direct naar inhoud van 5.1 Milieu
Plan: Schepersweg, Uden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0856.BPschepersweg-VA01

5.1 Milieu

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening en de Wet milieubeheer moet een toetsing plaatsvinden aan de relevante milieuaspecten. In deze paragraaf worden deze aspecten afzonderlijk beschreven. Naast bovengenoemde wetten gelden per aspect afzonderlijke wetten en/of besluiten.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Amitec BV uit Uden een historisch bodemonderzoek gevolgd door een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De onderzoeksrapporten "Historisch bodemonderzoek (conform NEN 5725), Project: Schepersweg (ong.) te Uden" (2 april 2012, nr. 11.718-HO.02) en "Verkennend bodemonderzoek (NEN 5740, excl. NEN 5725), Project: Schepersweg (ong.) te Uden" (8 november 2012, nr. 11.718-NEN.01) zijn bijgevoegd als bijlage 4 respectievelijk bijlage 5.

Uit het historisch bodemonderzoek volgt dat er geen sprake is van een potentieel verdachte locatie. Amitec concludeert in het verkennend bodemonderzoek dat deze hypothese kan worden aangenomen, ondanks de aangetroffen streefwaarde-overschrijdingen in het grondwater. Amitec concludeert voorts dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied.

Tijdens het veldwerk is in de halfverharding van het parkeerterrein bodemvreemd materiaal aangetroffen. Dit geeft aanleiding tot aanvullend onderzoek. Thans vindt dit aanvullend onderzoek plaats. Een eventueel geconstateerde bodemverontreiniging moet door de grondeigenaar (i.c. de gemeente Uden) worden gesaneerd. Gezien de omvang van het gebied met het bodemvreemde materiaal zullen de kosten voor de eventuele sanering beperkt zijn, waardoor de uitvoerbaarheid van het plan niet in gevaar komt.

De uitvoerbaarheid van het plan is hiermee in voldoende mate aangetoond.

5.1.1.3 Conclusie

De bodemkundige situatie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Externe veiligheid

5.1.2.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit om het leven zouden kunnen komen. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangetoond dat geen nieuwe kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar worden gerealiseerd en moet een eventuele toename van het groepsrisico verantwoord worden.

5.1.2.2 Analyse

Voorliggend plan betreft de realisatie van nieuwe woningen. Dit zijn kwetsbare objecten zoals omschreven in het Bevi.

De gemeentelijke visie op de beheersing van externe veiligheidsrisico's is vastgelegd in het document Beleid Externe Veiligheid Gemeente Uden (14 februari 2011). De Knelpuntenkaart externe veiligheid uit dit beleidsdocument geeft een overzicht van inrichtingen, transportroutes en buisleidingen die mogelijk van invloed zijn op het plan. Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de Knelpuntenkaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPschepersweg-VA01_0013.jpg"

uitsnede Knelpuntenkaart externe veiligheid

Het plangebied en de omgeving zijn onderzocht op de aanwezigheid van de mogelijke risicobronnen.

Inrichtingen
In de omgeving van het plangebied liggen geen risicovolle inrichtingen. Het plan ligt derhalve niet binnen een risicocontour voor het plaatsgebonden risico of binnen een gebied waar het groepsrisico dient te worden verantwoord.

Transport gevaarlijke stoffen
Het plangebied grenst aan de autosnelweg A50 waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Conform de gegevens van Rijkswaterstaat heeft de weg geen PR(10-6)-contour. Er hoeft derhalve geen toetsing van het plaatsgebonden plaats te vinden.

Het plangebied ligt binnen de onderzoekszone naar het groepsrisico. Save BV uit Deventer heeft een onderzoek uitgevoerd naar de invloed van de transportroute A50 op het plan: rapport "Bestemmingsplan Schepersweg te Uden, Onderzoek externe veiligheid A50" (6 november 2012, nr. 248933). Het onderzoeksrapport is als bijlage 6 toegevoegd. Save concludeert dat het groepsrisico weliswaar toeneemt, maar dat de risicocurven van de A50 de oriëntatiewaarden van het groepsrisico niet overschrijden.

Conform het huidige beleid is een verantwoording van de toename van het groepsrisico nodig. Deze verantwoording is opgenomen in het rapport "Ontwikkeling Schepersweg te Uden, Verantwoording van het groepsrisico" (Oranjewoud BV, Oosterhout, 6 november 2012, nr. 248933), dat eveneens is opgenomen in bijlage 6. Met het rapport wordt aangetoond dat de toename van het groepsrisico verantwoord is. Dit wordt bevestigd door de regionale Brandweer Brabant-Noord.

Buisleidingen
In de omgeving van het plangebied liggen geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het plan ligt derhalve niet binnen een risicocontour voor het plaatsgebonden risico of binnen een gebied waar het groepsrisico dient te worden verantwoord.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.

5.1.3 Luchtkwaliteit

5.1.3.1 Inleiding

Het aspect luchtkwaliteit heeft betrekking op ruimtelijke ontwikkelingen die een bijdrage leveren aan de luchtverontreiniging en op ruimtelijke ontwikkelingen die gevoelig zijn voor een slechte luchtkwaliteit.

Om mensen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging op de gezondheid te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. In de praktijk blijken vooral de normen voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) een rol te spelen.

Daarnaast is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening van belang aan te tonen dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.3.2 Analyse

Amitec BV heeft een onderzoek uitgevoerd, waarbij het plan getoetst is aan de Wet luchtkwaliteit en tevens beoordeeld is of sprake is van een gezond woon- en leefklimaat: rapport "Luchtkwaliteitsonderzoek, Project: Schepersweg te Uden" (12 oktober 2011, nr. 11.918-AV.L-1). Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 7. De conclusies van het onderzoek zijn hieronder integraal opgenomen.

"In het voorliggende luchtkwaliteitsonderzoek is de luchtkwaliteit onderzocht ter plaatse van het bouwplan met betrekking tot de verspreiding van fijn stof PM10 en stikstofdioxide NO2.
Voor de overige stoffen (SO2, CO etc.) geldt dat de normen zo ruim zijn dat hier in vrijwel alle gevallen aan voldaan wordt. Vanuit de Wet luchtkwaliteit bestaat er geen bezwaar tegen de realisatie van het bouwplan.

Het bouwplan zelf draagt Niet In Betekenende Mate bij aan de lokale luchtkwaliteit, aangezien het plan netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat.
De berekende concentraties verontreinigende stoffen in de lucht, vanwege het wegverkeer, liggen onder de normen die de Wet luchtkwaliteit stelt. De zorg voor een goed woon- en leefklimaat is daarmee voldoende gewaarborgd."

Opgemerkt wordt dat in het onderzoeksrapport wordt uitgegaan van hogere verkeersintensiteiten dan werkelijk het geval is en dan gehanteerd in het akoestisch onderzoek. In het onderzoeksrapport wordt op basis van de hogere intensiteiten geconcludeerd dat het plan voldoet aan de luchtkwaliteitseisen. Logischerwijs voldoet het plan tevens in geval van lagere verkeersintensiteiten.

5.1.3.3 Conclusie

Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Tevens is naar verwachting sprake van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.4 Milieuzonering
5.1.4.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreedt moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) c.q. of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.1.4.2 Analyse

Invloed plan op omgeving
Het plan omvat geen milieubelastende ontwikkelingen. Een toetsing van de invloed van het plan op de omgeving is derhalve niet aan de orde.

Invloed omliggende inrichtingen op het plan
In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de inrichtingen in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied.

bedrijf   SBI-code   categorie   richt-
afstand  
werkelijke afstand  
Aalstweg 3-7:
sportpark Moleneind  
931.G   3.1   50 m   11 m  
Schepersweg (ong.):
gasreduceerstation  
35.D3   1   10 m   15 m  

Enkele nieuwe woningen zijn gesitueerd binnen de richtafstand van het sportpark. Daarbij bedraagt de afstand van de dichtstbijzijnde nieuwe woning tot het bestemmingsvlak van het sportpark 11 meter, maar tot de rand van het feitelijke sportpark circa 35 meter.
Afstandbepalend is het aspect geluid. Tussen het sportpark en de nieuwe woningen wordt een geluidscherm geplaatst. Dit scherm biedt voldoende afscherming om ter plaatse van de woningen in een goed leefklimaat te voorzien.

5.1.4.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling voldoet niet aan de richtafstanden conform de handreiking Bedrijven en milieuzonering. Door het realiseren van maatregelen/voorzieningen, zoals het plaatsen van het geluidscherm, wordt het woon- en leefklimaat bij de woningen gewaarborgd en worden omliggende inrichtingen niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

5.1.5 Geluid

5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de (gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten. Derhalve is een toetsing aan de Wet geluidhinder aan de orde.

Verkeerslawaai
Voor de woonstraten in de directe omgeving van het plangebied is een 30 km/uur-regime van toepassing. Een akoestisch onderzoek naar aanleiding van het verkeer op de woonstraten is conform de Wet geluidhinder niet noodzakelijk, maar in het kader van een goede ruimtelijke ordening kan het gewenst zijn de gevelbelasting in beeld te brengen. Het plangebied grenst voorts aan de autosnelweg A50 en ligt daarmee binnen de onderzoekszone van deze weg.

Oranjewoud BV uit Oosterhout heeft een onderzoek uitgevoerd naar de gevelbelasting op de nieuwe woningen als gevolg van het wegverkeer op de autosnelweg A50 en de omliggende straten: rapport "Akoestisch onderzoek Schepersweg 2012" (13 september 2012, nr. 0248933.0). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd in bijlage 8.
Oranjewoud concludeert ondanks het aanbrengen van het geluidscherm er op een deel van de woningen een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde (48 dB) en zelfs een overschrijding van de maximaal te ontheffen grenswaarde (53 dB) sprake is. Het toepassen van aanvullende maatregelen om de geluidbelasting te reduceren zijn financieel, landschappelijk en/of stedenbouwkundig ongewenst.
Voor de gevels waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden kan door burgemeester en wethouders een ontheffing worden verleend. Het ontwerpbesluit hiervoor is tevens opgenomen in bijlage 8. Voor de gevels waarop de belasting meer dan 53 dB bedraagt is geen ontheffing mogelijk, maar moeten aanvullende maatregelen worden getroffen (bijvoorbeeld het toepassen van een dove gevel). Het betreft een beperkt aantal (delen van) gevels.
Oranjewoud heeft tevens het woon- en leefklimaat van de woning en tuin beoordeeld. Oranjewoud concludeert dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van industrielawaai. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.

5.1.5.3 Conclusie

Er worden geluidwerende voorzieningen (wal/scherm) getroffen om de geluidsbelasting afkomstig van de autosnelweg A50 te reduceren, zodat een aanvaardbaar en acceptabel geluidsniveau wordt gewaarborgd op de gevels van de woningen en in de bijhorende tuinen. Voor de gevels waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden wordt een procedure voor hogere grenswaarde doorlopen. Een deel van de gevels (boven de eerste verdieping) van de vier meest noordelijke woningen moet worden uitgevoerd als 'dove gevel'.

Het aspect verkeerslawaai vormt geen planologische belemmering voor het plan.