direct naar inhoud van Artikel 11 Natuur
Plan: Buitengebied Beek 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0888.BPBUITENGEBIED11-VA01

Artikel 11 Natuur

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “ Natuur " aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen natuurlijke-, cultuurhistorische- en landschappelijke waarden;
  • b. de opbouw van de potentiële landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • c. behoud van holle wegen en graften;
  • d. de verbetering van het milieu voor de natuurlijke levensgemeenschappen;
  • e. een waterretentievoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - bergingsbassin";
  • f. het behoud van de zichtlijnen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van natuur - zichtlijn";
  • g. één verharde ontsluitingsweg met een lengte van maximaal 300 meter en een breedte van maximaal 5 meter, die het gebied ontsluit op of nabij de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - geprojecteerde ontsluiting”;
  • h. de bodembescherming;
  • i. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • j. doeleinden van openbaar nut;
  • k. extensieve dagrecreatie;
  • l. onverharde paden.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de voor ' Natuur " aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten behoeve van de doeleinden die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen én met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter behoudens voorzieningen voor de openbare verlichting die maximaal 8,00 meter hoog mogen zijn.

11.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    • 1. de natuurlijke en/of landschappelijke waarden van het gebied;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. het stedenbouwkundig beeld ter plaatse, zoals dat ook is vastgelegd in het beeldkwaliteitsplan;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de verkeersveiligheid;
    • 6. het karakter en/ of de ensemble waarden van panden en elementen met de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • b. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de landschappelijke en/of stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
  • c. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 41.1 van toepassing.

11.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.2 ten behoeve van:

  • a. een schuur, uitsluitend ten dienste van het beheer en het onderhoud van de gronden, mits:
    • 1. het bouwwerk ter plaatse noodzakelijk is voor het beheer en het onderhoud van de gronden;
    • 2. deze betrekking heeft op een beheersobject van ten minste 50 ha;
    • 3. deze, tenzij zulks uit een oogpunt van doelmatig beheer onoverkomelijk mocht blijken, aansluitend aan reeds aanwezige bedrijfs- of dienstgebouwen gebouwd wordt;
    • 4. de inhoud, vermeerderd met de inhoud van de reeds in het betrokken beheersobject aanwezige schuren, niet meer dan 1 m³ per ha bedraagt, met dien verstande, dat bij een beheersobject van minder dan 150 ha in totaal, slechts één schuur aanwezig zal zijn;
    • 5. de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
    • 6. de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt;
    • 7. deze geen aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- of vaartuig betreft;
  • b. schuil- of schaftgelegenheid voor personen wier aanwezigheid verband houdt met in de tot “ Natuur ” bestemde gronden uit te voeren werken of werkzaamheden, mits:
    • 1. deze noodzakelijk is;
    • 2. deze geen caravan, woon- of stacaravan, dan wel een aan zijn gebruik onttrokken voer- of vaartuig betreft;
    • 3. de oppervlakte niet meer dan 20 m² bedraagt;
    • 4. de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
    • 5. de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt.
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de brandpreventie of brandbestrijding, mits de bouwhoogte niet meer dan 35 meter bedraagt;
  • d. een hoogzit ten behoeve van de uitoefening van de jacht of natuurstudie, mits de bouwhoogte niet meer dan 6 meter bedraagt;
  • e. een voederberging of voederruif voor de instandhouding van het wild, mits:
    • 1. de inhoud niet meer dan 3 m³ bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 2 meter bedraagt.
  • f. ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, straatvoorzieningen voor afvalstoffen, telefooncellen en wachthuisjes, met dien verstande dat de inhoud per op te richten bouwwerk niet meer dan 50 m³ zal bedragen en de (goot)hoogte niet meer dan 3,00 m. zal bedragen.

11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 11.1 , meer in het bijzonder:

  • a. als staan- of ligplaats voor onderkomens behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met de tot de bestemde gronden uit te voeren werken of werkzaamheden;
  • b. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • c. voor agrarische doeleinden, behoudens indien zodanig gebruik reeds plaatsvond ten tijde van inwerkingtreding van dit plan;
  • d. voor sport-, wedstrijd- of speelterrein, kampeer- of caravanterreinen, dagcampings, parkeerterreinen, lig- of speelweiden, zwemgelegenheden of buitenmaneges;
  • e. voor militaire oefeningen;
  • f. voor het winnen van bosstrooisel of mos;
  • g. voor opslagdoeleinden, uitgezonderd opslagdoeleinden, die verband houden met het beheer en onderhoud;
  • h. het gebruik van gronden als volkstuin;
  • i. het beoefenen van lawaaisporten;
  • j. paardenbakken;
  • k. het geplaatst houden van kampeermiddelen;
  • l. het dempen van wateren, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de instandhouding of ontwikkeling van de natuurwaarden;
  • m. het aanleggen van drainage en het graven van sloten, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de instandhouding of ontwikkeling van de natuurwaarden of het verbeteren van de waterhuishouding;
  • n. ten behoeve van ontgrondings-/ontginningsactiviteiten;
  • o. wonen;
  • p. voor de uitoefening van een beroep of bedrijf.

11.6 Afwijken van de gebruiksregels
11.6.1 afwijken voor militair gebruik

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 11.5 onder e voor het toestaan van militaire oefeningen, mits het de aard en het karakter van hetgeen in de artikel 11.1 is opgenomen, niet aantast.

11.6.2 afwijken voor parkeren

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 11.5 onder d voor het toestaan van parkeren, mits het betreft parkeren ten behoeve van recreatief medegebruik onder de voorwaarde dat het de aard en het karakter van de aanwezige natuurwaarden niet aantast.

11.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.7.1 Algemeen

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van waterlopen;
  • c. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen, het egaliseren, het verwijderen van graften;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
  • f. het vellen- en of rooien of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
  • g. het bebossen van gronden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan niet als bos konden worden aangemerkt;
  • h. het aanleggen en/of inrichten van dagcampings, picknickplaatsen, alsmede van speel- en/of ligweiden.

11.7.2 Uitzonderingen op verbod

Het onder 11.7.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ongeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik, zulks met uitzondering van het blijvend scheuren van grasland;
  • d. werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins kunnen worden uitgevoerd;
  • e. zover de Boswet of krachtens die Wet gestelde voorschriften van toepassing zijn aanvulling bos;
  • f. het vellen of rooien bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand;
  • g. het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout voor zover betreffende de normale uitoefening van het op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande bodemgebruik;
  • h. werken en werkzaamheden waarop de verordening op ontgrondingen in Limburg van toepassing is;
  • i. werken of werkzaamheden die zullen worden uitgevoerd in een beschermd natuurmonument in de zin van de Natuurbeschermingswet en handelingen opleveren waarvoor ingevolge artikel 12 van die Wet een vergunning van de Minister van Landbouw, Natuur en Visserij is vereist, dan wel handelingen welke zijn voorzien in een beheersplan, als bedoeld in artikel 14 van die Wet.

11.7.3 Afwegingskader

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 11.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.