Plan: | Ruimte voor Ruimte Hoogstraat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0851.wbBPrvrhoogstr-v001 |
In deze paragraaf wordt het waterhuishoudingsplan beschreven. Zoals beschreven in paragraaf 4.6, blijkt dat het plan met de waterbeheerder besproken moet worden. Het plan is ter (informele) toetsing aan het waterschap verzonden en de reacties zijn verwerkt in deze waterparagraaf, zie bijlage 4.
In deze waterparagraaf de nieuwe woning aan de Hoogstraat 40 buiten beschouwing gelaten, omdat de nieuwe woning een bestaande stal gaat vervangen. Door de bouw van deze woning neemt het verhard oppervlak dus niet toe. De hemelwaterafvoer en de droogweerafvoer worden aangesloten op de bestaande afvoeren van de stal. Bij de bouwaanvraag zal dit nader worden uitgewerkt.
De volgende documenten zijn gebruikt voor het opstellen van deze waterparagraaf:
Het projectgebied valt binnen het werkgebied van het Waterschap Brabantse Delta. Het Waterschap heeft in haar normen beschreven in de Beleidsregel hydraulische randvoorwaarden 2009 versie 7 juli 2009.
Het plangebied valt binnen het beheergebied van het Waterschap Brabantse Delta. De voor deze watertoets gehanteerde beleidsdocumenten zijn:
- Provinciaal Waterplan;
- Beleidsregel hydraulische randvoorwaarden 2009;
- Keur waterschap Brabantse Delta 2009.
In het Provinciaal Waterplan staan de hoofdlijnen van het provinciale waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het provinciale ruimtelijke beleid. Het plangebied is aangeduid als natte natuurparel/ beschermingszone natte natuurparel. Provinciaal doel hiervan is verbetering en herstel van het natuurlijke watersysteem. In de natte natuurparel en de beschermingszone gelden via de Verordening ruimte beperkingen in de vorm van een aanlegvergunningstelsel. Toetsing aan de Verordening ruimte vindt plaats in paragraaf 4.6.
In de Beleidsregel 'hydraulische randvoorwaarden 2009' worden de kaders en normen voor de watertoets gegeven. De uitgangspunten ten aanzien van het hemelwaterbeleid worden beschreven. Met behulp van de afvoernormen kan de benodigde waterberging en/of retentievoorziening worden berekend. De voorkeursvolgorde voor de te treffen compenserende maatregel betreft:
1. infiltreren;
2. retentie aanleggen binnen plangebied;
3. retentie aanleggen buiten plangebied;
4. berging zoeken in bestaand plangebied.
Deze voorkeursvolgorde wordt gehanteerd bij het berekenen en ontwerp later in deze paragraaf.
Op basis van de Keur is een vergunning vereist voor lozingen op oppervlaktewater van hemelwater afkomstig van een verhard oppervlak van 2000 m2 of meer. Het verhard oppervlak in dit plan is minder dan 2.000 m2.
Daarnaast zijn in de Keur 'volledig - en beperkt beschermde gebieden' aangewezen, waarbinnen elke vorm van water aan- en afvoer lozing of onttrekking vergunningplichtig is. Afhankelijk van het type beschermd gebied (volledig of beperkt) geldt een strikt of minder strikt beschermingsbeleid. Onderhavig plan ligt binnen een volledig beschermd - en een attentiezone. Binnen volledig beschermde gebieden en attentiezones wordt een strikte waterhuishoudkundige berscherming nagestreefd. Onderhavig plan heeft geen negatieve invloed op de waterhuishoudkundige situatie. De ontwikkeling is hydrologisch neutraal, omdat het hemelwater binnen het plangebied wordt geinfiltreerd. Het plan is dus niet in strijd met de Keur.
Wel worden de benodigde ingrepen in de waterloop, zijnde het verplaatsen en realiseren van duikers en het aanbrengen van een overstort voorziening, getoetst aan de Keur. Uitgangspunt is dat deze ingrepen zullen voldoen aan de algemene regels in de Keur. In dat geval is een vergunning niet vereist, en volstaat een melding. Deze melding (of vergunning) staat los van het bestemmingsplan en zal apart worden aangevraagd, nadat het civieltechnisch ontwerp nader is uitgewerkt.
Bestaande situatie
Binnen het projectgebied is geen bestaande bebouwing en terreinverharding aanwezig. Het gebied wordt gebruikt met agrarische doeleinde.
Hoogteligging
Uit de inmeting van Coenradie volgt dat het projectgebied een bestaande maaiveldhoogte heeft van ca 2,90 + NAP tot ca 4,00 m + NAP.
Ondiepe bodemopbouw
De bodem bestaat vanaf het maaiveld tot ca. 3,40 m – maaiveld uit matig fijn siltig zand dat met name in de toplaag humushoudend is.
Grondwater
Door Lankelma is in het verkennend bodemonderzoek een gemiddelde grondwaterstand gemeten van ca 1,55 m - maaiveld.
Huidig watersysteem
Aan weerszijde van de Hoogstraat ligt een categorie B-waterloop. Het plangebied ligt in een peilbeheerst gebied met een zomer- en winterpeil van respectievelijk 1,3 tot 1,5 m-mv.
Het plangebied bestaat uit twee delen. Beide delen zijn ontsloten op de Hoogstraat met een inrit met duiker.
Afwegingsstappen
Voor de omgang van het schone hemelwater zijn de afwegingsstappen hergebruik, infiltratie, buffering, afvoer doorlopen. Hergebruik van hemelwater wordt niet haalbaar geacht gezien de beperkte omvang (4 woningen) van de ontwikkeling.
Gezien de geringe informatie betreffende de grondwaterstanden en de doorlatendheid van de bodem is niet aan te geven of infiltratie haalbaar is. Gezien de boorbeschrijving lijkt infiltratie niet mogelijk. De mogelijkheden voor buffering van hemelwater zijn binnen het projectgebied wel aanwezig.
Na overleg met het Waterschap is besloten een ondiepe infiltratievoorziening (ca. 0,75 -mv) achterop de kavels met overstort naar de waterloop aan de voorzijde te realiseren. Het aanpassen van de waterloop aan de voorzijde acht het waterschap niet gewenst gezien de ligging van het plan in een peilbheerst -, attentie - en beschermd gebied. Het waterschap adviseert tevens om het hemelwater van de bestrating oppervlakkig te laten afstromen in de berm en/of tuinen.
In het watersysteem wordt onderscheid gemaakt in de droogweerafvoer (huishoudelijk afvalwater) en regenwaterafvoer (neerslag). Deze beide rioolwaterstromen worden gescheiden gehouden in overeenstemming met de uitgangspunten van het Waterschap. Dit betekent dat er twee aparte rioolsystemen worden aangelegd. Beide systemen worden hieronder separaat beschreven.
Droogweerafvoer
De droogweerafvoer (DWA) van de 4 bouwkavels voeren af naar de bestaande drukriolering langs de Hoogstraat.
Tijdens de civieltechnische planvoorbereiding zal worden beoordeeld of de vier bouwkavels met een vrijvervalleiding kunnen afvoeren op een bestaand drukrioolgemaal of dat er een nieuw drukrioolgemaal moet worden bijgeplaatst. Gezien de toename van slechts vier bouwkavels worden geen problemen met de capaciteit van de bestaande gemeentelijke persleiding verwacht.
Regenwaterafvoer
De keuze voor omgang met regenwaterafvoer (RWA) is beschreven in paragraaf 5.3.3. De keuze is gemaakt om het regenwater afkomstig van de daken via een ondergrondse leiding per perceel af te voeren een greppel aan de zuidzijde van de bouwkavels. Deze greppel wordt voorzien van een overstort naar de bestaande waterloop aan de voorzijde van de percelen om wateroverlast in geval van veel neerslag en beperkte infiltratie te voorkomen.
Binnen het plangebied dient (per twee woningen) minimaal de volgende capaciteit gerealiseerd te worden:
De minimaal benodigde capaciteit per twee woningen kan worden gerealiseerd door een greppel van ca 25 m achterop de percelen te realiseren. De berging van de greppel (boven de GHG) bedraagt hierbij 40 m3.
De greppel wordt met een noodoverlaat aangesloten op de waterloop aan de voorzijde van de percelen conform de eisen van de Keur (art 6.2).
Het plan bestaat uit vier woningen. Iedere woning ontsluit met een inrit (met duiker) direct op de Hoogstraat. In de huidige situatie liggen er reeds twee inritten. Het voorstel is om de bestaande inrit van het westelijk deel van het plangebied te behouden en hier een extra inrit aan te leggen voor het meest westelijke kavel. De bestaande inrit van het oostelijke deel van het plangebied zal worden verwijderd en vervangen door een gezamelijke inrit ter hoogte van de (nieuwe) perceelsgrens van de twee oostelijke kavels. Er moeten dus twee nieuwe inritten met duikers worden aangelegd en één inrit met duiker worden verwijderd. De inritten en duikers zullen (indien mogelijk) conform algemene regels uit de Keur worden ontworpen (art. 6.3).
Om vervuiling tegen te gaan dient de toepassing van uitlogende bouwmaterialen te worden voorkomen.