direct naar inhoud van Artikel 10 Maatschappelijk
Plan: Buitengebied Beek 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0888.BPBUITENGEBIED11-VA01

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “ Maatschappelijk " aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats” een begraafplaats;
  • b. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk - gemeentewerf” eengemeentewerf, met dien verstande dat deze gronden ook bestemd zijn voor tuinen en erven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk - windmolen” een windmolen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk - scouting” een scouting vereniging;
  • e. groenvoorzieningen.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woningen zijnde;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2.2 Gebouwen

Gebouwen worden, voor zover is aangeduid, uitsluitend opgericht binnen een bouwvlak, onder de voorwaarden:

  • a. ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats” aangewezen gronden:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;
    • 2. de goothoogte mag niet meer dan 2,5 meter bedragen;
    • 3. de breedte mag niet meer van 4 meter bedragen;
    • 4. de diepte mag niet meer dan 9 meter bedragen.
  • b. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk - gemeentewerf” aangewezen gronden:
    • 1. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 60;
    • 2. de goothoogte mag niet meer dan 8 meter bedragen;
    • 3. de afstand van de gebouwen tot de tot “ Verkeer - Wegverkeer ” bestemde gronden bedraagt tenminste 10 meter;
    • 4. de gebouwen worden met een kap afgedekt, waarvan de dakhelling tenminste 12° bedraagt en niet meer dan 45° mag bedragen.
  • c. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk - windmolen” aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht. Het gebouw dient in maximaal in de bestaande maatvoeringen gehandaafd te blijven.
  • d. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk - scouting” aangewezen gronden mag de bouwhoogte niet meer dan 5,5 meter bedragen;

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk - gemeentewerf ” niet meer dan 15 meter bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 meter mag bedragen;
  • b. ze passen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde:

  • a. in artikel 10.2.2 onder b, gehoord de wegbeheerder, tot vermindering van de daar geëiste afstand tot 5 meter, mits:
    • 1. dit in het kader van de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
    • 2. het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast.

10.4 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    • 1. de landschappelijke waarden van het gebied;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. het karakter en/ of de ensemble waarden van panden en elementen met de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie ;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 7. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.

Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, als bedoeld in het LKM, en op het behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.

  • b. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de landschappelijke en/of stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
  • c. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 41.1 van toepassing.

10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in 10.1, meer in het bijzonder:

  • a. voor industriële doeleinden;
  • b. voor detailhandel en groothandel;
  • c. voor transport- en/of garagebedrijven;
  • d. voor horecadoeleinden;
  • e. voor permanente of tijdelijke bewoning.