Plan: | Schepersweg, Uden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0856.BPschepersweg-VA01 |
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
De waterparagraaf betreft een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater) in de huidige en toekomstige situatie.
Lankelma Geotechniek Zuid BV heeft een onderzoek uitgevoerd naar de waterdoorlatendheid van de bodem: rapport "Geohydrologisch Onderzoek Nieuwbouw woningen aan de Schepersweg te Uden" (27 november 2012, nr. 94614-XG ). Het onderzoeksrapport is in bijlage 11 opgenomen.
Lankelma concludeert dat de bovengrond goed tot zeer goed waterdoorlatend is en de ondergrond zeer goed waterdoorlatend, en adviseert voor de berekeningen een k-waarde (waterdoorlatendheid) van ten minste 2 meter per dag te hanteren. Lankelma adviseert voorts in overweging gegeven om ter plaatse van aan te leggen infiltratievoorzieningen aanvullend doorlatendheidsonderzoek te doen. Waarschijnlijk kan lokaal een veel hogere k-waarde worden gehanteerd dan 2 m/dag.
Binnen het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.
In het genoemde geohydrologisch onderzoek is tevens de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) bepaald. De GHG wordt ingeschat op 14,4 m +NAP (0,5 à 1,6 meter onder maaiveld). Uitgaande van de richtlijnen voor bodeminfiltratie biedt de bovengrond goede mogelijkheden voor infiltratie van hemelwater. De GHG zou op de onderzoekslocatie een beperkte factor kunnen zijn, dit is echter afhankelijk van de maaiveldhoogte ter plaatse van de geplande infiltratievoorziening. Om een drooglegging van 0,7 m te behalen zal de hoogte van het maaiveld minimaal 15,1 m + NAP moeten zijn.
Binnen die gedeelten van het plangebied waar ontwikkelingen voorzien zijn is thans geen bebouwing of verharding aanwezig.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van het bebouwd oppervlak (dakoppervlak in het horizontale vlak) en verhard oppervlak (bestrating) van het plan.
type oppervlak | oppervlakte |
bebouwd en verhard oppervlak 17 woonpercelen | ca 150 m² per woonperceel (totaal 2550 m²) |
verhard oppervlak openbare ruimte | 350 m² |
totaal | 2900 m² |
Met behulp van de HNO-tool van het waterschap is de benodigde bergingscapaciteit berekend. De resultaten van de berekening (inclusief invoerparameters) zijn opgenomen in bijlage 11.
De benodigde berging per woning bedraagt voor T=10+10% 4 m³. Tevens moet verantwoord worden hoe met het hemelwater wordt omgegaan bij T=100+10%. De benodigde berging hiervoor is 6 m³.
De benodigde berging voor de totale openbare ruimte bedraagt voor T=10+10% 9 m³. Tevens moet verantwoord worden hoe met het hemelwater wordt omgegaan bij T=100+10%. De benodigde berging hiervoor is 13 m³.
Bij het ontwerp van de bergingsvoorziening zijn achtereenvolgens de volgende afwegingsstappen gehanteerd:
Voor onderhavig plan is gekozen voor infiltratie van het hemelwater, omdat structureel hergebruik van hemelwater bij woningen niet aan de orde is.
Uitgangspunt is dat voor de woningen het vasthouden en infiltreren op de eigen percelen plaatsvindt. Bij het ontwerp van een woning moet de wijze van vasthouden en infiltreren (al of niet ondergronds) worden betrokken. Per woning is een bergingsvoorziening van circa 4 m³ nodig (afhankelijk van het ontwerp). De oppervlakte van zo'n bergingsvoorziening bedraagt circa 10 m². Hiervoor is in de tuinen voldoende ruimte.
Het hemelwater afkomstig van de verharde openbare oppervlakken wordt geïnfiltreerd in wadi's parallel aan de ontsluitingspaden.
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden. Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Schepersweg geloosd worden.
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden in principe geen uitlogende materialen toegepast.
Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:
Wateroverlastvrij bestemmen
Het plangebied ligt op een plek ‘die hoog en droog genoeg’ is.
Hydrologisch neutraal ontwikkelen
Het plan leidt niet tot een verlaging van de natuurlijke GHG. Tevens zal de afvoer van het hemelwater niet sneller plaatsvinden dan in de bestaande situatie het geval is.
Voorkomen van vervuiling
Zie paragraaf 5.3.4.
Gescheiden houden van schoon en vuil water
Alleen het vuile water wordt via de riolering afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Het schone hemelwater wordt binnen het plangebied gehouden. Zie paragrafen 5.3.2 en 5.3.3.
Doorlopen van de afwegingsstappen: “hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer”
Het doorlopen van de afwegingsstappen is beschreven in paragraaf 5.3.2.3.
Meervoudig ruimtegebruik
Door bij de inrichting van een plangebied ruimte voor verschillende functies te gebruiken, wordt er efficiënter omgegaan met de beschikbare ruimte. De infiltratievoorzieningen zijn onderdeel van de tuinen bij de woningen en de openbare ruimte. Er is derhalve sprake van een vorm van meervoudig ruimtegebruik.
Water als kans
Water in de vorm van vijvers, waterpartijen, al dan niet droogvallende sloten en dergelijke, kan een hoge belevingswaarde - en dus een toegevoegde waarde voor het plangebied - hebben. De infiltratie wordt per woonperceel opgelost. Water als kans is derhalve niet aan de orde.
Waterschapsbelangen
Er zijn geen waterschapsbelangen in het geding.
Aan de eisen van Waterschap Aa en Maas wordt voldaan.