Plan: | Gebied Oudedijk, Odiliapeel |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0856.BPOUDEDIJK-VA02 |
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet -ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening- worden onderzocht of bodemverontreiniging de voorgenomen bestemming mogelijk maakt of belemmert.
In het plangebied zijn de volgende bodemonderzoeken uitgevoerd.
Verkennend onderzoek t.b.v. een bouwvergunning, Oudedijk 2b, Amitec, d.d.
8-2-1994
Uit het bodemonderzoek blijkt dat de bovengrond licht verontreinigd is met minerale olie, EOX en PAK. De ondergrond is niet verontreinigd. Het grondwater is licht verontreinigd met chroom en koper.
Verkennend onderzoek t.b.v. een bouwvergunning, Oudedijk 2b, Bijvelds, doc. nr.
0202087, d.d. 9-9-2011
Uit het bodemonderzoek blijkt dat in de boven- en ondergrond geen verontreinigingen zijn aangetoond. Het grondwater is licht verontreinigd met chroom en koper.
Verkennend onderzoek t.b.v. een bouwvergunning, Oudedijk 2b, Bijvelds, doc. nr.
0207081, d.d. 16-11-2007
Uit het bodemonderzoek blijkt dat in de boven- en ondergrond geen verontreinigingen zijn aangetoond. Het grondwater is matig verontreinigd met koper en licht verontreinigd met cadmium, chroom en lood.
Verkennend onderzoek t.b.v. nulsituatie, Oudedijk 2c, Öko-Care, doc. nr.
94/CS0254.01/1V, d.d. 25-10-1994
De bovengrond is licht verontreinigd met PAK en de ondergrond is licht verontreinigd met kwik. Het grondwater is licht verontreinigd met chroom, zink, naftaleen, benzeen en xylenen.
Verkennend onderzoek t.b.v. transactie, Oudedijk 2c, Öko-Care, doc. nr.
2001/R02262.A/1R0/HVH, d.d. 3-5-2001
De boven- en ondergrond zijn licht verontreinigd met EOX. Het grondwater is licht verontreinigd met chroom, koper en xylenen.
Verkennend onderzoek t.b.v. nulsituatie, Oudedijk 2c, Öko-Care, doc. nr.
2004/R04529B/2R0/HVH, d.d. 19-3-2004
De grond is niet verontreinigd. Het grondwater is licht verontreinigd met xylenen.
Verkennend onderzoek t.b.v. een bouwvergunning, Oudedijk 2c, Öko-Care, doc.
nr. rs5741a.doc, d.d. 14-2-2006
Uit het bodemonderzoek blijkt dat in de boven- en ondergrond geen verontreinigingen zijn aangetoond. Het grondwater is licht verontreinigd met chroom, koper en zink.
Verkennend onderzoek t.b.v. een bouwvergunning, Koolmeesstraat ong., Bijvelds,
doc. nr. 020102, d.d. 6-11-2000
Uit het bodemonderzoek blijkt dat in de boven- en ondergrond geen verontreinigingen zijn aangetoond. Het grondwater is licht verontreinigd met zink en xylenen.
Voor de volgende locaties in het plangebied zijn milieuvergunningen verleend.
Oudedijk 2a
Op 22 mei 1990 is aan Van der Leest-Peters B.V. een vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor de groothandel in, en montage en reparatie van opslagsilo’s. Volgens de bijbehorende tekening is er een ondergrondse dieseltank van 3.000 liter aanwezig.
Uit het dossier blijkt echter dat er in 1993 de ondergrondse dieseltank is gesaneerd. De tank is verwijderd en het vulpunt is onklaar gemaakt. De visuele controle van de toestand van de buitenzijde van de tank was goed. Controle van de bodem heeft niet plaatsgevonden.
Oudedijk 2b
Op de locatie Oudedijk 2b is een tuincentrum gevestigd. Er vinden geen bodembedreigende activiteiten plaats.
Oudedijk 2c
Op 11 mei 1993 is een milieuvergunning verleend aan Van der Ven Vloertechniek voor een vloerverwerkingsbedrijf voor de agrarische sector. Door middel van bodemonderzoek is de nulsituatie vastgelegd. In september 2003 is door Autoservice De Peel een melding ingediend in het kader van het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer. De uitgevoerde bodemonderzoeken kunnen als voldoende worden beschouwd voor het vaststellen van de eindsituatie voor de Holding M.J.M. van der Ven en het vaststellen van de beginsituatie van Autoservice De Peel.
Oudedijk 4 en 4a
Op 29 augustus 1989 is een hinderwetvergunning verleend aan G.C. Smits voor het oprichten en in werking hebben van een champignonkwekerij. De ondergrondse HBO-tank van 3.000 liter is op 19 oktober 1995 inwendig gereinigd en daarna verwijderd. Er is een KIWA-certificaat aanwezig.
Aan de hand van de bekende gegevens is voor de gemeente Uden -overeenkomstig de ‘interim-richtlijn bodemkwaliteitskaarten’- op 11 december 2007 een geactualiseerde bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Op deze kaart is de gemeente ingedeeld in verschillende zones. Per zone zijn statistisch de gemiddelde waarde en de 95-percentiel waarde berekend. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de bovengrond (0-0,5 m-mv) en de ondergrond (0,5-2 m-mv).
Het plangebied is gelegen in de zone agrarisch buitengebied. De gemiddelde bodemkwaliteit van de boven- en ondergrond is "schoon".
Uit het historisch onderzoek, de reeds uitgevoerde bodemonderzoeken en de bodemkwaliteitskaart wordt geconcludeerd dat de bodemkwaliteit de voorgenomen bestemming niet belemmert.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie. De Besluiten externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en externe veiligheid buisleidingen (Bevb) moeten individuele en groepen personen een basisbeschermingsniveau garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Daarnaast wordt geanticipeerd op het concept-Besluit transportroutes externe veiligheid (cBtev).
Personen moeten voldoende beschermd worden tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. Getoetst moet worden aan het plaatsgebonden risico (PR). Het plaatsgebonden risico is: "de aan een bepaalde geografische positie, buiten een inrichting, gebonden kans per jaar dat een persoon die zich permanent en onbeschermd op die positie bevindt, overlijdt als direct gevolg van het effect van een zwaar ongeval binnen een inrichting waarin gevaarlijke stoffen aanwezig zijn danwel worden verwerkt." Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 (kans van 1 op de miljoen) geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde.
Daarnaast leggen het Bevi, het Bevb en het cBtev een verantwoordingsplicht op voor het groepsrisico (GR). Het groepsrisico geeft de kans aan dat een groep personen door een ongeval bij een inrichting, buisleiding of transportroute overlijdt. De gemeente moet een verantwoording afleggen bij veranderingen van het groepsrisico in het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen kunnen voordoen: het invloedsgebied.
Analyse
In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich drie objecten die van invloed kunnen zijn op de externe veiligheid binnen het plangebied. Het betreffen het verkooppunt motorbrandstoffen met lpg op het adres Oudedijk 6-6a, het terrein van de militaire vliegbasis Volkel en de transportroute Nieuwedijk.
Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg
De PR-afstand van een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg wordt gemeten vanaf het vulpunt van de lpg-opslagtank en is afhankelijk van de doorzet van het lpg-tankstation. De doorzet van het tankstation Oudedijk 6-6a is begrensd op 1000 m³/jaar. De bijbehorende PR-contour bedraagt 45 m. Op kaartbijlage 1 is deze contour ingetekend. Binnen de contour mogen geen nieuwe 'kwetsbare objecten' (zoals woningen) of 'beperkt kwetsbare objecten' (zoals bedrijven) worden gerealiseerd.
Binnen de PR-contour vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Wel is in dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het toevoegen van bedrijfsruimten nabij het lpg-vulpunt. Eén van de voorwaarden van de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid betreft het aspect externe veiligheid.
Voorliggend bestemmingsplan staat wel rechtstreeks het bouwen van nieuwe bedrijfsruimten binnen het invloedsgebied van het lpg-vulpunt toe. Hierbij geldt een verantwoording van het GR. Met behulp van de "LPG groepsrisico berekeningsmodule" is voor de bestaande en toekomstige situatie berekend wat de kans op een incident met een LPG-installatie is, waarbij een X aantal dodelijke slachtoffers vallen. De resultaten van deze berekening zijn opgenomen in bijlage 3.
Uit de berekening volgt dat het GR zowel in de bestaande als de nieuwe situatie ruim onder de oriëntatiewaarde blijft. Desondanks is er sprake van een lichte toename van het GR, hetgeen betekent dat er een verantwoordingsplicht is. Hierna vindt een kwalitatieve afweging plaats ten aanzien van de onderdelen:
Zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid is de mogelijkheid van personen om zichzelf te kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. Het zelfredzame vermogen van personen in de omgeving van een risicovolle inrichting is een belangrijke voorwaarde om grote effecten bij een incident te voorkomen.
Het maatgevende scenario voor ongevallen met brandbare gassen is een 'bleve' (vuurbal en drukgolf). Alle aanwezigen die door de feitelijke vuurbal worden getroffen zullen overlijden. Voorts kunnen slachtoffers vallen door de warmtestraling en de drukgolf, alsmede door rondvliegende brokstukken en glasscherven die zware schade kunnen aanbrengen aan personen en gebouwen.
De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchten. Op een afstand groter dan 150 m is, in geval van een 'bleve', het schuilen in een gebouw vaak de beste manier om de calamiteit te overleven. Met name de ruimten die buiten het bereik van rondvliegend glas liggen (toiletruimte of badkamer) zijn als veilige plekken aan te merken.
Na afloop van een 'bleve' kan het beste worden gevlucht, om secundaire branden te vermijden. Vluchtroutes moeten personen direct van de calamiteit wegleiden. Voor het gehele plangebied geldt dat er voldoende vluchtwegen aanwezig zijn om het plangebied in geval van calamiteit te ontvluchten. De entrees van de bedrijfspercelen zijn van de risicobron af gericht.
Maatregelen aan het ontwerp van het gebouw
Om de effecten van een 'bleve' te verminderen, kunnen maatregelen worden getroffen ten aanzien van het ontwerp van de bebouwing:
Voorts is een goede instructie van de toekomstige gebruikers door middel van informatiemateriaal en evacuatietrainingen een optie.
Thans is de exacte positionering alsmede het ontwerp van de gebouwen nog niet bekend. De planregels bevatten nadere eisen ten aanzien van het aspect externe veiligheid.
Bereikbaarheid door hulpdiensten
Het is van belang dat hulpdiensten op een goede wijze het rampgebied kunnen bereiken. Het plangebied ligt nabij de Nieuwedijk en Oudedijk, die de functie van gebiedsontsluitingsweg hebben. In geval van een calamiteit is het plangebied goed bereikbaar. De opkomsttijd van de brandweer wordt geschat op minder dan 10 minuten. Er is voldoende bluswater aanwezig.
De toename van het GR is hiermee in voldoende mate verantwoord.
Militaire vliegbasis Volkel
Direct ten noorden van de Nieuwedijk ligt het gebied van de militaire vliegbasis. Op het terrein vindt opslag van brandstoffen en munitie plaats, met het bijbehorende ontploffingsgevaar.
Op de Risicokaart Nederland zijn veiligheidsafstanden opgenomen. Onderhavig plangebied ligt in zijn geheel buiten deze veiligheidsafstanden. De militaire vliegbasis is niet van invloed op het plangebied.
Transportroute Nieuwedijk
De Nieuwedijk wordt als transportroute voor gevaarlijke stoffen gebruikt. De PR-contour ligt op de weg. Derhalve is een toetsing in het kader van het PR niet nodig.
Met behulp van de RBMII-rekentool zijn de gevolgen van het plan voor het GR berekend. De berekening is toegevoegd als bijlage 4. Uit de berekening volgt dat de nieuwe situatie ruim onder de oriëntatiewaarde blijft.
In tegenstelling tot de LPG-installatie hoeft bij transportroutes geen verantwoording van het GR plaats te vinden indien het GR niet hoger dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde betreft (artikel 7, lid 2 cBtev). Uit de RBMII-berekening blijkt dat het laatste het geval is. (N.B. Het GR is dermate klein dat deze niet in de grafiek in bijlage 4 kan worden weergegeven.) Een verantwoording van het GR ten aanzien van de transportroute Nieuwedijk is niet nodig.
Beoordeling door de regionale brandweer
De regionale brandweer Brabant-Noord heeft het aspect externe veiligheid mede beoordeeld. Het beoordelingsadvies is opgenomen als bijlage 5. De regionale brandweer stemt in met deze paragraaf.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.
In de directe omgeving van het plangebied liggen enkele veehouderijen. Dit bestemmingsplan omvat de ontwikkeling van geurgevoelige objecten. G&O Consult uit Sint Anthonis heeft inzichtelijk gemaakt waar de geurcontouren van de meest bepalende omliggende veehouderijen liggen: rapport "Geuronderzoek voor een bestemmingsplan aan de Oudedijk te Odiliapeel" (23 maart 2011, nr. 3285GO0111). Het onderzoeksrapport is toegevoegd als bijlage 6. De conclusies van het onderzoeksrapport zijn hieronder integraal weergegeven.
"Aan de hand van de berekende geurcontouren en geurbelasting op de nieuw te bestemmen bouwvlakken in het plangebied Oudedijk te Odiliapeel zijn de volgende belangenafwegingen gemaakt:
Uit de beoordeling kunnen de volgende deelconclusies worden getrokken:
Gelet op bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de geurbelasting en geurhinder geen belemmering vormen voor het bestemmingsplan Oudedijk te Odiliapeel."
Algemene conclusie
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen belemmering voor het plan.
De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde plannen met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging als gestelde grenswaarden voor PM10 en NO2 niet worden overschreden.
Op de website www.infomil.nl is een rekentool beschikbaar met behulp waarvan eenvoudig is te berekenen of ontwikkelingen al of niet in betekenende mate van invloed zijn op de luchtkwaliteit in de omgeving.
De Wet bevat geen 'omgekeerde werking'. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet toch worden getoetst of een plan gesitueerd is in een gebied met een te hoge fijnstofconcentratie.
Toetsing
Onderstaande afbeelding geeft de resultaten van de NIBM-rekentool weer. Uitgegaan is van de toename van de verkeersbewegingen zoals berekend in paragraaf 4.2.2.
Uit de berekening volgt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit in de omgeving.
Binnen het plangebied worden geen nieuwe milieugevoelige objecten gerealiseerd. In het kader van een goede ruimtelijke ordening hoeft geen nadere toetsing plaats te vinden.
Conclusie
Het plan voldoet aan de Wet luchtkwaliteit.
In het kader van de Wet milieubeheer moet worden getoetst of:
Basis voor bovengenoemde toetsing vormt de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Invloed ontwikkeling op omgeving
Om de invloed van de ontwikkelingen binnen het plangebied op de omgeving te kunnen bepalen is het omgevingstype van belang. De genoemde handreiking maakt onderscheid in de omgevingstypen 'rustige woonwijk en rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. Onderhavig plangebied en omgeving is aan te merken als gemengd gebied. Dit betekent dat de in de handreiking genoemde richtafstanden met één afstandsstap mogen worden verkleind.
Hieronder is de milieusituatie per bedrijf binnen het plangebied nader beschreven.
Tuincentrum De Zwaan, Oudedijk 2-2b
Een tuincentrum (SBI-code 4752) is in de VNG-handreiking opgenomen als categorie 2-bedrijf met een (gereduceerde) richtafstand van 10 m. Binnen deze afstand liggen, behoudens de eigen bedrijfswoning, geen milieugevoelige objecten. De eigen bedrijfswoning vormt geen belemmering voor de bedrijfsvoering van het tuincentrum. Het tuincentrum is bovendien niet van invloed op het woon- en leefklimaat van woningen in de omgeving.
Van der Leest, Oudedijk 2a
Op het bedrijfsterrein van Van der Leest zijn bedrijven van maximaal categorie 3.1 toegestaan. Dergelijke bedrijven hebben een (gereduceerde) richtafstand van 30 m. Binnen deze afstand ligt, naast de eigen bedrijfswoning, alleen deels de bedrijfswoning Oudedijk 2 (tuincentrum).
De uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten vindt voornamelijk in noordelijke richting plaats, op grotere afstand van de bedrijfswoning Oudedijk 2.
Geconcludeerd wordt dat de bedrijfswoning Oudedijk 2 geen belemmering vormt voor het bedrijf Van der Leest en dat geen sprake is van aantasting van het woon- en leefklimaat in deze bedrijfswoning.
Autoservice De Peel, Oudedijk 2c
Op het terrein van Autoservice De Peel functioneert thans een garagebedrijf. De activiteiten van het garagebedrijf worden voortgezet. De noord- en oostzijde van het perceel worden ingericht ten behoeve van bedrijfsverzamelgebouwen met bedrijven van maximaal categorie 3.1 (richtafstand 30 m). Binnen deze richtafstand liggen de bedrijfswoning Oudedijk 2a en de burgerwoning Oudedijk 4.
Het garagebedrijf aan de westzijde van het bedrijfsperceel blijft onveranderd functioneren. De voorgestane ontwikkelingen zijn niet van invloed op het woon- en leefklimaat in de bedrijfswoning Oudedijk 2a. Ten aanzien van de bedrijfswoning Oudedijk 2a kan derhalve worden gemeld dat voorliggend plan niet leidt tot een verandering van de bestaande situatie.
De nieuwe ontwikkelingen op het perceel Oudedijk 2c betreffen bedrijfsverzamelgebouwen. De bedrijfsactiviteiten vinden in hoofdzaak inpandig plaats, waarbij de buitenterreinen voornamelijk worden gebruikt voor verkeer en parkeren.
Het plan leidt tot een toename van ca. 48 motorvoertuigen per etmaal voor de ontwikkelingen op het bedrijfsperceel Oudedijk 2c (zie paragraaf 4.2.2). De verkeersafwikkeling vindt plaats via de bestaande Oudedijk en voornamelijk in westelijke richting en derhalve niet langs de woning Oudedijk 4.
De verkeersbewegingen op het eigen terrein zijn stapvoets en bestaan onder meer uit inparkeren en wegrijden. Parkeerterreinen zijn in de VNG-handreiking afzonderlijk genoemd (SBI-code 5221). Het betreffen categorie 2-inrichtingen met een (gereduceerde) richtafstand van 10 m. De afstand van het bedrijfsperceel Oudedijk 2c tot de woning Oudedijk 4 bedraagt meer dan 10 m.
Op basis van het voorgaande is in voldoende mate aangetoond dat in een goed woon- en leefklimaat kan worden voorzien.
Invloed omliggende milieubelastende activiteiten op voorgestane ontwikkelingen
Het plan voorziet niet in het toevoegen van milieugevoelige objecten. Omliggende milieubelastende activiteiten zijn niet van invloed op het plan.
Conclusie
Het plan is milieutechnisch niet van invloed op de omgeving en de omgeving is niet van invloed op het plan. Er kan voorzien worden in een goed woon- en leefklimaat in de woningen binnen het plangebied en in de directe omgeving.
Wegverkeerslawaai
Het plangebied ligt binnen de onderzoekszones van de Nieuwedijk en de Oudedijk. Een akoestisch onderzoek naar het wegverkeerslawaai is echter niet nodig, omdat geen geluidgevoelige functies (zoals woningen) worden toegevoegd.
Luchtverkeerslawaai
Het plangebied ligt in een zone waarbinnen de geluidbelasting als gevolg van de vliegbasis Volkel (ruim) meer dan 45 Kosteneenheden (Ke) bedraagt. Het toevoegen van geluidgevoelige functies is niet toegestaan.
Het plan omvat geen toevoeging van geluidgevoelige functies.
Conclusie
Het plan voldoet aan de geldende regelgeving ten aanzien van zowel het wegverkeers- als het luchtverkeerslawaai.