direct naar inhoud van 4.6 Toetsing onderhavig plan aan beleidskader
Plan: Ruimte voor Ruimte Hoogstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0851.wbBPrvrhoogstr-v001

4.6 Toetsing onderhavig plan aan beleidskader

In deze paragraaf wordt het plan aan de in paragraaf 2.2.2 benoemde artikelen van de Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant getoetst.

Artikel 3.1.5

Artikel 3.1.5 is van toepassing op attentiegebieden.

1. Een bestemmingsplan dat is gelegen in een attentiegebied wijst geen bestemmingen aan of stelt geen regels vast die fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding.

2. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid stelt regels ten aanzien van:

a het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet;

b de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;

c het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

d het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk;

e het horen van het bevoegde waterstaatsgezag bij het toepassen van het bepaalde onder a tot en met d.

3. Een bestemmingsplan bepaalt dat de regels als opgenomen in het tweede lid niet van toepassing zijn op werkzaamheden die behoren tot het normale beheer en onderhoud.

Ad 1. Het plan heeft geen negatieve invloed op de waterhuishouding, zoals aangetoond in de waterparagraaf, zie paragraaf 5.3;

Ad 2a. Voorzover van toepassing worden in dit plan regels opgenomen ten aanzien van dit punt ;

Ad 2b. Voorzover van toepassing worden in dit plan regels opgenomen ten aanzien van dit punt ;

Ad 2c. Voorzover van toepassing worden in dit plan regels opgenomen ten aanzien van dit punt ;

Ad 2d. Voorzover van toepassing worden in dit plan regels opgenomen ten aanzien van dit punt;

Ad 2e. Overleg met het waterschap over het plan heeft plaatsgevonden, zie bijlage 4 Brief waterschap 20-10-2010;

Ad 3. Regels m.b.t. beheer en onderhoud zijn opgenomen in dit bestemmingsplan.

Artikel 3.7.5.

Artikel 3.7.5 Bescherming van de cultuurhistorisch waardevolle gebieden

Een bestemmingsplan dat is gelegen in een gebied met cultuurhistorisch waardevolle gebieden, als bedoeld in Artikel 3.7.4:

  • a. strekt mede tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden;
  • b. stelt regels ter bescherming van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

Ad 1. De cultuurhistorische waarden in het plangebied zijn onderzocht en beschreven in paragraaf 5.2.1.2. De aanwezige waarden worden niet aangetast.

Ad 2. De in het plangebied aanwezige houtwal is beschermd door op de plankaart het bouwvlak en de aanduiding bijgebouwen op voldoende afstand van de houtwal te situeren.

De vier ruimte voor Ruimte voor Ruimte kavels worden getoetst aan artikelen 3.8.3 en 3.8.4.

Artikel 3.8.3

Artikel 3.8.3 Regels voor Ruimte voor Ruimte kavels

  • 1. In afwijking van het bepaalde in Artikel 3.8.2 kan een bestemmingsplan dat is gelegen in een bebouwingsconcentratie binnen de groenblauwe mantel of het agrarisch gebied, niet zijnde een landbouwontwikkelingsgebied, een vestigingsgebied of een gebied teeltondersteundende kassen toegestaan, voorzien in één of meer ruimte-voor-ruimtekavels, indien de toelichting daaromtrent een verantwoording bevat.
  • 2. Uit de verantwoording als bedoeld in het eerste lid blijkt dat:
    • a. de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit zoals bedoeld in Artikel 1.2.1, waarbij niet voldoen behoeft te worden aan het tweede lid, onder a;
    • b. een goede landschappelijke en architectonische inpassing van de te bouwen woningen is verzekerd door een beeldkwaliteitsplan of daarmee vergelijkbaar instrument;
    • c. verzekerd is dat is voldaan aan de op grond van Artikel 3.8.4 gestelde nadere regels;
    • d. geen sprake is van een aanzet voor een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in Paragraaf 2.1.

Ad 1. De vier Ruimte voor Ruimte kavels liggen binnen een bebouwingsconcentratie binnen de groenblauwe mantel.

Ad 2 a. Toetsing aan artikel 1.2.1 wordt onderstaand beschreven.

Ad 2 b. Dit bestemmingsplan bevat een beeldkwaliteitsparagraaf waarin de landschappelijke en architectonische inpassing is verankerd.

Ad 2c. Toetsing aan artikel 3.8.4 wordt onderstaand beschreven.

Ad 2d. Het bestemmingsplan maakt de bouw van vier Ruimte voor Ruimte woningen aan het lint binnen een bestaand bebouwingscluster mogelijk. Er is dus geen sprake van een aanzet voor een stedelijke ontwikkeling.

Artikel 3.8.4

Artikel 3.8.4 Nadere regels inzake Ruimte voor Ruimte kavels

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen nadere regels ten aanzien van bestemmingsplannen die voorzien in een of meer ruimte-voor-ruimtekavels.
  • 2. Zolang nadere regels als bedoeld in het eerste lid nog niet zijn vastgesteld en in werking zijn getreden, wordt de Beleidsregel ruimte-voor-ruimte 2006 aangemerkt als nadere regels als bedoeld in het eerste lid.

Ad 1. GS hebben (nog) geen nadere regels gesteld.

Ad 2. Het plan voldoet aan de Beleidsregel Ruimte voor Ruimte 2006, zie paragraaf 2.2.4.

Het reguliere bouwkavel wordt getoetst aan artikel 3.8.5.

Artikel 3.8.5

Artikel 3.8.5 Kwaliteitsverbetering in bebouwingsconcentraties

  • 1. In afwijking van het bepaalde in Artikel 3.8.2 kan een bestemmingsplan dat is gelegen in een bebouwingsconcentratie binnen een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling of binnen een gebied integratie stad-land, voorzien in de nieuwbouw van één of meer woningen, indien de toelichting daaromtrent een verantwoording bevat.
  • 2. Uit de verantwoording als bedoeld in het eerste lid blijkt dat:
    • a. de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit zoals bedoeld in Artikel 1.2.1, waarbij niet voldoen behoeft te worden aan het tweede lid, onder a;
    • b. toepassing wordt gegeven aan de vereiste kwaliteitsverbetering als bedoeld in Artikel 1.2.2;
    • c. een goede landschappelijke en architectonische inpassing van de te bouwen woning is verzekerd door een beeldkwaliteitsplan of daarmee vergelijkbaar instrument;
      dat geen sprake is van een aanzet voor een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in Paragraaf 2.1.
  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan tot 1 juni 2011 een bestemmingsplan dat is gelegen in een bebouwingsconcentratie binnen de groenblauwe mantel of binnen het agrarisch gebied, niet zijnde een landbouwontwikkelingsgebied of een vestigingsgebied, worden vastgesteld dat voorziet in de nieuwbouw van één of meer woningen indien de toelichting daaromtrent een verantwoording bevat als bedoeld in het tweede lid.

Ad 1. Dit lid is niet van toepassing.

Ad 2a. Toetsing aan artikel 1.2.1 vindt onderstaand plaats.

Ad 2b. Toetsing aan artikel 1.2.2 is niet van toepassing, aangezien het ontwerp bestemmingsplan voor 1 januari 2011 ter inzage wordt gelegd (zie artikel 1.2.2. lid 7c).

Ad 2c. Dit bestemmingsplan bevat een beeldkwaliteitsparagraaf waarin de landschappelijke en architectonische inpassing is verankerd.

Ad 2d. Het bestemmingsplan maakt de bouw van één reguliere woning aan het lint binnen een bestaand bebouwingscluster mogelijk. Er is dus geen sprake van een aanzet voor een stedelijke ontwikkeling.

Ad 3. Het bestemmingsplan is gelegen binnen een bebouwingsconcentratie binnen de groenblauwe mantel.

Artikel 1.2.1

Artikel 1.2.1. Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit

  • 1. Gemeenten dragen bij de voorbereiding en vaststelling van een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en zij passen daarbij het principe van zorgvuldig ruimtegebruik toe, een en ander onverminderd hetgeen elders in deze verordening is bepaald.
  • 2. Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik als bedoeld in het eerste lid houdt in ieder geval in dat:
    • a. ingeval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling verzekerd is dat gebruik gemaakt wordt van een locatie waar op grond van het geldende bestemmingsplan het bouwen van gebouwen is toegestaan, behoudens ingeval in deze verordening anders is bepaald;
    • b. uitbreiding van het op grond van het geldende bestemmingsplan toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan indien er reële mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen dat bestaande ruimtebeslag te doen plaatsvinden.
  • 3. Ten behoeve van het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit bevat de toelichting van een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid een verantwoording waaruit blijkt dat:
    • a. de ruimtelijke ontwikkeling bijdraagt aan het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit en waarden van de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving;
    • b. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water en spoor verzekerd is,

een en ander onder onverminderd hetgeen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en elders in deze verordening is bepaald.

Ad 1. Door het vervangen van een stal door een woning wordt de ruimtelijke kwaliteit verbeterd. Alle nieuwe kavels worden direct ontsloten aan de weg. Hiermee is sprake van zuinig ruimtegebruik, aangezien geen nieuwe wegen aangelegd hoeven te worden.

Ad 2a. Aan dit lid hoeft niet getoetst te worden (zie Artikel 3.8.5 lid 2a)

Ad 2b. Dit lid is niet van toepassing.

Ad 3a. In deze toelichting worden de bestaande ruimtelijke kwaliteit en waarden uitvoerig beschreven. Het behoud hiervan is vastgelegd in het beeldkwaliteitsplan en de planregels.

Ad 3b. De ontwikkeling betreft vier Ruimte voor Ruimte kavels en één reguliere kavel die direct op de weg zijn ontsloten. Er is dus sprake van een goede aansluiting op de infrastructuur.