direct naar inhoud van Artikel 14 Verkeer - Railverkeer
Plan: Buitengebied Beek 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0888.BPBUITENGEBIED11-VA01

Artikel 14 Verkeer - Railverkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor " Verkeer - Railverkeer " aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegdoeleinden;
  • b. verhardingen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op de voor " Verkeer - Railverkeer " aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woningen zijnde;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2.2 Gebouwen

Regels met betrekking tot gebouwen:

  • a. de totale oppervlakte mag niet meer dan 150 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 5 meter bedragen;
  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 9 meter bedragen.

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 meter bedragen;
  • b. ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen.

14.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    • 1. de natuurlijke en/of landschappelijke waarden van het gebied;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. het karakter en/ of de ensemble waarden van panden en elementen met de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 7. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.

Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit en op het behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.

  • b. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de landschappelijke en/of stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
  • c. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 41.1 van toepassing.