Plan: | Schepersweg, Uden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0856.BPschepersweg-VA01 |
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant weer. Onderhavig plangebied is hierop aangeduid.
uitsnede cultuurhistorische waardenkaart
De gemeente Uden beschikt niet over eigen archeologiebeleid. Derhalve is het bepaalde in hoofdstuk V -Archeologische monumentenzorg- van de Monumentenwet 1988 van toepassing. In de Wet is onder meer opgenomen dat voor bouwwerkzaamheden gelegen binnen een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde én met een oppervlakte van meer dan 100 m² een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.
Het plangebied ligt binnen een zone die is aangeduid met de aanduiding hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Het bouwplan heeft voorts een oppervlakte van meer dan 100 m². Een archeologisch onderzoek is derhalve vereist.
De Steekproef BV uit Zuidhorn heeft een archeologisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Uden, Schepersweg, Gemeente Uden (N-B.), een inventariserend archeologisch verldonderzoek" (november 2009, nr. 2009-10/15). Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 9. De Steekproef BV concludeert het volgende: "De resultaten van het onderzoek geven derhalve geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Evenmin zijn tijdens het onderzoek archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming of bij de uitvoering van de geplande werkzaamheden rekening zou moeten worden gehouden."
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Binnen het plangebied liggen geen objecten met cultuurhistorische waarde.
Ten zuiden van het plangebied ligt de Molen van Jetten, een standerdmolen uit 1811. Om te kunnen functioneren moet een molen niet alleen in goede staat verkeren, maar ook voldoende wind vangen.
Aan de hand van de kenmerken van de molen en de inrichtingsschets zijn de in het kader van het functioneren van de molen gewenste bouwhoogten van de woningen bepaald. Hiervoor is de biotoopformule gebruikt. De berekening is opgenomen in bijlage 10. Hieruit volgen maximale bouwhoogten van 6,5 m en 7 m op de zuidelijke percelen.
De bebouwing in de omgeving van het plangebied bestaat uit een of meer bouwlagen en zadeldaken tot een bouwhoogte van circa 9 meter. Het realiseren van woningen die beduidend lager zijn is stedenbouwkundig gezien niet gewenst. Daarnaast vormt de verkoopbaarheid van de woning een aandachtspunt. De woningen worden gebouwd op langgerekte percelen met een relatief grote oppervlakte. Om het plan financieel haalbaar te maken is het realiseren van grotere woningen noodzakelijk. De omvang van een woning wordt mede door de hoogte bepaald. Om deze redenen is op de zuidelijke percelen een bouwhoogte van 7,5 meter vereist; een beperkte overschrijding van de hoogte die in het kader van de molenbiotoop gewenst is.
Het plangebied ligt ten noorden van de molen. De wind komt overwegend uit het westen of zuidwesten. Noordenwind komt zelden (langdurig) voor. Nieuwe en hogere bebouwing binnen het plangebied vormt derhalve nauwelijks een belemmering van het functioneren van de molen. Daarbij wordt opgemerkt dat aan de noord- en noordoostzijde van de molen reeds sprake is van hogere bebouwing en bomen binnen de molenbiotoop. Het plan leidt tot een geringe toevoeging ten opzichte van de bestaande belemmering.
Conclusie
Er worden geen cultuurhistorische waarden aangetast.
Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing. Middels de Natuurbeschermingswet 1998 worden waardevolle natuurgebieden beschermd. De Flora- en faunawet bevat een soortenbescherming.
Staro Natuur en buitengebied uit Gemert heeft een onderzoek uitgevoerd om te bepalen of de wijzigingen binnen het plangebied mogelijk leiden tot overtreding van de genoemde natuurwetgeving: rapport "Quickscan Natuurwaarden Schepersweg Uden" (september 2011, nr. P11-0156). Staro stelt concluderend, dat:
De aanbevelingen als bedoeld in paragraaf 4.2.6 betreffen het uitvoeren van verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen. Hiermee wordt voorkomen dat broedende vogels worden gestoord.
Conclusie
Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het plan.