6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch met waarden - Ontwikkelingszone groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. behoud van het bestaande agrarisch grondgebruik;
-
b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, meer in het bijzonder:
-
1. een in hoofdzaak grondgebonden agrarisch bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding Specifieke vorm van agrarisch met waarden - Ontwikkelingszone groen - grondgebonden ("saw-gg");
-
2. een intensief veehouderijbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding intensieve veehouderij ("iv");
-
3. een intensieve kwekerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding intensieve kwekerij "ik";
-
4. ter plaatse van de aanduiding Specifieke vorm van agrarisch met waarden - Ontwikkelingszone groen - melkveehouderij ("saw-m") uitsluitend een melkveehouderijbedrijf;
een en ander met dien verstande dat:
-
a. omschakeling naar een grondgebonden agrarisch bedrijf of melkveehouderij is toegestaan, mits het bestaande bouwvlak gehandhaafd blijft en er geen sprake is van vergroting van het bouwvlak;
-
b. nieuwvestiging van en omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf of een intensief veehouderijbedrijf is niet toegestaan;
-
c. nieuwvestiging van en omschakeling naar een intensieve kwekerij is niet toegestaan;
-
d. niet agrarische nevenactiviteiten zijn toegestaan, voor zover deze ter plaatse zijn opgenomen in de in bijlage 1 opgenomen Lijst van functieaanduidingen, en wel in maximaal de omvang waarin ze rechtens mogen bestaan op het moment van het van krachten worden van het plan;
-
e. de gronden met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bouwvlak zonder bebouwing" zijn bestemd voor bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van het bijbehorende agrarisch bedrijf, zoals teeltondersteunende voorzieningen, voederplaten en weegbruggen;
-
f. de bouwvlakken met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bouwvlak niet uitbreiden" niet mogen worden vergroot;
-
c. een burgerwoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding wonen;
-
d. een niet-agrarisch bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding Specifieke vorm van agrarisch met waarden - Ontwikkelingszone groen met de nadere functieaanduiding bedrijf zoals aangegeven op de verbeelding en omschreven in de in bijlage 2 opgenomen Staat van niet-agrarische bedrijven;
-
e. recreatieve functies, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding Specifieke vorm van agrarisch met waarden - Ontwikkelingzone groen met de nadere functieaanduiding recreatie zoals aangegeven op de verbeelding en omschreven in de in bijlage 1 opgenomen Lijst van functieaanduidingen;
-
f. behoud, herstel en ontwikkeling van droge en natte natuurgebieden en wateren met natuurwaarden;
-
g. behoud en versterking van de ecologische structuur;
-
h. behoud en versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
-
i. behoud van landschapselementen, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 6;
-
j. verkeersvoorzieningen, mede in de vorm van onverharde wegen en paden;
-
k. waterhuishoudkundige doeleinden;
-
l. nutsvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van overige;
-
m. een straalpad, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding vrijwaringszone straalpad;
-
n. stiltegebied als bedoeld in artikel 4.9 van de Wet milieubeheer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding Milieuzone - stiltegebied;
-
o. groenvoorzieningen;
-
p. extensieve dagrecreatie, inclusief semi-verharde parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
Op de voor Agrarisch met waarden - Ontwikkelingszone groen aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan aan de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende eisen gelden:
-
a. De gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
b. Per bouwvlak met de specifieke bouwaanduiding - bouwvlak zonder bebouwing zijn enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 1 m. toegestaan, zoals kuilvoerplaten.
-
c. Per bouwvlak met een aanduiding agrarisch bedrijf als bedoeld in artikel 6.1. onder b, de aanduiding bedrijf als bedoeld in artikel 6.1. onder d of de aanduiding recreatie als bedoeld in artikel 6.1. onder e of per aanduiding wonen als bedoeld in artikel 6.1. onder c, is maximaal 1 (bedrijfs)woning toegestaan, tenzij op de verbeelding een ander aantal woningen staat vermeld. In dat laatste geval is het aantal op de verbeelding voor dat perceel aangegeven toegestane woningen maatgevend; per bouwvlak met de aanduiding -bw is geen bedrijfswoning toegestaan;
-
d. Het gebruik van een woning voor een aan huis gebonden beroep en een aan huis gebonden bedrijf is toegestaan, mits:
-
1. de functie ondergeschikt blijft aan de hoofdfunctie;
-
2. er maximaal 30% van het totale vloeroppervlak als zodanig in gebruik wordt genomen;
-
3. geen publiekgerichte functie wordt uitgeoefend;
-
4. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd van ter plaatse vervaardigde producten;
-
e. Buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvblokken zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van het agrarisch grondgebruik en/of recreatief medegebruik, danwel verkeers- en/of nutsvoorzieningen met een maximale hoogte van 1 m en een maximale oppervlakte van 6 m² per bouwwerk;
-
f. Nieuwvestiging van inrichtingen ex artikel 2.4 IVbM (lawaaisportterreinen) is niet toegestaan;
-
g. De oppervlakte aan parkeervoorzieningen ten behoeve van de extensieve dagrecreatie mag per locatie maximaal 250 m² bedragen.
-
h. Ter plaatse van de aanduiding 'mestsilo toegestaan ('mt'), mag de bestaande mestsilo in maximaal de bestaande omvang worden gehandhaafd.
6.2.2 Agrarisch bedrijf
Voor de bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak met de aanduiding agrarisch bedrijf als bedoeld in artikel 6.1. onder b gelden de volgende eisen:
goothoogte
|
max. 7 m.
|
bouwhoogte
|
max. 10 m.
|
dakhelling
|
min. 12°
|
afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
min. 5 m.
|
dakhelling
|
min. 12°
|
inhoud, inclusief bijgebouwen t.b.v. privé-gebruik
|
max. 950 m³
|
afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
min. 5 m.
|
-
3. bijgebouwen bij de bedrijfswoning:
goothoogte
|
max. 3,20 m.
|
bouwhoogte
|
max. 5,50 m.
|
afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
min. 5 m.
|
afstand tot bedrijfswoning
|
max. 20 m uit dichtstbijzijnde gevel
|
-
4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
|
bouwhoogte
|
inhoud
|
afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
mestsilo's
|
max. 8,50 m.
|
max. 2.500 m³
|
min. 5 m.
|
overige silo's
|
max. 12 m.
|
n.v.t.
|
min. 5 m.
|
erfafscheidingen
|
max. 2 m.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
max. 4,50 m.
|
n.v.t.
|
n.v.t.
|
-
5. teeltondersteunende voorzieningen:
teeltondersteunende voorzieningen
|
bouwhoogte
|
oppervlakte
|
permanente teeltondersteunende voorzieningen (binnen bouwvlak)
|
max. 2,50 m., met uitzondering van ondersteunende kassen welke 8 m. hoog mogen zijn
|
max. 2.500 m², mits vooraf advies wordt ingewonnen van de provinciale BOM+ adviescommissie
|
-
6. als specifieke activiteit bij agrarische bedrijven is de verkoop van streekeigen produkten tot max. 200 m² toegestaan;
-
7. een minicamping is toegestaan binnen een bouwvlak met de aanduiding 'minicamping', tot 15 plaatsen en met uitzondering van stacaravans of permanente plaatsen voor caravans;
-
8. overige nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven zijn niet toegestaan, behoudens het bepaalde in 6.1. lid b sub d;
-
9. op bouwvlakken met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bouwvlak zonder bebouwing" zijn geen gebouwen toegestaan.
6.2.3 Wonen
Voor de bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak met de aanduiding wonen gelden de volgende eisen:
-
1. woningen, inclusief bijgebouwen:
dakhelling
|
min. 12°, deze eis geldt niet voor bijgebouwen
|
inhoud (woning, inclusief bijgebouwen)
|
maximaal 950 m³
|
afstand tot zijdelingse perceelsgrens voor woning én bijgebouwen
|
min. 5 m.
|
afstand tot hart van de weg
|
min. 30 m. bij gebiedsontsluitingswegen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 29.1.1; min. 15 m. bij erftoegangs- en onverharde wegen
|
situering Ruimte voor Ruimte-woning
|
in of maximaal 2 meter achter de gevellijn
|
goothoogte vrijstaande bijgebouwen
|
max. 3,20 m.
|
bouwhoogte vrijstaande bijgebouwen
|
max. 5,50 m.
|
afstand tot woning voor vrijstaande bijgebouwen
|
max. 20 m. uit dichtstbijzijnde gevel
|
-
2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend binnen een afstand van maximaal 50 m. achter de voorgevelrooilijn:
bouwhoogte erfafscheidingen
|
max. 2 m.; erfafscheidingen zijn ook vóór de voorgevelrooilijn toegestaan tot een bouwhoogte van max. 1 m.
|
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
max. 6 m.
|
oppervlakte
|
max. 30 m²
|
-
3. nieuwbouw van woningen is niet toegestaan;
-
4. vervangende nieuwbouw is toegestaan, mits dit plaatvindt op de bestaande fundamenten;
-
5. een minicamping is toegestaan binnen een bouwvlak met de aanduiding 'minicamping', tot 15 kampeerplaatsen en met uitzondering van stacaravans of permanente plaatsen voor caravans.
6.2.4 Bedrijf
Voor de bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak met de aanduiding Specifieke vorm van agrarisch met waarden - Ontwikelingszone groen met de nadere functieaanduiding bedrijf gelden de volgende eisen:
goothoogte
|
max. 4,5 m., of maximaal de goothoogte zoals bestaand.
|
bouwhoogte
|
max. 8 m., of maximaal de hoogte zoals zoals.
|
bebouwd oppervlakte
|
maximaal de oppervlakte zoals bestaand.
|
goothoogte
|
max. 5,50 m.
|
bouwhoogte
|
max. 8 m.
|
dakhelling
|
minimaal 12°
|
inhoud, inclusief bijgebouwen t.b.v. privé-gebruik
|
max. 950 m³
|
afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
min. 5 m.
|
-
3. bijgebouwen bij de bedrijfswoning:
goothoogte
|
max. 3,20 m.
|
bouwhoogte
|
max. 5,50 m.
|
afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
min. 5 m.
|
afstand tot bedrijfswoning
|
max. 20 m. uit dichtstbijzijnde gevel
|
-
4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
bouwhoogte erfafscheidingen
|
max. 2 m.; vóór de voorgevelrooilijn max. 1 m.
|
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
max. 6 m.
|
-
5. omschakeling van niet-agrarische bedrijven is toegestaan voorzover het betreft bedrijven passend binnen de lijst van categorie 1 en 2-bedrijven, zoals opgenomen in de in Bijlage 4 bij deze planregels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten en daarmee naar aard, omvang en invloed op milieu en omgeving vergelijkbare bedrijven;
-
6. uitbreiding van een niet-agrarisch bedrijf is toegestaan tot het in bijlage 2 bij deze planregels opgenomen Staat van niet-agrarische bedrijfsactiviteiten opgenomen percentage van het bestaand bebouwde oppervlak, waarbij de regels onder 1 t/m 4 van dit sublid in acht genomen dienen te worden;
-
7. nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijven is niet toegestaan.
6.2.5 Recreatie
Voor de bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak met de aanduiding Specifieke vorm van agrarisch met waarden - Ontwikelingszone groen met de nadere functieaanduiding recreatie gelden de volgende eisen:
goothoogte
|
max. 4,5 m., of maximaal de hoogte zoals bestaand.
|
bouwhoogte
|
max. 8 m., of maximaal de hoogte zoals bestaand.
|
dakhelling
|
min. 12°
|
afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
min. 5 m.
|
bebouwd oppervlakte
|
maximaal de oppervlakte zoals bestaand.
|
goothoogte
|
max. 5,50 m.
|
bouwhoogte
|
max. 8 m.
|
dakhelling
|
min. 12°
|
inhoud, inclusief bijgebouwen t.b.v. privé-gebruik
|
max. 950 m³
|
afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
min. 5 m.
|
goothoogte woning
|
max. 3,50 m.
|
bouwhoogte woning
|
max. 5,50 m.
|
oppervlakte
|
max. bestaand + 10%
|
aantal woningen per locatie
|
max. het bestaande aantal
|
-
4. bijgebouwen bij de bedrijfswoning:
goothoogte
|
max. 3 m.
|
bouwhoogte
|
max. 5,5 m.
|
afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
min. 5 m.
|
afstand tot bedrijfswoning
|
max. 20 m. uit dichtstbijzijnde gevel
|
-
5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
bouwhoogte erfafscheidingen
|
max. 2 m.; vóór de voorgevelrooilijn max. 1 m.
|
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
max. 6 m.
|
-
6. nieuwvestiging van een recreatiebedrijf is niet toegestaan;
-
7. uitbreiding van bestaande recreatiebedrijven is toegestaan tot maximaal 10% van het bestaand toelaatbaar bebouwd oppervlak.
6.2.6 Maatschappelijk
Voor de bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak met de aanduiding Specifieke vorm van agrarisch met waarden - Ontwikelingszone groen met de nadere functieaanduiding maatschappelijk gelden de volgende regels:
goothoogte
|
max. 4,5 m.
|
bouwhoogte
|
max. 8 m.
|
dakhelling
|
min. 12°, deze eis geldt niet voor bijgebouwen
|
afstand tot zijdelingse perceelsgrens
|
min. 5 m.
|
bebouwd oppervlak
|
maximaal de oppervlakte zoals bestaand + 10%
|
-
2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
bouwhoogte erfafscheidingen
|
max. 2 m.; vóór de voorgevelrooilijn max. 1 m.
|
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
max. 6 m.
|
6.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 6.1, meer in het bijzonder:
-
a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens stacaravans of het permanent plaatsen van caravans op kampeerterreinen of kleinschalige campings, alsmede caravans of woonunits ten behoeve van de bewoning door arbeidsmigranten, met uitzondering van de gronden met permanente bewoning of de aanduiding 'minicamping';
-
b. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
-
c. het gebruik van gronden en opstallen voor detailhandel, anders dan toegestaan op grond van de in dit plan opgenomen regels, en in het bijzonder behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van het niet-agrarische bedrijf en dan uitsluitend in de producten die zijn vermeld in de Staat van niet-agrarische bedrijven en in de omvang waarin deze op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaan;
-
d. het gebruik van gronden en opstallen voor nevenactiviteiten, anders dan:
-
1. toegestaan op grond van de in dit plan opgenomen regels, of
-
2. tot een oppervlakte van 200 m2 per agrarisch bedrijf, mits geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en er geen detailhandel plaatsvindt anders verkoop van lokaal geproduceerde streekeigen producten;
-
e. het gebruik van gronden en opstallen voor mestbewerking/-verwerking als nevenactiviteit ten behoeve van meerdere bedrijven is niet toegestaan, met dien verstande dat mestbewerking/-verwerking als nevenactiviteit voor het eigen agrarisch bedrijf wel is toegestaan;
-
f. het gebruik van de agrarische bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
-
g. het gebruik van bedrijfsgebouwen (stallen) en bijgebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
-
h. het gebruik van recreatiewoningen ten behoeve van permanente bewoning;
-
i. het gebruik van de agrarische bedrijfswoning voor burgerbewoning. Dit verbod geldt niet voor bewoningssituaties die reeds op 1 september 2007 bestaand waren dan wel voor situaties waarvoor na 1 september 2007 een tijdelijk persoonsgebonden gedoogbeschikking is verleend;
-
j. het gebruik van de gronden voor de beoefening van lawaaisporten;
6.6 Ontheffing van de gebruiksregels
6.6.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:
-
a. artikel 6.5 onder a en toestaan dat de gronden bij een burgerwoning, recreatiebedrijf of agrarisch bedrijf worden gebruikt als kleinschalig kampeerterrein tot maximaal 25 kampeerplaatsen, onder de voorwaarden dat:
-
1. kampeermiddelen maximaal 75 m. van de grens van het agrarisch bouwvlak of van de bestaande bebouwing behorende bij de burgerwoning, waarbij het kleinschalig kamperen hoort, geplaatst mogen worden;
-
2. buiten het agrarisch bouwvlak mag geen extra bebouwing ten behoeve van het kleinschalig kamperen worden opgericht;
-
3. de kleinschalige kampeerplaats dient te worden voorzien van een adequate afschermende beplanting. Hiertoe dient een beplantingsplan te worden voorgelegd, dat de goedkeuring behoeft van het college van burgemeester en wethouders van Nederweert;
-
4. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
-
5. op grond van het bepaalde in artikel 32.4 inzicht wordt geboden in de wijze waarop een afdoende kwaliteitsbijdrage wordt geleverd;
-
b. artikel 6.5 onder d en de uitoefening van nevenactiviteiten toestaan met een grotere oppervlakte dan 200 m2, onder de voorwaarden dat:
-
1. de nevenactiviteit onderschikt blijft aan het bestaande gebruik van het perceel;
-
2. de nevenactivteit qua aard en omvang dient te passen bij de specifieke kwaliteit en schaal van de omgeving;
-
3. de nevenactiviteit dient plaats te vinden in de bestaande bebouwing;
-
4. de nevenactiviteit geen (extra) hinder of belemmeringen mag veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
-
5. het een gebiedseigen functie betreft;
-
6. maximaal 1 nevenactiviteit per adres is toegestaan;
-
c. artikel 6.5 onder d en toestaan dat de gronden worden gebruikt voor verblijfs- en dagrecreatieve voorzieningen, onder de voorwaarden dat:
-
1. sprake is van een landschappelijke inpassing. Hiertoe dient een beplantingsplan te worden voorgelegd, dat de goedkeuring behoeft van het college van burgemeester en wethouders van Nederweert;
-
2. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
-
3. uit een natuurwaardenonderzoek dient te blijken dat de activiteit niet strijdig is met de Flora- en faunawet;
-
4. er mag geen (extra) hinder of belemmering worden veroorzaakt voor omliggende bedrijven of woningen;
-
5. op grond van het bepaalde in artikel 32.4 inzicht wordt geboden in de wijze waarop een afdoende kwaliteitsbijdrage wordt geleverd;
-
d. artikel 6.5 onder e en toestaan dat de agrarische bebouwing gebruikt wordt ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten, onder de voorwaarden dat:
-
1. de huisvesting enkel plaatsvindt in de bestaande bebouwing, met dien verstande dat in afwijking hiervan oprichting van extra bebouwing is toegestaan, mits deze passend is bij de bestaande bedrijfsgebouwen, voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 6.2.2 en sprake is van landschappelijke inpassing van de bebouwing;
-
2. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is vanuit het oogpunt van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte in het betreffende agrarische bedrijf;
-
3. de huisvesting enkel werknemers betreft die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
-
4. sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
-
5. het gebruik dient te worden beëindigd, zodra de behoefte aan tijdelijke huisvesting ter plaatse niet meer aan de orde is;
-
e. artikel 6.5 onder f en toestaan dat bijgebouwen gebruikt worden ten behoeve van mantelzorg onder de voorwaarden dat:
-
1. sprake is van een mantelzorgindicatie;
-
2. de voor mantelzorg te gebruiken wooneenheid niet geheel mag worden gescheiden van de hoofdbebouwing;
-
3. sprake dient te zijn van een ondergeschikte functie bij de woning;
-
4. er geen tweede woning mag ontstaan;
-
5. het gebruik dient te worden beëindigd, zodra de mantelzorg ter plaatse niet meer aan de orde is.
-
f. artikel 6.5 onder i en toestaan dat de agrarische bedrijfswoning wordt gebruikt voor bewoning door burgers, onder de voorwaarden dat:
-
1. de bewoning is aangevangen na 1 september 2007;
-
2. de woning geen onevenredige milieubelemmeringen ondervindt op de aspecten geluid, trilling fijnstof of verkeer.
6.6.2 Aanvullend afwegingskader
Een in 6.6.1 genoemde ontheffing kan bovendien slechts worden verleend indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
a. de activiteit belemmert geen andere activiteiten in de omgeving;
-
b. de activiteit uitsluitend in de bestaande bebouwing wordt gehuisvest;
-
c. er ontstaat geen onevenredige hinder op het gebied van milieu, infrastructuur, landschap, ecologie, hydrologie en archeologie;
-
d. functiewijziging ten behoeve van nieuwe solitaire detailhandelsvestigingen, groothandel, kantoren, glastuinbouw, (zware) industrie, transport- en distributiefuncties en andere bedrijvigheid die op grond van rijks- of provinciaal beleid elders dient te worden gelokaliseerd en bedrijvigheid niet genoemd in de in bijlage 4 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten of gelijkwaardig is niet toegestaan;
-
e. functiewijziging ten behoeve van agrarische hulp- en nevenbedrijven enkel toegestaan is indien aangetoond wordt dat deze bedrijven een functie vervullen voor de ter plaatse aanwezige agrarische bedrijven en, indien sprake is van nieuwvestiging, door middel van een rapportage inzicht gegeven wordt in een vooraf uitgevoerd onderzoek naar hergebruik van agrarische bebouwing en het resultaat hiervan;
-
f. er vindt bovendien geen onevenredige aantasting plaats van:
-
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
-
2. de milieusituatie;
-
3. de verkeersveiligheid en infrastructuur;
-
4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
5. de sociale veiligheid.
6.6.3 Procedure
Een besluit tot het verlenen van ontheffing wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk of mondeling hun zienswijze kenbaar te maken aan burgemeester en wethouders.
6.7 Aanlegvergunning
6.7.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouderes (aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
-
a. het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem tot meer dan 0,5 meter;
-
b. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;
-
c. het aanleggen of verharden van wegen, voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van:
-
1. het aanleggen en verharden van wegen en/of paden ter directe ontsluiting van agrarische bouwpercelen;
-
2. het aanleggen van koe- of kavelpaden;
-
3. het aanleggen van verhardingen op de gronden tussen de voorzijde van het agrarisch bouwvlak en de ontsluitingsweg of gebied tussen de voorzijde van een burgerwoning en de ontsluitingsweg of binnen 5 m. uit de bestaande bebouwing ten behoeve van de woning;
-
d. het vellen, rooien, zaaien of aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in een kapvergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening of de Boswet is geregeld, zoals deze regelingen luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
-
e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik.
6.7.2 Uitzonderingen op verbod
Het in artikel 6.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
-
a. uitgevoerd worden binnen een op de verbeelding opgenomen (bouw)vlak met een functieaanduiding, zoals nader omschreven in de bestemmingsomschrijving in deze bestemming;
-
b. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
-
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
6.7.3 Afwegingskader
Een in artikel 6.7.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan(direct of indirect) te verwachten gevolgen de agrarische en/of de landschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.
6.7.4 Strafregel
Overtreding van het verbod in 6.7.1 is een strafbaar feit.