijbehorende bouwwerken
Regels met betrekking tot gebouwen en woningen met de daarbij bijbehorende bouwwerken:
-
a. de gebouwen worden met een kap afgedekt, waarvan de dakhelling tenminste 12° en niet meer dan 45° mag bedragen;
-
b. de goothoogte van de gebouwen mag niet meer dan 6 meter bedraagt, met uitzondering van bijbehorende bouwwerken, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
-
c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal 1 (bedrijfs-)woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum
aantal wooneenheden' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
-
d. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt ten minste 300 m³ en niet meer dan 750 m³;
-
e. de totale bebouwde oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 75 m² bedragen.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
-
a. de bouwhoogte niet meer dan 8 meter mag bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 meter mag bedragen;
-
b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' niet meer dan 10 meter bedragen;
-
c. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduidingen 'recreatiewoning', 'specifieke vorm van recreatie - speel- en
ligplaatsen' niet meer dan 5 meter bedragen;
10.3 Nadere eisen
-
a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
1. de landschappelijke waarden van het gebied;
-
2. het straat- en bebouwingsbeeld;
-
3. de verkeersveiligheid;
-
4. het karakter en/ of de ensemble waarden van panden en elementen met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie';
-
5. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden;
-
6. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
-
7. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het GKM en op het behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.
-
b. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in
32.1
van toepassing.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel
10.1
, meer in het bijzonder:
-
a. voor detailhandel en groothandel;
-
b. seksinrichtingen;
-
c. voor opslagdoeleinden, uitgezonderd opslag verband houdende met de sportbeoefening en ter plaatse van de aanduiding “manege”, opslag verband houdende met de ruitersport;
-
d. voor permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
-
e. in de zin van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
-
f. inrichtingen vallend onder de categorieën genoemd in artikel 2.1, derde lid van het Besluit omgevingsrecht;
-
g. voor horecadoeleinden;
-
h. een kookgelegenheid op de kamers ter plaatse van de aanduiding "bed &
breakfast";
-
i. een grotere oppervlakte van het terras, ter plaatse van de aanduiding 'terras', dan 243 m2.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
10.5.1 Herbouw woning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen teneinde vervangende nieuwbouw van de bedrijfswoning buiten de bestaande fundamenten toe te staan, mits:
-
a. het bepaalde in 10.2.1 in acht wordt genomen;
-
b. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat ter plaatse geen bodemverontreiniging aanwezig is;
-
c. uit een ingesteld akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde in de Wet geluidhinder niet wordt overschreden;
-
d. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
e. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
-
f. het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit alsmede cultuurhistorische- en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
10.5.2 Vergroting bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van vergroting van het bouwvlak, mits:
-
a. op gronden zonder de aanduiding 'creativiteitscentrum' bedraagt de vergroting van het bouwvlak maximaal 10%;
-
b. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het GKM; hiertoe moet een landschappelijke inpassingsplan worden overgelegd, waaromtrent advies wordt ingewonnen bij de Kwaliteitscommissie zoals bedoeld in het Limburgs Kwaliteitsmenu. Daarnaast wordt een aanvullende kwaliteitsverbetering geleverd;
-
c. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
-
d. de activiteit qua situering aansluit op bestaande (en reeds geplande) infrastructuur;
-
e. geen noodzaak is voor aanpassing van het wegennet wegens onvoldoende capaciteit;
-
f. parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden;
-
g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu van de omgeving; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen, niet onevenredig worden beperkt;
-
h. er is sprake van een goede milieuhygienische uitvoerbaarheid;
-
i. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.