direct naar inhoud van Artikel 13 Recreatie
Plan: Buitengebied Beek 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0888.BPBUITENGEBIED11-VA01

Artikel 13 Recreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “ Recreatie ” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "sport";
  • b. ter plaatse van de aanduiding “manege”, tevens een manege;
  • c. parkeren ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein";
  • d. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - schutterij", tevens een opslagruimte;
  • e. ter plaatse van de aanduiding “volkstuin” een volkstuin;
  • f. ter plaatse van de aanduiding "sauna" een sauna;
  • g. een kantine;
  • h. verhardingen;
  • i. parkeer- en groenvoorzieningen.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op de voor “ Recreatie ” aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. woningen met de daarbij behorende bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2.2 Gebouwen en woningen met de daarbij behorende bijgebouwen

Regels met betrekking tot gebouwen en woningen met de daarbij behorende bijgebouwen:

  • a. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwingspercentage" bedraagt het bebouwingspercentage maximaal zoveel als met de betreffende aanduiding is aangegeven;
  • c. de gebouwen worden met een kap afgedekt, waarvan de dakhelling tenminste 12° en niet meer dan 45° mag bedragen, uitgezonderd gebouwen met de aanduiding "maximale bouwhoogte", waar een platte kap is toegestaan;
  • d. de goothoogte van de gebouwen mag niet meer dan 7 meter bedragen ofwel zoveel als met de aanduiding "maximale bouwhoogte" is aangegeven;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 11 meter bedragen;
  • f. de afstand van de gebouwen tot de tot “ Verkeer - Wegverkeer ” bestemde gronden bedraagt tenminste 10 meter;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “manege” mag per bestemmingsvlak één woning met de daarbijbehorende bijgebouwen worden gebouwd, met dien verstande, dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. de inhoud van de woning ten minste 300 m³ bedraagt en niet meer dan 750 m³ mag bedragen;
    • 3. de totale bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen niet meer dan 70 m² mag bedragen, de goothoogte van bijgebouwen niet meer dan 3 meter en de bouwhoogte van bijgebouwen niet meer dan 5 meter;
    • 4. de goothoogte van de gebouwen, in afwijking van het bepaalde in 13.2.2 onder c niet meer dan 4 meter bedraagt, met uitzondering van de bedrijfswoning waarvan de goothoogte niet meer dan 5,5 meter mag bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van de gebouwen, in afwijking van het bepaalde in 13.2.2 onder d niet meer dan 8 meter bedraagt, met uitzondering van de bedrijfswoning waarvan de bouwhoogte niet meer dan 9,5 meter mag bedragen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding “volkstuin” aangewezen gronden mag de bouwhoogte van de gebouwen in afwijking van het bepaalde in 13.2.2 onder d niet meer dan 2,5 meter bedragen;
  • i. bij uitbreiding binnen het bouwvlak is het basispakket (landschappelijke inpassing en voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek) van het LKM van toepassing.

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 15 meter bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “manege” niet meer dan 5 meter mag bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen;
  • b. ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen.

13.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. het karakter en/ of de ensemble waarden van panden en elementen met de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 6. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.

Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, als bedoeld in het LKM, en op het behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.

  • b. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de landschappelijke en/of stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
  • c. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 41.1 van toepassing.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 13.1 , meer in het bijzonder:

  • a. voor ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. voor detailhandel en groothandel;
  • c. voor transport- en/of garagebedrijven;
  • d. voor horecadoeleinden, uitgezonderd de kantine;
  • e. voor een kantine ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - schutterij";
  • f. voor permanente of tijdelijke bewoning;
  • g. voor opslagdoeleinden, uitgezonderd opslag verband houdende met de sportbeoefening en ter plaatse van de aanduiding “manege”, opslag verband houdende met de ruitersport.