direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied Nuenen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0820.BPBuitengebied-D001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Waarom wordt dit bestemmingsplan opgesteld?

Het vigerende bestemmingsplan Buitengebied is in 2008 vastgesteld. Tot voor kort bepaalde de Wet ruimtelijke ordening dat een bestemmingsplan maximaal 10 jaar oud mag zijn. Om die reden is de gemeente Nuenen in 2015 gestart met dit actualiseringsplan, om op die manier tijdig aan de actualiseringsplicht te voldoen.

Hoewel de actualiseringsplicht begin 2018 is komen te vervallen, hecht de gemeente Nuenen veel waarde aan een nieuw, geactualiseerd bestemmingsplan. Om te beginnen wordt met dit nieuwe plan aangesloten bij de actuele, digitale standaarden voor bestemmingsplannen.

Tevens is er sinds de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan het nodige veranderd in beleid en wetgeving. Zo is 2011 met de buurgemeenten de Intergemeentelijke Structuurvisie Rijk van Dommel en Aa vastgesteld. Daarnaast is er de Verordening ruimte Noord-Brabant die ingrijpende regelgeving met zich meebrengt ten aanzien van ruimtelijke - met name agrarische - ontwikkelingen. Deze Verordening vereist bovendien dat de relevante bepalingen worden doorvertaald in het gemeentelijk bestemmingsplan.

Daarnaast zijn uiteenlopende ontwikkelingen die sinds de vaststelling van het vigerende plan gerealiseerd zijn in dit bestemmingsplan op passende wijze verwerkt.

Tot slot vinden wij het van belang om te beschikken over een bestemmingsplan dat flexibel is en kan inspelen op de veranderende landbouw (als basis voor de te bevorderen vrijetijdseconomie), ruimte biedt aan innovatie en duurzaamheid en een gedragen en hanteerbaar toetsingskader vormt.

Het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Nuenen is consoliderend van aard. Dit betekent dat de bestaande rechten in beginsel overgenomen in het nieuwe plan. Dat betekent niet dat alleen wordt vastgelegd wat nu mag en kan. Het nieuw op te stellen bestemmingsplan wordt niet alleen opgesteld voor nu, maar voor het komende decennium. Het plan moet daarom nadrukkelijk toekomstbestendig zijn. De intergemeentelijke Structuurvisie Dommel en Aa is reeds een koers bepaald voor (onder andere) het buitengebied van de gemeente Nuenen. Deze koers wordt vertaald naar het nieuwe bestemmingsplan. Waar mogelijk wordt voorgesorteerd op gewenste ontwikkelingen uit deze intergemeentelijke structuurvisie, zonder daarbij het consoliderend karakter aan te tasten.

Tot slot wordt het bestemminsplan opgesteld conform de systematiek van De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). De SVBP 2012 bevat de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen, inpassingsplannen en rijksbestemmingsplannen, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven. Dit hoofdstuk vormt een inleiding op de standaard.

Voorafgaand aan het bestemmingsplan is een Nota van Uitgangspunten opgesteld. In deze Nota zijn op basis van het actuele beleid keuzes voor het nieuwe bestemmingsplan gemaakt en zijn de uitgangspunten vastgelegd.

1.2 Voor welk gebied geldt dit bestemmingsplan?

Ons buitengebied maakt onderdeel uit van het Rijk van Dommel en Aa. Water, bossen en agrarisch landschap vormen een prachtig stukje natuur in het landschapspark binnen de Brainport-regio. Door de eeuwen heen is het gebied zich in allerlei opzichten blijven ontwikkelen. In het gebied liggen 3 kernen (Nuenen, Nederwetten en Gerwen) en een aantal buurtschappen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPBuitengebied-D001_0001.jpg"

Figuur 1.1 ligging plangebied

1.3 Welke plannen worden met dit plan vervangen?

Ter plaatse van het plangebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:

  • Bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten zoals vastgesteld in oktober 2008;
  • 1e, 2de en 3e herziening van het Bestemmingsplan Buitengebied;
  • Landelijk Gebied 1974 (gedeeltelijk).

De vigerende bestemmingsplannen vormen de basis voor dit bestemmingsplan. Aanvullend zijn de reeds verleende vergunningen, wijzigingsplannen en vastgestelde postzegelplannen in dit bestemmingsplan verwerkt.

1.4 Wat kunt u lezen in deze toelichting?

Het speelveld waarbinnen de beleidsinhoudelijke keuzes zijn gemaakt is allereerst in beeld gebracht. Zo kan worden bepaald of en in welke mate met gewenste ontwikkelingen rekening kan worden gehouden. Het speelveld is bepaald door het ruimtelijk beleid en wet- en regelgeving van (de hogere) overheden en de te beschermen waarden binnen het plangebied. In deze toelichting gaan wij in de verschillende hoofdstukken in op:

Hoofdstuk 2   Onze visie op het buitengebied op basis van vastgestelde visies en beleid  
Hoofdstuk 3   Keuzes voor het bestemmingsplan  
Hoofdstuk 4   Keuzes op basis van omgevingsaspecten  
Hoofdstuk 5   Juridische vertaling keuzes  
Hoofdstuk 6   Uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan  

Hoofdstuk 2 Visie op het buitengebied

2.1 Speelveld en spelregels

Zoals in de inleiding al is aangegeven, is het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Nuenen consoliderend van aard. Dit betekent dat de bestaande rechten in beginsel worden overgenomen in het nieuwe plan. Dat betekent niet dat alleen datgene wordt vastgelegd wat nu mag en kan. Het nieuw op te stellen bestemmingsplan wordt niet alleen opgesteld voor nu, maar voor het komende decennium. Het plan moet daarom nadrukkelijk toekomstbestendig zijn. De intergemeentelijke Structuurvisie Dommel en Aa is reeds een koers bepaald voor (onder andere) het buitengebied van de gemeente Nuenen. Deze koers wordt vertaald naar het nieuwe bestemmingsplan.

Waar mogelijk kan worden voorgesorteerd op gewenste ontwikkelingen op basis van de gemeentelijke visie zonder daarbij het consoliderend karakter aan te tasten.

De visie op het buitengebied wordt bepaald door het provinciaal beleid (de Verordening ruimte Noord-Brabant, daar waar deze moet worden toegepast bij ruimtelijke besluiten) en de gemeentelijke visies zoals vastgelegd in de Structuurvisie Nuenen, Gerwen en Nederwetten en de Intergemeentelijke Structuurvisie Rijk van Dommel en Aa.

In dit hoofdstuk beschrijven wij de uitgangspunten van het beleid en de visies voor het buitengebied van Nuenen en vertalen wij dit naar een visie voor het bestemmingsplan Buitengebied.

2.2 Verordening ruimte Noord-Brabant

De Verordening ruimte Noord-Brabant is met betrekking tot de volgende onderdelen van belang voor het buitengebied van Nuenen:
- het beleid en de toegestane ontwikkelingsmogelijkheden voor de veehouderijen in Brabant zijn ingrijpend gewijzigd: uitbreiding van bedrijven is geen recht maar moet 'verdiend' worden door te voldoen aan de eisen van een 'zorgvuldige veehouderij';
- op de verbeelding van de Verordening zijn voor Nuenen aanduidingen met betrekking tot natuur en landschap, (grond)water, cultuurhistorie en agrarische ontwikkelingen opgenomen. In het kader van de bestemmingsplanherziening worden gebiedsgrenzen en dubbelbestemmingen op basis van deze aanduidingen geactualiseerd.  

In maart 2014 hebben de Provinciale Staten van Noord-Brabant de Verordening ruimte 2014 vastgesteld. De Verordening stelt eisen aan de door de gemeenten in Noord-Brabant op te stellen bestemmingsplannen. Een van die eisen is dat een bestemmingsplan (met name voor de rechtstreeks doorwerkende regels voor veehouderijen) in overeenstemming wordt gebracht met de regels uit de Verordening. Door middel van deze bestemmingsplanactualisatie wordt de provinciale Verordening ruimte 2014 in het bestemmingsplan verwerkt. Tijdens de voorbereidingsperiode van het bestemmingsplan is de Verordening op diverse onderdelen aangepast . Daarbij is bij de actualisatie van 2017 de naam van de verordening bovendien gewijzigd in Verordening ruimte Noord-Brabant. Voor zover deze aanpassingen uit de Verordening ruimte Noord-Brabant relevant zijn voor dit bestemmingsplan, zijn ze eveneens verwerkt in de regels van dit plan.

Vanwege de belangrijke gevolgen van de Verordening ruimte Noord-Brabant voor de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt en de consequenties voor de onderzoeksopzet in het planMER, wordt hier nader aandacht aan besteed

Agrarische ontwikkelingsmogelijkheden

Voor wat betreft de ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven wordt in het bestemmingsplan aangesloten bij de verordening. In de Verordening ruimte Noord-Brabant wordt het volgende onderscheid gemaakt in agrarische bedrijven:

  • (vollegrond)teeltbedrijven: agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;
  • veehouderijbedrijven: agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren (de verordening maakt daarbij binnen veehouderijbedrijven geen onderscheid tussen grondgebonden veehouderij en intensieve veehouderij);
  • glastuinbouwbedrijven: agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;
  • overige agrarische bedrijven: agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt. Hieronder vallen bijvoorbeeld paardenhouderijen.

Voor de toelaatbare ontwikkeling van agrarische bedrijven is van belang dat in de provincie Noord-Brabant gebieden zijn aangewezen als Ecologische hoofdstructuur, Groenblauwe mantel of Gemengd landelijk gebied en dat er gebieden zijn aangewezen als 'Beperkingen veehouderij'. Voor het planMER zijn met name de veehouderijen van belang.

Veehouderij en staldering

De veehouderijen in het plangebied komen voor in de zones Groenblauwe mantel en Gemengd landelijk gebied. Het beleid uit de Verordening ruimte Noord-Brabant is voor de veehouderij gelijk in deze twee zones. In de Verordening ruimte Noord-Brabant wordt voorgeschreven dat de oppervlakte aan dierenverblijven (gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren) wordt 'bevroren'.

 

Vestiging, omschakeling en uitbreiding van veehouderij en toename dierenverblijven

Vestiging van een veehouderij, omschakeling naar een veehouderij, uitbreiding van een veehouderij en uitbreiding van de oppervlakte aan dierenverblijven is alleen toegestaan als aan de voorwaarden uit de verordening wordt voldaan. De Verordening ruimte Noord-Brabant stelt dat:

  • er moet worden aangetoond dat sprake is van een (ontwikkeling naar een) zorgvuldige veehouderij (Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV));
  • het bouwperceel ten hoogste 1,5 ha bedraagt;
  • de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving inpasbaar moet zijn in de omgeving;
  • er een zorgvuldige dialoog moet worden gevoerd, gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling;
  • er sprake moet zijn van een landschappelijke inpassing ter grootte van ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak;
  • er voldaan moet worden aan extra eisen ten aanzien van geur en fijn stof;
  • daarbij als extra voorwaarde geldt dat bedrijven gelegen in het gebied 'Beperkingen veehouderij' blijvend moeten beschikken over voldoende gronden om een veebezetting van 2 GVE/ha of minder te garanderen.
  • indien sprake is van ontwikkeling gericht op een hokdierhouderij (dat wil zeggen veehouderijen met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij), de toename van de oppervlakte aan dierenverblijven gepaard moet gaan met sanering van dierenverblijven met een gelijke omvang binnen hetzelfde stalderingsgebied.

De Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij is opgebouwd rond negen thema's. Om te voldoen aan het criterium 'zorgvuldig' moet daarbij een minimale score van 7 worden gehaald.

Hoewel het in theorie mogelijk is dat ook intensieve veehouderijen in het gebied 'Beperkingen veehouderij' over voldoende gronden voor de voorgeschreven veebezetting beschikken, gaat de provincie er (zo blijkt uit de toelichting op de Verordening ruimte) van uit dat intensieve veehouderijen hier geen ontwikkelingsmogelijkheden meer hebben.

Wij kiezen ervoor om in het nieuwe bestemmingsplan geen onderscheid te maken tussen grondgebonden en intensieve veehouderij. Voor beide typen veehouderijen gelden dezelfde regels met betrekking tot uitbreidingsmogelijkheden. De voorwaarden zijn gericht op het ontwikkelen van een zorgvuldige veehouderij.

Met de actualisatie van de Verordening ruimte Noord-Brabant uit 2017 is bovendien geregeld dat geitenhouderijen in het geheel 'bevroren' worden. De ontwikkelingsruimte voor veehouderij die hierboven geschetst is, wordt daarom in het bestemmingsplan niet van toepassing verklaard op geitenhouderijen.

Wijzigen en vergroten van agrarische bouwvlakken

Het wijzigen en vergroten van agrarische bouwvlakken is toegestaan, maar ook hier gelden voorwaarden. Voor uitbreiding van het bouwvlak tot 1,5 ha gelden op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant de voorwaarden zoals genoemd bij de uitbreiding van bebouwing op het bouwvlak. Voor uitbreiding boven 1,5 ha geldt tevens dat bedrijven blijvend moeten beschikken over voldoende gronden om een veebezetting van 2 GVE/ha of minder te garanderen.

Deze voorwaarde met betrekking tot de veebezetting geldt niet voor uitbreidingen waarbij er elders feitelijk en juridisch een veehouderij wordt opgeheven en sprake is van een sanering van een overbelaste situatie en er per saldo geen groei plaatsvindt van het vergunde aantal dieren.

2.3 Structuurvisie Nuenen, Gerwen en Nederwetten

De Structuurvisie zet voor ons buitengebied in op:
- het realiseren van een doorlopende groenstructuur waardoor een parkachtige zone ontstaat waarin de diverse functies hun plek vinden;
- het versterken van het kleinschalig landschap;
- het toepassen landschapsinvesteringsregeling bij ontwikkelingen die niet rechtstreeks mogelijk zijn.  

In de Structuurvisie geeft de gemeente aan wat de ruimtelijke opgave is, welke keuzes worden gemaakt en hoe deze opgave uitgevoerd gaat worden. De Structuurvisie bestaat uit 2 onderdelen:

  • de Structuurvisie deel A 'Ruimtelijk Casco': de visie op hoofdlijnen voor de lange termijn;
  • de Structuurvisie deel B 'Projectenplan': het uitvoeringsprogramma.

Structuurvisie deel A 'Ruimtelijk Casco'

Het Ruimtelijk Casco, vastgesteld door de gemeenteraad van Nuenen op 5 november 2009, bestaat uit de beleidsanalyse en de analyse van de ruimtelijk-functionele hoofdstructuur van de gemeente. Het Ruimtelijk casco is gebaseerd op bestaand ruimtelijk beleid en vervult de volgende functies:

  • integrale visievorming voor de lange termijn;
  • bijeenbrengen en afwegen van belangen;
  • toetsings- en inspiratiekader voor ruimtelijke beslissingen;
  • basis voor uitwerken van het beleid in bijvoorbeeld bestemmingsplannen.

Tussen Nuenen en de buurgemeenten wordt een doorlopende groenstructuur gerealiseerd en moet een parkachtige zone ontstaan waarin de diverse functies hun plek vinden. Zowel kleinschalige, als meer grootschalige projecten kunnen op deze manier hun plaats vinden, bijvoorbeeld in de vorm van uitvoeringsprojecten van de 'Reconstructie van het landelijk gebied'.

Het plangebied heeft in het Ruimtelijk Casco de aanduiding 'versterken kleinschalig landschap'. Het kleinschalig landschap is een samenhangend gebied bestaande uit een mozaïek van meerdere landschapstypen op een relatief klein oppervlak. Flankerend natuurbeleid richt zich op verbetering van de ruimtelijke samenhang (vergroten, verbinden en ontsnipperen), de verbetering van de ecologische kwaliteit en de verhoging van de belevingswaarde.

Structuurvisie deel B 'Projectenplan'

In het Projectenplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 23 juni 2010, zijn de ruimtelijke opgaven voor de korte en middellange termijn benoemd en zijn projecten en plannen beschreven. De komende jaren zal veel geïnvesteerd worden in groene en blauwe projecten. Het gaat dan bijvoorbeeld om de ontwikkeling van de natte natuurparel Breugelse Beemden, waar het plangebied even ten zuidoosten van ligt. Deze ontwikkelingen komen ten goede aan de intrinsieke kwaliteit van natuurgebieden zelf en de ontwikkeling van een regionale robuuste ecologische hoofdstructuur. Deze oriënteert zich hoofdzakelijk in noord-zuidrichting en loopt via ecologische verbindingszones.

De zeven gemeenten in het Rijk van Dommel en Aa hebben gezamenlijk een Intergemeentelijke Structuurvisie (ISV) vastgesteld. In de ISV is vastgelegd wat de gemeenten de komende jaren willen bereiken in het Rijk van Dommel en Aa en hoe ze dat willen aanpakken.

'Structuurvisie Nuenen, wijziging 2015'

Om de kwaliteit van het landschap te versterken heeft de provincie het principe van 'kwaliteitsverbetering van het landschap' geïntroduceerd. De provincie heeft gemeenten daarom verplicht om een kwaliteitsbeleid voor het landschap te voeren. Eén manier om kwaliteit van het landschap vast te houden of zelfs te verbeteren, in de Landschapsinvesteringsregeling. De LIR is van toepassing op situaties, waarin bebouwing wordt toegevoegd terwijl dat niet rechtstreeks in het bestemmingsplan is toegestaan. Mits planologisch aanvaardbaar kan het bestemmingsplan worden herzien onder de voorwaarde dat de initiatiefnemer, kwaliteit in het landschap toevoegt. Als dit niet mogelijk is, dan maakt de Landschapsinvesteringsregeling het mogelijk dat de initiatiefnemer een financiële bijdrage stort in een fonds, waarvan elders in de gemeente kwaliteit kan worden toegevoegd aan het landschap. Dit moet dan wel gebeuren in combinatie met een hierop aangepaste structuurvisie. Met de wijziging is de LIR opgenomen in de Structuurvisie.

2.4 Intergemeentelijke structuurvisie Rijk van Dommel en Aa

De ISV zet voor ons buitengebied in op:
- het ontwikkelen van een vrijetijdseconomie;
- behoud en realisatie begrensde EHS (tegenwoordig NNB);
- behoud en versterking van de landschappelijke kwaliteiten;
- herstel van de milieukwaliteit.  

De Intergemeentelijke structuurvisie (ISV) Rijk van Dommel en Aa is vastgesteld op 29 september 2011 door de raad van Nuenen. Doel van de ISV is om het Rijk van Dommel en Aa te ontwikkelen tot een regionaal landschapspark met een aantrekkelijke landschappelijke inrichting waarin natuur en recreatie de belangrijkste functies zullen zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPBuitengebied-D001_0002.png"

Figuur 2.1 Kaart Intergemeentelijke structuurvisie Rijk van Dommel en Aa.

Om inzicht te geven in de mogelijke oplossingsrichtingen zijn 4 beleidsscenario's opgesteld voor het gebied, die elk uitgaan van een specifieke groen-blauwe invalshoek:

  • 1. versterking cultuurlandschap;
  • 2. herstellen van de milieukwaliteit;
  • 3. ontwikkeling robuuste natuur
  • 4. versterking verbindingen.

Op basis van de beoordeling van de scenario's is een integratiescenario uitgewerkt. Het gebied is daartoe opgedeeld in deelgebieden, grotendeels gebaseerd op de aanwezige landschapstypen. Het plangebied valt binnen het deelgebied 'beekdal', met direct aansluitend de aanduiding 'Behoud en realisatie begrensde EHS'. De beekdalen bestaan in hoge mate uit begrensde EHS-gebieden. Er is vaak sprake van een natuurdoelstelling voor de ontwikkeling van diverse kwetsbare (natte) natuurdoeltypen. De beekdalsystemen (beekdalen en kenmerkende hogere gronden) zijn kenmerkende landschappelijke dragers in het Rijk van Dommel en Aa en vormen belangrijke landschappelijk elementen in de beleving van de recreant. Daarnaast gelden voor de beekdalen bij uitstek de waterdoelstellingen. Ook de doelstelling van scenario 2, herstel milieukwaliteit is aan de orde, gezien de doelstelling naar een duurzaam klimaatbestendig watersysteem te streven, waarbij zowel waterkwantiteit als -kwaliteit een rol spelen.

De ISV zet in op het ontwikkelen van een vrijetijdseconomie. De vrijetijdseconomie betreft de productie, distributie en consumptie van goederen en diensten ten behoeve van de vrijetijdsbesteding van mensen, zowel binnenshuis als buitenshuis, zowel binnen de eigen woonomgeving als daarbuiten, met inbegrip van verblijf, vervoer en toeleveranciers. Voor de vrijetijdseconomie is het landschap heel belangrijk. Wij willen daarom de kwaliteiten van het landschap behouden en versterken. Ontwikkelingen die mogelijk gemaakt worden moeten een bijdrage leveren aan de kwaliteiten van ons buitengebied.

2.5 Vertaling visies naar bestemmingsplan Buitengebied

In het vigerende bestemmingsplan is een zonering opgenomen die overeenkwam met de op dat moment geldende streekplan van de provincie. Daarin werd onderscheid gemaakt in een gebied met landschappelijke waarden, abiotische waarden, natuur- en landschappelijke waarden en Bos en Natuur. De agrarische bestemmingen zijn afgestemd op deze zonering.

Deze zonering komt niet meer overeen met de Verordening ruimte Noord-Brabant en de visie en het beleid zoals dat geformuleerd is in de Structuurvisie Nuenen, Gerwen en Nederwetten en de Intergemeentelijke Structuurvisie Dommel en Aa. In het nieuwe bestemmingsplan wordt er voor de helderheid en leesbaarheid van het plan naar gestreefd om het beleid vanuit de verordening en visies te combineren tot eenduidige systematiek en regelgeving voor het bestemmingsplan Buitengebied.

Voor de zonering wordt aangesloten bij de zonering van de Verordening ruimte Noord-Brabant. Onderscheid wordt gemaakt in de volgende gebiedscategorieën:

  • 1. Natuurnetwerk Brabant;
  • 2. Groenblauwe Mantel;
  • 3. Gemengd Landelijk gebied;
  • 4. Bos en natuurgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0820.BPBuitengebied-D001_0003.png"

Figuur 2.2 Gebiedsindeling bestemmingsplan Buitengebied

  • 1. Natuurnetwerk Brabant (NNB)

Het Natuurnetwerk Brabant is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met natuurwaarden van (inter)nationaal belang. Het doel van het NNB-beleid is het veiligstellen van ecosystemen en het realiseren van leefgebieden met goede condities voor de biodiversiteit. Deze leefgebieden zijn belangrijk voor dier- en plantensoorten. Binnen het plangebied zijn het Dommeldal, Nuenens Broek, de Papenvoortse Heide en bestaande bos- en natuurgebieden opgenomen in het NNB.

De bestaande bos en natuurgebieden worden voorzien van de bestemming Natuur (N). Agrarische gronden binnen deze zone, die nog niet verworven zijn ten behoeve van natuurontwikkeling, worden voorzien van de bestemming Agrarisch met Waarden – Natuur- en Landschapswaarden (AW-NL).

In het NNB wordt ingezet op behoud en herstel van de ecologische waarden. In het NNB worden zeer beperkt nieuwe initiatieven toegestaan. Dat neemt niet weg dat initiatieven met een ruimtelijke meerwaarde in combinatie met een bijdrage aan de realisatie van het NNB kunnen worden afgewogen.

Bij ontwikkelingen in het NNBworden de spelregels die door het Rijk en de provincie zijn geformuleerd gehanteerd. Het betreft:

  • het zogenoemde 'nee, tenzij-principe': (nieuwe) plannen, projecten of handelingen zijn niet toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten. Wezenlijke actuele en potentiële waarden van het gebied zijn bijvoorbeeld: natuurdoelen en -kwaliteit, geomorfologische en aardkundige waarden en processen, de waterhuishouding, kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, stilte, duisternis, openheid of juist beslotenheid en de landschapsstructuur. Deze waarden dienen te worden behouden. Alleen in zwaarwegende gevallen, indien er sprake is van een groot openbaar belang en er geen alternatieven beschikbaar zijn (bij individuele ingrepen) en waarden worden gecompenseerd, kan daarvan worden afgeweken;
  • de saldobenadering: als een combinatie van plannen, projecten of handelingen per saldo tot een kwantitatieve en kwalitatieve verbetering van het NNB leidt;
  • kleinschalige ingrepen: in geval van een kleinschalige ingreep kan de grens van het NNB worden aangepast.

  • 2. Groenblauwe mantel

De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen de ecologische hoofdstructuur en anderzijds het landelijk gebied en het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel beschermt Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur en zorgt voor verbinding met het omliggende gebied. In de groenblauwe mantel wordt ingezet op duurzame ontwikkeling van het watersysteem en het behoud van de ecologische en landschappelijke waarden en het in stand houden dan wel herstellen van het agrarische cultuurlandschap. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw.

In de groenblauwe mantel zetten wij in op behoud en herstel van natuur en landschap van de groenblauwe mantel. Nieuwe ontwikkelingen in de groenblauwe mantel gaan gepaard met bescherming en de ontwikkeling van waarden van natuur en landschap van de groenblauwe mantel.

Wij zetten in op ontwikkelingen gericht op nieuwe vormen van agrarisch gebruik (verbrede landbouw, recreatie, alternatieve voedselproductie, energieproductie), inzet van instrument Ruimte-voor-Ruimte om verdere ontstening elders in Brabant te maken en kwaliteitswinst te boeken en mogelijkheden voor nieuwe economische dragers die een bijdrage leveren aan het creëren van een vrijetijdseconomie onder voorwaarden van investeren in landschapsherstel.

  • 3. Gemengd landelijk gebied

In het gemengd landelijk gebied streven wij, net als in de Groenblauwe mantel, naar een gemengde plattelandseconomie. In deze zone zetten wij in op ontwikkelingen gericht op nieuwe vormen van agrarisch gebruik (verbrede landbouw, recreatie, alternatieve voedselproductie, energieproductie), inzet van instrument Ruimte-voor-Ruimte om verdere ontstening van het gebied mogelijk te maken en kwaliteitswinst te boeken en mogelijkheden voor nieuwe economische dragers die een bijdrage leveren aan het creëren van een vrijetijdseconomie onder voorwaarden van investeren in landschapsherstel.

Tabel 2.1 geeft een vertaling van de visie naar de gebieden zoals weergegeven in figuur 2.1. Omschakeling naar landbouwverwante bedrijven is conform het provinciale beleid niet toegestaan in de groenblauwe mantel. Uitbreiding van bestaande bedrijven is in de groenblauwe mantel wel toegestaan (zie hierna onder Omvang van de functie). Bestaande overige functies mogen wel uitbreiden.

Tabel 2.1 Koers en ontwikkelingsmogelijkheden per deelgebied

gebied   hoofdkoers   accent   ontwikkelingsmogelijkheden voor nevenfuncties (ondergeschikt aan de hoofdfunctie) en vervolgfuncties (bij bedrijfsbeëindiging)  
NNB   zeer beperkte ontwikkelingsruimte
bestaande functies  
natuur, landschap, cultuur, watersysteem   Ontwikkelingen gericht op natuur en landschap, landgoederen en toerisme en recreatie.  
groenblauwe mantel   brede
plattelandseconomie  
ontwikkeling kwaliteiten natuur en landschap, duurzame ontwikkeling van het watersysteem en vrije tijdseconomie   verbrede landbouw;
recreatie;
alternatieve voedselproductie¹);
energieproductie²);
nieuwe economische dragers die een bijdrage leveren aan het creëren van een vrijetijdseconomie.  
gemengd landelijk gebied   brede
plattelandseconomie  
ontwikkelingsmogelijkheden duurzame landbouw en vrijetijdseconomie   verbrede landbouw;
recreatie;
alternatieve voedselproductie¹);
energieproductie);
nieuwe economische dragers die een bijdrage leveren aan het creëren van een vrijetijdseconomie.  

1) Onder alternatieve voedselproductie verstaan wij de teelt van bijvoorbeeld wormen en insecten voor voedsel.

2) In paragraaf 3.12 maken wij concreet welke mogelijkheden wij voor energieproductie willen bieden in het bestemmingsplan.

Neven- en vervolg functies moeten kleinschalig van aard zijn, passend bij de kwaliteiten van ons buitengebied. Voor het al of niet toestaan van nieuwe functies gelden de volgende voorwaarden:

  • omliggende functies mogen niet in hun belangen geschaad worden;
  • parkeren dient op eigen terrein ingevuld te kunnen worden;
  • nieuwe functies mogen niet concurreren met voorzieningen in de kernen.

Hoofdstuk 3 Keuzes voor het bestemmingsplan

3.1 Inleiding

Op basis van de visie zoals beschreven in hoofdstuk 2 zijn keuzes gemaakt voor de uitwerking van het bestemmingsplan. De keuzes worden niet alleen bepaald door de visie op het buitengebied, maar op onderdelen ook op basis van het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Een beschrijving van het relevante beleid is opgenomen in Bijlage 1.

3.2 Landbouw

Belangrijkste uitgangspunten:
- onderscheid in gebieden op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant;
- bouwvlakken van maximaal 1,5 hectare
- geen onderscheid tussen grondgebonden en intensieve veehouderij
- regels en voorwaarden voor zorgvuldige veehouderij
- mogelijkheden voor neven- en vervolgfuncties op basis van de koersen per deelgebied  

In deze paragraaf wordt op alle ontwikkelingsrichtingen ten aanzien van de agrarische bedrijven ingegaan.

Onderscheid agrarische bestemmingen

In de Verordening ruimte Noord-Brabant wordt het buitengebied onderverdeeld in de zones Gemengd landelijk gebied, Groenblauwe mantel en Natuurnetwerk Brabant. In diezelfde volgorde verschuift tussen de verschillende zones het accent van agrarische bedrijfsvoering naar bescherming van natuur- en landschapswaarden. Om dit tot uiting te brengen, zijn in het bestemmingsplan drie agrarische bestemmingen opgenomen waarin dit verschil in de bouw- en gebruiksregels tot uiting komt. Afgestemd op de Verordening ruimte Noord-Brabant heten de agrarische bestemmingen daarom als volgt:

  • Agrarisch met waarden - Gemengd landelijk gebied;
  • Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel;
  • Agrarisch met waarden - Natuur- en landschappelijke waarden (NNB).

Overigens zijn binnen de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden geen agrarische bouwvlakken aanwezig. De agrarische gronden binnen deze zone bestaan zodoende uitsluitend uit open gronden.

Bouwvlakken

De bestaande bouwvlakken uit het vigerende bestemmingsplan vormen de basis voor de bouwvlakken in dit nieuwe bestemmingsplan. Om deze bouwvlakken van vorm te wijzigen en/of de oppervlakte te verruimen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die een nieuwe maximummaat van 1,5 ha vastlegt en nadere voorwaarden koppelt aan de mogelijkheid om het plan te wijzigen.

Nieuwvestiging

Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden voor nieuwvestiging van agrarische bedrijven op locaties waar nog geen bouwvlak aanwezig is. Gezien de landbouwstructuur van het gebied en het aantal agrarische bedrijfscomplexen dat vrijgekomen is en in de toekomst vrij zal komen, is een dergelijke mogelijkheid niet noodzakelijk. Wanneer de situatie zich voordoet dat een agrarisch bedrijf zich op een (geheel) nieuwe locatie wenst te vestigen en dit acceptabel wordt geacht, zal een afzonderlijke planologische procedure doorlopen moeten worden.

Uiteraard is het wel mogelijk voor bedrijven om zich binnen bestaande bouwvlakken te vestigen die vrijkomen, een en ander onder de voorwaarden zoals die volgen vanuit de Verordening ruimte Noord-Brabant .

Grondgebruik

Vollegrondsteeltbedrijven

(Vollegronds)teelt is op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant algemeen mogelijk gemaakt binnen het plangebied.

Veehouderijen

In de Verordening ruimte Noord-Brabant worden de verschillende vormen van veehouderij als één bedrijfsvorm aangemerkt. In tegenstelling tot het verleden wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen intensieve veehouderij en grondgebonden veehouderij. Alle veehouderijen moeten bij uitbreiding voldoen aan de regels voor een zorgvuldige veehouderij. Zo wordt voor alle veehouderijen een zorgvuldige, duurzame bedrijfsontwikkeling nagesteefd.

Het bestemmingsplan sluit hierbij aan en maakt dus niet langer, zoals in het voorgaande bestemmingsplan, onderscheid in de verschillende vormen van veehouderij. De gemeente Nuenen streeft naar een duurzame ontwikkeling van de agrarische sector passend bij de kwaliteiten van het buitengebied van Nuenen. De toepassing van de regels voor zorgvuldige veehouderij in combinatie met voorwaarden voor landschappelijke inpassing zorgt ervoor dat het maken van een onderscheid in grondgebonden en intensieve veehouderij niet noodzakelijk is.

Het bestemmingsplan spreekt daarom uitsluitend van de verzamelnaam 'veehouderij'. De veehouderijen zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en zijn op basis van het bestemmingsplan op basis van hun huidige omvang toegestaan. Uitbreiding van deze bedrijven is uitsluitend toegestaan voor zover voldaan wordt aan de voorwaarden uit de provinciale Verordening, die in het bestemmingsplan zijn overgenomen. Hiertoe dient op basis van het bestemmingsplan een afwijkingsprocedure doorlopen te worden. Eén van de bijbehorende voorwaarden is dat binnen de zone 'Beperkingen veehouderij' - die het overgrote deel van het plangebied beslaat - uitsluitend uitbreiding van grondgebonden veehouderijen mogen uitbreiden.

Omschakeling

Bestaande agrarische bedrijven kunnen in alle gevallen omvormen naar (vollegronds)teelt, aangezien deze bedrijfsvorm algemeen is toegestaan. Omschakeling naar veehouderij, is net als uitbreiding van bestaande veehouderijen, uitsluitend mogelijk voor zover voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Verordening ruimte Noord-Brabant waarin onder meer is opgenomen dat dit binnen de zone 'Beperkingen veehouderij' veehouderijen uitsluitend zijn toegestaan indien deze in voldoende mate grondgebonden zijn.

Paardenhouderijen

Paardenhouderijen worden in de systematiek van de verordening van de provincie aangemerkt als overig agrarisch bedrijf om te voorkomen dat de regels voor de veehouderij van toepassing zijn. In het plangebied zijn meerdere paardenhouderijen gelegen. Overigens gaat het hierbij specifiek om de agrarische vorm van een paardenhouderij, waarbij het fokken van paarden centraal staat.

Bedrijven gericht op het stallen en africhten van paarden en de handel in paarden, worden ook vaak als paardenhouderij benoemd maar in planologische zin betreft dit geen agrarische functie. Deze krijgen een de bestemming Bedrijf. Maneges tot slot worden binnen de bestemming Sport geregeld.

Binnen de agrarische bestemming staan wij de bestaande paardenhouderijen toe. Deze voorzien wij van de aanduiding paardenhouderij. Daarnaast wordt de omschakeling van een veehouderij naar een (agrarische) paardenhouderij mogelijk gemaakt.

Bouwmogelijkheden (binnen bouwvlak)

Bedrijfsbebouwing

Bedrijfsbebouwing bij agrarische bedrijven moet, net als in het vigerende bestemmingsplan, volledig binnen bouwvlak gerealiseerd worden.

Daarbij mag het bouwvlak in de regel volledig benut worden, al gelden hier voor specifieke bouwwerken wel nadere regels:

  • voor veehouderijen geldt de bestaande oppervlakte als maximum. Uitsluitend via een afwijkingsbevoegdheid kan eventuele ruimte voor uitbreiding worden geboden, mits voldaan wordt aan de bijbehorende voorwaarden;
  • Rijhallen bij paardenhouderijen zijn toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 1.000 m2;
  • Kassen zijn eveneens gekoppeld aan een maximum oppervlakte:
    • 1. binnen de Groenblauwe mantel betreft dit de bestaande oppervlakte;
    • 2. in het Gemengd landelijk gebied betreft dit 1.000 m2, wat via een afwijkingsbevoegdheid kan worden verruimd tot 5.000m2.

Bedrijfswoning

De bestaande, legaal aanwezige bedrijfswoningen worden positief bestemd en de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ bedragen.

Indien er meerdere bedrijfswoningen aanwezig zijn is dat middels een maatvoeringaanduiding op de plankaart aangegeven. Daar waar in het geheel geen bedrijfswoning bij een bedrijf is toegestaan, is dat eveneens specifiek aangegeven.

Bouwmogelijkheden (buiten bouwvlak)

Schuilhutten

Conform de Verordening ruimte Noord-Brabant zijn deze alleen toegestaan binnen de 'kernrandzones'. De reden hierachter is dat op deze wijze een spreiding van schuilhutten over het landelijk gebied beperkt blijft tot de zones direct rond bebouwd gebied.

De praktijk is dat in het kader van dierenwelzijn vraag is naar schuilhutten in het gehele buitengebied. In het kader van dierenwelzijn zijn schuilhutten gewenst, maar voorkomen moet worden dat schuilhutten zorgen voor verrommeling. Om die reden is een verkenning uitgevoerd van bestaande bebouwingsconcentraties in het buitengebied met daar omheen zones van 250m. Op die manier is de gemeente tot een begrenzing gekomen waarbinnen zij schuilhutten via afwijking toe wil staan. Overigens geldt dat alleen voor het Gemengd landelijk gebied en de Groenblauwe mantel. Binnen Natuurnetwerk Brabant kunnen geen schuilstallen toegestaan worden.

Aan de afwijkingsbevoegdheid zijn de volgende voorwaarden gekoppeld:

  • een schuilgelegenheid is uitsluitend toegestaan indien de daarmee samenhangende gronden in gebruik voor het houden van vee ten minste 0,5 ha betreffen;
  • vanaf 1 ha geldt het principe van 1 schuilhut per ha;
  • schuilgelegenheden zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van een overkapping met ten hoogste 3 wanden, met een oppervlakte van ten hoogste 10 m2;
  • de hoogte van schuilgelegenheden bedraagt ten hoogste 3 m;
  • door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

Paardenbakken

Een paardenbak is een buitenrijbaan ten behoeve van paardrij-activiteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.

Paardenbakken zijn binnen het bouwvlak toegestaan. Buiten het bouwvlak zijn ze alleen toegestaan ter plaatse van daarvoor opgenomen aanduidingen, waarmee de bestaande paardenbakken (voor zover buiten een bouwvlak) zijn vastgelegd.

Er is een verschil in regeling voor paardenbakken die direct aan een bouwvlak grenzen en paardenbakken die solitair in het landschap liggen. De solitaire paardenbakken mogen (binnen de daarvoor bedoelde aanduiding) alleen een omheining hebben en daaraast is verlichting toegestaan voor zover de paardenbak en de verlichting binnen 50 m van een verlichte, openbare weg liggen.

Voor paardenbakken grenzend aan een bouwvlak daarentegen is verlichting algemeen toegestaan en zijn naast een omheining ook overige bouwwerken (geen gebouw of overkapping zijnde) toegestaan binnen de opgenomen aanduiding. Daarbij valt te denken aan stapmolens of longeerbakken of vergelijkbare bouwwerken gerichten op paardrijactiviteiten. paardenbakken bij een bouwvlak

Voor nieuwe paardenbakken buiten het bouwvlak is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen, waarbij onder andere getoetst wordt aan de noodzaak om buiten het bouwvlak te treden en de inpasbaarheid uit het oogpunt van milieu.

Teeltondersteunende voorzieningen (TOV)

In het bestemmingsplan wordt aangesloten bij de provinciale Verordening. Binnen het bouwvlak zijn teeltondersteunende voorzieningen direct mogelijk.

Buiten het bouwvlak wordt een onderscheid gemaakt tussen tijdelijke en permanente teeltondersteunende voorzieningen.

In directe zin zijn buiten alleen tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (zolang de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden per jaar) en boomteelthekken toegestaan met een maximale hoogte van 2,5 m toegestaan in de zones Gemengd landelijk gebied en de Groenblauwe mantel.

Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn in deze twee zones slechts op basis van een afwijkingsbevoegdheid toegestaan, waarbij de landschappelijke inpasbaarheid centraal wordt gesteld. Er geldt in ieder geval een absoluut maximum van 3 ha aan permanente teeltondersteunende voorzieningen per bedrijf, waarbij bovendien het maximum oppervlak aan kassen zoals eerder omschreven van toepassing blijft. Dit laatste is van belang omdat permanente tunnel- of boogkassen hoger dan 1,5 m eveneens als kas worden aangemerkt.

Bestaande permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten een bouwvlak zijn door middel van een aanduiding op de verbeelding mogelijk gemaakt.

Functies

Huisvesting seizoenarbeiders

De regionale verklaring arbeidsmigranten is mede door Nuenen ondertekend. De voorwaarden in het bestemmingsplan voor huisvesting van seizoensarbeiders is afgestemd op dit convenant. Dit houdt in dat de huisvesting via een afwijkingsbevoegdheid mogelijk kan worden gemaakt. Daarbij geldt onder andere dat de seizoensarbeiders werkzaam moeten zijn op hetzelfde bedrijf als waar ze gehuisvest zijn, dat er een maximum verblijfsduur van 10 maanden per jaar geldt en dat deze vorm van huisvesting uitsluitend is toegestaan ten behoeve van de ondersteuning bij teeltbedrijven.

Plattelandswoningen

Op 1 januari 2013 is de Wet plattelandswoning (Wpl) van kracht geworden. De regeling voor de plattelandswoning maakt het mogelijk om een bewoning van een agrarische bedrijfswoning door derden planologisch te legaliseren, zonder dat het betreffende agrarische bedrijf daardoor wordt belemmerd in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Het gaat daarbij alleen om het bedrijf waar de woning bij hoorde. Voor de toetsing van ontwikkelingen van andere inrichtingen blijft een plattelandswoning een woning van derden. De plattelandswoning is, ten opzichte van het bijbehorende bedrijf, niet beschermd tegen hinder van geur of geluid. De Wpl vult daartoe de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aan met een artikel 1.1a, waarin de volgende criteria worden gehanteerd:

  • een bestaande of een voormalige agrarische bedrijfswoning;
  • die deel uitmaakt, of voorheen onderdeel uitmaakte van de betreffende landbouwinrichting;
  • waarvoor in het bestemmingsplan, de beheersverordening, het inpassingsplan of een omgevingsvergunning voor afwijken, bewoning door derden is toegestaan.

Het gaat dus om situaties waarbij het agrarisch bedrijf blijft functioneren en de bedrijfswoning door een derde wordt bewoond. De Wpl heeft geen betrekking op voormalige agrarische bedrijven of ingeval van functieverandering. In deze gevallen is immers geen sprake meer van een agrarisch bedrijf.

Voorwaarde voor toepassing van het regime van de plattelandswoning is dat wordt gemotiveerd dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd. De verwachting is daarbij overigens dat niet op elke locatie waar zich nu een bedrijfswoning bevindt, een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor een woonbestemming aangetoond kan worden. De omzetting van bedrijfswoning naar plattelandswoning is daarom uitsluitend mogelijk door middel van een afwijkingsbevoegdheid.

Nevenactiviteiten

In het bestemmingsplan zijn nevenfuncties mogelijk gemaakt op basis van een algemene omschrijving, in plaats van via een limitatieve lijst met specifieke bedrijfsvormen. In het algemeen worden nu nevenfuncties toegestaan die een bijdrage vormen aan:

  • alternatieve voedselproductie (bijvoorbeeld insecten, wormen);
  • energieproductie;
  • nevenactiviteiten die een bijdrage leveren aan het creëren van een vrijetijdseconomie;
  • zorg;
  • bedrijfsactiviteiten passend in milieucategorie 1 of 2 die voorkomenen op de bedrijvenlijst uit de bijlage bij de regels.

Ondersteunend aan deze activiteiten kan ook horeca als nevenactiviteit worden toestaan (bijvoorbeeld een theetuin).

Bij deze 'brede' formulering van mogelijkheden moet worden opgemerkt dat hier bewust voor is gekozen om gewenste ontwikkelingen niet af te hoeven wijzen om de reden 'dat ze niet op een vooraf bepaalde lijst' staan. Deze brede formulering betekent overigens ook dat niet elke vorm die wel aansluit bij de genoemde sectoren per definitie gewenst is. De beleidsmatige afweging of het gewenst is om bij een afwijkingsverzoek medewerking te verlenen, zal dus van geval tot geval gemaakt moeten worden.

Vervolgfuncties

In lijn met de sectoren die als nevenfunctie worden toegestaan, kunnen deze functies ook worden toegestaan als vervolgfunctie op het moment dat een agrarisch bedrijf geheel beëindigd wordt. Naast de genoemde functies kan in dat geval ook de functie wonen als vervolgfunctie worden toegepast.

Voor iedere vervolgfunctie is een planwijziging nodig, waarbij van geval tot geval wordt afgewogen of de beoogde omvorming op de betreffende locatie wenselijk en acceptabel is.

Daarbij wordt in ieder gelet op de milieukundige en landschappelijke inpasbaarheid.

3.3 Niet agrarische Bedrijven

Belangrijkste uitgangspunten
- Bij bestaande bedrijven: categorie 1 en/of 2 rechtstreeks toegestaan.
- Hogere categorieën alleen op basis van bestaande rechten toegestaan.
- Geen nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijven.  

In het buitengebied komen naast agrarische bedrijven ook een variëteit aan agrarische hulpbedrijven en niet – agrarische bedrijven voor.

In het bestemmingsplan zijn deze bestemd als 'Bedrijf'. Hierbinnen worden de bedrijfsbestemmingen die binnen categorie 1 en/of 2 van de bij het bestemmingsplan opgenomen bedrijvenlijst vallen direct mogelijk gemaakt. Is er sprake van bedrijfsactiviteiten die volgens deze bedrijvenlijst vallen in bedrijfscategorie 3 of hoger, of indien een specifieke bedrijfsvorm niet op de bedrijvenlijst voorkomt, dan worden deze specifiek aangeduid en voorzien van een specifieke regeling.

Nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijven, anders dan als vervolgfunctie op vrijkomende agrarische percelen, past niet binnen de visie en de koers die wij hebben geformuleerd en wordt niet toegestaan.

3.4 Recreatie

Belangrijkste uitgangspunten
- Bestaande recreatiebedrijven bestemmen volgens bestaande rechten;
- Wij bieden mogelijkheden voor nieuwe recreatiefuncties op bestaande bouwpercelen.
- Meerdaagse evenementen kunnen met een afwijking sbevoegdheid mogelijk worden gemaakt.  

Verblijfs- en dagrecreatie

De bestaande recreatieve bedrijven zijn bestemd conform het vigerende bestemmingsplan. Gelet op de diversiteit in regels uit het vigerende plan voor de verschillende recreatiebedrijven, is in het nieuwe plan gewerkt met afzonderlijke bestemmingen voor de verschillende (typen) recreatiebedrijven.

Ter ondersteuning van de hoofdactiviteit is bij deze bedrijven en activiteiten ook ondergeschikte horeca en detailhandel mogelijk, voor zover dit bij de hoofdactiviteit niet al mogelijk is gemaakt.

Naast deze wijze van regelen voor de bestaande recreatiebedrijven, zijn nieuwe locaties alleen mogelijk in de vorm van neven- en vervolgfuncties bij agrarische bedrijven.

Evenementen

De gemeente kan op basis van de APV vergunning verlenen voor het organiseren van evenementen. Deze regeling is veelal gebaseerd op uitgangspunten voor de veiligheid en openbare orde. Evenementen kunnen echter evengoed een ruimtelijke invloed hebben. Om die reden wordt onderscheid gemaakt tussen kortdurende en incidentele evenementen en tussen langdurige en terugkerende evenementen.

De eerste categorie wordt niet als strijdigheid met het bestemmingsplan gezien. Wanneer het om evenementen van de tweede categorie gaat kan er wel strijdigheid optreden, als het betreffende evenement niet aansluit bij ter plaatse geldende bestemming.

Gelet op bovenstaande worden bestaande evenementenlocaties waar terugkerende evenementen plaatsvinden in de ter plaatse geldende bestemming vastgelegd. Daarnaast wordt in het plan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor nieuwe evenementen met een terugkerend en/of meerdaags karakter.

3.5 Wonen

Belangrijkste uitgangspunten
- Bestaande burgerwoningen worden voorzien van de bestemming Wonen.
- Uitbreiding van woningen wordt mogelijk gemaakt in analogie met de BiO-regeling.  

Burgerwoningen

In het vigerende bestemmingsplan worden burgerwoningen in het buitengebied mogelijk gemaakt door de bestemming 'Woondoeleinden'. De maximale inhoud van een woning bedraagt 750 m³. Voor enkele woningen die in het vigerende plan reeds een beperkte maatvoering toebedeeld hadden gekregen is deze kleinere maatvoering (135 m3) overgenomen. Deze inhoudsmaat geldt voor het hoofdgebouw met inbegrip van aan- en uitbouwen.

Bijgebouwen en overkappingen zijn afzonderlijk geregeld en zijn toegestaan tot een maximum oppervlak van 90 m².

Nieuwe woningen zijn in de regel niet mogelijk. Wel zijn er specifieke mogelijkheden voor woningsplitsing bij monumentale panden en voor 'nieuwe' woningen bij (agrarische) bedrijfsbeëindiging waarbij de voormalige bedrijfswoning naar een reguliere woning wordt omgezet.

Indien bestaande woningen volledig herbouwd worden (binnen het bestemmings- en bouwvlak) dient dit in beginsel op dezelfde locatie binnen het perceel plaats te vinden. Afwijken van dit uitgangspunt is mogelijk. In dat geval wordt onder andere op basis van milieukundige en landschappelijke inpasbaarheid beoordeeld of dit mogelijk is.

Recreatiewoningen

Recreatiewoningen zijn, anders dan reguliere woningen, specifiek als zodanig bestemd. De regeling daarvoor wijkt onder andere af doordat geen permanente bewoning is toegestaan en dat slechts een beperkte maatvoering mogelijk is, gelet op de ligging in veelal natuurlijk gebied.

In dit bestemmingsplan zijn enkele panden die al sinds de jaren '70 aanwezig zijn en waartegen nimmer handhavend is opgetreden voorzien van een bestemmnig als recreatiewoning.

3.6 Maatschappelijke voorzieningen

Belangrijkste uitgangspunten
- De maatschappelijke functies worden specifiek conform de bestaande rechten bestemd  

Binnen de plangrenzen zijn enkele maatschappelijke functies en voorzieningen aanwezig van uiteenlopende aard, waaronder een begraafplaats en enkele gilde- en scoutingterreinen. Gezien de specifieke ruimtelijke uitwerking zijn hiervoor afzonderlijke bestemmingen opgenomen waarin is aangesloten bij de uitgangspunten van het vigerende bestemmingsplan.

3.7 Landgoederen

Belangrijkste uitgangspunten
- De landgoederen in het plangebied worden voorzien van een specifieke regeling  

In het plangebied zijn landgoederen gelegen te weten Landgoed Oolen, Landgoed Soeterbeek en Landgoed Broeksche Erven.

Landgoed Oolen is voor een klein deel gelegen in het plangebied. Binnen landgoed Oolen zijn twee percelen getransformeerd naar natuur. Hiervoor wordt de passende bestemming 'Natuur' gekozen.

Landgoed Soeterbeek krijgt een eigen bestemming die in beginsel is afgestemd op de vigerende regeling. In aanvulling daarop worden flexibliteitsbepalingen opgenomen om af te kunnen wijken van de standaardregels, zolang de natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische waarden van het landgoed daarmee niet onevenredig geschaad worden.

Landgoed Broeksche Erven bestaat grotendeels uit natuur en wordt voorzien van de bestemming Natuur. Het woonperceel krijgt een toegesneden woonbestemming.

3.8 Natuur en landschap

Belangrijkste uitgangspunten:
- Natuur en landschap zijn essentieel voor zowel het woon- en leefklimaat van het buitengebied en de vrijetijdseconomie die Nuenen wil stimuleren. De bestaande waarden moeten beschermd worden en nieuwe ontwikkelingen moeten door landschappelijke inpassing de kwaliteiten versterken.
- Toetsingskader voor behoud en versterking van het landschap is LOP de Peel.
- Bestaande natuurgebieden worden bestemd als Natuur.
- Ecologische verbindingszones zijn met een aanduiding beschermd;
- Waarborgen natuurwaardenkaart.  

Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is handhaving en versterking van de natuurwaarden in het buitengebied en het in stand houden dan wel herstellen van het agrarische cultuurlandschap. De aanwezige natuurgebieden worden daartoe positief bestemd als 'Natuur'.

De karakteristiek van het landschap in het plangebied is zeer afwisselend. De waarde van het landschap wordt en landschapselementen worden beschermd door enerzijds de zonering van de Provinciale Verordening ruimte Noord-Brabant op te nemen.

  • Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel;
  • Agrarisch met waarden - Gemengd landelijk gebied;
  • Agrarisch met waarden - Natuur- en landschappelijke waarden (NNB).

Hierbij wordt aangesloten op de zonering uit de provinciale Verordening ruimte Noord-Brabant voor de groenblauwe zone, het gemengd landelijk gebied en gronden aangewezen voor NNB. Voor het 'attentiegebied NNB' uit de provinciale verordening wordt geen afzonderlijke bestemming aangemaakt. Deze zone maakt onderdeel uit van de NNB en is specifiek bedoeld voor natuurwaarden die afhankelijk zijn van de hydrologische situatie. Doordat deze gronden binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschappelijke waarden' worden meegenomen, is per definitie een afwegingskader verankerd voor natuur- en landschappelijke waarden.

Voorts worden bos en natuurgebieden voorzien van de bestemming 'Natuur'. Hier wordt alleen reeds ingerichte natuur onder geschaard. Hiermee wordt voorkomen dat gronden die op termijn voor natuurontwikkeling worden gebruikt maar nu nog agrarisch in gebruik zijn, hun huidige gebruiksmogelijkheden verliezen. De omzetting naar 'Natuur' kan voor deze gronden op een later moment geregeld worden met een wijzigingsbevoegdheid.

Ook de ecologische verbindingszones langs de Hooidonkse Beek, Paaihurken, Beekloop en Papenvoortse Loop, die in de Verordening Ruimte zijn vastgelegd, hebben een beschermende regeling gekregen. Hiervoor is een aanduiding van 25m aan weerszijden van deze elementen opgenomen.

Natuurwaardenkaart

Door de driedeling in agrarische bestemmingen en het toekennen van de natuurbestemming, zijn indirect ook de natuurgebieden zoals vastgelegd op de Natuurwaardenkaart beschermd. De directe bouw- en gebruiksregels uit de drie agrarische bestemmingen en de bestemming Natuur, die beperkter worden al naar gelang de natuurwaarden van het gebied, houden op die manier al rekening met de natuurwaarden van het betreffende gebied.

Naast natuurgebieden, kent de Natuurwaardenkaart ook andere natuurelementen alsmede (verwachte) leefgebieden van specifieke dier- en plantsoorten. Bij het toepassen van afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden, met name daar waar buiten het bouwvlak extra bouw- of gebruiksmogelijkheden worden geboden of daar waar sprake is van algehele bestemmingswijziging, wordt de Natuurwaardenkaart daarom als beoordelingscriterium opgenomen.

Landschapsontwikkelingsplan

Het toetsingskader voor het toepassen van afwijkingen of wijzigingen en de daaraan gekoppelde landschappelijke inpassing en indien noodzakelijk ruimtelijke kwaliteitsverbetering vormt het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) de Peel.

3.9 Cultuurhistorie en archeologie

Belangrijkste uitgangspunten
- Cultuurhistorische en archeologische waarden worden beschermd met een dubbelbestemming of specifieke aanduiding. Hieraan wordt een omgevingsvergunningstelsel gericht op het beschermen van de specifieke waarden gekoppeld.  

Cultuurhistorische gebieden

Op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant zijn dubbelbestemmingen opgenomen ter bescherming van gebieden met 'aardkundige waarden' en met 'gebieden met historische verkaveling' en als 'attentiegebied akkerbouwcomplex'. De begrenzing is afgestemd op de zonering van de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart.

Het gaat om de volgende waarden:

  • Bij de aardkundige waarden gaat het om de bescherming van waarden als dalglooiingen, steilranden en bodemovergangen.
  • Bij de historische verkaveling gaat het om de bescherming van de verkavelingsstructuur en de kleinschaligheid van het landschap, herkenbaar aan waterlopen en begroeiing op perceelsgrenzen.
  • Bij het akkerbouwcomplex gaat het om de bescherming van de openheid en het reliëfrijke karakter van het akkerbouwcomplex.

De drie dubbelbestemmingen sluiten een aantal werkzaamheden uit die deze waarden kunnen schaden en staan ze uitsluitend toe op basis van een omgevingsvergunning die verleend kan worden als beoordeeld is dat de betreffende waarden niet onevenredig aangetast worden.

Cultuurhistorische bebouwing

Binnen het plangebied zijn enkele monumenten aanwezig. Het gaat hierbij om rijks- en gemeentelijke monumenten. Deze worden aanduidt in het bestemmingsplan. Gemeentelijke en rijksmonumenten krijgen een functieaanduiding 'gemeentelijk monument' en 'rijks monument' . Een uitzondering vormt de categorie beeldbepalende panden deze worden voorzien van een aparte aanduiding 'beeldbepalend' pand.

Ter bescherming van het zicht op de molens en de windvang- van de molen De Roosdonck worden twee cirkelvormige molenbiotopen opgenomen op de verbeelding van respectievelijk 100 en 400 meter rondom de molen. Binnen deze zones gelden beperkingen voor het realiseren van bebouwing (met name de bouwhoogte). In de binnenste zone wordt een vaste bouwhoogtebeperking opgenomen. In de buitenste zone is dit een naar buiten toe schuin oplopende lijn. In het op te stellen bestemmingsplan worden deze zones voorzien van een gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop'.

Archeologie

In het buitengebied van de gemeente Nuenen komen esdekken en enkeerdgronden alom voor. Door de eeuwenlange ophoging van deze gronden is het bodemarchief alhier uitstekend bewaard zijn gebleven. Deze gebieden, tezamen met het Dommeldal hebben een hoge archeologische verwachtingswaarde. In het vigerende bestemmingsplan zijn deze gebieden bestemd met de dubbelbestemming 'Archeologisch waardevol terrein'. In het op te stellen bestemmingplan wordt het Archeologiebeleidsplan 2010. Conform de regels van het beleidsplan worden deze gebieden opgenomen in het plan door middel van een dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie'. Bij de regeling wordt het uitgangspunt toegepast dat daar waar gronden reeds eerder –aantoonbaar – geroerd zijn, archeologisch onderzoek niet alsnog nodig is.

3.10 Water

Belangrijkste uitgangspunten
- Hoofdwatergangen worden voorzien van de bestemming Water.
- Overstromingsgebieden, grondwaterbeschermingsgebieden, keringen en leidingen worden beschermd middels een dubbelbestemming of een gebiedsaanduiding met daaraan omgevingsvergunningstelsel gekoppeld.  

Het waterbeleid wordt in het buitengebied van Nuenen primair gezien als taak van het waterschap. Bij nieuwe ontwikkelingen en/ of uit te voeren werkzaamheden in het landelijk gebied vormt het waterbeleid, keur en leggers van het waterschap De Dommel een belangrijk uitgangspunt.

Oppervlaktewater

In het plangebied zijn het beekdal van de Dommel en de laaglandbeken Kleine Dommel en Hooidonkse beek gelegen, net als enkele zogenaamde A-wateren. Deze A-wateren zijn als zodanig opgenomen in de legger van waterschap De Dommel. A-wateren worden bestemd als 'Water', waarbij de bestemming geldt van insteek tot in steek van het oppervlaktewater.

Naast de A-wateren is in het plangebied het Wilhelminakanaal gelegen. Voor het Wilhelminakanaal wordt de bestemming 'Water – Vaarweg' gekozen. De bestemming 'Water is daarbij bestemd voor de waterhuishouding. Voor de bestemming 'Water – Vaarweg' geldt daarbovenop de vaarweg-functie.

Langs het Wilhelminakanaal dat is aangewezen als provinciale vaarweg, ligt bovendien een vrijwaringszone waarbinnen signalering voor en het zicht van de scheepvaart een primair belang hebben. Deze zone is vastgelegd met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie.

Overstromingsgebieden

Binnen de gemeentegrenzen stromen de Kleine Dommel en de Hooidonkse beek. Aan weerzijden van deze laaglandbeken liggen natuurlijke overstromingsgebieden. Dit zijn zones die op natuurlijker wijze vanuit de beek kunnen inunderen. Om het waterbergend vermogen van deze zones duurzaam te waarborgen wordt dit overstromingsgebied in het bestemmingsplan opgenomen met een dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterberging'. Dit gebied komt overeen met de zone 'regionale waterberging' en de daarbij behorende 'reserveringsgebieden' uit de Verordening ruimte Noord-Brabant van de provincie. Binnen deze dubbelbestemming worden activiteiten die het waterbergend vermogen van deze zones kunnen belemmeren ingeperkt.

Keringen

De regionale waterkeringen beschermen het gebied tegen hoogwaterstanden. Over deze keringen en hun beschermingszones wordt een dubbelbestemming opgenomen. In de eerste plaats wordt hiermee de beschermende functie verankerd. Daarnaast zorgt deze dubbelbestemming ervoor dat bouw- of grondwerkzaamheden ten behoeve van onderliggende bestemmingen niet zonder meer mogelijk zijn op of nabij de keringen. Dit is slechts mogelijk indien de betreffende werkzaamheden geen afbreuk doen aan de beschermingsfunctie die de keringen hebben.

Grondwaterbescherming

In de naburige gemeente Laarbeek vindt op een drietal locatie grondwaterwinning plaats voor menselijke consumptie. De waterwinlocatie(s) Lieshout liggen geheel buiten de gemeentegrens. De boringsvrije zone rondom deze waterwingebieden overlapt het noordelijk deel van de gemeente Nuenen echter wel. In deze zone dient de ondoorlatende kleilaag in de bodem te worden beschermd. Ter bescherming van deze laag is in het vigerende plan een bestemming 'Boringsvrije zone'.

De boringsvrije zone wordt aangeduid met een gebiedsaanduiding 'milieuzone – boringsvrije zone'.

Leidingen

Hoofdwaterleidingen en rioolwatertransportleidingen worden geheel overgenomen in het op te stellen bestemmingsplan en worden conform de SVBP 2012 voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding - Water' en 'Leiding - Riool'.

3.11 Verkeer en Infrastructuur

Belangrijkste uitgangspunten
- Alle bestaande wegen en de spoorweg worden voorzien van de bestemming Verkeer
- Onderverdeling verharde-onverharde wegen wordt gehandhaafd  

In het plangebied zijn wegen gelegen met verschillende functies: stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen, erftoegangswegen, fietspaden en onverharde en halfverharde paden en wegen. In de afgelopen jaren is de N270 binnen de gemeentegrenzen aangepast tot autosnelweg A270.

Alle verharde wegen worden positief bestemd door middel van de bestemming 'Verkeer'. Wel wordt een onderverdeling gemaakt tussen verhard en onverhard. Aangezien onverharde wegen ruimtelijke een andere uitwerking en uitstraling hebben worden alle onverharde en halfverharde wegen apart bestemd. Deze krijgen de bestemming 'Verkeer – Onverhard'.

In het bestemmingsplan wordt ervoor gekozen om wegen volgens de volgende onderverdeling te bestemmen:

  • Verkeer - 1: wegen met 2 x 2 rijstroken;
  • Verkeer - 2: wegen met 2 x 1 rijstroken;
  • Verkeer - Onverhard: onverharde wegen.

De door het plangebied lopende spoorweg blijft eveneens separaat bestemd als 'Verkeer - Railverkeer'.

3.12 Duurzaamheid

Wij streven naar een duurzame ontwikkeling van ons buitengebied. Duurzaamheid is een breed begrip. Op dit moment is vooral de productie van duurzame energie van belang. Daarin kan onderscheid gemaakt worden in:

  • windmolens: windmolens hebben een landschappelijke impact. Afhankelijk van de beoogde locatie dient zorgvuldig te worden afgewogen of windmolens passend zijn gezien de landschappelijke kwaliteiten ter plaatse. Het al of niet toestaan van windmolens dient zorgvuldig te worden afgewogen en de besluitvorming hierover wordt bij de gemeenteraad gelaten.
  • zonneweides: zonneweides hebben een landschappelijke impact en zorgen voor een ander gebruik van gronden. Zonneweides worden niet in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Het al of niet toestaan van zonneweides dient zorgvuldig te worden afgewogen en de besluitvorming hierover wordt bij de gemeenteraad gelaten.
  • Mestverwerking en -vergisting: Activiteiten met mest kunnen een grote impact hebben op de omgeving. Om die reden worden de mogelijkheden hiervoor beperkt gehouden. Mestverwerking en – vergisting worden daarom uitsluitend mogelijk gemaakt voor dierlijke meststoffen van dieren van het eigen bedrijf.
  • schaliegas: binnen onze gemeente bestaat geen draagvlak voor de winning van schaliegas, wat ook aansluit bij het provinciaal standpunt. In het bestemmingsplan worden hier dan ook geen mogelijkheden voor opgenomen.

3.13 Recente ontwikkelingen

Tijdens de voorbereidindsprocedure van dit bestemmingsplan zijn parallel daaraan diverse ruimtelijke ontwikkelingen met een planologische procedure mogelijk gemaakt. Het gaat dan om postzegelbestemmingsplannen en omgevingsvergunningen om af te wijken van het vigerende bestemmingsplan. Aangezien in desbetreffende procedures reeds een planologische afweging heeft plaatsgevonden, zijn deze ontwikkelingen in het bestemmingsplan opgenomen.

Omdat het juridisch al om een bestaande situatie gaat (de besluitvorming heeft immers al plaatsgevonden), is geen verdere verantwoording nodig in de vorm van onderbouwing en onderzoeken. Het gaat daarom enkel om het doorvertalen van de planologische mogelijkheden. Dit is aan de orde voor de locaties en bijbehorende plannen uit onderstaande tabel.

Afgerond tijdens de voorbereiding van dit bestemmingsplan en daarin verwerkt  
Rullen 11   Op dit adres is een omgevingsvergunning verleend om de voormalige boerderij te splitsen tot 2 (bedrijfs)woningen.  
Olen 32   Hier is een postzegelplan vastgesteld waarmee het boomteeltbedrijf zich kan doorontwikkelen. De nieuwe, ruimtelijke mogelijkheden zijn overgenomen in het plan voor het buitengebied.  
Moorven 2   Op dit adres is is een omgevingsvergunning verleend voor gebouwen voor en het gebruik als huisvesting van seizoensarbeiders.  
Collse Hoefdijk 26   Op dit adres is een omgevingsvergunning verleend voor teeltondersteunenden voorzieiningen, in de vorm van stellingteelt, buiten het bouwvlak.  

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 PlanMER en passende beoordeling

Planmer-plicht

In het kader van het bestemmingsplan Buitengebied Nuenen is een planMER opgesteld. Daarvoor zijn twee redenen:

  • Het bestemmingsplan biedt ontwikkelingsmogelijkheden aan agrarische bedrijven, waaronder veehouderijen. Door de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan Buitengebied biedt is het (uitgaande van de maximale ruimte die het plan biedt) mogelijk dat in bepaalde gevallen bij toekomstige uitbreidingen van veehouderijen drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. zullen worden overschreden. Het bestemmingsplan is daarmee kaderstellend voor eventuele mer-(beoordelings)plichtige vervolgbesluiten.
  • Daarnaast kan niet op voorhand worden uitgesloten dat sprake is van significante negatieve effecten op Natura 2000. Hoewel de Natura 2000-gebieden op ruime afstand zijn gelegen, kan met name als het gaat om het aspect stikstofdepositie op vele kilometers afstand sprake zijn van significante negatieve effecten als gevolg van de bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan. Zeker wanneer rekening wordt gehouden met het cumulatieve effect van de maximale invulling van alle bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Dit betekent dat een passende beoordeling dient te worden uitgevoerd. Wanneer voor een plan een passende beoordeling op grond van de Wet natuurbescherming noodzakelijk is, leidt dit automatisch tot een planmer-plicht.

Doel en procedure

Doel van een planMER is het integreren van milieuoverwegingen in de voorbereiding van in dit geval een bestemmingsplan. Daarbij dient te worden getoetst of de ontwikkelingsruimte en flexibiliteit die het bestemmingsplan biedt kan leiden tot ongewenste effecten. Waar relevant dient te worden bekeken op welke wijze negatieve effecten kunnen worden beperkt of voorkomen (of positieve effecten kunnen worden versterkt).

De planmer-procedure bestaat uit de volgende stappen:

  • 1. openbare kennisgeving opstellen planMER en bestemmingsplan;
  • 2. raadpleging bestuursorganen en inspraak over reikwijdte en detailniveau van het planMER en mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op de reikwijdte en het detailniveau van het planMER;
  • 3. opstellen planMER, uitvoeren onderliggende onderzoeken en doorvertaling in ontwerpbestemmingsplan;
  • 4. terinzagelegging planMER met ontwerpbestemmingsplan (zienswijzen);
  • 5. toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r.;
  • 6. vaststelling bestemmingsplan. Het planMER vormt een bijlage bij het bestemmingsplan.

Voorafgaand aan het planMER is een Notitie reikwijdte en detailniveau (Nrd) opgenomen, waarin is beschreven op welke wijze in het planMER de milieueffecten inzichtelijk worden gemaakt. Hiermee is de mogelijkheid geboden om te reageren op de reikwijdte en het detailniveau van het planMER. Ter onderbouwing bij het voorontwerpbestemmingsplan is een concept-planMER opgenomen . Het planMER is gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan formeel in procedure gebracht (zie bijlage 2) . Op dat moment heeft ook de toetsing door de Commissie voor de m.e.r. plaatsgevonden. Het toetsingsadvies en de reactie daarop zijn opgenomen in bijlage 6.

Resultaten en conclusies

Uit de beschrijvingen en beoordelingen zoals opgenomen in het planMER blijkt dat effecten van de ontwikkelingsruimte in het bestemmingsplan Buitengebied over het algemeen beperkt zijn. Dit is het gevolg van:

  • de aard en omvang van de ontwikkelingen die worden mogelijk gemaakt;
  • de voorwaarden en eisen die in de bestemmingsplanregels worden gesteld aan toekomstige initiatieven;
  • de over het algemeen gunstige milieusituatie in het plangebied en in de omgeving daarvan (de referentiesituatie).

Natura 2000

Belangrijkste aandachtspunt dat volgt uit de effectbeschrijvingen in het planMER zijn de gevolgen van de mogelijke toename van stikstofdepositie. Uit de passende beoordeling blijkt dat met de bouwmogelijkheden uit het bestemmingsplan Buitengebied significante negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten. In de passende beoordeling is bekeken op welke wijze kan worden gekomen tot een uitvoerbaar alternatief in het kader van de Wet natuurbescherming. In paragraaf 4.2 is hier nader op ingegaan.

Overige milieuthema's

In het planMER zijn de gevolgen voor het woon- en leefklimaat in beeld gebracht (luchtkwaliteit, geurhinder, externe veiligheid, geluid, gezondheid). Door de voorwaarden die in het bestemmingsplan zijn verbonden aan toekomstige initiatieven zijn de effecten van het bestemmingsplan beperkt. Er zal geen relevante verslechtering van het woon- en leefklimaat optreden.

Verder is van belang dat binnen het plangebied sprake is van grote landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. Uit de sectorale analyses blijkt dat met de bestemmingen die zijn opgenomen in het bestemmingsplan, de bouw- en gebruiksmogelijkheden die daaraan zijn gekoppeld en de voorwaarden en uitgangspunten die daarbij in acht dienen te worden genomen, over het algemeen op een goede manier invulling is gegeven aan het behouden en versterken van de aanwezige waarden. Er ontstaan geen knelpunten in relatie tot de wettelijke normen en grenswaarden die vanuit de sectorale toetsingskaders gelden (zie ook bijlage 2).

4.2 Omgevingsaspecten in bestemmingsplan

Het bestemmingsplan biedt binnenplanse ontwikkelingsmogelijkheden waarbij milieugevolgen kunnen optreden. Alle ontwikkelingsmogelijkheden met mogelijke relevante milieugevolgen worden via afwijking met een omgevingsvergunning of wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Aan deze flexibiliteitsbepalingen zijn voorwaarden verbonden.

Algemene voorwaarden

In de regels is een set van 'standaard' voorwaarden opgenomen die (voor zover relevant/van toepassing) gekoppeld zijn aan de verschillende mogelijkheden voor functieveranderingen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om voorwaarden als:

  • omliggende functies niet onevenredig in hun gebruiksmogelijkheden worden beperkt;
  • de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
  • voor milieugevoelige functies een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
  • bij het toestaan van nieuwe geurgevoelige functies voldaan wordt aan de wettelijke geurnormen of vastgestelde hogere geurnorm;
  • bij het toestaan van nieuwe geluidsgevoelige functies voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • er geen belemmeringen zijn op het gebied van externe veiligheid;
  • de luchtkwaliteit geschikt is voor de gewijzigde functie;
  • er geen sprake is van significant negatief effecten op Natura 2000-gebied(en);
  • nieuwe functies binnen de ecologische hoofdstructuur niet schadelijk zijn voor het natuurbeheer
  • type ter plaatse;
  • soorten die op basis van de Wet natuurbescherming beschermd zijn niet worden aangetast;
  • de waterhuishouding niet onevenredig verslechtert;
  • de capaciteit van de omliggende wegen voldoende is voor veilige afwikkeling van de verkeerstoename;
  • er op eigen terrein voorzien wordt in de parkeerbehoefte.

Verder zijn er voorwaarden opgenomen gericht op een goede landschappelijke inpassing.

 

Regels Verordening ruimte Noord-Brabant

Daarnaast volgt ook een aantal voorwaarden uit de provinciale Verordening ruimte Noord-Brabant . In het bijzonder zijn de voorwaarden voor nieuwe veehouderij-initiatieven van toepassing. Er dient te worden voldaan aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Vr zijn vastgesteld. Daarnaast dient ter plaatse van omliggende gevoelige objecten te worden voldaan aan de normen voor de achtergrondbelasting (cumulatieve geurhinder) en jaargemiddelde fijnstofconcentratie.

Aanvullende maatregelen planMER en passende beoordeling

Uit de effectbeschrijvingen in het planMER en de passende beoordeling blijkt dat er om significante negatieve effecten op Natura 2000 uit te kunnen sluiten aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om significante negatieve effecten uit te kunnen sluiten.

De veehouderijsector levert een belangrijke bijdrage aan de stikstofdepositie binnen Natura 2000. Mede naar aanleiding van de resultaten van de passende beoordeling is besloten in het bestemmingsplan geen mogelijkheden te bieden voor omschakeling naar veehouderij of nieuwvestiging van veehouderij. Daarnaast dienen voorwaarden te worden verbonden aan de uitbreiding van bestaande veehouderijen.

De gemeente kiest er voor om bij toekomstige veehouderij initiatieven voorwaarden te verbinden aan de daarmee samenhangende gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000. Dit betekent niet dat alle veehouderijen 'op slot' worden gezet. Uitbreiding is mogelijk door het treffen van voldoende stikstofreducerende maatregelen (toepassen van emissie-arme stalsystemen). Bij recht is een toename van stikstofdepositie alleen toegestaan wanneer deze niet leidt tot een overschrijding of verdere overschrijding van de kritische depositiewaarde op voor verzuring gevoelige habitats. Via een binnenplanse afwijking wordt in dergelijke gevallen een toename van stikstofdepositie toch toegestaan wanneer deze uitvoerbaar is binnen de kaders van het programma aanpak stikstof (PAS). In dat geval is met de maatregelen die worden getroffen in het kader van het PAS immers geborgd dat geen significante negatieve effecten optreden.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan, aansluitend bij de bestaande situatie binnen het plangebied en met beperkte ontwikkelingsmogelijkheden die aansluiten bij de bestaande functies en bovendien passend binnen het ruimtelijk beleidskader.

In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling nader toegelicht. Voor de onderscheiden hoofdfuncties zijn afzonderlijke bestemmingsregelingen opgesteld die zijn gebaseerd op de overwegingen die in de voorafgaande hoofdstukken zijn verwoord.

Standaarden

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.

Verbeelding

Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.

Voorts zijn de volgende eisen van toepassing:

  • de ondergrond waarop de verbeelding is gebaseerd, geeft informatie over de actuele (kadastrale) situatie;
  • op de verbeelding wordt met de bestemming en de aanduidingen aangegeven of, en zo ja welke bebouwing is toegestaan;
  • op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen;
  • de volgorde van de bestemmingen in het renvooi komt overeen met de volgorde zoals van de regels (alfabetisch).

Regels

Op grond van SVBP2012 hebben de hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, de volgende vaste volgorde:

  • In de Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald;
  • In de Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven;
  • De Algemene regels bevatten een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing);
  • De Overgangs- en slotregels ten slotte geven overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

5.2 Artikelgewijze beschrijving

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Milieuhygienisch inpasbaar
Een begrip dat om enige toelichting vraagt is het begrip 'milieuhygiënische inpasbaarheid'. Dit wordt in de regels veelal toegepast bij afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. In algemene zin wordt hiermee bedoeld te regelen dat de ontwikkeling die (via afwijking of wijzigings) mogelijk wordt gemaakt, getoetst moet worden aan de relevante omgevingsaspecten. Zo kan een willekeurige nevenfunctie, die via afwijking moeten worden toegestaan, in principe een gewenste ontwikkeling zijn maar is het wel afhankelijk van (onder andere) de specifieke locatie en de daarbij behorende omgeving of de betreffende nevenfunctie ook daadwerkelijk op die plek mogelijk is.
De begripsbepaling omvat daarom een opsomming van omgevingsaspecten die onderbouwd moeten worden alvorens de afwijkings- of wijzigingsprocedure doorlopen kan worden. De opsomming is limitatief, waarbij bovendien geldt dat de te onderbouwen aspecten van geval tot geval moeten worden afgewogen op relevantie.  

Wijze van meten

Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Agrarische artikelen

De agrarische bestemmingen zijn afgestemd op de drie provinciale zones in het buitengebied, te weten het gemengd landelijk gebied, de groenblauwe mantel en de NNB (natuur- en landschapswaarden).

Bedrijven dienen gehuisvest te zijn in de agrarische bouwvlakken, die uitsluitend in de eerste twee zones voorkomen. Daarbij zijn (vollegronds)teeltbedrijven algemeen toegestaan, terwijl veehouderijen specifiek zijn aangeduid op de verbeelding. Overigens is daarbij een onderscheid meer gemaakt tussen grondgebonden en intensieve veehouderijen. Voor veehouderijen geldt in plaats daarvan een algemene regeling die is afgestemd op de regeling uit de Verordening ruimte Noord-Brabant voor Zorgvuldige Veehouderij.

Afwijkende bedrijfsvormen, zoals productiegerichte paardenhouderijen, zijn eveneens met een aanduiding op de verbeelding weergegeven.

Voor alle drie de bestemmingen geldt het uitgangspunt bebouwing in beginsel binnen het bouwvlak gebouwd moet worden. Daarbuiten is dit slechts zeer beperkt mogelijk, of via specifieke aanduidingen of opgenomen afwijkingsbevoegdheden toegestaan, waarbij de mogelijkheden mede zijn afgestemd op de specifieke voorwaarden die de Verordening ruimte Noord-Brabant per zone stelt. Overigens is binnen de zone NNB geen enkel bouwvlak aanwezig.

Per bedrijf is in de regel 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij dit afwijkend op de verbeelding is weergegeven. Dit kan betekenen dat er in specifieke gevallen geen bedrijfswoning of juist meer dan 1 bedrijfswoning mogelijk is.

Van de drie bestemmingen is de bestemming voor het Gemengd landelijk gebied in hoofdzaak gericht op de agrarische bedrijfsvoering, waar de overige twee agrarische bestemmingen tevens natuur- en landschapswaarden beschermen. Om die reden is bij die twee bestemmingen een omgevingsvergunning verplicht gesteld voor werkzaamheden die deze waarden aan kunnen tasten.

De twee bestemmingen buiten de NNB kennen daarnaast diverse afwijkingsmogelijkheden om ruimere mogelijkheden te bieden dan op basis van de directe bouw- en gebruiksregels mogelijk zijn. Daarbij valt te denken aan uitbreiding van de bebouwing ten behoeve van veehouderij, uitbreiding van de oppervlakte aan kassen, de realisatie van permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, paardenbakken buiten het bouwvlak, schuilstallen buiten het bouwvlak, of het toestaan van nevenfuncties naast de agrarische bedrijfsvoering,

Tot slot zijn bij deze twee bestemmingen ook wijzigingsbevoegdheden opgenomen om veehouderijen om te kunnen vormen naar productiegerichte paardenhouderijen of naar een vervolgfunctie bij algehele bedrijfsbeëindiging.

Bedrijf

Alle niet-agrarische bedrijven zijn voorzien van de bestemming Bedrijf. In algemene zin is in deze bestemming bedrijvigheid toegestaan die voorkomt in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen als bijlage bij de regels.

Bestaande bedrijven uit een hogere categorie of die in het geheel niet voorkomen op de Staat, zijn via een specifieke aanduiding op de verbeelding mogelijk gemaakt. Daaronder vallen ook de bedrijfsgerichte paardenhouderijen, waar niet de agrarische functie voorop staat maar waar de nadruk ligt op het houden, stallen of africhten van paarden.

Per bedrijf is in de regel 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij dit afwijkend op de verbeelding is weergegeven. Dit kan betekenen dat er in specifieke gevallen geen bedrijfswoning of juist meer dan 1 bedrijfswoning mogelijk is.

Bebouwing is in hoofdzaak binnen het bouwvlak toegestaan. Daarbuiten is dit slechts zeer beperkt of via specifieke aanduidingen toegestaan.

Cultuur en ontspanning - Dorpsboerderij

De dorpsboerderij in Nuenen heeft een eigen bestemming gekregen, waarin maatwerkregels zijn opgenomen over toegestane activiteiten. Naast kleinschalige activiteiten zijn sociale, culturele en educatieve activiteiten toegestaan met daaraan ondergeschikte horeca en detailhandel.

Gelet op de ligging nabij de woonkern zijn specifieke regels opgenomen over openingstijden en het afspelen van muziek.

Cultuur en ontspanning - Hooidonkse Watermolen en Cultuur en ontspanning - Opwettense watermolen

Beide watermolens zijn voorzien van een eigen bestemming Cultuur en ontspanning. Hierin is in de eerste plaats de watermolen mogelijk gemaakt en daarnaast de bijbehorende functies zoals educatie en aanverwante horeca en detailhandel.

Horeca

De verschillende horecabedrijven in het plangebied zijn voorzien van de bestemming Horeca. Binnen deze bestemming is enige vorm van horeca voorkomend in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten (die aan de regels gekoppeld is) algemeen toegestaan en dus ook uitwisselbaar.

Op basis van de vigerende rechten zijn bij deze horecavoorzieningen ook bedrijfswoningen toegestaan (1 per bouwvlak). In verband met uitgevoerd geluidsonderzoek bij de horecavoorziening aan de Collseweg 47, is ter plaatse een aanduiding opgenomen waar de bijbehorende speeltoestellen zijn toegestaan.

Horeca - Opwettense Watermolen

Deze bestemming is specifiek opgenomen voor de horecavoorziening bij de Opwettense Watermolen, bestaande uit een bed & breakfast en vergaderfacilieiten. Gelet op de afwijkende regeling, zijn de vigerende rechten in een maatwerkbestemming overgenomen.

Landgoed Soeterbeek

Het landgoed is voorzien van een maatbestemming die aansluit bij de mogelijkheden uit het vigerende plan. Er zijn diverse afwijkingsmogelijkheden toegevoegd om bij gewenste uitbreiding of verandering van de bebouwing. Gelet op de monumentale status is daarbij afweging vanuit monumentaal oogpunt van groot belang. Ook de natuur- en landschapswaarden dienen in dat geval meegewogen te worden.

Maatschappelijk

Diverse gildeterreinen en scoutingterreinen in het plangebied zijn bestemd als Maatschappelijk.

Beide type verenigingen zijn ieder met een eigen aanduiding op de verbeelding aangeduid. Overigens is bij de scoutingterreinen ook gebruik door Jong Nederland toegestaan.

Bedrijfswoningen zijn bij deze bestemming niet toegestaan.

Maatschappelijk - Begraafplaats

De begraafplaats is eveneens als Maatschappelijk bestemd, maar heeft vanwege de sterk afwijkende functie en verschijningsvorm een eigen bestemming gekregen. Deze bestemming kent een ruim bouwvlak, waarbinnen echter op basis van een bebouwingspercentage slechts in beperkte mate bebouwing is toegestaan.

Molen

De molen aan de noordrand van Nuenen heeft een eigen bestemming gekregen. Daarbinnen is de molen als zelfstandige functie opgenomen, met daarbij het wonen en in ondergeschikte vorm detailhandel.

Natuur

Grootschalige en structurerende natuurelementen zijn bestemd als Natuur. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur-, en landschapswaarden staan in dit artikel centraal. Om die reden zijn gebouwen slechts zeer beperkt toegestaan en afwijkende functies (binnen natuurgebieden) met een specifieke aanduiding opgenomen.

Gelet op het behoud van de natuur- en landschapswaarden zijn bovendien diverse werkzaamheden vergunningplichtig gemaakt, waarbij de benodigde omgevingsvergunning uitsluitend kan worden verleend indien er geen onevenredige aantasting van deze waarden plaats vindt. Het gaat dan om grondbewerkingen, het aanleggen van verhardingen, het aanleggen, veranderen of dempen van watergangen en het verwijderen, kappen of rooien van bomen en andere opgaande beplanting.

Recreatie - Logies, Minicamping, Recreatieplas, Recreatiewoning

Diverse type recreatievoorzieningen zijn voorzien van eigen bestemmingen. Bij al deze bestemmingen zijn, naast het type recreatie als hoofdfunctie, in ondergeschikte vorm detailhandel en horeca toegestaan (voor zover deze functies niet al als hoofdfunctie zijn aangemerkt).

Bedrijfswoningen zijn op basis van de mogelijkheden uit het vigerende plan in wisselende vorm toegestaan, dat wil zeggen ofwel 1 ofwel geen. De recreatiewoningen zijn daarentegen vrijstaande (private) recreatiewoningen en maken geen onderdeel uit van een (grotere) recreatievoorziening. Bedrijfswoningen zijn daarbij daarom niet aan de orde.

Recreatie - Volkstuin

De volkstuinen verspreid over het plangebied zijn voorzien van een eigen recreatieve bestemming. Deze onderscheid zich van de overige recreatieve bestemmingen door de beperkte aanwezigheid van bebouwing.

Alle volkstuinen zijn in het plan voorzien van een bouwvlak, maar niet in alle gevallen zijn gebouwen toegestaan. Daar waar dat niet is toegestaan, is dit middels een specifieke aanduiding vastgelegd en zijn dus uitsluitend overige bouwwerken (zoals erfafscheidingen) toegestaan.

Bij de volkstuinen waar wel gebouwen zijn toegestaan, is naast een gebouw(tje) per volkstuin ook een gezamenlijk gebouw nodig voor algemene bergruimte.

Sport - Manege

Naast de productiegerichte paardenhouderijen (voornamelijk gericht op fokken, bestemd als Agrarisch) en de bedrijfsmatige paardenhouderijen (voornamelijk gericht op handel, africhten en stallen, bestemd als Bedrijf) zijn de bedrijven die zich specifiek richten op het rijden en training geven in paardrijden bestemd als Sport - Manege.

In het plangebied komen 2 maneges voor, waar in beide gevallen een bedrijfswoning is toegestaan. Naast het paardrijden als hoofdfunctie, zijn als ondergeschikte functie ook detailhandel en horeca toegestaan.

Bij maneges is het bovendien toegestaan om overnachtingsmogelijkheden te bieden aan stagiairs van de betreffende manege.

Verkeer, Verkeer - Onverhard, Verkeer - Railverkeer

De diverse vormen van verkeer zijn allen voorzien van een verkeersbestemming, uitgesplitst in Verkeer (voor verharde wegen), Verkeer - Onverhard (voor onverharde wegen) en Verkeer - Railverkeer (voor spoorwegen).

Bij de verharde wegen is gelet op de Wet geluidhinder het aantal rijbanen vastgelegd. Dit is in de regel 2x1 en is in afwijkende gevallen (2x2 en 2x3) met een aanduiding op de verbeelding weergegeven.

Water en Water - Vaarweg

Hoofdwatergangen, vaarwater en structuurbepalende waterpartijen zijn bestemd als Water of als Water - Vaarweg. Het onderscheid tussen beide bestemmingen is dat de bestemming Water - Vaarweg in tegenstelling tot de bestemming Water ook scheeps- en recreatievaart mogelijk maakt.

Wonen

De bestemming Wonen is opgenomen voor de burgerwoningen in het plangebied. Ook de tuinen behorende bij de woning zijn voorzien van de bestemming Wonen.

Naast het gebruik als burgerwoning mag 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m² - worden aangewend voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Aan dit gebruik zijn diverse voorwaarden gekoppeld, waaronder uitoefening door de bewoner.

De inhoud van de woning (inclusief aan en uitbouwen) bedraagt 750 m3, de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50 m2.

Ten behoeve van hobbymatig gebruik bij de woning zijn ook paardenbakken mogelijk gemaakt, deze dienen binnen het bouwvlak te worden aangelegd.

Wonen - Broeksche Erven,

Wonen - Hooidonkse Watermolen

en Wonen - Opwettense Watermolen

Deze drie woonbestemmingen zijn, gelet op de specifieke regelingen uit de vigerende plannen. van eigen maatwerkbestemmingen voorzien. Ter plaatse staat de woonfunctie centraal en zijn de bouwmogelijkheden afgestemd op de vigerende mogelijkheden. Voor de gebruiksregels voor onder andere beroep/bedrijf aan huis en de mogelijkheden voor bed & breakfast is aansluiting gezocht bij het (algemene) artikel Wonen.

Wonen - Woonwagenterrein

Het woonwagenterrein ten noorden van Gerwen heeft een eigen woonbestemming gekregen: Wonen - Woonwagenterrein. Op het terrein wordt de minimale en maximale oppervlakte van een standplaats vastgelegd, net als het feit dat er per standplaats 1 woonwagen is toegestaan en dat het totale aantal woonwagens ten hoogste 20 bedraagt. Daarnaast zijn er regels over de bouwwerken (waaronder 1 bijgebouw) die bij een woonwagen zijn toegestaan.

Leidingen

De planologisch relevante leidingen zijn in deze dubbelbestemmingen als zodanig bestemd. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen na afwijken toegestaan. Ter bescherming van de aanwezige leidingen zijn werkzaamheden die de leidingen kunnen beschadigen of belemmeren uitsluitend via een omgevingsvergunning toegestaan.

Waarde - Archeologie

Om de archeologische waarden en verwachtingen veilig te stellen, zijn dubbelbestemmingen opgenomen voor de verschillende zones uit de gemeentelijke archeologische beleidskaart. Op deze gronden gelden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veilig gesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van bepaalde werkzaamheden.

Overigens is per zone een vrijstellingsdrempel van toepassing, die bouw(werkzaamheden) tot een bepaalde oppervlakte en diepte vrijstelt van archeologisch onderzoek.

Waarde - Beschermd dorpsgezicht,

Deze dubbelbestemming beschermt de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht. Het artikel omvat bouwregels die aanvullend gelden aan de onderliggende (enkel)bestemmingen. Zo zijn karakteristieke eigenschappen van gebouwen, waaronder verschijningsvorm, gevelindeling, gevelbreedte en dakhelling vastgelegd en zijn wijzigingen hieraan uitsluitend via afwijking toegestaan waarbij advies wordt ingewonnen bij de Monumentencommissie.

Ook werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op het beschermd dorpsgezicht zijn via eenzelfde constructie beschermd.

Waarde - Aardkundige waarde,

Waarde - Cultuurhistorie akkerbouwcomplex,

Waarde - Cultuurhistorie - historische verkaveling

Deze dubbelbestemmingen dienen ter bescherming van de daarachter vermelde landschappelijk en cultuurhistorische waarden. Op grond van deze dubbelbestemmingen zijn bouwwerken en andere werkzaamheden uitsluitend toegestaan voor zover de genoemde waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

Waterstaat - Waterbergingsgebied

Deze bestemming is toegekend aan het gebied met een regionale waterbergende functie op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant . Aan het bouwen en aan werkzaamheden die de waterbergende functie kunnen belemmeren zijn voorwaarden gekoppeld alvorens ze toe kunnen worden gestaan.

Waterstaat - Waterkering

Deze bestemming is toegekend aan de waterkeringen in het plangebied. Deze gronden hebben een waterkerende functie of zijn van invloed op de waterkering. Bouwen ten behoeve van de samenvallende bestemmingen is gelet op deze dubbelbestemming aan voorwaarden gekoppeld. In de meeste gevallen is een afwijkingsprocedure nodig om nieuwe bebouwing toe te staan, waarbij overleg met de beheerder van de betreffende waterkering is ingewonnen.

Waterstaat – Waterstaatkundige functie

Langs het Wilhelminakanaal is aan weerszijde een strook voorzien van de dubbelbestemming Waterstaat – Waterstaatkundige functie. Het zicht van en de signalering voor de scheepvaart worden hiermee beschermd. Andere bebouwing mag binnen deze strook alleen worden opgericht als dit geen belemmeringen voor de scheepvaart oplevert.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor meerdere of alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Antidubbeltelregel

De antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Algemene bouwregels

Dit artikel bevat een algemene regeling die bepaalt dat - indien de maten van gebouwen en bouwwerken, zoals legaal aanwezig op het moment dat het bestemmingsplan wordt vastgesteld, meer bedragen dan in de bestemmingsregels bepaald - de aanwezige maatvoering als maximum mag worden behouden. Op deze wijze beoogt de gemeente legaal gebouwde bouwwerken met afwijkende maten positief te bestemmen.

Voorts is een regeling opgenomen voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen (geen bestemmingsgrenzen zijnde) door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn.

In het derde lid is een regeling opgenomen voor de herbouw van woningen die bepaalt dat vervangende nieuwbouw van woningen alleen is toegestaan met gebruik van de bestaande fundamenten. Op deze manier is de positie van de woning binnen het bouwvlak bevroren, wat verband houdt met de afstand tot omliggende (agrarische) bedrijven en de afstand tot wegen. Overigens is in de algemene afwijkingsregels een bevoegdheid opgenomen om hier van af te wijken, om op die manier toch vervangende nieuwbouw elders binnen het bouwvlak mogelijk te maken. Daarbij geldt onder andere als voorwaarde dat moet worden aangetoond dat dit milieukundig gezien uitvoerbaar is.

In het vierde lid van dit artikel is een regeling voor ondergrondse kelders opgenomen.

Tot slot is in dit artikel een algemene bouwregel opgenomen die bepaalt dat geen bouwwerk binnen het plangebied hoger mag zijn dan 65 m + NAP, dit in verband met het radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel zijn enkele vormen van gebruik omschreven die op basis van dit bestemmingsplan als strijdig gebruik worden aangemerkt. Deze gebruiksvormen zijn om die reden niet toegestaan binnen het plangebied.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt het mogelijk gemaakt om af te wijken van de regel dat bouwgrenzen niet mogen worden overschreden (voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen). Om deze afwijking mogelijk te maken kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen. Ook biedt dit artikel de mogelijkheid om via een omgevingsvergunning af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijken op basis van dit artikel is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen en de gebruiksmogelijkheden van nabij gelegen functies, waaronder bedrijfs- en ontwikkelingsmogelijkheden.

Het tweede lid voorziet in een afwijkingsbevoegdheid om binnen het plangebied nutsvoorzieningen toe te staan, voor zover dit op basis van hoofdstuk 2 niet al mogelijk zou zijn.

Voorts is een regeling opgenomen om algehele herbouw van (bedrijfs)woningen - waarvoor in de algemene bouwregels is bepaald dat dit alleen ter plaatse van de bestaande fundamenten is toegestaan - ook elders binnen het bouwvlak kan worden toegestaan. In dat geval moet wel worden aangetoond dat dit gelet op diverse milieuaspecten uitvoerbaar is en dit ook landschappelijk aanvaardbaar is.

Het vierde lid in dit artikel heeft eveneens betrekking op de algemene herbouw van woningen, in dit geval specifiek binnen de bestemming Wonen. Bij algemene herbouw kan hiervoor een ruimere inhoudsmaat dan in hoofdstuk 2 is toegestaan worden mogelijk gemaakt, te weten 1.000 m3. Hieraan is de kwalitatieve voorwaarde gekoppeld dat het om een langgevelboerderij moet gaan en bovendien sprake is van toename aan ruimtelijke kwaliteit. Overigens kan het nodig zijn deze afwijkingsbevoegdheid in combinatie met de hiervoor beschreven bevoegdheid in te zetten, wanneer bij de herbouw buiten de bestaande fundering wordt gebouwd.

Tot slot is een vijfde en laatste afwijkingsbevoegdheid opgenomen om terugkerende en meerdaagse evenementen toe te kunnen staan.

Algemene wijzigingsregels

In dit bestemmingsplan is opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen (maximaal 3 meter).

Een tweede wijzigingsbevoegdheid voorziet in de mogelijkheid om archeologische dubbelbestemmingen te kunnen verwijderen indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Algemene aanduidingsregels

Ter bescherming van de molen in het plangebied geldt een molenbiotoop, die een zone van 400 m rondom de molen beslaat. Over deze zone is een gebiedsaanduiding opgenomen die, aanvullend aan de regels uit hoofdstuk 2, hoogte beperkingen stelt aan bouwwerken. Deze regeling is bedoeld om het zicht op en de vrije windvang van de molen te beschermen.

Voorts is een gebiedsaanduiding opgenomen die ter plaatse van de boringsvrije zone verbiedt om boringen te verrichten die de ondoorlatende laat van de bodem aantast.

Tot slot is een regeling opgenomen voor beeldbepalende en cultuurhistorisch waardevolle panden. Dit zijn panden die niet als monument zijn bestemd, maar toch behoudenswaardig zijn vanwege hun karakteristieke uitstraling. Panden met de aanduiding 'karakteristiek' mogen om die reden niet - geheel of gedeeltelijk - gesloopt worden. Hiervan kan slechts worden afgeweken wanneer is beoordeeld dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beeldbepalende elementen van het gebouw.

Artikel 43 Overige regels

In andere artikelen wordt verwezen naar bepaalde wettelijke regelingen. Dit artikel regelt de peildatum van deze wetten bij de toepassing van het bestemmingsplan.

Op de verbeelding komen een aantal relatie tekens voor. Indien een relatieteken is opgenomen betekent dit dat beide bouwvlakken in principe als 1 bouwvlak gezien moet worden. Een uitzondering wordt gemaakt voor regelingen die voortvloeien uit opgenomen aanduidingen.

Tot slot kent dit artikel een regeling voor het voorzien in parkeerbehoefte. Dit werd voorheen geregeld via de bouwverordening, maar door de inwerkingtreding van de 'Reparatiewet BAK 2014' (Staatsblad 2014, 458) per 29 november 2014 is dit niet meer van toepassing. De parkeer bepaling in de bouwverordening is daarom materieel overgenomen in artikel 43 lid 3 van dit bestemmingsplan. Een en ander leidt niet tot een inhoudelijke wijziging van de beoogde toetsing. Aan het Besluit ruimtelijke ordening is mede in verband met het intrekken van toetsing aan de bouwverordening de mogelijkheid opgenomen om voor de invulling van de eis van voldoende parkeren in concrete situaties gebruik te maken van beleidsregels (zie artikel 3.1.2 lid 2 onder a Bro), zoals dit ook onder de werking van de bouwverordening mogelijk was.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de wettelijk voorgeschreven overgangs- en slotregel aan de orde.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiele uitvoerbaarheid

In het kader van de Grondexploitatiewet is de gemeente verplicht kosten die ten behoeve van het bestemmingsplan worden gemaakt, te verhalen. In de vorige paragraaf is beschreven dat de gemeente geen kosten maakt voor plannen die op grond van dit bestemmingsplan worden uitgevoerd. De initiatiefnemers zijn hiervoor verantwoordelijk. Wel maakt de gemeente plankosten, namelijk de kosten die zijn gemoeid bij het opstellen van het bestemmingsplan. Deze kosten zijn niet toe te schrijven aan een specifieke groep gebruikers. De gemeente neemt deze plankostendaarom voor haar rekening. Indien er aanvullende plankosten gemaakt worden voor het uitvoeren van het bestemmingsplan, bijvoorbeeld in de vorm van kosten voor het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid, worden dergelijke plankosten verhaald op de initiatiefnemer. Gezien bovenstaande redenering, is het opstellen van een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet aan de orde.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraak en vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening aan diverse personen en instanties toegezonden. Tevens heeft het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van de inspraakprocedure ter inzage gelegen. De resultaten van inspraak- en overleg worden zijn vastgelegd in de Nota van inspraakreacties. Deze is als bijlage 3 bij de toelichting opgenomen.

6.2.2 Zienswijzen

In het kader van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (zienswijzenprocedure) heeft het ontwerpbestemmingsplan met ingang van 16 februari 2018 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage heeft gelegen.

Binnen de periode van de terinzageligging konden zienswijzen worden ingediend. Er zijn gedurende de periode van terinzageligging 33 schriftelijke zienswijzen ingekomen. Er werden geen mondelinge zienswijzen ingediend. De Nota zienswijzen in Bijlage 5 geeft inzicht in de behandeling van de zienswijzen en welke aanpassingen dit heeft opgeleverd. In deze Nota zijn tevens de ambtelijke wijzigingen opgesomd die in de vaststellingsfase in het plan zijn doorgevoerd.