direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied, herziening 2020
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0788.BP20BGherziening-VA01

Regels

Leeswijzer (zie artikel 45, lid 45.1 Van toepassing verklaring)

Gewone tekst De geldende regels volgens de eerder vastgestelde bestemmingsplannen en wijzigingsplannen.

Doorgehaalde tekst Tekst die door middel van het voorliggende plan komt te vervallen.

Groen gemarkeerde tekst Tekst die door middel van het voorliggende plan wordt toegevoegd.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

het plan

het bestemmingsplan Buitengebied, herziening 2020 met identificatienummer NL.IMRO.0788.BP20BGherziening-VA01 van de gemeente Haaren;


aan- of uitbouw

een gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat; welk gebouw onderscheiden kan worden van de woning en daaraan in architectonisch opzicht ondergeschikt is;


AAB

(Stichting) Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;


aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;


aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

aardkundige waarden en kenmerken

waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen en vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem van belang zijn;

bedrijf of beroep aan huis

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal vanuit een woning en/of daarbij behorende bouwwerken wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner, waaronder niet begrepen het verstrekken van logies, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Onder bedrijf of beroep aan huis wordt tevens begrepen detailhandel via internet, zonder opslag en/of verkoop aan huis;


aan-huis-verbonden bedrijf

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend;


aan-huis-verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;


Activiteitenbesluit

Het besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer);


agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren alsmede het bewerken en verwerken van mest van het eigen agrarisch bedrijf;


agrarisch bedrijf, grondgebonden

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt en indien het een veehouderij betreft, het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie;


agrarisch bedrijf, glastuinbouwbedrijf

een agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het telen van gewassen in kassen en/of hoge tunnels, welke ter plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn;


agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij

agrarisch bedrijf met een bedrijfvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij;


agrarisch-technisch hulpbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestverwerking. Voorbeelden van agrarisch technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven;

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking;

agrarisch verwant bedrijf

een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, paardenpension, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen;

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

autohandel

handel in auto's en daarbij het voor verkoop uitstallen van auto's, zonder reparatie- en service en zonder verkoop van autoaccessoires en onderdelen;


bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;


bed & and breakfast

bed & and breakfast is een kleinschalige vorm van verblijfsrecreatie en richt zich met name op de trekkende toeristen, die voor één of enkele nachten (maximaal 1 week) een onderkomen zoeken. Typerend voor bed & and breakfast is:

  • a. de kleinschaligheid en de uitvoering is eenvoudig;
  • b. bed & and breakfast is gekoppeld aan de woonfunctie, dat betekent dat mede gebruik wordt gemaakt van de keuken van de woning. ;


bedrijfsgebouw

een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening;


bedrijfswoning of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;


bestaande bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object

bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

 

bestaand gebruik

gebruik zoals dat rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

bestaande gebruiksoppervlakte van bebouwing voor mestbewerking

gebruiksvloeroppervlakte van bebouwing voor mestbewerking die:

  • a. op 13 juni 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of
  • b. mag worden gebouwd krachtens een voor 13 juni 2017 verleende vergunning;

bestaande gebruiksoppervlakte van bebouwing voor een dierenverblijf voor een geitenhouderij

gebruiksvloeroppervlakte van bebouwing voor een dierenverblijf die:

  • a. op 7 juli 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of
  • b. mag worden gebouwd krachtens een voor 7 juli 2017 verleende vergunning;

bestaand stedelijk gebied

gebied dat het bestaande ruimtebeslag van een kern bevat ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies;


bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;


bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0788.BP14BGcorhz-VA01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;


bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;


bijgebouw

een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, berging, carport of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat indien het vrijstaat van de woning, niet voor bewoning is bestemd en geen kelder mag bevatten;


boomteeltontwikkelingsgebied

een gebied waar boomteeltbedrijven kunnen doorgroeien en zich kunnen ontwikkelen;

boringsvrije zone

gebied rondom een waterwingebied waar zich tussen het maaiveld en het watervoerende pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken, een aaneengesloten slecht doorlaatbare laag bevindt;


bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten vernieuwen of veranderen van een woonwagenstandplaats;


bouwgrens

de grens van een bouwvlak;


bouwlaag

een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met uitzondering van onderbouwen, kelders en kappen; de eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond;


bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;


bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;


bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij

nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant van de provincie Noord-Brabant of haar rechtsopvolger;


brutovloeroppervlak

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

buisleiding

buisleiding voor het transport van gas, olie of chemicaliën, met uitzon­dering van buisleidingen voor het transport van aardgas, alsmede een leiding voor het transport van elektriciteit die wordt gekoeld met olie of chemicaliën;

cultuurhistorische waarden en kenmerken

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen een internetwinkel en afhaalpunten;


detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;


duurzame locatie

een bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat omschakeling naar een intensieve veehouderij zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, voor wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is. ;

ecologische verbindingszone

vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden;

ecologische waarden en kenmerken

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, waterhuishouding, kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, mate van stilte, donkerte, openheid, landschapsstructuur en belevingswaarde;


erfbeplanting

beplanting rondom een gebouw en/of gebouwen;


evenement

georganiseerde activiteit die gedurende een korte periode relatief veel bezoekers trekt;

extensief recreatief medegebruik

vorm van recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan en waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte. Onder extensief recreatief medegebruik wordt onder andere verstaan (sport)vissen, kanoën en daarmee gelijk te stellen activiteiten, zulks met uitsluiting van gemotoriseerd vaarverkeer;


gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

gebruiksoppervlakte

bruikbare oppervlakte van bebouwing en gronden, geschikt voor het beoogde gebruik, berekend op grond van NEN 2580;

gebouwgebonden teeltbedrijf en -kwekerij

teelt en kweek van gewassen en dieren die alleen in een gebouw plaatsvindt, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, viskwekerijen, wormenkwekerijen en insectenkwekerijen, niet zijnde een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf;

gemengd landelijk gebied

multifunctionele gebruiksruimte, gelegen buiten bestaand stedelijk gebied;


gevoelige functies

woningen, woonwagenstandplaatsen, andere geluidgevoelige gebouwen zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven en geluidsgevoelige terreinen zoals terreinen die horen bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;

gevoelige functie voor gewasbeschermingsmiddelen

gronden en percelen waar geregeld en gedurende langere periode mensen kunnen verblijven of samenkomen zoals (bedrijfs)woningen, tuinen, erven, zorgfuncties en kampeerterreinen;

groenblauwe mantel

gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszone of die deze verbinden;


groencentrum

groothandel in groenproducten met detailhandel in ter plaatse geteelde producten met een verkoopoppervlakte van maximaal 1.500 m²;


gronddepot

bewaarplaats van grond;

grondgebonden veehouderij

veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie;

grootschalige ontwikkeling

ontwikkeling waarbij, blijkens een economisch effectenonderzoek, de som van het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen meer dan 150.000 per jaar bedraagt;


handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009

handleiding met lijsten met richtafstanden voor aan te houden afstanden tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen);

hobbymatig houden van dieren

het houden van vee onder de grens van een inrichting zoals genoemd in de Wet milieubeheer;

hokdierhouderij

veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij;


hoofdgebouw

een gebouw, dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als hét belangrijkste valt aan te merken;


horeca

  • a. restaurant, café, cafetaria, snackbar of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding dranken worden geschonken of spijzen worden bereid en verstrekt overwegend voor nuttiging ter plaatse, een en ander met uitzondering van discotheek of soortgelijke inrichting, en
  • b. hotel, pension of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding overnachtingsgelegenheid wordt verstrekt;

huishouden

De bewoning van een woning door:

  • een persoon;
  • meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;

internetwinkel

internetwinkels worden in het kader van dit bestemmingsplan aangemerkt als een specifieke vorm van detailhandel waarbij:

  • a. de transactie via internet of andere media tot stand komt en;
  • b. de goederen ter plaatse kunnen worden afgehaald en/of;
  • c. de goederen ter plaatse kunnen worden afgerekend en/of;
  • d. de goederen ter plaatse kunnen worden bekeken of geprobeerd;


jeugdcentrum

recreatie en educatie van jeugdgroepen met inbegrip van recreatief nachtverblijf in een gebouw met een daarbij behorend erf waarvan bouwwerken, geen gebouwen zijnde onderdeel van uit kunnen maken;


kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten. Voorbeelden zijn reguliere kassen en kleine teeltondersteunende kassen; agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter;

kamergerichte verhuur

de verhuur van onzelfstandige woonruimten binnen een bestaand (woon)gebouw niet bestemd voor recreatieve bewoning;


kampeerterrein

stuk grond, al dan niet met speciale voorzieningen, waarop men kan kamperen;

kern in landelijk gebied

gebied waar verstedelijking plaatsvindt anders dan in een stedelijk concentratiegebied;


kiosk

een klein vrijstaand gebouw ten behoeve van toeristisch-recreatieve informatie, eventueel met een uitgifte van snacks;


kleinschalig kamperen

kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen;


kwetsbaar object

  • a. woningen, woonschepen en woonwagens met een dichtheid van meer dan twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal brutovloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

landbouw

akkerbouw, weidebouw, veehouderij, tuinbouw -waaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen- en elke andere vorm van bodemcultuur;


landbouwmechanisch bedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of nagenoeg uitsluitend gericht is op de verkoop, onderhoud en reparatie van tractoren en andere landbouwwerktuigen;

landschappelijke waarden en kenmerken

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;


landschapselementen

ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een agrarische productiefunctie;


langgevelboerderij

een boerderij die ontstaan is uit het type hallenhuis en behoort tot de hallenhuisgroep;

lawaaisport

voorziening voor sportactiviteiten waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, de motorsport en de modelvliegsport;

locatiegebonden milieubelastende activiteit

inrichting als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht, bijlage 1:

  • a. BRZO-inrichting;
  • b. IPPC, categorie 4 inrichting;
  • c. inrichting als bedoeld in bijlage 1C Besluit omgevingsrecht, categorie 28.4 gevaarlijke afvalstoffen;


loon- en grondwerkbedrijf

een bedrijf in het bijzonder gericht op het verrichten van grondwerkzaamheden ten dienste van derden en op het verrichten van werkzaamheden ten dienste van agrarische bedrijven, een en ander met behulp van zware machines;


maatschappelijke voorzieningen

gezondheidszorg, bejaardenzorg en andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening;


manege

bedrijvigheid geheel of overwegend gericht op het houden, stallen, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's, het ter zake lesgeven en de exploitatie van daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen een kantine of soortgelijke horecavoorziening;


mantelzorg

het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huidhouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak; intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte voor personen jonger dan 65 jaar met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;


mestbassin

voorziening voor opslag van mest, bijvoorbeeld bestaande uit een aarden put bekleed met folie die geheel of gedeeltelijk is ingegraven en wordt omgeven door een grondwal ten behoeve van de opslag van drijfmest of een mestzak;

mestbewerking

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest;


mestverwerking

het proces om (drijf)mest af te breken door onder andere mestvergisting, om te zetten in nieuwe, bruikbare producten zoals energie uit biomassa, of te bewerken tot kwalitatief hoogwaardige meststoffen;

natuurbeheerplan

natuurbeheerplan als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;

Natuur Netwerk Brabant

Natuur Netwerk Brabant zoals bedoeld in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant van de provincie Noord-Brabant of haar rechtsopvolger;

Natuur Netwerk Brabant ecologische verbindingszone

vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden;


nevenfuncties

Onder nevenfuncties worden verstaan:

  • a. recreatieve functies gericht op plattelandstoerisme;
  • b. agrarisch verwante functies;
  • c. agrarisch technische hulpfuncties;
  • d. statische binnenopslag;
  • e. verbrede landbouw;


nieuwbouw

bouw van nieuwe bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

omgevingskwaliteit

de kwaliteit van een plek of gebied die bepaald wordt door een goed samenspel van herkomstwaarde, belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde;

omschakeling

geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm;


onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;


ondergeschikte functie

functie die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdfunctie op een bouwvlak;


ondersteunende horeca

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren. De ruimte voor ondersteunende horeca is inclusief een eventueel terras, toiletten en bereidingsruimte van de geserveerde consumpties. ;


onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;


overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;


overkappingconstructies als teeltondersteunende voorziening

bouwwerken zonder wanden, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas ten behoeve van de bescherming van tuinbouwgewassen tegen neerslag of zonlicht;


paardenbak

een niet overdekt terrein ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;


paardenhouderij

het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als ondergeschikte nevenfunctie het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's;


peil

  • a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
    de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk ter plaatse van de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' :
    'bovenkant spoorstaaf';
  • c. in andere gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;


permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;

plattelandswoning

een woning gelegen bij een agrarisch bedrijf zonder dat er sprake is van een functionele binding tussen woning en bedrijf een woning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die door een derde bewoond mag worden en wordt beschouwd als onderdeel van het agrarisch bedrijf;

recreatieve voorzieningen

een verblijf of afgebakend terrein geschikt voor recreatieve doeleinden waar weinig mensen tegelijkertijd de mogelijkheid hebben om te recreëren, zoals kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld paardrijden, huifkartochten, terras en speelvoorzieningen die ruimtelijk inpasbaar zijn;


recreatiewoning

een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;


reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste één halve volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen;


retentievoorziening

een voorziening waarbij in tijden van overvloedige neerslag, water dat niet afkomstig is van uit de grote rivieren, tijdelijk vastgehouden kan worden om wateroverlast op andere plaatsen te voorkomen;


rijhal

een gebouw uitsluitend bestemd voor het africhten van paarden en pony's, ten dienste van en behorende bij een paardenfokkerij of paardenhouderij;

ruimtelijke ontwikkeling

bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor een wijziging van het planologisch regime nodig is;


seksinrichting

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel of soortgelijke inrichting;


silo

een bouwwerk dat dient voor het opslaan van mest, veevoeder, graan of andere bulkstoffen ten behoeve van het bijbehorende agrarische bedrijf;

stacaravan

een zomerhuis in de vorm van een onderkomen op wielen, dat, mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op zelfstandige wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhanger van een auto te worden voortbewogen;

stagiairewoning

een voor tijdelijke bewoning door een stagiaire bestemd hoofdgebouw;

stalderingsgebied

gebied waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierhouderij is gekoppeld aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij met als doel de regionale concentratie van vee te reguleren en verdere leegstand te voorkomen;

standplaats voor ambulante handel

een standplaats zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente;


statische opslag

(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke;


stapmolen

cirkelvormige, omheinde ruimte, waar meerdere paarden tegelijk kunnen stappen door middel van aansturing via een, al of niet computergestuurde, bedieningskast;

stedelijk concentratiegebied

gebied waar de bundeling van verstedelijking plaatsvindt;


(teelt)ondersteunende voorzieningen

boog- en gaaskassen, hagelnetten, foliekassen, containervelden en overkappingsconstructies als teeltondersteunende voorziening en stellingen ten behoeve van de bescherming van plantaardige agrarische teelten en/of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/of de voorkoming van verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten;


(teelt)ondersteunende kas

een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter);


permanente (teeltondersteunende) voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt;


tijdelijke (teeltondersteunende) voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten;


overige (teelt)ondersteunende voorzieningen

een permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van stellages of regenkappen dan wel in de vorm van een hek met afrastering op boomteeltpercelen, waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden een hek met afrastering, op boomteeltpercelen waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden (stellages en regenkappen);


VAB

Vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing;

veehouderij:

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;


veldschuur

een vrij in het open veld staande schuur, die uitsluitend wordt gebruikt voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden en/of voor de opslag van agrarische producten en/ of voor de opslag van agrarische werktuigen;


verbrede landbouw

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande en te behouden agrarische bedrijfsvoering;


verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;

vestiging

mogelijk maken van een ruimtelijke ontwikkeling, die op grond van het geldende planologische regime niet is toegelaten, op een bestaand bouwperceel binnen het deel waar het oprichten van gebouwen is toegestaan;


voorgevel

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;


voorgevelrooilijn

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;

voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie

voorzieningen voor het opwekken van hernieuwbare energie op basis van biomassa, waterkracht, windenergie, zonne-energie of aardwarmte;


waterbassin

een opslagreservoir, geen bouwwerk zijnde, voor water;

water en waterhuishoudkundige voorzieningen

  • a. al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
  • b. alle voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.

waterkering

waterkering met aangrenzende gronden, die van belang zijn voor de beveiliging tegen overstroming en als zodanig zijn aangewezen in de Waterwet of de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, alsmede de overige waterkeringen die dienen voor bescherming tegen wateroverlast vanuit het regionale watersysteem overeenkomstig de Keuren van de waterschappen;

wonen

het houden van verblijf, het huren of het gehuisvest zijn in een woning;


woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden;


woonunit

een demontabel of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw of ruimte binnen een gebouw, dat of die geschikt en ingericht is ten dienste van woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen;

woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw, niet zijnde een woning, welke is geplaatst op een woonwagenstandplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

woonwagenwoning

een op traditionele wijze gebouwd voor bewoning bestemd hoofdgebouw welke is geplaatst op een standplaats;


zorgboerderij

de opvang van mensen met een zorgvraag hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie. ;

zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:


dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.


de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.


de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.


de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.


de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.


de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.


de breedte, lengte of diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.


de afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, gevelisolatie, reclameaanduidingen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en dergelijke buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 1 m.

ondergronds (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. en tevens voor:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij': een 'veehouderij';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een 'intensieve veehouderij';
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': een glastuinbouwbedrijf;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': een paardenhouderijbedrijf;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - stagiairewoning': een stagiairewoning;
  • c. bestaande en legaal tot stand gekomen nevenfuncties conform de lijst 'Bestaande nevenfuncties' (Bijlage 1);
  • d. hobbymatig houden van dieren;
  • e. een groencentrum, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - groencentrum';
  • f. kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  • g. bed and breakfast in bestaand bijbehorend bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
  • h. muziekoefenruimten in de bestaande kelder ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - muziekoefenruimten;
  • i. een houtsingel ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
  • j. behoud en herstel van de aangeduide cultuurhistorische waarden;
  • k. behoud en herstel van de bestaande landschapselementen;
  • l. instandhouding als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;
  • m. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • n. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
  • o. ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 1 of 2 op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, met dien verstande dat tevens bestaande voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 3.1 of hoger op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn toegestaan;
  • p. een veldschuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur'.
  • q. evenementen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken, niet zijnde rijhallen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan; indien tussen bouwvlakken de aanduiding 'relatie' is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
  • b. Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd. en bouwwerken ten behoeve van paardenhouderijen, indien er sprake is van de aanduiding 'paardenhouderij' en een reëel paardenhouderij bedrijf.
  • c. Ter plaatse van het bouwvlak aan de Frans Kuijpersstraat 8 in Haaren is nieuwbouw van bedrijfsbebouwing niet toegestaan;
  • d. Voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie zijn uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak toegestaan.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van veldschuren die tevens toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur'.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' mogen teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd met uitzondering van teeltondersteunende kassen.
  • c. De hoogte en oppervlakte van veldschuren mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte en oppervlakte.
  • d. De hoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van teeltondersteunende kassen, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
  • e. De goothoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m.
  • f. De bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • g. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende hoogte' mag de goothoogte niet meer bedragen dan 10 meter.
  • h. De hoogte van (teeltondersteunende) kassen mag niet meer bedragen dan 10 m bedragen.
  • i. De oppervlakte aan kassen per bedrijf mag ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' niet meer bedragen dan 30.000 m2.
  • j. De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen per bedrijf, met uitzondering van bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' mag niet meer bedragen dan 1.000 m². , met dien verstande dat het bouwen van teeltondersteunende kassen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' niet is toegestaan.
  • k. Ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone-extensiveringsgebied' mag de bebouwing ten behoeve van een intensieve veehouderij niet meer bedragen dan:
    • 1. op 1 oktober 2010 aanwezig of in uitvoering of vergund was.
  • l. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bestaand stedelijk gebied' mag de gezamenlijke oppervlakte gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, ten behoeve van een veehouderij niet meer bedragen dan de oppervlakte van gebouwen die:
    • 1. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren; of
    • 2. gebouwd mogen worden krachtens een voor 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning; of
    • 3. zijn gebaseerd op een voor 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het plan';
  • m. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan indien hierdoor de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij toeneemt.

3.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Binnen elk bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'aantal', met dien verstande dat binnen een bouwvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.
  • c. De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • d. De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • e. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.
  • f. De goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • g. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. met uitzondering van: Binnen en buiten het bouwvlak zijn wel toegestaan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding;
    • 3. eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensieve openluchtrecreatie, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatieve voorzieningen;
    • 4. teeltondersteunende voorzieningen, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen'. ;
    • 5. kuilplaten en sleufsilo's, mits de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak en de kuilplaten en sluifsilo's niet meer bedraagt dan 2 hectare;
  • b. De hoogte van silo's mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • c. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m.
  • d. De hoogte van teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
  • e. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bestaand stedelijk gebied' mag de gezamenlijk oppervlakte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een veehouderij niet meer bedragen dan de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die:
    • 1. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren; of
    • 2. gebouwd mogen worden krachtens een voor 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning; of
    • 3. zijn gebaseerd op een voor 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het plan.
3.3 Afwijking van de bouwregels
3.3.1 Afwijking rijhallen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2, ten behoeve van het binnen een bouwvlak bouwen van een rijhal tot een oppervlakte van 1.200 m², een goothoogte van 8 m en een bouwhoogte van 12 m, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Per geval is de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, bestaande uit paardenfokkerij of, indien als zodanig aangeduid, paardenhouderij indien als zodanig aangeduid, aangetoond aan de hand van een deugdelijk bedrijfsplan en een AAB-advies.
  • b. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
3.3.2 Afwijking teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2, ten behoeve van het bouwen van teeltondersteunende kassen tot een grotere oppervlakte en hogere hoogte, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.
  • b. Binnen het betreffende bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende kassen niet meer dan 5.000 m² bedragen.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' zijn teeltondersteunende kassen niet toegestaan.
  • d. De hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder b mag de gezamenlijke oppervlakte van kassen binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - boomteeltontwikkelingsgebied' niet meer dan 15.000 m² bedragen.
  • f. Er moet worden voldaan aan het Activiteitenbesluit.
  • g. De gevels van de glasopstanden waarin assimilatiebelichting wordt toegepast vanaf 1:00 uur na zonsondergang tot 1:00 uur voor zonsopgang volledig zijn afgeschermd met een 100% dicht gevelschermdoek en aan de bovenzijde van de glasopstanden in diezelfde periode het licht voor minimaal 95% wordt afgeschermd.
3.3.3 Afwijking bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 en bouwhoogte van 14 m, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.
  • b. Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
3.3.4 Afwijking bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan afwijken van het de in bepaalde in lid 3.2.4 genoemde bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De hoogte van schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan 15 m.
  • b. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m.
3.3.5 Afwijking tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 en 3.2.4 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • b. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.3.6 Afwijking overige teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.4, ten behoeve van het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het aangeduide bouwvlak en buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.
  • b. De hoogte van boomteelthekken mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • c. De hoogte van regenkappen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. Er mag geen sprake zijn van onevenredige effecten op de aanwezige landschapswaarden.

3.3.7 De toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 ten behoeve van de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij door het oprichten van gebouwen of door het in gebruik nemen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden, die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij;
  • b. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' wordt medewerking slechts verleend indien - met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en nadere regels zoals op basis van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag - is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
  • c. de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar in de omgeving;
  • d. er is voorafgaand aan het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning, een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het verlenen van de omgevingsvergunning;
  • e. er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • f. er is aangetoond dat het niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, welke zijn opgenomen in Bijlage 21 Overzicht vergunningen Wet natuurbescherming , dan wel een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde melding als bedoeld in artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof of, indien een vergunning/melding ontbreekt, de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - stalderingsgebied' is de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een hokdierhouderij uitsluitend toegestaan als bewijs is overlegd dat:
    • 1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of door herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
    • 2. de oppervlakte van de sanering onder a. tenminste:
      • 120% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval svan sloop;
      • 200% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval van herbestemming;
    • 3. de sanering onder 2. plaatsvindt in directe samenhang met de vestiging of omschakeling naar hokdierhouderij en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling.
  • h. ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - bestaand stedelijk gebied' is de toename van de bestaande oppervlakte van dierenverblijf voor een veehouderij niet toegestaan;
  • i. als bestaande oppervlaktedierenverblijf voor geiten geldt de oppervlakte die:
    • 1. als dierenverblijf mag worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer; en
    • 2. op 7 juli 2017 legaal aanwezig was; of
    • 3. mag worden gebouwd krachtens een vóór 7 juli 2017 verleende vergunning.
  • j. uitbreiding is toegestaan als:
    • 1. de toename van de oppervlakte dierenverblijf voor de geitenhouderij is ingegeven vanuit een dierenwelzijnsconcept zonder toename van het aantal geiten die de geitenhouderij krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid,onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 7 juli 2017 mag houden;
    • 2. het dierenwelzijnsconcept per aanwezige melkgeit ten minste 1,30 m² dierenverblijf hanteert.
    • 3. indien het volgens de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant geldende moratorium voor geitenhouderij is opgeheven.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
  • a. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:
    • 1. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van bouwwerken voor zover deze geen bouwwerken zijn;
    • 2. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken;
    • 3. opslag van hooirollen buiten het bouwvlak;
    • 4. het gebruik van één agrarisch bouwvlak ten behoeve van meerdere agrarische bedrijven;
    • 5. de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij door het oprichten van gebouwen of door het in gebruik nemen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf;
    • 6. het gebruik van gronden voor open teelten van sierplanten en bomen en boomgaarden binnen een afstand van 30 m tot gevoelige functies voor gewasbeschermingsmiddelen, uitgezonderd en voor zover:
      • het bestaande en vervanging van bestaande open teelten van sierplanten en bomen betreft;
      • aangetoond is dat geen gebruik wordt gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen;
      • het woon- en leefklimaat en/of het verblijfsklimaat voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies niet onevenredig wordt aangetast.
  • b. Het gezamenlijk brutovloeroppervlak van nevenfuncties als bedoeld in lid 3.1 uitgezonderd standplaatsen voor kampeermiddelen is uitsluitend toegestaan in bestaande bebouwing en mag niet meer bedragen dan 25% van de bebouwing tot een maximum van 1.000 m2. Verkoop van streekeigen producten is toegestaan tot maximaal 100 m2.
  • c. De aanleg Het plaatsen van retentievoorzieningen en waterbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  • d. De aanleg van mestbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  • e. Het gebruik van gronden voor gebouwgebonden teeltbedrijven- en kwekerijen kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormkwekerijen is niet toegestaan.
  • f. Indien er sprake is van een intensieve veehouderij mag binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
  • g. Indien er sprake is van een veehouderij mogen dieren alleen op de grond gehouden worden, al dan niet in hokken, met uitzondering van voliére- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
  • h. Het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - wijzigingsplan 9' conform de bestemmingsomschrijving is uitsluitend toegestaan, als de landschappelijke inpassing conform het in bijlage 5 opgenomen landschappelijk inpassingsplan is gerealiseerd en vervolgens in stand wordt gehouden.
  • i. het gebruik van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorwaardelijke verplichting 1' conform de bestemmingsomschrijving is uitsluitend toegestaan, als binnen 6 maanden na ingebruikname van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorwaardelijke verplichting 1' de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 6  opgenomen landschapsplan worden aangelegd en in stand worden gehouden.
  • j. Het gebruik van het gebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorwaardelijke verplichting 2' conform de bestemmingsomschrijving is uitsluitend toegestaan, als de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 7 opgenomen landschapsplan zijn aangelegd en in stand worden gehouden.
  • k. Het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - wijzigingsplan 14' conform de bestemmingsomschrijving is uitsluitend toegestaan, als de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 8 opgenomen beplantingsplan zijn aangelegd en in stand worden gehouden.
  • l. Het gebruik van stellingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorzieningen' is uitsluitend toegestaan, als de landschappelijke inpassing conform het in bijlage 9 opgenomen landschappelijk inpassingsplan is aangelegd en in stand wordt gehouden.
  • m. Het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - wijzigingsplan 19' voor teeltondersteunende voorzieningen is uitsluitend toegestaan, als de landschappelijke inpassing conform het in bijlage 10 opgenomen landschappelijk inrichtingsplan is aangelegd en nadien als zodanig kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.
  • n. Het gebruik en het (doen) laten gebruiken van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorwaardelijke verplichting' ter plaatse van het bouwvlak en/of de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' conform de bestemmingsomschrijving is uitsluitend toegestaan, als de landschappelijke inpassing conform het in bijlage 11 opgenomen landschappelijk inpassingsplan is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
  • o. Het houden van dieren is uitsluitend toegestaan indien dit niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, welke zijn opgenomen in Bijlage 21 Overzicht vergunningen Wet natuurbescherming, dan wel een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde melding als bedoeld in artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof of, indien een vergunning/melding ontbreekt, de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Paardenbak

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 voor een paardenbak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Een paardenbak is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. een paardenbak grenzend aan en in aansluiting op een bouwvlak indien het een hobbymatig gebruikte paardenbak is;
    • 2. een paardenbak grenzend aan bestemmingsvlakken van andere bestemmingen waar een woning is toegestaan en aanwezig is, met dien verstande dat sprake is van een hobbymatig gebruikte paardenbak en de paardenbak gerealiseerd wordt in aansluiting op het bestemmingsvlak dat daadwerkelijk door de gebruikers van de paardenbak wordt bewoond.
  • b. Een paardenbak is uitsluitend toegestaan op een minimale afstand van 50 m tot de gevel van de woning van een derde.
  • c. Bij een paardenbak is het gebruiken van een geluidsinstallatie en/of verlichting door middel van lichtmasten, niet toegestaan.
  • d. Er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing.
3.5.2 Bedrijf of beroep aan huis

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor bedrijf of beroep aan huis als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 200 m2 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
  • b. Het te vestigen bedrijf aan huis past binnen milieucategorie 1 en 2 van de handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • e. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid binnen de bestemming 'Agrarisch' voor de bewoner, bezoekers en leveranciers, zodat er geen overlast wordt ervaren door de omgeving.
  • f. De normale afwikkeling van het verkeer blijft mogelijk en de verkeersveiligheid komt niet in het geding.
3.5.3 Plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en toestaan dat een bestaande bedrijfswoning wordt gebruikt als plattelandswoning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De woning is gelegen binnen het bouwvlak.
  • b. Het agrarisch bedrijf ter plaatse van het bouwvlak is in werking.
  • c. De woning ondervindt geen onevenredige milieubelemmeringen op de aspecten geur, geluid, trilling, fijnstof en/of verkeer van de ter plaatse van het bouwvlak gevestigde agrarische bedrijf.
  • d. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde plattelandswoning behorende bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 100 m² of
    • 2. 200 m2, indien er sprake is van vermindering van bouwwerken door sloop van agrarische bouwwerken, met dien verstande dat vanaf 100 m2 geldt dat voor 1 m2 sloop 0,25 m2 aan bouwwerken mag worden gebouwd.
  • e. Het ter plaatse van het bouwvlak gevestigde agrarische bedrijf en andere activiteiten in de omgeving worden niet belemmerd door de plattelandswoning.
  • f. Als de bestaande bedrijfswoning wordt gebruik als plattelandswoning is toevoeging van een bedrijfswoning niet toegestaan.
3.5.4 Gebouwgebonden teeltbedrijven en -kwekerijen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en lid 3.4.1 onder e voor gebouwgebonden teeltbedrijven en -kwekerijen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan en borging van uitvoering en beheer.
  • b. Het gebouwgebonden teeltbedrijf en de kwekerij mogen geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • c. Op eigen terrein dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
  • d. Het gebouwgebonden teeltbedrijf en de kwekerij mogen geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' dient door middel van een AAB-advies te worden aangetoond dat:
    • 1. de omvang van het gebouwgebonden teeltbedrijf en - kwekerij noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. er een positieve bijdrage wordt geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gemengd landelijk gebied' dient door middel van een AAB-advies te worden aangetoond dat de omvang van het gebouwgebonden teeltbedrijf en - kwekerij noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering.
3.5.5 Afwijken nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a en b en c voor nevenfuncties, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Op het perceel is een reëel agrarisch bedrijf aanwezig en de agrarische functie blijft op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.
  • b. Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw - onder de voorwaarde dat de uitwendige verschijningsvorm overeenkomt met die van het oorspronkelijke gebouw - op dezelfde plaats mag plaatsvinden indien en voor zover redelijkerwijs niet verlangd mag worden dat de bestaande bebouwing - gezien de staat waarin deze verkeert - moet worden gehandhaafd.
  • c. Voor nevenfuncties geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
    • 1. agrarisch technische hulpbedrijven, agrarisch verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing tot maximaal 1.000 m²;
    • 2. verbrede landbouw in de vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing tot maximaal 1.000 m²;
    • 3. kleinschalig kamperen met maximaal 25 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans. Hierbij geldt dat voor het kampeerterrein een afstand van tenminste 100 m in acht moet worden genomen ten opzichte van niet bij deze inrichting behorende gevoelige functies. Daarnaast moet het terrein landschappelijk worden ingepast;
    • 4. recreatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing tot maximaal 1.000 m². Hierbij is onderscheid te maken tussen dagrecreatie en verblijfsrecreatie. Onder verblijfsrecreatie wordt verstaan het bieden van een kortdurend onderkomen voor personen en groepen ten behoeve van recreatieve overnachting. Hierbij is het bijhouden van een nachtregister verplicht;
    • 5. statische opslag tot een maximum van 1.000 m²;
    • 6. verbrede landbouw in de vorm van verkoop in streekeigen producten tot een maximum van 100 m2;
    • 7. kinderdagverblijf en/of buitenschoolse opvang tot een maximum van 300 m2 brutovloeroppervlak, vooral gericht op opvang van kinderen uit het meest nabij gelegen dorp.
  • d. Ondersteunende horeca is toegestaan bij nevenfuncties zoals genoemd onder c sub 2, 3 en 4 waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m².
  • e. Buitenopslag ten behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.
  • f. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • g. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden op eigen terrein.
  • h. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • i. De nevenfunctie in de vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.
  • j. Nevenfuncties, met uitzondering van mestverwerking en statische opslag, zijn niet toegestaan in een landbouwontwikkelingsgebied (LOG).
  • k. Stapeling van nevenfuncties is mogelijk tot een maximaal gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van alle bestaande bebouwing in het bouwvlak. Daarboven mag alleen voor statische opslag 1.000 m², verminderd met het brutovloeroppervlak in gebruik voor andere nevenfuncties, in gebruik worden genomen.
  • l. Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan en borging van uitvoering en beheer.
3.5.6 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.4 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

3.5.7 De toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 ten behoeve van de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij door het oprichten van gebouwen of door het in gebruik nemen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden, die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij;
  • b. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' wordt medewerking slechts verleend indien - met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en nadere regels zoals op basis van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag - is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
  • c. de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar in de omgeving;
  • d. er is voorafgaand aan het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning, een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het verlenen van de omgevingsvergunning;
  • e. er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • f. er is aangetoond dat het niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, welke zijn opgenomen in Bijlage 21 Overzicht vergunningen Wet natuurbescherming , dan wel een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde melding als bedoeld in artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof of, indien een vergunning/melding ontbreekt, de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - stalderingsgebied' is de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een hokdierhouderij uitsluitend toegestaan als bewijs is overlegd dat:
    • 1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of door herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
    • 2. de oppervlakte van de sanering onder a. tenminste:
      • 120% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval van sloop;
      • 200% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval van herbestemming;
    • 3. de sanering onder 2. plaatsvindt in directe samenhang met de vestiging of omschakeling naar hokdierhouderij en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling.
  • h. ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - bestaand stedelijk gebied' is de toename van de bestaande oppervlakte van dierenverblijf voor een veehouderij niet toegestaan;
  • i. als bestaande oppervlaktedierenverblijf voor geiten geldt de oppervlakte die:
    • 1. als dierenverblijf mag worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer; en
    • 2. op 7 juli 2017 legaal aanwezig was; of
    • 3. mag worden gebouwd krachtens een vóór 7 juli 2017 verleende vergunning.
  • j. uitbreiding is toegestaan als:
    • 1. de toename van de oppervlakte dierenverblijf voor de geitenhouderij is ingegeven vanuit een dierenwelzijnsconcept zonder toename van het aantal geiten die de geitenhouderij krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 7 juli 2017 mag houden;
    • 2. het dierenwelzijnsconcept per aanwezige melkgeit ten minste 1,30 m² dierenverblijf hanteert.
    • 3. indien het volgens de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant geldende moratorium voor geitenhouderij is opgeheven.
3.5.8 Afwijken landschappelijk inpassingsplan

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder:

  • a. h teneinde een wijziging van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 5 van deze regels toe te staan;
  • b. i teneinde een wijziging van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 6 van deze regels toe te staan;
  • c. j teneinde een wijziging van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 7 van deze regels toe te staan;
  • d. k teneinde een wijziging van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 8 van deze regels toe te staan;
  • e. l teneinde een wijziging van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 9 van deze regels toe te staan;
  • f. m teneinde een wijziging van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 10 van deze regels toe te staan;
  • g. n teneinde een wijziging van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 11 van deze regels toe te staan;

, mits een vergelijkbare kwalitatieve staat van landschappelijke inrichting wordt bereikt. Hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goed te keuren landschappelijk inpassingsplan overlegd.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op de in lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het wijzigen en verharden van zandwegen;
  • b. Het verwijderen van landschapselementen. ;
  • c. De aanleg van retentievoorzieningen.
3.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Binnen een bouwvlak plaatsvinden;
  • b. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.6.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
  • b. De in lid 3.6.1 onder c genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien sprake is van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging vergroting bouwvlakken

Vervallen.

3.7.2 Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' is vormverandering van het bouwvlak ten behoeve van een intensieve veehouderij niet toegestaan.
  • b. Wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering of voor toepassing van milieuregels en/of andere wettelijke regels.
  • c. Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden voor naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven.
  • d. Wijziging leidt niet tot vergroting van het oppervlak van het bouwvlak.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' geldt dat er sprake moet zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden van de groenblauwe mantel.
  • f. Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan en borging van uitvoering en beheer.
3.7.3 Wijziging naar intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een intensieve veehouderij, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De wijziging naar 'intensieve veehouderij' mag uitsluitend plaatsvinden op bouwvlakken die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' of 'Reconstructiewetzone -verwevingsgebied' en het een duurzame locatie betreft conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij, zoals opgenomen in de bijlage 2;
  • b. Het bouwvlak mag niet worden vergroot; .
  • c. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
  • d. Ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - bestaand stedelijk gebied' en 'overige zone - beperkingen veehouderij' is de wijziging naar 'intensieve veehouderij' niet toegestaan.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gemengd landelijk gebied' en 'overige zone - groenblauwe mantel' is de wijziging uitsluitend toegestaan, indien:
    • 1. sprake is van een zorgvuldige veehouderij;
    • 2. het bouwperceel ten hoogste 1,5 hectare bedraagt;
    • 3. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving inpasbaar is in de omgeving;
    • 4. de ontwikkeling vanuit de volgende aspecten inpasbaar is in de omgeving:
      • de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
      • de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten;
      • een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoer;
    • 5. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
    • 6. de landschappelijke inpassing tenminste 10% van de omvang van het bouwperceel omvat;
    • 7. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - stalderingsgebied' is de vestiging van een hokdierhouderij uitsluitend toegestaan als bewijs is overlegd dat:
    • 1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of door herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
    • 2. de oppervlakte van de sanering onder a. tenminste:
      • 120% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval van sloop;
      • 200% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval van herbestemming;
    • 3. de sanering onder 2. plaatsvindt in directe samenhang met de vestiging of omschakeling naar hokdierhouderij en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling.
3.7.4 Wijziging naar permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te vergroten ten behoeve van de bouw en aanleg van permanente teeltondersteunende voorzieningen met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De noodzaak is aangetoond middels een AAB-advies, en
  • b. De ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden worden niet onevenredig aangetast.
  • c. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 3 ha.
  • d. Wijziging dient plaats te vinden grenzend aan het bestaande bouwvlak.
  • e. Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
3.7.5 Wijziging naar 'paardenhouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij mits de noodzaak daarvan voor de exploitatie van het betreffende agrarisch bedrijf als zodanig redelijkerwijs is aangetoond middels een bedrijfsplan, met dien verstande dat:

  • a. de vestiging van een paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' niet is toegestaan;
  • b. de omschakeling naar een paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' slechts is toegestaan indien:
    • 1. de omvang van de paardenhouderij niet meer bedraagt dan 1,5 ha per bouwperceel;
    • 2. dit bijdraagt aan een afname van de uitstoot van ammoniak, geur en fijnstof in het gebied;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gemengd landelijk gebied' de omvang van de paardenhouderij niet meer bedraagt dan 1,5 ha per bouwperceel;
  • d. er is aangetoond dat het niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, welke zijn opgenomen in Bijlage 21 Overzicht vergunningen Wet natuurbescherming , dan wel een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde melding als bedoeld in artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof of, indien een vergunning/melding ontbreekt, de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt.
3.7.6 Wijziging ten behoeve van bouw bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De wijziging is uitsluitend toegestaan op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.
  • b. Er is geen sprake van een eerder aanwezige bedrijfswoning die is afgestoten.
  • c. Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
  • d. Er dient te worden aangetoond dat wordt voldaan te zijn aan de Wet geluidhinder het Rapport onderzoek d.d. mei 2009.
  • e. De noodzakelijkheid is aangetoond middels een AAB-advies.
3.7.7 Wijziging naar 'wonen' na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De locatie is niet geschikt als hergebruik voor een agrarisch bedrijf.
  • b. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
    • 1. bestaande woningen;
    • 2. bestaande gebouwen die als bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m²;
    • 3. bestaande cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bestaande gebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.
  • c. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.500 m². Indien de huidige agrarische bestemming groter is dan 1.500 m2 dan krijgen de overige gronden een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • d. De overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming.
  • e. Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.
  • f. Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.
  • g. De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.
  • h. Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
  • i. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.
  • j. Per 500 m2 sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder b worden vergroot met 50 m3 tot een maximum omvang van 850 m³, mits wordt aangetoond dat wordt voldaan wordt aan de Wet geluidhinder het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.
3.7.8 Wijziging naar 'wonen' na beëindiging agrarisch bedrijf - burgerwoning met meer dan 200 m2 bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
    • 1. bestaande woningen;
    • 2. bestaande gebouwen die als bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning worden aangemerkt, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken bij elke woning meer mag bedragen dan 200 m2;
    • 3. bestaande cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bestaande gebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • b. De overige gronden krijgen een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • c. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 2.
  • d. Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.
  • e. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering Landschap van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 3, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.
3.7.9 Wijziging naar 'bedrijf' na beëindiging agrarisch bedrijf - bedrijfswoning met ten hoogste 200 m2 bedrijfsoppervlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' - waaronder begrepen horeca, recreatie of maatschappelijk bedrijf - na beëindiging van het agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
    • 1. de voormalige agrarische bedrijfswoning;
    • 2. bestaande gebouwen die als bijbehorende bouwwerken worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;
    • 3. overige gebouwen tot ten hoogste 200 m2 per bouwvlak.
  • b. De overige gronden krijgen een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • c. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 2 .
  • d. Ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - groenblauwe mantel' en 'overige zone - gemengd landelijk gebied' is wijziging naar 'bedrijf' toegestaan indien:
    • 1. de vestiging past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied waarbij de volgende aspecten zijn betrokken:
      • een gebiedsgerichte benadering welke activiteiten en functies passen in de omgeving;
      • welke effecten de mogelijke ontwikkeling heeft op andere aspecten, waaronder mobiliteit, agrarische ontwikkeling, leefbaarheid en leegstand elders;
      • hoe de vestiging bijdraagt aan het versterken van de omgevingskwaliteit, waaronder een bijdrage aan de sloop van overtollig en leegstaand vastgoed in het Landelijk gebied.
    • 2. er geen splitsing plaatsvindt van het bouwperceel;
    • 3. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 4. de vestiging geen betrekking heeft op:
      • een kantoor met baliefunctie;
      • lawaaisport;
      • mestbewerking.
  • e. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering Landschap van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 3, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.
  • f. Mestbewerking van niet ter plaatse geproduceerde mest is niet toegestaan.
  • g. Het besluit tot wijziging in de bestemming 'Bedrijf' houdt tevens in dat in de 'Tabel bedrijven' in artikel 8 , lid 8.7, gegevens worden opgenomen betreffende code, adres, nadere bestemming, toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen (incl. bedrijfswoning), toegestane goothoogte bedrijfsgebouwen, toegestane nokhoogte bedrijfsgebouwen en overige voorwaarden behorende bij het besluit.

3.7.10 Wijziging naar 'bedrijf' na beëindiging agrarisch bedrijf - bedrijfswoning met meer dan 200 m2 bedrijfsoppervlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' - waaronder begrepen horeca, recreatie of maatschappelijk bedrijf - na beëindiging van het agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De overige gronden krijgen een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • b. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 2 .
  • c. Ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - groenblauwe mantel' en 'overige zone - gemengd landelijk gebied' is wijziging naar 'bedrijf' toegestaan indien:
    • 1. de vestiging past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied waarbij de volgende aspecten zijn betrokken:
      • een gebiedsgerichte benadering welke activiteiten en functies passen in de omgeving;
      • welke effecten de mogelijke ontwikkeling heeft op andere aspecten, waaronder mobiliteit, agrarische ontwikkeling, leefbaarheid en leegstand elders;
      • hoe de vestiging bijdraagt aan het versterken van de omgevingskwaliteit, waaronder een bijdrage aan de sloop van overtollig en leegstaand vastgoed in het Landelijk gebied.
    • 2. er geen splitsing plaatsvindt van het bouwperceel;
    • 3. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 4. de vestiging geen betrekking heeft op:
      • een kantoor met baliefunctie;
      • lawaaisport;
      • mestbewerking.
  • d. lid 3.7.10 is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - complex van cultuurhistorisch belang'.
  • e. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering Landschap van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 3, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.
  • f. Mestbewerking van niet ter plaatse geproduceerde mest is niet toegestaan.
  • g. Het besluit tot wijziging in de bestemming 'Bedrijf' houdt tevens in dat in de 'Tabel bedrijven' in artikel 8 , lid 8.7, gegevens worden opgenomen betreffende code, adres, nadere bestemming, toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen (incl. bedrijfswoning), toegestane goothoogte bedrijfsgebouwen, toegestane nokhoogte bedrijfsgebouwen en overige voorwaarden behorende bij het besluit.

3.7.11 Wijziging naar ' gemengd- 2' na beëindiging agrarisch bedrijf

Vervallen.

3.7.12 Wijziging naar bos of natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bos' of 'Natuur' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden.
  • b. De agrarische activiteiten zijn beëindigd.
  • c. De gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden wijziging wensen.
  • d. De overige gronden een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden krijgen.
3.7.13 Wijziging aanduiding 'intensieve veehouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming met de aanduiding 'intensieve veehouderij' te wijzigen in de bestemming Agrarisch zonder aanduiding 'intensieve veehouderij' wanneer de activiteiten zijn beëindigd en indien er sprake is van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan en borging van uitvoering en beheer.

3.7.14 Wijziging aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  • a. deze bestemming met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' te wijzigen in de bestemming Agrarisch zonder aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', voor zover de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant of diens rechtsopvolger deze wijziging toestaat;
  • b. deze bestemming zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' te wijzigen in de bestemming Agrarisch met aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', voor zover de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant of diens rechtsopvolger deze wijziging toestaat.

3.7.15 Wijziging splitsing bouwvlak

Vervallen.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. en tevens voor:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij': een 'veehouderij';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een 'intensieve veehouderij';
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': een paardenhouderijbedrijf;
  • c. bestaande nevenfuncties conform de lijst 'Bestaande nevenactiviteiten' in bijlage 1 ;
  • d. hobbymatig houden van dieren;
  • e. behoud en herstel van de aangeduide cultuurhistorische waarden;
  • f. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
      • cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevol gebied´;
      • dassenleefgebied, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - dassenleefgebied´;
      • landschappelijk open gebied, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid´;
  • g. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
      • kwetsbare soort(en) ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwetsbare soorten´;
      • natuurontwikkelingsgebied ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurontwikkelingsgebied´;
      • struweelvogels ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - struweelvogels gebied´;
      • weidevogels en ganzen ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - weidevogelgebied´;
  • h. instandhouding als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;
  • i. watergangen en waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
  • k. ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 1 of 2 op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, met dien verstande dat tevens bestaande voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 3.1 of hoger op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn toegestaan;
  • l. een veldschuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur'.
  • m. evenementen;
  • n. kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken, niet zijnde rijhallen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan; indien tussen bouwvlakken de aanduiding 'relatie' is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
  • b. Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd. en bouwwerken ten behoeve van paardenhouderijen, indien er sprake is van de aanduiding 'paardenhouderij' en een reëel paardenhouderij bedrijf;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie zijn uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak toegestaan.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van veldschuren die tevens toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- veldschuur'.
  • b. Teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' mogen uitsluitend teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd.
  • d. De hoogte en oppervlakte van veldschuren mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte en oppervlakte.
  • e. De hoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
  • f. De goothoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m.
  • g. De bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • h. Ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone-extensiveringsgebied' mag de bebouwing ten behoeve van een intensieve veehouderij niet meer bedragen dan:
    • 1. op 1 oktober 2010 aanwezig of in uitvoering of vergund was.
  • i. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bestaand stedelijk gebied' mag de gezamenlijk oppervlakte gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, ten behoeve van een veehouderij niet meer bedragen dan de oppervlakte van gebouwen die:
    • 1. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren; of
    • 2. gebouwd mogen worden krachtens een voor 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning; of
    • 3. zijn gebaseerd op een voor 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het plan.
  • j. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan indien hierdoor de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij toeneemt.
4.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Binnen elk bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'aantal', met dien verstande dat binnen een bouwvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan.
  • b. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.
  • c. De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • d. De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • e. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.
  • f. De goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • g. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met uitzondering van: Binnen en buiten het bouwvlak zijn wel toegestaan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding;
    • 3. eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensieve openluchtrecreatie en/of natuurontwikkeling, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatieve voorzieningen en/of natuurontwikkeling;
    • 4. teeltondersteunende voorzieningen, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen'. ;
    • 5. kuilplaten en sleufsilo's, mits de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak en de kuilplaten en sluifsilo's niet meer bedraagt dan 2 hectare;
  • b. De hoogte van silo's mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • c. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m.
  • d. De hoogte van teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
  • e. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bestaand stedelijk gebied' mag de gezamenlijk oppervlakte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een veehouderij niet meer bedragen dan de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die:
    • 1. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren; of
    • 2. gebouwd mogen worden krachtens een voor 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning; of
    • 3. zijn gebaseerd op een voor 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het plan.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken rijhallen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2, ten behoeve van het binnen een bouwvlak bouwen van een rijhal tot een oppervlakte van 1.000 m², een goothoogte van 8 m en een bouwhoogte van 12 m, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Per geval is de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, bestaande uit paardenfokkerij of, indien als zodanig aangeduid, paardenhouderij indien als zodanig aangeduid, aangetoond aan de hand van een deugdelijk bedrijfsplan en een AAB-advies.
  • b. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
4.3.2 Afwijken bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 en bouwhoogte van 14 m, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.
  • b. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
4.3.3 Afwijken bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan afwijken van het de in bepaalde in lid 4.2.4 genoemde bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De hoogte van schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan 15 m.
  • b. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m.
4.3.4 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 en 4.2.4 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • b. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.3.5 Afwijken overige teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4, ten behoeve van het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het aangeduide bouwvlak en buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- dassenleefgebied' zijn geen boomteelthekken of regenkappen toegestaan.
  • b. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.
  • c. De hoogte van boomteelthekken mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. De hoogte van regenkappen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • e. Er mag geen sprake zijn van onevenredige effecten op de aanwezige natuur- of landschapswaarden.
4.3.6 De toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 ten behoeve van de toename van de

bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij door het oprichten van

gebouwen of door het in gebruik nemen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf, met inachtneming van

de volgende regels:

  • a. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden, die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij;
  • b. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' wordt medewerking slechts verleend indien - met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en nadere regels zoals op basis van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag - is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
  • c. de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar in de omgeving;
  • d. er is voorafgaand aan het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning, een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het verlenen van de omgevingsvergunning;
  • e. er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • f. er is aangetoond dat het niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, welke zijn opgenomen in Bijlage 21 Overzicht vergunningen Wet natuurbescherming , dan wel een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde melding als bedoeld in artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof of, indien een vergunning/melding ontbreekt, de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - stalderingsgebied' is de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een hokdierhouderij uitsluitend toegestaan als bewijs is overlegd dat:
    • 1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of door herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
    • 2. de oppervlakte van de sanering onder a. tenminste:
      • 120% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval svan sloop;
      • 200% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval van herbestemming;
    • 3. de sanering onder 2. plaatsvindt in directe samenhang met de vestiging of omschakeling naar hokdierhouderij en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling.
  • h. ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - bestaand stedelijk gebied' is de toename van de bestaande oppervlakte van dierenverblijf voor een veehouderij niet toegestaan;
  • i. als bestaande oppervlaktedierenverblijf voor geiten geldt de oppervlakte die:
    • 1. als dierenverblijf mag worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer; en
    • 2. op 7 juli 2017 legaal aanwezig was; of
    • 3. mag worden gebouwd krachtens een vóór 7 juli 2017 verleende vergunning.
  • j. uitbreiding is toegestaan als:
    • 1. de toename van de oppervlakte dierenverblijf voor de geitenhouderij is ingegeven vanuit een dierenwelzijnsconcept zonder toename van het aantal geiten die de geitenhouderij krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid,onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 7 juli 2017 mag houden;
    • 2. het dierenwelzijnsconcept per aanwezige melkgeit ten minste 1,30 m² dierenverblijf hanteert.
    • 3. indien het volgens de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant geldende moratorium voor geitenhouderij is opgeheven.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik
  • a. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:
    • 1. het gebruik van gronden ten behoeve van glastuinbouw, gebouwgebonden teeltbedrijven en -kwekerijen champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen;
    • 2. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn in de vorm van bouwwerken;
    • 3. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken;
    • 4. opslag van hooirollen buiten het bouwvlak;
    • 5. het gebruik van één agrarisch bouwvlak ten behoeve van meerdere agrarische bedrijven;
    • 6. de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij door het oprichten van gebouwen of door het in gebruik nemen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf;
    • 7. het gebruik van gronden voor open teelten van sierplanten en bomen en boomgaarden binnen een afstand van 30 m tot gevoelige functies voor gewasbeschermingsmiddelen, uitgezonderd en voor zover:
      • het bestaande en vervanging van bestaande open teelten van sierplanten en bomen betreft;
      • aangetoond is dat geen gebruik wordt gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen;
      • het woon- en leefklimaat en/of het verblijfsklimaat voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies niet onevenredig wordt aangetast.
  • b. Het gezamenlijk brutovloeroppervlak van nevenfuncties als bedoeld in lid 4.1 uitgezonderd standplaatsen voor kampeermiddelen is uitsluitend toegestaan in bestaande bebouwing en mag niet meer bedragen dan 25% van de bebouwing tot een maximum van 1.000 m2. Verkoop van streekeigen producten is toegestaan tot maximaal 100 m2.
  • c. De aanleg Het plaatsen van retentievoorzieningen en waterbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen'.
  • d. De aanleg van mestbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  • e. Indien er sprake is van een intensieve veehouderij mag binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
  • f. Indien er sprake is van een veehouderij mogen dieren alleen op de grond gehouden worden, al dan niet in hokken, met uitzondering van voliére- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
  • g. Het houden van dieren is uitsluitend toegestaan indien dit niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, welke zijn opgenomen in Bijlage 21 Overzicht vergunningen Wet natuurbescherming, dan wel een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde melding als bedoeld in artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof of, indien een vergunning/melding ontbreekt, de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Paardenbak

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 voor een paardenbak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Een paardenbak is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. een paardenbak grenzend aan en in aansluiting op een bouwvlak indien het een hobbymatig gebruikte paardenbak is;
    • 2. een paardenbak grenzend aan bestemmingsvlakken van andere bestemmingen waar een woning is toegestaan en aanwezig is, met dien verstande dat sprake is van een hobbymatig gebruikte paardenbak en de paardenbak gerealiseerd wordt in aansluiting op het bestemmingsvlak dat daadwerkelijk door de gebruikers van de paardenbak wordt bewoond.
  • b. Een paardenbak is uitsluitend toegestaan op een minimale afstand van 50 m tot de gevel van de woning van een derde.
  • c. Bij een paardenbak is het gebruiken van een geluidsinstallatie en/of verlichting door middel van lichtmasten, niet toegestaan.
  • d. Er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing.
4.5.2 Bedrijf of beroep aan huis

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor bedrijf of beroep aan huis als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 200 m2 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
  • b. Het te vestigen bedrijf aan huis past binnen milieucategorie 1 en 2 van de handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • e. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 1 ' voor de bewoner, bezoekers en leveranciers, zodat er geen overlast wordt ervaren door de omgeving.
  • f. De normale afwikkeling van het verkeer blijft mogelijk en de verkeersveiligheid komt niet in het geding.
4.5.3 Plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en toestaan dat een bestaande bedrijfswoning wordt gebruikt als plattelandswoning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De woning is gelegen binnen het bouwvlak.
  • b. Het agrarisch bedrijf ter plaatse van het bouwvlak is in werking.
  • c. De woning ondervindt geen onevenredige milieubelemmeringen op de aspecten geur, geluid, trilling, fijnstof en/of verkeer van de ter plaatse van het bouwvlak gevestigde agrarische bedrijf.
  • d. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde plattelandswoning behorende bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 100 m² of
    • 2. 200 m2, indien er sprake is van vermindering van bouwwerken door sloop van agrarische bouwwerken, met dien verstande dat vanaf 100 m2 geldt dat voor 1 m2 sloop 0,25 m2 aan bouwwerken mag worden gebouwd.
  • e. Het ter plaatse van het bouwvlak gevestigde agrarische bedrijf en andere activiteiten in de omgeving worden niet belemmerd door de plattelandswoning.
  • f. Als de bestaande bedrijfswoning wordt gebruik als plattelandswoning is toevoeging van een bedrijfswoning niet toegestaan.
4.5.4 Gebouwgebonden teeltbedrijven en -kwekerijen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en lid 4.4.1 onder a sub 1 voor gebouwgebonden teeltbedrijven en -kwekerijen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De in het omliggende gebied aanwezige landschaps- en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • b. Het gebouwgebonden teeltbedrijf en de kwekerij mogen geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • c. Op eigen terrein dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
  • d. Het gebouwgebonden teeltbedrijf en de kwekerij mogen geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' dient door middel van een AAB-advies te worden aangetoond dat:
    • 1. de omvang van het gebouwgebonden teeltbedrijf en - kwekerij noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. er een positieve bijdrage wordt geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gemengd landelijk gebied' dient door middel van een AAB-advies te worden aangetoond dat de omvang van het gebouwgebonden teeltbedrijf en - kwekerij noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering.
4.5.5 Afwijken nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a en b en c voor nevenfuncties, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Op het perceel is een reëel agrarisch bedrijf aanwezig en de agrarische functie op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft.
  • b. Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw - onder de voorwaarde dat de uitwendige verschijningsvorm overeenkomt met die van het oorspronkelijke gebouw - op dezelfde plaats mag plaatsvinden indien en voor zover redelijkerwijs niet verlangd mag worden dat de bestaande bebouwing - gezien de staat waarin deze verkeert - moet worden gehandhaafd.
  • c. Voor nevenfuncties geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
    • 1. verbrede landbouw in de vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing tot maximaal 1.000 m².
    • 2. kleinschalig kamperen met maximaal 25 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans. Hierbij geldt dat voor het kampeerterrein een afstand van tenminste 100 m in acht moet worden genomen ten opzichte van niet bij deze inrichting behorende gevoelige functies. Daarnaast moet het terrein landschappelijk worden ingepast.
    • 3. recreatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing tot maximaal 1.000 m². Hierbij is onderscheid te maken tussen dagrecreatie en verblijfsrecreatie. Onder verblijfsrecreatie wordt verstaan het bieden van een kortdurend onderkomen voor personen en groepen ten behoeve van recreatieve overnachting. Hierbij is het bijhouden van een nachtregister verplicht;
    • 4. statische opslag tot een maximum van 1.000 m²;
    • 5. verbrede landbouw in de vorm van verkoop in streekeigen producten tot een maximum van 100 m²;
    • 6. kinderdagverblijf en/of buitenschoolse opvang tot een maximum van 300 m² brutovloeroppervlak, vooral gericht op opvang van kinderen uit het meest nabij gelegen dorp.
  • d. Ondersteunende horeca is toegestaan bij nevenfuncties zoals genoemd onder c sub 1, 2 en 3 waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m².
  • e. Buitenopslag ten behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.
  • f. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • g. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden op eigen terrein.
  • h. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • i. De nevenfunctie in de vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.
  • j. Stapeling van nevenfuncties is mogelijk tot een maximaal gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van alle bestaande bebouwing in het bouwvlak . Daarboven mag alleen voor statische opslag 1.000 m², verminderd met het brutovloeroppervlak in gebruik voor andere nevenfuncties, in gebruik worden genomen.
  • k. Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan en borging van uitvoering en beheer.
4.5.6 Standplaatsen voor ambulante handel

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor standplaatsen ten behoeve van ambulante handel, indien dit de belangen die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig aantast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

4.5.7 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.4 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van bouwwerken voor zover deze geen bouwwerken zijn, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevol gebied´.
  • b. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.5.8 De toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 ten behoeve van de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij door het oprichten van gebouwen of door het in gebruik nemen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden, die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij;
  • b. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' wordt medewerking slechts verleend indien - met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en nadere regels zoals op basis van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag - is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
  • c. de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar in de omgeving;
  • d. er is voorafgaand aan het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning, een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het verlenen van de omgevingsvergunning;
  • e. er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • f. er is aangetoond dat het niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, welke zijn opgenomen in Bijlage 21 Overzicht vergunningen Wet natuurbescherming , dan wel een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde melding als bedoeld in artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof of, indien een vergunning/melding ontbreekt, de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - stalderingsgebied' is de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een hokdierhouderij uitsluitend toegestaan als bewijs is overlegd dat:
    • 1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of door herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
    • 2. de oppervlakte van de sanering onder a. tenminste:
      • 120% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval van sloop;
      • 200% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval van herbestemming;
    • 3. de sanering onder 2. plaatsvindt in directe samenhang met de vestiging of omschakeling naar hokdierhouderij en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling.
  • h. ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - bestaand stedelijk gebied' is de toename van de bestaande oppervlakte van dierenverblijf voor een veehouderij niet toegestaan;
  • i. als bestaande oppervlaktedierenverblijf voor geiten geldt de oppervlakte die:
    • 1. als dierenverblijf mag worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer; en
    • 2. op 7 juli 2017 legaal aanwezig was; of
    • 3. mag worden gebouwd krachtens een vóór 7 juli 2017 verleende vergunning.
  • j. uitbreiding is toegestaan als:
    • 1. de toename van de oppervlakte dierenverblijf voor de geitenhouderij is ingegeven vanuit een dierenwelzijnsconcept zonder toename van het aantal geiten die de geitenhouderij krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 7 juli 2017 mag houden;
    • 2. het dierenwelzijnsconcept per aanwezige melkgeit ten minste 1,30 m² dierenverblijf hanteert.
    • 3. indien het volgens de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant geldende moratorium voor geitenhouderij is opgeheven.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevol gebied':
    • 1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
    • 2. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
    • 3. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 4. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 5. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
    • 6. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel;
    • 7. het omzetten van grasland naar boomteelt.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - dassenleefgebied':
    • 1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
    • 2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;
    • 3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
    • 4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
    • 5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 6. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;
    • 7. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
    • 8. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid':
    • 1. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 2. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand houtgewas met agrarische productiefunctie; .
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwetsbare soorten':
    • 1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0.50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
    • 2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;
    • 3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
    • 4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
    • 5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 6. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 7. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,50 m wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;
    • 8. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;
    • 9. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
    • 10. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurontwikkelingsgebied':
    • 1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
    • 2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;
    • 3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
    • 4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
    • 5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 6. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel.
    • 7. het omzetten van grasland naar boomteelt.
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - struweelvogels gebied':
    • 1. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
    • 2. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 3. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
    • 4. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel.
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - weidevogelgebied ':
    • 1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
    • 2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;
    • 3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
    • 4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
    • 5. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 6. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,50 m wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;
    • 7. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;
    • 8. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel.
  • h. de aanleg van retentievoorzieningen welke buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' plaatsvinden.
4.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Binnen het bouwvlak plaatsvinden.
  • b. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • c. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.6.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 4.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
  • b. De in lid 4.6.1 onder h genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien sprake is van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan.
4.7 Wijzigingsbevoegdheden
4.7.1 Wijziging vergroting bouwvlakken

Vervallen.

4.7.2 Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' is vormverandering van het bouwvlak ten behoeve van een intensieve veehouderij niet toegestaan.
  • b. Wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering of voor toepassing van milieuregels en/of andere wettelijke regels.
  • c. Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden voor naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven.
  • d. Wijziging leidt niet tot vergroting van het oppervlak van het bouwvlak.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' geldt dat er sprake moet zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden van de groenblauwe mantel.
  • f. Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan en borging van uitvoering en beheer.
4.7.3 Wijziging ten behoeve van bouw bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van de bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De wijziging is uitsluitend toegestaan op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.
  • b. Er is geen sprake van een eerder aanwezige bedrijfswoning die is afgestoten.
  • c. Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
  • d. Er dient te worden aangetoond dat wordt voldaan te zijn aan de Wet geluidhinder het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.
  • e. De noodzakelijkheid is aangetoond middels een AAB-advies.
4.7.4 Wijziging naar 'wonen' na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De locatie is niet geschikt als hergebruik voor een agrarisch bedrijf.
  • b. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
    • 1. bestaande woningen;
    • 2. bestaande gebouwen die als bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m²;
    • 3. bestaande cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bestaande gebouwen met aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.
  • c. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.500 m². Indien de huidige agrarische bestemming groter is dan 1.500 m2 dan krijgen de overige gronden een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • d. De overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming.
  • e. Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.
  • f. Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.
  • g. De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.
  • h. Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
  • i. Per 500 m2 sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder b worden vergroot met 50 m3 tot een maximum omvang van 850 m³, mits voldaan wordt aangetoond dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder. het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009
4.7.5 Wijziging naar 'wonen' na beëindiging agrarisch bedrijf - burgerwoning met meer dan 200 m2 bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
    • 1. bestaande woningen;
    • 2. bestaande gebouwen die als bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning worden aangemerkt, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken bij elke woning meer mag bedragen dan 200 m2;
    • 3. bestaande cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bestaande gebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.
  • b. De overige gronden krijgen een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • c. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 2 .
  • d. Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.
  • e. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering Landschap van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 3, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.
4.7.6 Wijziging naar 'bedrijf' na beëindiging agrarisch bedrijf - bedrijfswoning met ten hoogste 200 m2 bedrijfsoppervlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' - waaronder begrepen horeca, recreatie of maatschappelijk bedrijf - na beëindiging van het agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
    • 1. de voormalige agrarische bedrijfswoning;
    • 2. bestaande gebouwen die als bijbehorende bouwwerken worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;
    • 3. overige gebouwen tot ten hoogste 200 m2 per bouwvlak.
  • b. De overige gronden krijgen een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • c. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 2 .
  • d. Ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - groenblauwe mantel' en 'overige zone - gemengd landelijk gebied' is wijziging naar 'bedrijf' toegestaan indien:
    • 1. de vestiging past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied waarbij de volgende aspecten zijn betrokken:
      • een gebiedsgerichte benadering welke activiteiten en functies passen in de omgeving;
      • welke effecten de mogelijke ontwikkeling heeft op andere aspecten, waaronder mobiliteit, agrarische ontwikkeling, leefbaarheid en leegstand elders;
      • hoe de vestiging bijdraagt aan het versterken van de omgevingskwaliteit, waaronder een bijdrage aan de sloop van overtollig en leegstaand vastgoed in het Landelijk gebied.
    • 2. er geen splitsing plaatsvindt van het bouwperceel;
    • 3. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 4. de vestiging geen betrekking heeft op:
      • een kantoor met baliefunctie;
      • lawaaisport;
      • mestbewerking.
  • e. lid 4.7.6 is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - complex van cultuurhistorisch belang'.
  • f. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering Landschap van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 3, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.
  • g. Mestbewerking van niet ter plaatse geproduceerde mest is niet toegestaan.
  • h. Het besluit tot wijziging in de bestemming 'Bedrijf' houdt tevens in dat in de 'Tabel bedrijven' in artikel 8 , lid 8.7, gegevens worden opgenomen betreffende code, adres, nadere bestemming, toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen (incl. bedrijfswoning), toegestane goothoogte bedrijfsgebouwen, toegestane nokhoogte bedrijfsgebouwen en overige voorwaarden behorende bij het besluit.
4.7.7 Wijziging naar 'bedrijf' na beëindiging agrarisch bedrijf - bedrijfswoning met meer dan 200 m2 bedrijfsoppervlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' - waaronder begrepen horeca, recreatie of maatschappelijk bedrijf - na beëindiging van het agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De overige gronden krijgen een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • b. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 2 .
  • c. Ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - groenblauwe mantel' en 'overige zone - gemengd landelijk gebied' is wijziging naar 'bedrijf' toegestaan indien:
    • 1. de vestiging past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied waarbij de volgende aspecten zijn betrokken:
      • een gebiedsgerichte benadering welke activiteiten en functies passen in de omgeving;
      • welke effecten de mogelijke ontwikkeling heeft op andere aspecten, waaronder mobiliteit, agrarische ontwikkeling, leefbaarheid en leegstand elders;
      • hoe de vestiging bijdraagt aan het versterken van de omgevingskwaliteit, waaronder een bijdrage aan de sloop van overtollig en leegstaand vastgoed in het Landelijk gebied.
    • 2. er geen splitsing plaatsvindt van het bouwperceel;
    • 3. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 4. de vestiging geen betrekking heeft op:
      • een kantoor met baliefunctie;
      • lawaaisport;
      • mestbewerking.
  • d. lid 4.7.7 onder b is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - complex van cultuurhistorisch belang'.
  • e. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering Landschap van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 3, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.
  • f. Mestbewerking van niet ter plaatse geproduceerde mest is niet toegestaan.
  • g. Het besluit tot wijziging in de bestemming 'Bedrijf' houdt tevens in dat in de 'Tabel bedrijven' in artikel 8 , lid 8.7, gegevens worden opgenomen betreffende code, adres, nadere bestemming, toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen (incl. bedrijfswoning), toegestane goothoogte bedrijfsgebouwen, toegestane nokhoogte bedrijfsgebouwen en overige voorwaarden behorende bij het besluit.
4.7.8 Wijziging naar permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te vergroten ten behoeve van de bouw en aanleg van permanente teeltondersteunende voorzieningen met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De noodzaak daarvan is aangetoond middels een AAB-advies.
  • b. De ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden worden mogen niet onevenredig aangetast.
  • c. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1,5 ha.
  • d. Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
4.7.9 Wijziging naar 'gemengd - 2' na beëindiging agrarisch bedrijf

Vervallen.

4.7.10 Wijziging naar Bos of Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming Bos of Natuur ten behoeve behoud en/of herstel ontwikkeling van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden.
  • b. De agrarische activiteiten zijn beëindigd.
  • c. De gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden wijzigingen wensen.
  • d. De overige gronden een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden krijgen.
4.7.11 Wijziging aanduiding 'intensieve veehouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming met de aanduiding 'intensieve veehouderij' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 1' zonder aanduiding 'intensieve veehouderij' wanneer de activiteiten zijn beëindigd.

4.7.12 Wijziging aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  • a. deze bestemming met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' te wijzigen in de bestemming Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 1 zonder aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', voor zover de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant of diens rechtsopvolger deze wijziging toestaat;
  • b. deze bestemming zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' te wijzigen in de bestemming Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 1 met aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', voor zover de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant of diens rechtsopvolger deze wijziging toestaat.

4.7.13 Wijziging splitsing bouwvlak

Vervallen.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. en tevens voor:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij': een 'veehouderij';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': een paardenhouderijbedrijf;
  • c. bestaande nevenactiviteiten conform de lijst 'Lijst bestaande nevenactiviteiten' in bijlage 1 ;
  • d. hobbymatig houden van dieren;
  • e. behoud en herstel van de aangeduide cultuurhistorische waarden;
  • f. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
      • aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - aardkundig waardevol gebied´;
      • cultuurhistorisch waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevol gebied´;
      • dassenleefgebied, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - dassenleefgebied´;
      • landschappelijk open gebied, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid´;
      • landschapsontwikkelingsgebied, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - landschapsontwikkelingsgebied';
  • g. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
      • kwetsbare soort(en) ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwetsbare soorten´;
      • natuurontwikkelingsgebied ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurontwikkelingsgebied´;
      • struweelvogels ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - struweelvogels gebied´;
      • weidevogels en ganzen ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - weidevogelgebied´;
  • h. instandhouding als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;
  • i. watergangen en waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
  • k. ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 1 of 2 op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, met dien verstande dat tevens bestaande voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 3.1 of hoger op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn toegestaan;
  • l. een veldschuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur'.
  • m. kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken, niet zijnde rijhallen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan; indien tussen bouwvlakken de aanduiding 'relatie' is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
  • b. Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd. en bouwwerken ten behoeve van paardenhouderijen, indien er sprake is van de aanduiding 'paardenhouderij' en een reëel paardenhouderij bedrijf;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie zijn uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak toegestaan.
5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van veldschuren die tevens toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - veldschuur'.
  • b. Teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' mogen uitsluitend teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd.
  • d. De hoogte en oppervlakte van veldschuren mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte en oppervlakte.
  • e. De hoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
  • f. De goothoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m.
  • g. De bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • h. Ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone-extensiveringsgebied' mag de bebouwing ten behoeve van een intensieve veehouderij niet meer bedragen dan:
    • 1. op 1 oktober 2010 aanwezig of in uitvoering of vergund was.
  • i. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bestaand stedelijk gebied' mag de gezamenlijk oppervlakte gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, ten behoeve van een veehouderij niet meer bedragen dan de oppervlakte van gebouwen die:
    • 1. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren; of
    • 2. gebouwd mogen worden krachtens een voor 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning; of
    • 3. zijn gebaseerd op een voor 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het plan.
  • j. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan indien hierdoor de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij toeneemt.
5.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Binnen elk bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'aantal', met dien verstande dat binnen een bouwvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan.
  • b. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.
  • c. De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • d. De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • e. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.
  • f. De goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • g. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
5.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met uitzondering van: Binnen en buiten het bouwvlak zijn wel toegestaan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding;
    • 3. eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensieve openluchtrecreatie en/of natuurontwikkeling, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatieve voorzieningen en/of natuurontwikkeling;
    • 4. teeltondersteunende voorzieningen, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen'. ;
    • 5. kuilplaten en sleufsilo's, mits de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak en de kuilplaten en sluifsilo's niet meer bedraagt dan 2 hectare;
  • b. De hoogte van silo's mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • c. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m.
  • d. De hoogte van teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
  • e. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bestaand stedelijk gebied' mag de gezamenlijk oppervlakte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een veehouderij niet meer bedragen dan de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die:
    • 1. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren; of
    • 2. gebouwd mogen worden krachtens een voor 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning; of
    • 3. zijn gebaseerd op een voor 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het plan.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 en bouwhoogte van 14 m, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.
  • b. Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
5.3.2 Afwijken bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan afwijken van het de in bepaalde in lid 5.2.4 genoemde bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De hoogte van schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan 15 m.
  • b. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 2 m bedragen.
5.3.3 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 en 5.2.4 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • b. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
5.3.4 Afwijken overige teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 5.2.4, ten behoeve van het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het aangeduide bouwvlak en buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - dassenleefgebied' zijn geen boomteelthekken of regenkappen toegestaan.
  • b. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.
  • c. De hoogte van boomteelthekken mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. De hoogte van regenkappen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • e. Er mag geen sprake zijn van onevenredige effecten op de aanwezige natuur- of landschapswaarden.

5.3.5 De toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 ten behoeve van de toename van de

bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij door het oprichten van

gebouwen of door het in gebruik nemen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf, met inachtneming van

de volgende regels:

  • a. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden, die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij;
  • b. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' wordt medewerking slechts verleend indien - met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en nadere regels zoals op basis van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag - is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
  • c. de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar in de omgeving;
  • d. er is voorafgaand aan het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning, een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het verlenen van de omgevingsvergunning;
  • e. er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • f. er is aangetoond dat het niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, welke zijn opgenomen in Bijlage 21 Overzicht vergunningen Wet natuurbescherming dan wel een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde melding als bedoeld in artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof of, indien een vergunning/melding ontbreekt, de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - stalderingsgebied' is de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een hokdierhouderij uitsluitend toegestaan als bewijs is overlegd dat:
    • 1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of door herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
    • 2. de oppervlakte van de sanering onder a. tenminste:
      • 120% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval svan sloop;
      • 200% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval van herbestemming;
    • 3. de sanering onder 2. plaatsvindt in directe samenhang met de vestiging of omschakeling naar hokdierhouderij en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling.
  • h. ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - bestaand stedelijk gebied' is de toename van de bestaande oppervlakte van dierenverblijf voor een veehouderij niet toegestaan;
  • i. als bestaande oppervlaktedierenverblijf voor geiten geldt de oppervlakte die:
    • 1. als dierenverblijf mag worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer; en
    • 2. op 7 juli 2017 legaal aanwezig was; of
    • 3. mag worden gebouwd krachtens een vóór 7 juli 2017 verleende vergunning.
  • j. uitbreiding is toegestaan als:
    • 1. de toename van de oppervlakte dierenverblijf voor de geitenhouderij is ingegeven vanuit een dierenwelzijnsconcept zonder toename van het aantal geiten die de geitenhouderij krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid,onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 7 juli 2017 mag houden;
    • 2. het dierenwelzijnsconcept per aanwezige melkgeit ten minste 1,30 m² dierenverblijf hanteert.
    • 3. indien het volgens de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant geldende moratorium voor geitenhouderij is opgeheven.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik
  • a. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:
    • 1. het gebruik van gronden ten behoeve van glastuinbouw, gebouwgebonden teeltbedrijven en -kwekerijen champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen;
    • 2. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van bouwwerken voor zover deze geen bouwwerken zijn;
    • 3. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken;
    • 4. opslag van hooirollen buiten het bouwvlak;
    • 5. het gebruik van één agrarisch bouwvlak ten behoeve van meerdere agrarische bedrijven;
    • 6. de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij door het oprichten van gebouwen of door het in gebruik nemen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf;
    • 7. het gebruik van gronden voor open teelten van sierplanten en bomen en boomgaarden binnen een afstand van 30 m tot gevoelige functies voor gewasbeschermingsmiddelen, uitgezonderd en voor zover:
      • het bestaande en vervanging van bestaande open teelten van sierplanten en bomen betreft;
      • aangetoond is dat geen gebruik wordt gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen;
      • het woon- en leefklimaat en/of het verblijfsklimaat voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies niet onevenredig wordt aangetast.
  • b. Het gezamenlijk brutovloeroppervlak van nevenfuncties als bedoeld in lid 5.1 uitgezonderd standplaatsen voor kampeermiddelen is uitsluitend toegestaan in bestaande bebouwing en mag niet meer bedragen dan 25% van de bebouwing tot een maximum van 1.000 m2. Verkoop van streekeigen producten is toegestaan tot maximaal 100 m2.
  • c. De aanleg Het plaatsen van retentievoorzieningen en waterbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen'.
  • d. De aanleg van mestbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  • e. Indien er sprake is van een intensieve veehouderij mag binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
  • f. Indien er sprake is van een veehouderij mogen dieren alleen op de grond gehouden worden, al dan niet in hokken, met uitzondering van voliére- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
  • g. Het houden van dieren is uitsluitend toegestaan indien dit niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, welke zijn opgenomen in Bijlage 21 Overzicht vergunningen Wet natuurbescherming, dan wel een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde melding als bedoeld in artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof of, indien een vergunning/melding ontbreekt, de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt.
5.5 Afwijken gebruiksregels
5.5.1 Paardenbak

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 voor een paardenbak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Een paardenbak is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. een paardenbak grenzend aan en in aansluiting op een bouwvlak indien het een hobbymatig gebruikte paardenbak is;
    • 2. een paardenbak grenzend aan bestemmingsvlakken van andere bestemmingen waar een woning is toegestaan en aanwezig is, met dien verstande dat sprake is van een hobbymatig gebruikte paardenbak en de paardenbak gerealiseerd wordt in aansluiting op het bestemmingsvlak dat daadwerkelijk door de gebruikers van de paardenbak wordt bewoond.
  • b. Een paardenbak is uitsluitend toegestaan op een minimale afstand van 50 m tot de gevel van de woning van een derde.
  • c. Bij een paardenbak is het gebruiken van een geluidsinstallatie en/of verlichting door middel van lichtmasten, niet toegestaan.
  • d. Er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing.
5.5.2 Bedrijf of beroep aan huis

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor bedrijf of beroep aan huis als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 200 m2 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
  • b. Het te vestigen bedrijf aan huis past binnen milieucategorie 1 en 2 van de handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • e. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 2 ' voor de bewoner, bezoekers en leveranciers, zodat er geen overlast wordt ervaren door de omgeving.
  • f. De normale afwikkeling van het verkeer blijft mogelijk en de verkeersveiligheid komt niet in het geding.
5.5.3 Plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 5.1 en toestaan dat een bestaande bedrijfswoning wordt gebruikt als plattelandswoning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De woning is gelegen binnen het bouwvlak.
  • b. Het agrarisch bedrijf ter plaatse van het bouwvlak is in werking.
  • c. De woning ondervindt geen onevenredige milieubelemmeringen op de aspecten geur, geluid, trilling, fijnstof en/of verkeer van de ter plaatse van het bouwvlak gevestigde agrarische bedrijf.
  • d. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde plattelandswoning behorende bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 100 m² of
    • 2. 200 m2, indien er sprake is van vermindering van bouwwerken door sloop van agrarische bouwwerken, met dien verstande dat vanaf 100 m2 geldt dat voor 1 m2 sloop 0,25 m2 aan bouwwerken mag worden gebouwd.
  • e. Het ter plaatse van het bouwvlak gevestigde agrarische bedrijf en andere activiteiten in de omgeving worden niet belemmerd door de plattelandswoning.
  • f. Als de bestaande bedrijfswoning wordt gebruik als plattelandswoning is toevoeging van een bedrijfswoning niet toegestaan.
5.5.4 Gebouwgebonden teeltbedrijven en -kwekerijen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 5.1 en lid 5.4.1 onder a sub 1 voor gebouwgebonden teeltbedrijven en -kwekerijen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan en borging van uitvoering en beheer.
  • b. Het gebouwgebonden teeltbedrijf en de kwekerij mogen geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • c. Op eigen terrein dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
  • d. Het gebouwgebonden teeltbedrijf en de kwekerij mogen geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' dient door middel van een AAB-advies te worden aangetoond dat:
    • 1. de omvang van het gebouwgebonden teeltbedrijf en - kwekerij noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. er een positieve bijdrage wordt geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gemengd landelijk gebied' dient door middel van een AAB-advies te worden aangetoond dat de omvang van het gebouwgebonden teeltbedrijf en - kwekerij noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering.
5.5.5 Afwijken nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder a en b en c voor nevenfuncties, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Op het perceel is een reëel agrarisch bedrijf aanwezig en de agrarische functie op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft.
  • b. Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw - onder de voorwaarde dat de uitwendige verschijningsvorm overeenkomt met die van het oorspronkelijke gebouw - op dezelfde plaats mag plaatsvinden indien en voor zover redelijkerwijs niet verlangd mag worden dat de bestaande bebouwing - gezien de staat waarin deze verkeert - moet worden gehandhaafd .
  • c. Voor nevenfuncties geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
    • 1. verbrede landbouw in de vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing tot maximaal 1.000 m².
    • 2. kleinschalig kamperen met maximaal 25 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans. Hierbij geldt dat voor het kampeerterrein een afstand van tenminste 100 m in acht moet worden genomen ten opzichte van niet bij deze inrichting behorende gevoelige functies. Daarnaast moet het terrein landschappelijk worden ingepast.
    • 3. recreatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing tot maximaal 1.000 m². Hierbij is onderscheid te maken tussen dagrecreatie en verblijfsrecreatie. Onder verblijfsrecreatie wordt verstaan het bieden van een kortdurend onderkomen voor personen en groepen ten behoeve van recreatieve overnachting. Hierbij is het bijhouden van een nachtregister verplicht;
    • 4. verbrede landbouw in de vorm van verkoop in streekeigen producten tot een maximum van 100 m².
  • d. Ondersteunende horeca is toegestaan bij de nevenfuncties zoals genoemd onder c sub 1, 2 en 3 waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m².
  • e. Buitenopslag ten behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.
  • f. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • g. De en/of nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden op eigen terrein.
  • h. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • i. De nevenfunctie in de vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan alle bestaande bebouwing in het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.
  • j. Stapeling van nevenfuncties is mogelijk tot een maximaal gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing.
  • k. Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan en borging van uitvoering en beheer.
5.5.6 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 5.4 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van bouwwerken voor zover deze geen bouwwerken zijn, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevol gebied´.
  • b. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
5.5.7 De toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 ten behoeve van de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij door het oprichten van gebouwen of door het in gebruik nemen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden, die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij;
  • b. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' wordt medewerking slechts verleend indien - met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en nadere regels zoals op basis van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag - is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
  • c. de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar in de omgeving;
  • d. er is voorafgaand aan het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning, een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het verlenen van de omgevingsvergunning;
  • e. er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • f. er is aangetoond dat het niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, welke zijn opgenomen in Bijlage 21 Overzicht vergunningen Wet natuurbescherming , dan wel een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde melding als bedoeld in artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof of, indien een vergunning/melding ontbreekt, de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - stalderingsgebied' is de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een hokdierhouderij uitsluitend toegestaan als bewijs is overlegd dat:
    • 1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of door herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
    • 2. de oppervlakte van de sanering onder a. tenminste:
      • 120% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval van sloop;
      • 200% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval van herbestemming;
    • 3. de sanering onder 2. plaatsvindt in directe samenhang met de vestiging of omschakeling naar hokdierhouderij en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling.
  • h. ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - bestaand stedelijk gebied' is de toename van de bestaande oppervlakte van dierenverblijf voor een veehouderij niet toegestaan;
  • i. als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor geiten geldt de oppervlakte die:
    • 1. als dierenverblijf mag worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer; en
    • 2. op 7 juli 2017 legaal aanwezig was; of
    • 3. mag worden gebouwd krachtens een vóór 7 juli 2017 verleende vergunning.
  • j. uitbreiding is toegestaan als:
    • 1. de toename van de oppervlakte dierenverblijf voor de geitenhouderij is ingegeven vanuit een dierenwelzijnsconcept zonder toename van het aantal geiten die de geitenhouderij krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 7 juli 2017 mag houden;
    • 2. het dierenwelzijnsconcept per aanwezige melkgeit ten minste 1,30 m² dierenverblijf hanteert.
    • 3. indien het volgens de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant geldende moratorium voor geitenhouderij is opgeheven.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - aardkundig waardevol gebied':
    • 1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
    • 2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;
    • 3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
    • 4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevol gebied':
    • 1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
    • 2. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
    • 3. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 4. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 5. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
    • 6. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel;
    • 7. het omzetten van grasland naar boomteelt.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - dassenleefgebied':
    • 1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
    • 2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;
    • 3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
    • 4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
    • 5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 6. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;
    • 7. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
    • 8. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel.
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid':
    • 1. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 2. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand houtgewas met agrarische productiefunctie.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwetsbare soorten':
    • 1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0.50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd.
    • 2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;
    • 3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
    • 4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
    • 5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 6. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 7. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,50 m wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;
    • 8. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;
    • 9. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
    • 10. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel.
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurontwikkelingsgebied':
    • 1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
    • 2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;
    • 3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
    • 4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
    • 5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 6. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel;
    • 7. het omzetten van grasland naar boomteelt.
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - struweelvogels gebied':
    • 1. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
    • 2. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 3. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
    • 4. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - weidevogelgebied:
    • 1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
    • 2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;
    • 3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
    • 4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
    • 5. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 6. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,50 m wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;
    • 7. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;
    • 8. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel.
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - landschapsontwikkelingsgebied':
    • 1. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,50 m wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;
    • 2. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander bodemcultuur;
    • 3. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
    • 4. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel.
  • j. de aanleg van retentievoorzieningen welke buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' plaatsvinden.
5.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Binnen het bouwvlak plaatsvinden.
  • b. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • c. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.6.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 5.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
  • b. De in lid 5.6.1 onder j genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien sprake is van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan.
5.7 Wijzigingsbevoegdheden
5.7.1 Wijziging naar 'wonen' na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De locatie is niet geschikt als hergebruik voor een agrarisch bedrijf.
  • b. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
    • 1. bestaande woningen;
    • 2. bestaande gebouwen die als bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m;
    • 3. bestaande cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bestaande gebouwen met aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.
  • c. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.500 m². Indien de huidige agrarische bestemming groter is dan 1.500 m2 dan krijgen de overige gronden een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • d. De overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming.
  • e. Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.
  • f. Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.
  • g. De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.
  • h. Per 500 m2 sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder b worden vergroot met 50 m3 tot een maximum omvang van 850 m³, mits wordt aangetoond dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.
  • i. Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
5.7.2 Wijziging naar 'wonen' na beëindiging agrarisch bedrijf - burgerwoning met meer dan 200 m2 bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
    • 1. bestaande woningen;
    • 2. bestaande gebouwen die als bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning worden aangemerkt, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken bij elke woning meer mag bedragen dan 200 m2;
    • 3. bestaande cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bestaande gebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.
  • b. De overige gronden krijgen een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • c. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 2 .
  • d. Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.
  • e. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering Landschap van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 3, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.
5.7.3 Wijziging naar 'bedrijf' na beëindiging agrarisch bedrijf - bedrijfswoning met ten hoogste 200 m2 bedrijfsoppervlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' - waaronder begrepen horeca, recreatie of maatschappelijk bedrijf - na beëindiging van het agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
    • 1. de voormalige agrarische bedrijfswoning;
    • 2. bestaande gebouwen die als bijbehorende bouwwerken worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;
    • 3. overige gebouwen tot ten hoogste 200 m2 per bouwvlak.
  • b. De overige gronden krijgen een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • c. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 2 .
  • d. Ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - groenblauwe mantel' en 'overige zone - gemengd landelijk gebied' is wijziging naar 'bedrijf' toegestaan indien:
    • 1. de vestiging past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied waarbij de volgende aspecten zijn betrokken:
      • een gebiedsgerichte benadering welke activiteiten en functies passen in de omgeving;
      • welke effecten de mogelijke ontwikkeling heeft op andere aspecten, waaronder mobiliteit, agrarische ontwikkeling, leefbaarheid en leegstand elders;
      • hoe de vestiging bijdraagt aan het versterken van de omgevingskwaliteit, waaronder een bijdrage aan de sloop van overtollig en leegstaand vastgoed in het Landelijk gebied.
    • 2. er geen splitsing plaatsvindt van het bouwperceel;
    • 3. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 4. de vestiging geen betrekking heeft op:
      • een kantoor met baliefunctie;
      • lawaaisport;
      • mestbewerking.
  • e. lid 5.7.3 is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - complex van cultuurhistorisch belang'.
  • f. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering Landschap van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 3, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.
  • g. Mestbewerking van niet ter plaatse geproduceerde mest is niet toegestaan.
  • h. Het besluit tot wijziging in de bestemming 'Bedrijf' houdt tevens in dat in de 'Tabel bedrijven' in artikel 8 , lid 8.7, gegevens worden opgenomen betreffende code, adres, nadere bestemming, toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen (incl. bedrijfswoning), toegestane goothoogte bedrijfsgebouwen, toegestane nokhoogte bedrijfsgebouwen en overige voorwaarden behorende bij het besluit.
5.7.4 Wijziging naar 'bedrijf' na beëindiging agrarisch bedrijf - bedrijfswoning met meer dan 200 m2 bedrijfsruimte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' - waaronder begrepen horeca, recreatie of maatschappelijk bedrijf - na beëindiging van het agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De overige gronden krijgen een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • b. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 2 .
  • c. Ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - groenblauwe mantel' en 'overige zone - gemengd landelijk gebied' is wijziging naar 'bedrijf' toegestaan indien:
    • 1. de vestiging past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied waarbij de volgende aspecten zijn betrokken:
      • een gebiedsgerichte benadering welke activiteiten en functies passen in de omgeving;
      • welke effecten de mogelijke ontwikkeling heeft op andere aspecten, waaronder mobiliteit, agrarische ontwikkeling, leefbaarheid en leegstand elders;
      • hoe de vestiging bijdraagt aan het versterken van de omgevingskwaliteit, waaronder een bijdrage aan de sloop van overtollig en leegstaand vastgoed in het Landelijk gebied.
    • 2. er geen splitsing plaatsvindt van het bouwperceel;
    • 3. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 4. de vestiging geen betrekking heeft op:
      • een kantoor met baliefunctie;
      • lawaaisport;
      • mestbewerking.
  • d. lid 5.7.4 onder b is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - complex van cultuurhistorisch belang'.
  • e. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering Landschap van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 3, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.
  • f. Mestbewerking van niet ter plaatse geproduceerde mest is niet toegestaan.
  • g. Het besluit tot wijziging in de bestemming 'Bedrijf' houdt tevens in dat in de 'Tabel bedrijven' in artikel 8 , lid 8.7, gegevens worden opgenomen betreffende code, adres, nadere bestemming, toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen (incl. bedrijfswoning), toegestane goothoogte bedrijfsgebouwen, toegestane nokhoogte bedrijfsgebouwen en overige voorwaarden behorende bij het besluit.
5.7.5 Wijziging naar Bos of Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bos' of 'Natuur' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden.
  • b. De agrarische activiteiten zijn beëindigd.
  • c. De gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden wijziging wensen.
  • d. De overige gronden een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden krijgen.
5.7.6 Wijziging aanduiding 'intensieve veehouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming met de aanduiding 'intensieve veehouderij' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 2' zonder aanduiding 'intensieve veehouderij' wanneer de activiteiten zijn beëindigd en indien er sprake is van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan en borging van uitvoering en beheer.

5.7.7 Wijziging aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  • a. deze bestemming met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' te wijzigen in de bestemming Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 2 zonder aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', voor zover de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant of diens rechtsopvolger deze wijziging toestaat;
  • b. deze bestemming zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' te wijzigen in de bestemming Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 2 met aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', voor zover de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant of diens rechtsopvolger deze wijziging toestaat.

Artikel 6 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. en tevens voor:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij': een 'veehouderij';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een 'intensieve veehouderij';
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': een glastuinbouwbedrijf;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': een paardenhouderijbedrijf;
  • c. bestaande nevenfuncties conform de lijst 'Lijst bestaande nevenactiviteiten' (Bijlage 1);
  • d. hobbymatig houden van dieren;
  • e. behoud en herstel van de aangeduide cultuurhistorische waarden;
  • f. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
      • landschappelijk open gebied, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid';
      • cultuurhistorisch waardevolle akker, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevolle akker';
  • g. instandhouding als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;
  • h. watergangen en waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
  • j. ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 1 of 2 op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, met dien verstande dat tevens bestaande voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 3.1 of hoger op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn toegestaan;
  • k. een veldschuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur'.
  • l. evenementen;
  • m. kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken, niet zijnde rijhallen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan; indien tussen bouwvlakken de aanduiding 'relatie' is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
  • b. Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd. en bouwwerken ten behoeve van paardenhouderijen, indien er sprake is van de aanduiding 'paardenhouderij' en een reëel paardenhouderij bedrijf;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie zijn uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak toegestaan.
6.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van veldschuren die tevens toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - veldschuur'.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' mogen teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd met uitzondering van teeltondersteunende kassen.
  • c. De hoogte en oppervlakte van veldschuren mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte en oppervlakte.
  • d. De hoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van teeltondersteunende kassen, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
  • e. De goothoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m.
  • f. De bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • g. De hoogte van (teeltondersteunende) kassen mag niet meer dan 10 m bedragen.
  • h. De oppervlakte aan kassen per bedrijf mag ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' niet meer bedragen dan 30.000 m2.
  • i. De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen per bedrijf, met uitzondering van bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' mag niet meer bedragen dan 1.000 m². , met dien verstande dat het bouwen van teeltondersteunende kassen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' niet is toegestaan.
  • j. Ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone-extensiveringsgebied' mag de bebouwing ten behoeve van een intensieve veehouderij niet meer bedragen dan:
    • 1. op 1 oktober 2010 aanwezig of in uitvoering of vergund was.
  • k. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bestaand stedelijk gebied' mag de gezamenlijk oppervlakte gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, ten behoeve van een veehouderij niet meer bedragen dan de oppervlakte van gebouwen die:
    • 1. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren; of
    • 2. gebouwd mogen worden krachtens een voor 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning; of
    • 3. zijn gebaseerd op een voor 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het plan.
  • l. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan indien hierdoor de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij toeneemt.
6.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Binnen elk bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'aantal', met dien verstande dat binnen een bouwvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan.
  • b. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.
  • c. De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • d. De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • e. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.
  • f. De goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • g. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met uitzondering van: Binnen en buiten het bouwvlak zijn wel toegestaan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding;
    • 3. eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensieve openluchtrecreatie, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatieve voorzieningen;
    • 4. teeltondersteunende voorzieningen, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen'. ;
    • 5. kuilplaten en sleufsilo's, mits de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak en de kuilplaten en sluifsilo's niet meer bedraagt dan 2 hectare;
  • b. De hoogte van silo's mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • c. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m.
  • d. De hoogte van teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
  • e. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bestaand stedelijk gebied' mag de gezamenlijk oppervlakte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een veehouderij niet meer bedragen dan de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die:
    • 1. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren; of
    • 2. gebouwd mogen worden krachtens een voor 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning; of
    • 3. zijn gebaseerd op een voor 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het plan.
6.3 Afwijken bouwregels
6.3.1 Afwijken rijhallen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2, ten behoeve van het binnen een bouwvlak bouwen van een rijhal tot een oppervlakte van 1.200 m², een goothoogte van 8 m en een bouwhoogte van 12 m, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Per geval is de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, bestaande uit paardenfokkerij of, indien als zodanig aangeduid, paardenhouderij indien als zodanig aangeduid, is aangetoond aan de hand van een deugdelijk bedrijfsplan en een AAB-advies.
  • b. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
6.3.2 Afwijken teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2, ten behoeve van het bouwen van teeltondersteunende kassen tot een grotere oppervlakte en hogere hoogte met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.
  • b. Binnen het betreffende bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende kassen niet meer dan 5.000 m² bedragen.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' zijn teeltondersteunende kassen niet toegestaan.
  • d. De hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • e. Er moet worden voldaan aan het Activiteitenbesluit.
  • f. De gevels van de glasopstanden waarin assimilatiebelichting wordt toegepast vanaf 1:00 uur na zonsondergang tot 1:00 uur voor zonsopgang volledig zijn afgeschermd met een 100% dicht gevelschermdoek en aan de bovenzijde van de glasopstanden in diezelfde periode het licht voor minimaal 95% wordt afgeschermd.
6.3.3 Afwijken bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan afwijken verlenen van het bepaalde in lid 6.2.2 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 m en bouwhoogte van 14 m, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.
  • b. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
6.3.4 Afwijken bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan afwijken van het de in bepaalde in lid 6.2.4 genoemde bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De hoogte van schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan 15 m.
  • b. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m.
6.3.5 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 en 6.2.4 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • b. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
6.3.6 Afwijken overige teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.2.4, ten behoeve van het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het aangeduide bouwvlak en buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.
  • b. De hoogte van boomteelthekken mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • c. De hoogte van regenkappen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. Er mag geen sprake zijn van onevenredige effecten op de aanwezige natuur- of landschapswaarden.

6.3.7 De toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 ten behoeve van de toename van de

bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij door het oprichten van

gebouwen of door het in gebruik nemen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf, met inachtneming van

de volgende regels:

  • a. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden, die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij;
  • b. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' wordt medewerking slechts verleend indien - met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en nadere regels zoals op basis van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag - is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
  • c. de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar in de omgeving;
  • d. er is voorafgaand aan het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning, een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het verlenen van de omgevingsvergunning;
  • e. er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • f. er is aangetoond dat het niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, welke zijn opgenomen in Bijlage 21 Overzicht vergunningen Wet natuurbescherming dan wel een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde melding als bedoeld in artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof of, indien een vergunning/melding ontbreekt, de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - stalderingsgebied' is de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een hokdierhouderij uitsluitend toegestaan als bewijs is overlegd dat:
    • 1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of door herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
    • 2. de oppervlakte van de sanering onder a. tenminste:
      • 120% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval svan sloop;
      • 200% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval van herbestemming;
    • 3. de sanering onder 2. plaatsvindt in directe samenhang met de vestiging of omschakeling naar hokdierhouderij en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling.
  • h. ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - bestaand stedelijk gebied' is de toename van de bestaande oppervlakte van dierenverblijf voor een veehouderij niet toegestaan;
  • i. als bestaande oppervlaktedierenverblijf voor geiten geldt de oppervlakte die:
    • 1. als dierenverblijf mag worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer; en
    • 2. op 7 juli 2017 legaal aanwezig was; of
    • 3. mag worden gebouwd krachtens een vóór 7 juli 2017 verleende vergunning.
  • j. uitbreiding is toegestaan als:
    • 1. de toename van de oppervlakte dierenverblijf voor de geitenhouderij is ingegeven vanuit een dierenwelzijnsconcept zonder toename van het aantal geiten die de geitenhouderij krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid,onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 7 juli 2017 mag houden;
    • 2. het dierenwelzijnsconcept per aanwezige melkgeit ten minste 1,30 m² dierenverblijf hanteert.
    • 3. indien het volgens de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant geldende moratorium voor geitenhouderij is opgeheven.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik
  • a. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:
    • 1. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn in de vorm van bouwwerken;
    • 2. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken;
    • 3. opslag van hooirollen buiten het bouwvlak;
    • 4. het gebruik van één agrarisch bouwvlak ten behoeve van meerdere agrarische bedrijven;
    • 5. de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij door het oprichten van gebouwen of door het in gebruik nemen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf;
    • 6. het gebruik van gronden voor open teelten van sierplanten en bomen en boomgaarden binnen een afstand van 30 m tot gevoelige functies voor gewasbeschermingsmiddelen, uitgezonderd en voor zover:
      • het bestaande en vervanging van bestaande open teelten van sierplanten en bomen betreft;
      • aangetoond is dat geen gebruik wordt gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen;
      • het woon- en leefklimaat en/of het verblijfsklimaat voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies niet onevenredig wordt aangetast.
  • b. Het gezamenlijk brutovloeroppervlak van nevenfuncties als bedoeld in lid 6.1 uitgezonderd standplaatsen voor kampeermiddelen is uitsluitend toegestaan in bestaande bebouwing en mag niet meer bedragen dan 25% van de bebouwing tot een maximum van 1.000 m2. Verkoop van streekeigen producten is toegestaan tot maximaal 100 m2.
  • c. Het gebruik van gronden voor gebouwgebonden teeltbedrijven en -kwekerijen kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormkwekerijen is niet toegestaan.
  • d. De aanleg Het plaatsen van retentievoorzieningen en waterbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen'.
  • e. De aanleg van mestbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  • f. Indien er sprake is van een intensieve veehouderij mag binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
  • g. Indien er sprake is van een veehouderij mogen dieren alleen op de grond gehouden worden, al dan niet in hokken, met uitzondering van voliére- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
  • h. Het gebruik van de entree en teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - wijzigingsplan 15' is uitsluitend toegestaan, als de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 12 opgenomen inrichtings- en erfbeplantingsplan zijn aangelegd en in stand worden gehouden.
  • i. Het gebruik van gewasbescherming met luchtondersteuning binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – spuitvrije zone'.
  • j. Het houden van dieren is uitsluitend toegestaan indien dit niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, welke zijn opgenomen in Bijlage 21 Overzicht vergunningen Wet natuurbescherming, dan wel een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde melding als bedoeld in artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof of, indien een vergunning/melding ontbreekt, de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Paardenbak

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1 voor een paardenbak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Een paardenbak is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. een paardenbak grenzend aan en in aansluiting op een bouwvlak indien het een hobbymatig gebruikte paardenbak is;
    • 2. een paardenbak grenzend aan bestemmingsvlakken van andere bestemmingen waar een woning is toegestaan en aanwezig is, met dien verstande dat sprake is van een hobbymatig gebruikte paardenbak en de paardenbak gerealiseerd wordt in aansluiting op het bestemmingsvlak dat daadwerkelijk door de gebruikers van de paardenbak wordt bewoond.
  • b. Een paardenbak is uitsluitend toegestaan op een minimale afstand van 50 m tot de gevel van de woning van een derde.
  • c. Bij een paardenbak is het gebruiken van een geluidsinstallatie en/of verlichting door middel van lichtmasten, niet toegestaan.
  • d. Er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing.
6.5.2 Bedrijf of beroep aan huis

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor bedrijf of beroep aan huis als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 200 m2 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
  • b. Het te vestigen bedrijf aan huis past binnen milieucategorie 1 en 2 van de handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • e. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 1 ' voor de bewoner, bezoekers en leveranciers, zodat er geen overlast wordt ervaren door de omgeving.
  • f. De normale afwikkeling van het verkeer blijft mogelijk en de verkeersveiligheid komt niet in het geding.
6.5.3 Plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.1 en toestaan dat een bestaande bedrijfswoning wordt gebruikt als plattelandswoning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De woning is gelegen binnen het bouwvlak.
  • b. Het agrarisch bedrijf ter plaatse van het bouwvlak is in werking.
  • c. De woning ondervindt geen onevenredige milieubelemmeringen op de aspecten geur, geluid, trilling, fijnstof en/of verkeer van de ter plaatse van het bouwvlak gevestigde agrarische bedrijf.
  • d. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde plattelandswoning behorende bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 100 m² of
    • 2. 200 m2, indien er sprake is van vermindering van bouwwerken door sloop van agrarische bouwwerken, met dien verstande dat vanaf 100 m2 geldt dat voor 1 m2 sloop 0,25 m2 aan bouwwerken mag worden gebouwd.
  • e. Het ter plaatse van het bouwvlak gevestigde agrarische bedrijf en andere activiteiten in de omgeving worden niet belemmerd door de plattelandswoning.
  • f. Als de bestaande bedrijfswoning wordt gebruik als plattelandswoning is toevoeging van een bedrijfswoning niet toegestaan.
6.5.4 Gebouwgebonden teeltbedrijven en -kwekerijen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.1 en lid 6.4.1 onder c voor gebouwgebonden teeltbedrijven en -kwekerijen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan en borging van uitvoering en beheer.
  • b. Het gebouwgebonden teeltbedrijf en de kwekerij mogen geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • c. Op eigen terrein dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
  • d. Het gebouwgebonden teeltbedrijf en de kwekerij mogen geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' dient te worden aangetoond dat:
    • 1. de omvang van het gebouwgebonden teeltbedrijf en - kwekerij noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. er een positieve bijdrage wordt geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gemengd landelijk gebied' dient door middel van een AAB-advies te worden aangetoond dat de omvang van het gebouwgebonden teeltbedrijf en - kwekerij noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering.
6.5.5 Afwijken nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder a en b en c voor nevenfuncties, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Op het perceel is een reëel agrarisch bedrijf aanwezig en de agrarische functie op het perceel blijft als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.
  • b. Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw - onder de voorwaarde dat de uitwendige verschijningsvorm overeenkomt met die van het oorspronkelijke gebouw - op dezelfde plaats mag plaatsvinden indien en voor zover redelijkerwijs niet verlangd mag worden dat de bestaande bebouwing - gezien de staat waarin deze verkeert - moet worden gehandhaafd.
  • c. Voor nevenfuncties geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
    • 1. agrarisch technische hulpbedrijven, agrarisch verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing tot maximaal 1.000 m²;
    • 2. verbrede landbouw in de vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing tot maximaal 1.000 m²;
    • 3. kleinschalig kamperen met maximaal 25 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans. Hierbij geldt dat voor het kampeerterrein een afstand van tenminste 100 m in acht moet worden genomen ten opzichte van niet bij deze inrichting behorende gevoelige functies. Daarnaast moet het terrein landschappelijk worden ingepast;
    • 4. recreatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing tot maximaal 1.000 m². Hierbij is onderscheid te maken tussen dagrecreatie en verblijfsrecreatie. Onder verblijfsrecreatie wordt verstaan het bieden van een kortdurend onderkomen voor personen en groepen ten behoeve van recreatieve overnachting. Hierbij is het bijhouden van een nachtregister verplicht;
    • 5. statische opslag tot een maximum van 1.000 m²;
    • 6. verbrede landbouw in de vorm van verkoop in streekeigen producten tot een maximum van 100 m²;
    • 7. kinderdagverblijf en/of buitenschoolse opvang tot een maximum van 300 m² brutovloeroppervlak, vooral gericht op opvang van kinderen uit het meest nabij gelegen dorp.
  • d. Ondersteunende horeca is toegestaan bij nevenfuncties zoals genoemd onder c sub 2, 3 en 4 waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m².
  • e. Buitenopslag ten behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.
  • f. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • g. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden op eigen terrein.
  • h. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • i. De nevenfunctie in de vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.
  • j. Stapeling van nevenfuncties is mogelijk tot een maximaal gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van alle bestaande bebouwing in het bouwvlak . Daarboven mag alleen voor statische opslag 1.000 m², verminderd met het brutovloeroppervlak in gebruik voor andere nevenfuncties, in gebruik worden genomen.
  • k. Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan en borging van uitvoering en beheer.
6.5.6 Standplaatsen voor ambulante handel

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor standplaatsen ten behoeve van ambulante handel, indien dit de belangen die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig aantast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

6.5.7 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.4 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevolle akker´.
  • b. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

6.5.8 De toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1 ten behoeve van de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij door het oprichten van gebouwen of door het in gebruik nemen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden, die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij;
  • b. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' wordt medewerking slechts verleend indien - met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en nadere regels zoals op basis van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag - is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
  • c. de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar in de omgeving;
  • d. er is voorafgaand aan het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning, een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het verlenen van de omgevingsvergunning;
  • e. er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • f. er is aangetoond dat het niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, welke zijn opgenomen in Bijlage 21 Overzicht vergunningen Wet natuurbescherming , dan wel een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde melding als bedoeld in artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof of, indien een vergunning/melding ontbreekt, de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - stalderingsgebied' is de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een hokdierhouderij uitsluitend toegestaan als bewijs is overlegd dat:
    • 1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of door herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
    • 2. de oppervlakte van de sanering onder a. tenminste:
      • 120% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval van sloop;
      • 200% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval van herbestemming;
    • 3. de sanering onder 2. plaatsvindt in directe samenhang met de vestiging of omschakeling naar hokdierhouderij en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling.
  • h. ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - bestaand stedelijk gebied' is de toename van de bestaande oppervlakte van dierenverblijf voor een veehouderij niet toegestaan;
  • i. als bestaande oppervlaktedierenverblijf voor geiten geldt de oppervlakte die:
    • 1. als dierenverblijf mag worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer; en
    • 2. op 7 juli 2017 legaal aanwezig was; of
    • 3. mag worden gebouwd krachtens een vóór 7 juli 2017 verleende vergunning.
  • j. uitbreiding is toegestaan als:
    • 1. de toename van de oppervlakte dierenverblijf voor de geitenhouderij is ingegeven vanuit een dierenwelzijnsconcept zonder toename van het aantal geiten die de geitenhouderij krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer,op 7 juli 2017 mag houden;
    • 2. het dierenwelzijnsconcept per aanwezige melkgeit ten minste 1,30 m² dierenverblijf hanteert.
    • 3. indien het volgens de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant geldende moratorium voor geitenhouderij is opgeheven.
6.5.9 Afwijken landschappelijk inpassingsplan

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1 onder h teneinde een wijziging van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 12 van deze regels toe te staan, mits een vergelijkbare kwalitatieve staat van landschappelijke inrichting wordt bereikt. Hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goed te keuren landschappelijk inpassingsplan overlegd.

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid':
    • 1. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 2. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand houtgewas met agrarische productiefunctie; .
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevolle akker':
    • 1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
    • 2. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
    • 3. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 4. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 5. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
    • 6. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel;
    • 7. het omzetten van grasland naar boomteelt.
  • c. de aanleg van retentievoorzieningen welke buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' plaatsvinden.
6.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Binnen een bouwvlak plaatsvinden.
  • b. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • c. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
6.6.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 6.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
  • b. De in lid 6.6.1 onder c genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien sprake is van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Wijziging vergroting bouwvlakken

Vervallen.

6.7.2 Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' is vormverandering van het bouwvlak ten behoeve van een intensieve veehouderij niet toegestaan.
  • b. Wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering of voor toepassing van milieuregels en/of andere wettelijke regels.
  • c. Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden voor naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven.
  • d. Wijziging leidt niet tot vergroting van het oppervlak van het bouwvlak.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' geldt dat er sprake moet zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden van de groenblauwe mantel.
  • f. Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan en borging van uitvoering en beheer.
6.7.3 Wijziging naar intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een intensieve veehouderij, met inachtneming van de volgende regels.

  • a. De wijziging naar 'intensieve veehouderij' mag uitsluitend plaatsvinden op bouwvlakken die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en het een duurzame locatie betreft conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij, zoals opgenomen in bijlage 2 .
  • b. Het bouwvlak mag niet worden vergroot.
  • c. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
  • d. Ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - bestaand stedelijk gebied' en 'overige zone - beperkingen veehouderij' is de wijziging naar 'intensieve veehouderij' niet toegestaan.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gemengd landelijk gebied' en 'overige zone - groenblauwe mantel'is de wijziging uitsluitend toegestaan, indien:
    • 1. sprake is van een zorgvuldige veehouderij;
    • 2. het bouwperceel ten hoogste 1,5 hectare bedraagt;
    • 3. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving inpasbaar is in de omgeving;
    • 4. de ontwikkeling vanuit de volgende aspecten inpasbaar is in de omgeving:
      • de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
      • de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten;
      • een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoer;
    • 5. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
    • 6. de landschappelijke inpassing tenminste 10% van de omvang van het bouwperceel omvat;
    • 7. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - stalderingsgebied' is de vestiging van een hokdierhouderij uitsluitend toegestaan als bewijs is overlegd dat:
    • 1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of door herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
    • 2. de oppervlakte van de sanering onder a. tenminste:
      • 120% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval van sloop;
      • 200% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval van herbestemming;
    • 3. de sanering onder 2. plaatsvindt in directe samenhang met de vestiging of omschakeling naar hokdierhouderij en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling.
6.7.4 Wijziging naar permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te vergroten ten behoeve van de bouw en aanleg van permanente teeltondersteunende voorzieningen met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De noodzaak is aangetoond middels een AAB-advies, en
  • b. De ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden worden niet onevenredig aangetast.
  • c. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1,5 ha.
  • d. Wijziging dient plaats te vinden grenzend aan het bestaande bouwvlak.
  • e. Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
6.7.5 Wijziging naar 'paardenhouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigingen ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij mits de noodzaak daarvan voor de exploitatie van het betreffende agrarisch bedrijf als zodanig redelijkerwijs is aangetoond middels een bedrijfsplan, met dien verstande dat:

  • a. de vestiging van een paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' niet is toegestaan;
  • b. de omschakeling naar een paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' slechts is toegestaan indien:
    • 1. de omvang van de paardenhouderij niet meer bedraagt dan 1,5 ha per bouwperceel;
    • 2. dit bijdraagt aan een afname van de uitstoot van ammoniak, geur en fijnstof in het gebied;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gemengd landelijk gebied' de omvang van de paardenhouderij niet meer bedraagt dan 1,5 ha per bouwperceel;
  • d. er is aangetoond dat het niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, welke zijn opgenomen in Bijlage 21 Overzicht vergunningen Wet natuurbescherming , dan wel een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde melding als bedoeld in artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof of, indien een vergunning/melding ontbreekt, de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt;
6.7.6 Wijziging ten behoeve van bouw bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De wijziging is uitsluitend toegestaan op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.
  • b. Er is geen sprake van een eerder aanwezige bedrijfswoning die is afgestoten.
  • c. Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
  • d. Er dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de Wet geluidhinder te zijn aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.
  • e. De noodzakelijkheid is aangetoond middels een AAB-advies.
6.7.7 Wijziging naar 'wonen' na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De locatie is niet geschikt als hergebruik voor een agrarisch bedrijf.
  • b. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
    • 1. bestaande woningen;
    • 2. bestaande gebouwen die als bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m;
    • 3. bestaande cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bestaande gebouwen met aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.
  • c. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.500 m². Indien de huidige agrarische bestemming groter is dan 1.500 m2 dan krijgen de overige gronden een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • d. De overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming.
  • e. Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.
  • f. Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.
  • g. De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.
  • h. Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
  • i. Per 500 m2 sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder b worden vergroot met 50 m3 tot een maximum omvang van 850 m³, mits wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de Wet geluidhinder wordt aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.
6.7.8 Wijziging naar 'wonen' na beëindiging agrarisch bedrijf - burgerwoning met meer dan 200 m2 bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
    • 1. bestaande woningen;
    • 2. bestaande gebouwen die als bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning worden aangemerkt, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken bij elke woning meer mag bedragen dan 200 m2;
    • 3. bestaande cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bestaande gebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.
  • b. De overige gronden krijgen een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • c. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 2 .
  • d. Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.
  • e. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering Landschap van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 3, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.
6.7.9 Wijziging naar 'bedrijf' na beëindiging agrarisch bedrijf - bedrijfswoning met ten hoogste 200 m2 bedrijfsoppervlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' - waaronder begrepen horeca, recreatie of maatschappelijk bedrijf - na beëindiging van het agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
    • 1. de voormalige agrarische bedrijfswoning;
    • 2. bestaande gebouwen die als bijbehorende bouwwerken worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;
    • 3. overige gebouwen tot ten hoogste 200 m2 per bouwvlak.
  • b. De overige gronden krijgen een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • c. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 2 .
  • d. Ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - groenblauwe mantel' en 'overige zone - gemengd landelijk gebied' is wijziging naar 'bedrijf' toegestaan indien:
    • 1. de vestiging past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied waarbij de volgende aspecten zijn betrokken:
      • een gebiedsgerichte benadering welke activiteiten en functies passen in de omgeving;
      • welke effecten de mogelijke ontwikkeling heeft op andere aspecten, waaronder mobiliteit, agrarische ontwikkeling, leefbaarheid en leegstand elders;
      • hoe de vestiging bijdraagt aan het versterken van de omgevingskwaliteit, waaronder een bijdrage aan de sloop van overtollig en leegstaand vastgoed in het Landelijk gebied.
    • 2. er geen splitsing plaatsvindt van het bouwperceel;
    • 3. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 4. de vestiging geen betrekking heeft op:
      • een kantoor met baliefunctie;
      • lawaaisport;
      • mestbewerking.
  • e. lid 6.7.9 is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - complex van cultuurhistorisch belang'.
  • f. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering Landschap van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 3, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.
  • g. Mestbewerking van niet ter plaatse geproduceerde mest is niet toegestaan.
  • h. Het besluit tot wijziging in de bestemming 'Bedrijf' houdt tevens in dat in de 'Tabel bedrijven' in artikel 8 , lid 8.7, gegevens worden opgenomen betreffende code, adres, nadere bestemming, toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen (incl. bedrijfswoning), toegestane goothoogte bedrijfsgebouwen, toegestane nokhoogte bedrijfsgebouwen en overige voorwaarden behorende bij het besluit.
6.7.10 Wijziging naar 'bedrijf' na beëindiging agrarisch bedrijf - bedrijfswoning met meer dan 200 m2 bedrijfsoppervlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' - waaronder begrepen horeca, recreatie of maatschappelijk bedrijf - na beëindiging van het agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De overige gronden krijgen een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • b. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 2 .
  • c. Ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - groenblauwe mantel' en 'overige zone - gemengd landelijk gebied' is wijziging naar 'bedrijf' toegestaan indien:
    • 1. de vestiging past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied waarbij de volgende aspecten zijn betrokken:
      • een gebiedsgerichte benadering welke activiteiten en functies passen in de omgeving;
      • welke effecten de mogelijke ontwikkeling heeft op andere aspecten, waaronder mobiliteit, agrarische ontwikkeling, leefbaarheid en leegstand elders;
      • hoe de vestiging bijdraagt aan het versterken van de omgevingskwaliteit, waaronder een bijdrage aan de sloop van overtollig en leegstaand vastgoed in het Landelijk gebied.
    • 2. er geen splitsing plaatsvindt van het bouwperceel;
    • 3. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 4. de vestiging geen betrekking heeft op:
      • een kantoor met baliefunctie;
      • lawaaisport;
      • mestbewerking.
  • d. lid 6.7.10 onder b is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - complex van cultuurhistorisch belang'.
  • e. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering Landschap van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 3, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.
  • f. Mestbewerking van niet ter plaatse geproduceerde mest is niet toegestaan.
  • g. Het besluit tot wijziging in de bestemming 'Bedrijf' houdt tevens in dat in de 'Tabel bedrijven' in artikel 8 , lid 8.7, gegevens worden opgenomen betreffende code, adres, nadere bestemming, toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen (incl. bedrijfswoning), toegestane goothoogte bedrijfsgebouwen, toegestane nokhoogte bedrijfsgebouwen en overige voorwaarden behorende bij het besluit.
6.7.11 Wijziging naar 'gemengd - 2' na beëindiging agrarisch bedrijf

Vervallen.

6.7.12 Wijziging naar bos of natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bos' of 'Natuur' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden.
  • b. De agrarische activiteiten zijn beëindigd.
  • c. De gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden wijziging wensen.
  • d. De overige gronden een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden krijgen.
6.7.13 Wijziging aanduiding intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming met de aanduiding 'intensieve veehouderij' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 1' zonder aanduiding 'intensieve veehouderij' wanneer de activiteiten zijn beëindigd en indien er sprake is van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan en borging van uitvoering en beheer.

6.7.14 Wijziging aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  • a. deze bestemming met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' te wijzigen in de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 1 zonder aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', voor zover de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant of diens rechtsopvolger deze wijziging toestaat;
  • b. deze bestemming zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' te wijzigen in de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 1 met aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', voor zover de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant of diens rechtsopvolger deze wijziging toestaat.

6.7.15 Wijziging splitsing bouwvlak

Vervallen.

Artikel 7 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. en tevens voor:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij': een 'veehouderij';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een 'intensieve veehouderij';
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': een paardenhouderijbedrijf;
  • c. bestaande nevenfuncties conform de lijst 'Lijst bestaande nevenactiviteiten' in bijlage 1 ;
  • d. hobbymatig houden van dieren;
  • e. een plattelandswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - plattelandswoning';
  • f. behoud en herstel van de aangeduide cultuurhistorische waarden;
  • g. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
      • aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - aardkundig waardevol gebied´;
      • cultuurhistorisch waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevol gebied´;
      • dassenleefgebied, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - dassenleefgebied´;
      • landschappelijk open gebied, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid open gebied';
      • landschapsontwikkelingsgebied, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - landschapsontwikkelingsgebied';
  • h. een gronddepot, ter plaatse van de aanduiding 'gronddepot';
  • i. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
      • natuurontwikkelingsgebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurontwikkelingsgebied´;
  • j. instandhouding als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;
  • k. watergangen en waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
  • m. ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 1 of 2 op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, met dien verstande dat tevens bestaande voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 3.1 of hoger op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn toegestaan;
  • n. een veldschuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur'.
  • o. evenementen;
  • p. kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken, niet zijnde rijhallen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan; indien tussen bouwvlakken de aanduiding 'relatie' is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
  • b. Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd. en bouwwerken ten behoeve van paardenhouderijen, indien er sprake is van de aanduiding 'paardenhouderij' en een reëel paardenhouderij bedrijf;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie zijn uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak toegestaan.
7.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van veldschuren die tevens toegestaan zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - veldschuur'.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' mogen teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd met uitzondering van teeltondersteunende kassen.
  • c. De hoogte en oppervlakte van veldschuren mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte en oppervlakte.
  • d. De hoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van teeltondersteunende kassen, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
  • e. De hoogte van (teeltondersteunende) kassen mag niet meer dan 10 m bedragen.
  • f. De goothoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m.
  • g. De bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • h. De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen per bedrijf, mag niet meer bedragen dan 1.000 m². , met dien verstande dat het bouwen van teeltondersteunende kassen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' niet is toegestaan.
  • i. Ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone-extensiveringsgebied' mag de bebouwing ten behoeve van een intensieve veehouderij niet meer bedragen dan:
    • 1. op 1 oktober 2010 aanwezig of in uitvoering of vergund was.
  • j. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bestaand stedelijk gebied' mag de gezamenlijk oppervlakte gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, ten behoeve van een veehouderij niet meer bedragen dan de oppervlakte van gebouwen die:
    • 1. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren; of
    • 2. gebouwd mogen worden krachtens een voor 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning; of
    • 3. zijn gebaseerd op een voor 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het plan.
  • k. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan indien hierdoor de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij toeneemt.
7.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Binnen elk bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'aantal', met dien verstande dat binnen een bouwvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan.
  • b. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.
  • c. De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • d. De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • e. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.
  • f. De goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • g. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met uitzondering van: Binnen en buiten het bouwvlak zijn wel toegestaan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding;
    • 3. eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensieve openluchtrecreatie, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatieve voorzieningen;
    • 4. teeltondersteunende voorzieningen, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen'. ;
    • 5. kuilplaten en sleufsilo's, mits de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak en de kuilplaten en sluifsilo's niet meer bedraagt dan 2 hectare;
  • b. De hoogte van silo's mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • c. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m.
  • d. De hoogte van teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
  • e. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bestaand stedelijk gebied' mag de gezamenlijk oppervlakte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een veehouderij niet meer bedragen dan de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die:
    • 1. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren; of
    • 2. gebouwd mogen worden krachtens een voor 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning; of
    • 3. zijn gebaseerd op een voor 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het plan.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken bouwhoogte, bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Berkendreef 6' afwijken van het bepaalde in lid 7.2.4 onder c en e , ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 2 meter bedragen.
7.3.2 Afwijken rijhallen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2, ten behoeve van het binnen een bouwvlak bouwen van een rijhal tot een oppervlakte van 1.200 m², een goothoogte van 8 m en een bouwhoogte van 12 m, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Per geval de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, bestaande uit paardenfokkerij of, indien als zodanig aangeduid, paardenhouderij indien als zodanig aangeduid, is aangetoond aan de hand van een deugdelijk bedrijfsplan en een AAB-advies.
  • b. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
7.3.3 Afwijken teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2, ten behoeve van het bouwen van teeltondersteunende kassen tot een grotere oppervlakte en hogere hoogte met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.
  • b. Binnen het betreffende bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende kassen niet meer dan 5.000 m² bedragen.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' zijn teeltondersteunende kassen niet toegestaan.
  • d. De hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • e. Er moet worden voldaan aan het Activiteitenbesluit.
  • f. De gevels van de glasopstanden waarin assimilatiebelichting wordt toegepast vanaf 1:00 uur na zonsondergang tot 1:00 uur voor zonsopgang volledig zijn afgeschermd met een 100% dicht gevelschermdoek en aan de bovenzijde van de glasopstanden in diezelfde periode het licht voor minimaal 95% wordt afgeschermd.
7.3.4 Afwijken bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 en bouwhoogte van 14 m, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.
  • b. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
7.3.5 Afwijken bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan afwijken van het de in bepaalde in lid 7.2.4 genoemde bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De hoogte van schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan 15 m.
  • b. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m.
7.3.6 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 en 7.2.4 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • b. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
7.3.7 Afwijken overige teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in sublid 7.2.4, ten behoeve van het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het aangeduide bouwvlak en buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - dassenleefgebied' zijn geen boomteelthekken of regenkappen toegestaan.
  • b. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB-advies.
  • c. De hoogte van boomteelthekken mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. De hoogte van regenkappen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • e. Er mag geen sprake zijn van onevenredige effecten op de aanwezige natuur- of landschapswaarden.
7.3.8 De toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 ten behoeve van de toename van de

bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij door het oprichten van

gebouwen of door het in gebruik nemen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf, met inachtneming van

de volgende regels:

  • a. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden, die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij;
  • b. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' wordt medewerking slechts verleend indien - met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en nadere regels zoals op basis van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag - is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
  • c. de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar in de omgeving;
  • d. er is voorafgaand aan het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning, een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het verlenen van de omgevingsvergunning;
  • e. er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • f. er is aangetoond dat het niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, welke zijn opgenomen in Bijlage 21 Overzicht vergunningen Wet natuurbescherming dan wel een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde melding als bedoeld in artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof of, indien een vergunning/melding ontbreekt, de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - stalderingsgebied' is de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een hokdierhouderij uitsluitend toegestaan als bewijs is overlegd dat:
    • 1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of door herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
    • 2. de oppervlakte van de sanering onder a. tenminste:
      • 120% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval svan sloop;
      • 200% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval van herbestemming;
    • 3. de sanering onder 2. plaatsvindt in directe samenhang met de vestiging of omschakeling naar hokdierhouderij en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling.
  • h. ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - bestaand stedelijk gebied' is de toename van de bestaande oppervlakte van dierenverblijf voor een veehouderij niet toegestaan;
  • i. als bestaande oppervlaktedierenverblijf voor geiten geldt de oppervlakte die:
    • 1. als dierenverblijf mag worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer; en
    • 2. op 7 juli 2017 legaal aanwezig was; of
    • 3. mag worden gebouwd krachtens een vóór 7 juli 2017 verleende vergunning.
  • j. uitbreiding is toegestaan als:
    • 1. de toename van de oppervlakte dierenverblijf voor de geitenhouderij is ingegeven vanuit een dierenwelzijnsconcept zonder toename van het aantal geiten die de geitenhouderij krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid,onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 7 juli 2017 mag houden;
    • 2. het dierenwelzijnsconcept per aanwezige melkgeit ten minste 1,30 m² dierenverblijf hanteert.
    • 3. indien het volgens de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant geldende moratorium voor geitenhouderij is opgeheven.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik
  • a. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:
    • 1. het gebruik van gronden ten behoeve van glastuinbouw, gebouwgebonden teeltbedrijven- en kwekerijen champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen;
    • 2. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van bouwwerken voor zover deze geen bouwwerken zijn;
    • 3. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken;
    • 4. opslag van hooirollen buiten het bouwvlak;
    • 5. het gebruik van één agrarisch bouwvlak ten behoeve van meerdere agrarische bedrijven;
    • 6. de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij door het oprichten van gebouwen of door het in gebruik nemen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf;
    • 7. het gebruik van gronden voor open teelten van sierplanten en bomen en boomgaarden binnen een afstand van 30 m tot gevoelige functies voor gewasbeschermingsmiddelen, uitgezonderd en voor zover:
      • het bestaande en vervanging van bestaande open teelten van sierplanten en bomen betreft;
      • aangetoond is dat geen gebruik wordt gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen;
      • het woon- en leefklimaat en/of het verblijfsklimaat voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies niet onevenredig wordt aangetast.
  • b. Het gezamenlijk brutovloeroppervlak van nevenfuncties als bedoeld in lid 7.1 uitgezonderd standplaatsen voor kampeermiddelen is uitsluitend toegestaan in bestaande bebouwing en mag niet meer bedragen dan 25% van de bebouwing tot een maximum van 1.000 m2. Verkoop van streekeigen producten is toegestaan tot maximaal 100 m2.
  • c. De aanleg Het plaatsen van retentievoorzieningen en waterbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen'.
  • d. De aanleg van mestbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • e. Indien er sprake is van een intensieve veehouderij mag binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
  • f. Indien er sprake is van een veehouderij mogen dieren alleen op de grond gehouden worden, al dan niet in hokken, met uitzondering van voliére- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
  • g. Het houden van dieren is uitsluitend toegestaan indien dit niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, welke zijn opgenomen in Bijlage 21 Overzicht vergunningen Wet natuurbescherming, dan wel een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde melding als bedoeld in artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof of, indien een vergunning/melding ontbreekt, de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Paardenbak

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.4.1 voor een paardenbak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Een paardenbak is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. een paardenbak grenzend aan en in aansluiting op een bouwvlak indien het een hobbymatig gebruikte paardenbak is;
    • 2. een paardenbak grenzend aan bestemmingsvlakken van andere bestemmingen waar een woning is toegestaan en aanwezig is, met dien verstande dat sprake is van een hobbymatig gebruikte paardenbak en de paardenbak gerealiseerd wordt in aansluiting op het bestemmingsvlak dat daadwerkelijk door de gebruikers van de paardenbak wordt bewoond.
  • b. Een paardenbak is uitsluitend toegestaan op een minimale afstand van 50 m tot de gevel van de woning van een derde.
  • c. Bij een paardenbak is het gebruiken van een geluidsinstallatie en/of verlichting door middel van lichtmasten, niet toegestaan.
  • d. Er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing.
7.5.2 Bedrijf of beroep aan huis

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.1 voor bedrijf of beroep aan huis als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 200 m2 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
  • b. Het te vestigen bedrijf aan huis past binnen milieucategorie 1 en 2 van de handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • e. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 2 ' voor de bewoner, bezoekers en leveranciers, zodat er geen overlast wordt ervaren door de omgeving.
  • f. De normale afwikkeling van het verkeer blijft mogelijk en de verkeersveiligheid komt niet in het geding.
7.5.3 Plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.1 en toestaan dat een bestaande bedrijfswoning wordt gebruikt als plattelandswoning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De woning is gelegen binnen het bouwvlak.
  • b. Het agrarisch bedrijf ter plaatse van het bouwvlak is in werking.
  • c. De woning ondervindt geen onevenredige milieubelemmeringen op de aspecten geur, geluid, trilling, fijnstof en/of verkeer van de ter plaatse van het bouwvlak gevestigde agrarische bedrijf.
  • d. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde plattelandswoning behorende bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 100 m² of
    • 2. 200 m2, indien er sprake is van vermindering van bouwwerken door sloop van agrarische bouwwerken, met dien verstande dat vanaf 100 m2 geldt dat voor 1 m2 sloop 0,25 m2 aan bouwwerken mag worden gebouwd.
  • e. Het ter plaatse van het bouwvlak gevestigde agrarische bedrijf en andere activiteiten in de omgeving worden niet belemmerd door de plattelandswoning.
  • f. Als de bestaande bedrijfswoning wordt gebruik als plattelandswoning is toevoeging van een bedrijfswoning niet toegestaan.
7.5.4 Gebouwgebonden teeltbedrijven en -kwekerijen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.1 en lid 7.4.1 onder a sub 1 voor gebouwgebonden teeltbedrijven en -kwekerijen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan en borging van uitvoering en beheer.
  • b. Het gebouwgebonden teeltbedrijf en de kwekerij mogen geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • c. Op eigen terrein dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
  • d. Het gebouwgebonden teeltbedrijf en de kwekerij mogen geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' dient door middel van een AAB-advies te worden aangetoond dat:
    • 1. de omvang van het gebouwgebonden teeltbedrijf en - kwekerij noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. er een positieve bijdrage wordt geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gemengd landelijk gebied' dient door middel van een AAB-advies te worden aangetoond dat de omvang van het gebouwgebonden teeltbedrijf en - kwekerij noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering.
7.5.5 Afwijken nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.1 onder a en b en c voor nevenfuncties, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Op het perceel is een reëel agrarisch bedrijf aanwezig en de agrarische functie blijft op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.
  • b. Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw - onder de voorwaarde dat de uitwendige verschijningsvorm overeenkomt met die van het oorspronkelijke gebouw - op dezelfde plaats mag plaatsvinden indien en voor zover redelijkerwijs niet verlangd mag worden dat de bestaande bebouwing - gezien de staat waarin deze verkeert - moet worden gehandhaafd.
  • c. Voor nevenfuncties geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
    • 1. agrarisch technische hulpbedrijven, agrarisch verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing tot maximaal 1.000 m²;
    • 2. verbrede landbouw in de vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing tot maximaal 1.000 m²;
    • 3. kleinschalig kamperen met maximaal 25 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans. Hierbij geldt dat voor het kampeerterrein een afstand van tenminste 100 m in acht moet worden genomen ten opzichte van niet bij deze inrichting behorende gevoelige functies. Daarnaast moet het terrein landschappelijk worden ingepast;
    • 4. recreatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van de bebouwing tot maximaal 1.000 m2. Hierbij is onderscheid te maken tussen dagrecreatie en verblijfsrecreatie. Onder verblijfsrecreatie wordt verstaan het bieden van een kortdurend onderkomen voor personen en groepen ten behoeve van recreatieve overnachting. Hierbij is het bijhouden van een nachtregister verplicht;
    • 5. verbrede landbouw in de vorm van verkoop in streekeigen producten tot een maximum van 100 m²;
    • 6. statische opslag tot een maximum van 1.000 m2;
    • 7. kinderdagverblijf en/of buitenschoolse opvang tot een maximum van 300 m² brutovloeroppervlak, vooral gericht op opvang van kinderen uit het meest nabij gelegen dorp.
  • d. Ondersteunende horeca is toegestaan bij nevenfuncties zoals genoemd onder c sub 2, 3 en 4 waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m².
  • e. Buitenopslag ten behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.
  • f. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • g. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden op eigen terrein.
  • h. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • i. De nevenfunctie in de vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.
  • j. Stapeling van nevenfuncties is mogelijk tot een maximaal gezamenlijk brutovloeroppervlak van 25% van alle bestaande bebouwing in het bouwvlak . Daarboven mag alleen voor statische opslag 1.000 m2, verminderd met het brutovloeroppervlak in gebruik voor andere nevenfuncties, in gebruik worden genomen.
  • k. Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan en borging van uitvoering en beheer.
7.5.6 Standplaatsen voor ambulante handel

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.1 voor standplaatsen ten behoeve van ambulante handel, indien dit de belangen die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig aantast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

7.5.7 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.4 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van bouwwerken voor zover deze geen bouwwerken zijn met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevol gebied´.
  • b. De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
7.5.8 De toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.4.1 ten behoeve van de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij door het oprichten van gebouwen of door het in gebruik nemen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden, die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij;
  • b. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' wordt medewerking slechts verleend indien - met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en nadere regels zoals op basis van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag - is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
  • c. de ontwikkeling is vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar in de omgeving;
  • d. er is voorafgaand aan het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning, een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het verlenen van de omgevingsvergunning;
  • e. er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • f. er is aangetoond dat het niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, welke zijn opgenomen in Bijlage 21 Overzicht vergunningen Wet natuurbescherming , dan wel een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde melding als bedoeld in artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof of, indien een vergunning/melding ontbreekt, de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - stalderingsgebied' is de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een hokdierhouderij uitsluitend toegestaan als bewijs is overlegd dat:
    • 1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of door herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
    • 2. de oppervlakte van de sanering onder a. tenminste:
      • 120% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval van sloop;
      • 200% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval van herbestemming;
    • 3. de sanering onder 2. plaatsvindt in directe samenhang met de vestiging of omschakeling naar hokdierhouderij en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling.
  • h. ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - bestaand stedelijk gebied' is de toename van de bestaande oppervlakte van dierenverblijf voor een veehouderij niet toegestaan;
  • i. als bestaande oppervlakte dierenverblijf voor geiten geldt de oppervlakte die:
    • 1. als dierenverblijf mag worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer; en
    • 2. op 7 juli 2017 legaal aanwezig was; of
    • 3. mag worden gebouwd krachtens een vóór 7 juli 2017 verleende vergunning.
  • j. uitbreiding is toegestaan als:
    • 1. de toename van de oppervlakte dierenverblijf voor de geitenhouderij is ingegeven vanuit een dierenwelzijnsconcept zonder toename van het aantal geiten die de geitenhouderij krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingenomgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 7 juli 2017 mag houden;
    • 2. het dierenwelzijnsconcept per aanwezige melkgeit ten minste 1,30 m² dierenverblijf hanteert.
    • 3. indien het volgens de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant geldende moratorium voor geitenhouderij is opgeheven.
7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.6.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - aardkundig waardevol gebied':
    • 1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
    • 2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;
    • 3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
    • 4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch waardevol gebied':
    • 1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
    • 2. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
    • 3. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 4. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 5. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
    • 6. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel;
    • 7. het omzetten van grasland naar boomteelt.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - dassenleefgebied':
    • 1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0.50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
    • 2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;
    • 3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
    • 4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
    • 5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 6. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een ander bodemcultuur;
    • 7. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
    • 8. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel; .
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid':
    • 1. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 2. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand houtgewas met agrarische productiefunctie; .
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurontwikkelingsgebied':
    • 1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
    • 2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;
    • 3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
    • 4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
    • 5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 6. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel;
    • 7. het omzetten van grasland naar boomteelt.
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - landschapsontwikkelingsgebied':
    • 1. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,50 m wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;
    • 2. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;
    • 3. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
    • 4. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel.
  • g. de aanleg van retentievoorzieningen welke buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende voorzieningen' plaatsvinden.
7.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Binnen het bouwvlak plaatsvinden.
  • b. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • c. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.6.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 7.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
  • b. De in lid 7.6.1 onder g genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien sprake is van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan.
7.7 Wijzigingsbevoegdheden
7.7.1 Wijziging vergroting bouwvlakken

Vervallen.

7.7.2 Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' is vormverandering van het bouwvlak ten behoeve van een intensieve veehouderij niet toegestaan.
  • b. Wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering of voor toepassing van milieuregels en/of andere wettelijke regels.
  • c. Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden voor naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven.
  • d. Wijziging leidt niet tot vergroting van het oppervlak van het bouwvlak.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' geldt dat er sprake moet zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden van de groenblauwe mantel.
  • f. Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan en borging van uitvoering en beheer.
7.7.3 Wijziging naar intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van 'intensieve veehouderij', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De wijziging naar 'intensieve veehouderij' mag uitsluitend plaatsvinden op bouwvlakken die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en het een duurzame locatie betreft conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij, zoals opgenomen in bijlage 2 .
  • b. Het bouwvlak mag niet worden vergroot.
  • c. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
  • d. Er mogen geen overwegende bezwaren bestaan vanuit ruimtelijke, landschappelijke, maatschappelijke en milieuhygiënisch oogpunt.
  • e. Ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - bestaand stedelijk gebied' en 'overige zone - beperkingen veehouderij' is de wijziging naar 'intensieve veehouderij' niet toegestaan.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gemengd landelijk gebied' en 'overige zone - groenblauwe mantel' is de wijziging uitsluitend toegestaan, indien:
    • 1. sprake is van een zorgvuldige veehouderij;
    • 2. het bouwperceel ten hoogste 1,5 hectare bedraagt;
    • 3. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving inpasbaar is in de omgeving;
    • 4. de ontwikkeling vanuit de volgende aspecten inpasbaar is in de omgeving:
      • de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
      • de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten;
      • een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoer;
    • 5. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
    • 6. de landschappelijke inpassing tenminste 10% van de omvang van het bouwperceel omvat;
    • 7. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
  • g. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - stalderingsgebied' is de vestiging van een hokdierhouderij uitsluitend toegestaan als bewijs is overlegd dat:
    • 1. binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of door herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
    • 2. de oppervlakte van de sanering onder a. tenminste:
      • 120% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval van sloop;
      • 200% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen, in geval van herbestemming;
    • 3. de sanering onder 2. plaatsvindt in directe samenhang met de vestiging of omschakeling naar hokdierhouderij en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling.
7.7.4 Wijziging naar permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te vergroten ten behoeve van de bouw en aanleg van permanente teeltondersteunende voorzieningen met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De noodzaak daarvan is aangetoond middels een AAB-advies, en
  • b. D de ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden worden niet onevenredig aangetast.
  • c. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1,5 ha.
  • d. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
7.7.5 Wijziging naar 'paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigingen ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij mits de noodzaak daarvan voor de exploitatie van het betreffende agrarisch bedrijf als zodanig redelijkerwijs is aangetoond middels een bedrijfsplan, met dien verstande dat:

  • a. de vestiging van een paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' niet is toegestaan;
  • b. de omschakeling naar een paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' slechts is toegestaan indien:
    • 1. de omvang van de paardenhouderij niet meer bedraagt dan 1,5 ha per bouwperceel;
    • 2. dit bijdraagt aan een afname van de uitstoot van ammoniak, geur en fijnstof in het gebied;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gemengd landelijk gebied' de omvang van de paardenhouderij niet meer bedraagt dan 1,5 ha per bouwperceel;
  • d. er is aangetoond dat het niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, welke zijn opgenomen in Bijlage 21 Overzicht vergunningen Wet natuurbescherming , dan wel een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan geregistreerde melding als bedoeld in artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof of, indien een vergunning/melding ontbreekt, de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt;
7.7.6 Wijziging ten behoeve van bouw bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De wijziging is uitsluitend toegestaan op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.
  • b. Er is geen sprake van een eerder aanwezige bedrijfswoning die is afgestoten.
  • c. Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
  • d. Er dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de Wet geluidhinder te zijn aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.
  • e. De noodzakelijkheid is aangetoond middels een AAB-advies.
7.7.7 Wijziging naar 'wonen' na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De locatie is niet geschikt als hergebruik voor een agrarisch bedrijf.
  • b. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
    • 1. bestaande woningen;
    • 2. bestaande gebouwen die als bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m²;
    • 3. bestaande cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bestaande gebouwen met aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.
  • c. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.500 m². Indien de huidige agrarische bestemming groter is dan 1.500 m2 dan krijgen de overige gronden een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • d. De overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming.
  • e. Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.
  • f. Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.
  • g. De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.
  • h. Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
  • i. Per 500 m2 sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder b worden vergroot met 50 m3 tot een maximum omvang van 850 m³, mits wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de Wet geluidhinder wordt aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.
7.7.8 Wijziging naar 'wonen' na beëindiging agrarisch bedrijf - burgerwoning met meer dan 200 m2 bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
    • 1. bestaande woningen;
    • 2. bestaande gebouwen die als bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning worden aangemerkt, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken bij elke woning meer mag bedragen dan 200 m2;
    • 3. bestaande cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bestaande gebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.
  • b. De overige gronden krijgen een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • c. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 2 .
  • d. Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.
  • e. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering Landschap van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 3 , met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.
7.7.9 Wijziging naar 'bedrijf' na beëindiging agrarisch bedrijf - bedrijfswoning met ten hoogste 200 m2 bedrijfsoppervlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' - waaronder begrepen horeca, recreatie of maatschappelijk bedrijf - na beëindiging van het agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
    • 1. de voormalige agrarische bedrijfswoning;
    • 2. bestaande gebouwen die als bijbehorende bouwwerken worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;
    • 3. overige gebouwen tot ten hoogste 200 m2 per bouwvlak.
  • b. De overige gronden krijgen een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • c. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 2 .
  • d. Ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - groenblauwe mantel' en 'overige zone - gemengd landelijk gebied' is wijziging naar 'bedrijf' toegestaan indien:
    • 1. de vestiging past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied waarbij de volgende aspecten zijn betrokken:
      • een gebiedsgerichte benadering welke activiteiten en functies passen in de omgeving;
      • welke effecten de mogelijke ontwikkeling heeft op andere aspecten, waaronder mobiliteit, agrarische ontwikkeling, leefbaarheid en leegstand elders;
      • hoe de vestiging bijdraagt aan het versterken van de omgevingskwaliteit, waaronder een bijdrage aan de sloop van overtollig en leegstaand vastgoed in het Landelijk gebied.
    • 2. er geen splitsing plaatsvindt van het bouwperceel;
    • 3. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 4. de vestiging geen betrekking heeft op:
      • een kantoor met baliefunctie;
      • lawaaisport;
      • mestbewerking.
  • e. lid 7.7.9 is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - complex van cultuurhistorisch belang'.
  • f. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering Landschap van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 3, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.
  • g. Mestbewerking van niet ter plaatse geproduceerde mest is niet toegestaan.
  • h. Het besluit tot wijziging in de bestemming 'Bedrijf' houdt tevens in dat in de 'Tabel bedrijven' in artikel 8 , lid 8.7, gegevens worden opgenomen betreffende code, adres, nadere bestemming, toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen (incl. bedrijfswoning), toegestane goothoogte bedrijfsgebouwen, toegestane nokhoogte bedrijfsgebouwen en overige voorwaarden behorende bij het besluit.
7.7.10 Wijziging naar 'bedrijf' na beëindiging agrarisch bedrijf - bedrijfswoning met meer dan 200 m2 bedrijfsoppervlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' - waaronder begrepen horeca, recreatie of maatschappelijk bedrijf - na beëindiging van het agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De overige gronden krijgen een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • b. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 2 .
  • c. Ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - groenblauwe mantel' en 'overige zone - gemengd landelijk gebied' is wijziging naar 'bedrijf' toegestaan indien:
    • 1. de vestiging past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied waarbij de volgende aspecten zijn betrokken:
      • een gebiedsgerichte benadering welke activiteiten en functies passen in de omgeving;
      • welke effecten de mogelijke ontwikkeling heeft op andere aspecten, waaronder mobiliteit, agrarische ontwikkeling, leefbaarheid en leegstand elders;
      • hoe de vestiging bijdraagt aan het versterken van de omgevingskwaliteit, waaronder een bijdrage aan de sloop van overtollig en leegstaand vastgoed in het Landelijk gebied.
    • 2. er geen splitsing plaatsvindt van het bouwperceel;
    • 3. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 4. de vestiging geen betrekking heeft op:
      • een kantoor met baliefunctie;
      • lawaaisport;
      • mestbewerking.
  • d. lid 7.7.10 onder b is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - complex van cultuurhistorisch belang'.
  • e. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering Landschap van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 3, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.
  • f. Mestbewerking van niet ter plaatse geproduceerde mest is niet toegestaan.
  • g. Het besluit tot wijziging in de bestemming 'Bedrijf' houdt tevens in dat in de 'Tabel bedrijven' in artikel 8 , lid 8.7, gegevens worden opgenomen betreffende code, adres, nadere bestemming, toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen (incl. bedrijfswoning), toegestane goothoogte bedrijfsgebouwen, toegestane nokhoogte bedrijfsgebouwen en overige voorwaarden behorende bij het besluit.
7.7.11 Wijziging naar 'gemengd - 2' na beëindiging agrarisch bedrijf

Vervallen.

7.7.12 Wijziging naar Bos of Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bos' of 'Natuur' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden.
  • b. De agrarische activiteiten zijn beëindigd.
  • c. De gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden wijziging wensen.
  • d. De overige gronden een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden krijgen.
7.7.13 Wijziging aanduiding 'intensieve veehouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming met de aanduiding 'intensieve veehouderij' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 2' zonder aanduiding 'intensieve veehouderij' wanneer de activiteiten zijn beëindigd en indien er sprake is van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan en borging van uitvoering en beheer.

7.7.14 Wijziging aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  • a. deze bestemming met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' te wijzigen in de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 2 zonder aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', voor zover de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant of diens rechtsopvolger deze wijziging toestaat;
  • b. deze bestemming zonder de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' te wijzigen in de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 2 met aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', voor zover de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant of diens rechtsopvolger deze wijziging toestaat.

7.7.15 Wijziging splitsing bouwvlak

Vervallen.

Artikel 8 Bedrijf

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven zoals aangegeven in de Tabel bedrijven zoals opgenomen in lid 8.7 ;
  • b. ondergeschikte detailhandel;
  • c. een houtsingel ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
  • d. tuinen, groen- en parkeervoorzieningen en bij een en ander behorende overige voorzieningen;
  • e. aan-huis-verbonden beroepen
  • f. paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen. ;
  • i. ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 1 of 2 op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, met dien verstande dat tevens bestaande voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 3.1 of hoger op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn toegestaan.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Binnen elk bestemmingsvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen, inclusief bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken bijgebouwen en overkappingen, niet meer bedragen dan aangegeven in de Tabel bedrijven zoals opgenomen in lid 8.7.
  • b. Binnen elk bestemmingsvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal, met dien verstande dat binnen een bestemmingsvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan.
  • c. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.
  • d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij anders is aangegeven in de Tabel bedrijven zoals opgenomen in lid 8.7 .
  • e. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, tenzij anders aangegeven in de Tabel bedrijven zoals opgenomen in lid 8.7 .
  • f. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.

8.2.2 Bijgebouwen

8.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.
  • b. De goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfwoning mag niet meer dan 3 m bedragen.
  • c. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfwoning mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van palen, masten en technische installaties mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,25 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1,5 m.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijken oppervlakte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 ten behoeve van het binnen eenzelfde bestemmingsvlak bouwen van bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Afwijking is niet toegestaan indien dit is aangegeven in de Tabel bedrijven zoals opgenomen in lid 8.7 .
  • b. Afwijking is mogelijk met dien verstande dat de oppervlakte van de bestaande bedrijfsgebouwen kan worden uitgebreid met maximaal 15% van de in de Tabel bedrijven zoals opgenomen in lid 8.7 vermelde oppervlakte.
  • c. Indien sprake is van een agrarisch technisch hulpbedrijf of een agrarisch verwant bedrijf , is afwijking mogelijk met dien verstande dat de oppervlakte van de bestaande bedrijfsgebouwen kan worden uitgebreid met maximaal 25% van de in de Tabel bedrijven zoals opgenomen in lid 8.7 vermelde oppervlakte.
  • d. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
  • e. Er mag geen aantasting van de omliggende landschaps- en natuurwaarden plaatsvinden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Verboden gebruik

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. Het gebruik van gronden voor een ander soort bedrijf dan ter plaatse aangegeven in de Tabel bedrijven zoals opgenomen in lid 8.7 , indien het geen bedrijf of beroep aan huis betreft.
  • b. Het gebruik van een bestemmingsvlak ten behoeve van meerdere bedrijven.

8.4.2 Omvang beroep aan huis

Binnen de bestemming 'Bedrijf' is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 30 m².
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol' of ter plaatse van een langgevelboerderij maximaal 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing toegestaan.
  • c. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • d. Detailhandel is niet toegestaan.
  • e. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

8.5 Afwijken gebruiksregels
8.5.1 Bedrijf of beroep aan huis

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 8.1 voor bedrijf of beroep aan huis als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 60 m2 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
  • b. Het te vestigen bedrijf aan huis past binnen milieucategorie 1 en 2 van de handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • e. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid binnen de bestemming 'Bedrijf' voor de bewoner, bezoekers en leveranciers, zodat er geen overlast wordt ervaren door de omgeving.
  • f. De normale afwikkeling van het verkeer blijft mogelijk en de verkeersveiligheid komt niet in het geding.

8.5.2 Standplaatsen voor ambulante handel

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 8.1 voor standplaatsen ten behoeve van ambulante handel, indien dit de belangen die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig aantast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

8.5.3 Afwijken ander soort bedrijf

Het bevoegd gezag kan behoudens voor zover het betreft de in de Tabel bedrijven zoals opgenomen in lid 8.7 aangegeven agrarisch technische hulpbedrijven of agrarisch verwante bedrijven, afwijken van het bepaalde in lid 8.4.1 ten behoeve van de omschakeling naar een ander soort bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De voorgenomen bedrijfsactiviteiten dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn en behoren volgens de handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009 tot dezelfde of een lagere milieucategorie dan de voorheen ter plaatse van het bestemmingsvlak uitgeoefende bedrijfsactiviteiten.
  • b. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
  • c. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van het verkeer veroorzaken.
  • d. Zelfstandige detailhandel is niet toegestaan.
  • e. Ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - groenblauwe mantel' en 'overige zone - gemengd landelijk gebied' is afwijken van het bepaalde in lid 8.4.1 ten behoeve van de omschakeling naar een ander soort bedrijf toegestaan, indien:
    • 1. de ontwikkeling ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
    • 2. dit ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gemengd landelijk gebied' bijdraagt en past binnen de beoogde ontwikkeling van gemengd landelijk gebied waar:
      • een gemengde plattelandseconomie wordt nagestreefd met daarbij passende bestemmingen;
      • een in hoofdzaak agrarische economie wordt nagestreefd met daarbij passende bestemmingen;
    • 3. is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 4. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 5. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 6. de beoogde activiteit niet leidt tot een grootschalige ontwikkeling.
  • f. Mestbewerking van niet ter plaatse geproduceerde mest is niet toegestaan.
8.6 Wijzigingsbevoegdheden
8.6.1 Wijziging naar 'wonen' na bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning betreft en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
    • 1. bestaande woningen;
    • 2. bestaande gebouwen die als bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m²;
    • 3. bestaande cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bestaande gebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.
  • b. Het bestemmingsvlak mag na wijziging niet meer bedragen dan 1.500 m². Indien de huidige bedrijfsbestemming groter is dan 1.500 m2 dan krijgen de overige gronden een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • c. Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten.
  • d. De (agrarische) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.
  • e. Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.
  • f. Per 500 m2 sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder a b worden vergroot met 50 m3 tot een maximum omvang van 850 m³, mits wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de Wet geluidhinder wordt aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.
8.6.2 Wijziging splitsing bestemmingsvlak

Vervallen.

8.7 Tabel bedrijven
Code   Adres   Plaats   Nadere bestemming   Toegestaan oppervlakte bedrijfsgebouwen (incl. bedrijfswoning)   Geen uitbreiding toegestaan  
sb-57   Gijzel 30   Helvoirt   agrarisch technisch hulpbedrijf met als ondergeschikte activiteiten het houden van dieren, het telen van gewassen en statische opslag   1876 m2    
sb-47   Belversestraat 2   Haaren   houtbewerking. deze bedrijfsactiviteiten hebben op grond van de handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009 maximaal milieucategorie 2   918 m2    
sb-48   Belversestraat 9   Haaren   metaalbewerkingsbedrijf/ landbouwmechanisatiebedrijf   1860 m2    
sb-49   Belversestraat 23   Haaren   statische opslag   1170 m2    
sb-31   Belversestraat 44   Haaren   aannemersbedrijf   1350 m2    
sb-15   Biezenmortelsestraat 2   Biezenmortel   agrarisch verwantbedrijf met caravanstalling   3780 m2, waarvan max. 1000 m2 gebruikt mag worden t.b.v. caravanstalling   Op deze locatie is geen uitbreiding toegestaan  
sb-16   Biezenmortelsestraat 10   Biezenmortel   loon- en grondwerkbedrijf   1801 m2    
sb-12   Biezenmortelsestraat 38   Biezenmortel   agrarisch-technisch hulpbedrijf   1830 m2 2125 m2    
sb-10   Biezenmortelsestraat 43   Biezenmortel   landbouwmechanisatiebedrijf   8860 m2    
sb-44   Bossebaan 7   Haaren   kantoor   540 m2    
sb-50   Dijk, de 8   Helvoirt   kantoor   206 m2    
sb-21   Dijk, de 6   Helvoirt   handelsonderneming. detailhandel en groothandel zijn hier toegestaan   3000 m2    
sb-01   Frans Kuijperstraat ong   Haaren   agrarisch verwantbedrijf   540 m2    
sb-22   Gijzelsestraat 22   Biezenmortel   groothandelsbedrijf   1325 m2    
sb-52   Gommelsestraat 4   Biezenmortel   opslag en onderhoud van kleine interne transportmiddelen zoals heftrucks en pompwagens   1780 m2    
sb-14   Gommelsestraat 7   Biezenmortel   agrarisch-technisch hulpbedrijf   661 m2    
sb-29   Groenstraat 2   Haaren   drinkwaterwinningsbedrijf   1500 m2    
sb-32   Haarenseweg 29   Esch   agrarisch-technisch hulpbedrijf met grondverzet, containerverhuur (van 20 containers), bedrijfsafvalinzameling (zonder op- en overslag op deze locatie) en loonwerk. Deze activiteiten hebben op grond van de handreiking bedrijven en milieuzonering 2009 maximaal milieucategorie 3.1   2360 m2    
sb-53   Heesakker 6   Haaren   dierenpension. binnen het bouwvlak mogen geluidsschermen tot een maximale hoogte van 2,5 m worden opgericht.   2.830 m2    
sb-30   Heesakker 12   Haaren   houthandelsbedrijf   750 m2    
sb-35   Heikant 3   Esch   transportbedrijf   740 m2    
sb-36   Heikant 9   Esch   siersteenbedrijf   1300 m2    
sb-09   Helvoirtsestraat 1   Helvoirt   opslag   1586 m2    

sb-06  
Hoenderstraat 5   Helvoirt   groothandelsbedrijf   2225 m2    
sb-39   Holleneind 2   Haaren   loonwerk- en grondwerkbedrijf/ landbouwmechanisatiebedrijf   2900 m2    
sb-41   Holleneind 3b   Haaren   aannemersbedrijf   2510 m2    
sb-40   Holleneind 4   Haaren   agrarisch verwantbedrijf   1150 m2    
sb-23   Hooghoutseweg 29   Biezenmortel   loonwerk- en grondwerkbedrijf/ landbouwmechanisatiebedrijf   613 m2    
sb-37   Koningsweg 7a   Esch   assemblagebedrijf   521 m2    
sb-42   Köppenstraat 1   Haaren   agrarisch verwantbedrijf   510 m2    
sb-28   Lage Raam 1   Haaren   wegenbouwbedrijf   1600 m2    
sb-19   Molenstraat 7   Helvoirt   herstelinrichting motorvoertuigen   1668 m2    
sb-51   Molenstraat 10a   Helvoirt   statische opslag   2479 m2    
sb-25   Molenstraat 27a   Helvoirt   aannemersbedrijf   1125 m2    
sb-02   Nieuwkuikseweg 5   Helvoirt   transport- en agrarisch-technisch hulpbedrijf   2441 m2    
sb-03   Nieuwkuikseweg 11   Helvoirt   transport- en agrarisch-technisch hulpbedrijf   2413 m2    
sb-04   Nieuwkuikseweg 11a   Helvoirt   agrarisch-technisch hulpbedrijf   1800 m2    
sb-05   Nieuwkuikseweg 13   Helvoirt   metaalbedrijf   3915 m2    
sb-07   Nieuwkuikseweg 44   Helvoirt   transportbedrijf   3030 m2    
sb-08   Nieuwkuikseweg 50   Helvoirt   agrarisch-technisch hulpbedrijf   2565 m2    
sb-46   Oisterwijksedreef 1b   Haaren   rioolwaterzuiveringsinstallatie/waterbeheer   1000 m2    
sb-43   Oisterwijkseweg 3   Haaren   agrarisch technisch hulpbedrijf   3500 m2    
sb-54   Rijksweg 1   Helvoirt   groot- en detailhandel in artikelen voor de decoratie van huis en tuin   203 m2    
sb-55   Rijksweg 3   Helvoirt   houthandelsbedrijf   255 m2    
sb-24   Rijksweg 3   Haaren   kantoor   1278 m2    
sb-56   Rijksweg 5   Biezenmortel   autohandel   310 m2    
sb-26   Rijksweg 11   Haaren   kantoor/agrarisch verwantbedrijf   2300 m2    
sb-38   Rijksweg ong.   Haaren   opslagterrein   -    
sb-18   Rijksweg 16   Helvoirt   kantoor   820 m2    
sb-20   Rijksweg 24   Helvoirt   tankstation/verkooppunt motorbrandstoffen   110 m2    
sb-17   Rijksweg ong   Helvoirt   caravanhandel en -stalling hoveniersbedrijf   128 m2    
sb-34   Runsdijk 14   Helvoirt Esch   opslag   600 m2    
sb-13   Udenhoutseweg 7   Helvoirt   metaalbewerkingsbedrijf   2160 m2    
sb-33   Witvensedijk 2b   Esch   agrarisch verwantbedrijf   780 m2    

Artikel 9 Bedrijf - Nutsvoorziening

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

  • a. voorzieningen voor het openbaar nut zoals de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. voorzieningen voor verkeer en verblijf waaronder wegen en paden;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 1 of 2 op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, met dien verstande dat tevens bestaande voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 3.1 of hoger op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn toegestaan;
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • b. De (nok) bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • b. De hoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 40 m.
  • c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 10 Bos

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van bos en bebossing;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
  • c. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden;
  • d. behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • e. extensief recreatief medegebruik extensieve openluchtrecreatie.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Op en in de gronden als bedoeld in lid 10.1, mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen. Op en in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensieve openluchtrecreatie, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, zijn toegestaan mits geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden en de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd.
  • b. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.
  • c. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
  • d. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
  • e. Het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen.
  • f. Het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden.
  • g. Het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.
  • h. Het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen.
  • i. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² per perceel.
10.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • b. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
10.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 10.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

Artikel 11 Gemengd - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. maatschappelijke voorzieningen;
  • c. kantoor;
  • d. recreatie, zoals 'bed and breakfast'-appartementen;
  • e. horeca;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': recreatiewoningen;
  • g. tuinen, groen- en parkeervoorzieningen en bij een en ander behorende overige voorzieningen. ;
  • h. ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 1 of 2 op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, met dien verstande dat tevens bestaande voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 3.1 of hoger op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn toegestaan;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, niet zijnde woningen en bijbehorende bouwwerken bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.
  • b. De goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogtes.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'recreatie woning' zijn niet meer dan drie recreatiewoningen toegestaan, binnen de bestaande bebouwing.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van palen, masten en technische installaties mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • b. De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.
11.2.3 (Bedrijfs)woningen

Voor het bouwen van (bedrijfs)woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het aantal (bedrijfs)woningen mag niet meer bedragen dan 1 per bestemmingsvlak, tenzij anders is aangegeven.
  • b. Woningen zijn uitsluitend toegestaan in de bestaande bebouwing.'
11.2.4 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Recreatiewoningen zijn uitsluitend toegestaan binnen bestaande bebouwing.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' zijn niet meer dan drie recreatiewoningen toegestaan.
  • c. De inhoud van een recreatiewoning mag niet meer dan 260 m³ bedragen.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Extra woning

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 11.2.3 onder a, ten behoeve van het realiseren van extra woningen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Het totaal aantal woningen mag niet meer bedragen dan drie.
  • b. Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
  • c. De instandhouding van de bestaande cultuurhistorische waardevolle bebouwing dient te zijn gewaarborgd.
  • d. Er moet voldaan zijn aan de Wet geluidhinder het Rapport Akoestisch Onderzoek d.d. mei 2009.
  • e. Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

11.3.2 Bijgebouwen en overkappingen

11.3.2 Bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 onder a voor de bouw van een bijbehorend bouwwerk bijgebouw en/of overkapping bij gemengd-1 'Gemengd - 1' met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m2 .
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • c. Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
11.4.1 Standplaatsen voor ambulante handel

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 11.1 voor standplaatsen ten behoeve van ambulante handel, indien dit de belangen die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig aantast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

Artikel 12 Gemengd - 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch-technische hulpbedrijven;
  • b. agrarisch-verwante bedrijven;
  • c. statische opslag- en stallingsbedrijven;
  • d. wonen;
  • e. tuinen en erven;
  • f. ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 1 of 2 op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, met dien verstande dat tevens bestaande voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 3.1 of hoger op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn toegestaan;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met dien verstande dat

  • h. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch-technische hulpbedrijven uitgesloten' en 'agrarisch-verwante bedrijven uitgesloten' geen agrarisch-technische hulpbedrijven en/of agrarisch-verwante bedrijven zijn toegestaan;

12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan aangegeven in de Tabel gemengd - 2 zoals opgenomen in lid 12.5.
  • b. Nieuwbouw is niet toegestaan.
  • c. Herbouw van gebouwen, anders dan na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, is niet toegestaan.
  • d. Bij herbouw van een gebouw als gevolg van een calamiteit mogen de horizontale en verticale afmetingen van de fundering en de goot- en bouwhoogte van dat gebouw niet worden vergroot.
12.2.2 (Bedrijfs)woningen

Voor het bouwen van (bedrijfs)woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het aantal (bedrijfs)woningen mag niet meer bedragen dan 1 per bestemmingsvlak, tenzij anders is aangegeven.
  • b. De inhoud van een woningen mag niet meer bedragen dan 600 750 m3.
  • c. Woningen mogen uitsluitend op de bestaande fundering worden herbouwd met de voorgevel op niet minder dan de bestaande afstand tot de weg.
  • d. Bij herbouw mogen de goothoogte en bouwhoogte van (bedrijfs)woningen ten hoogste 2 meter meer bedragen dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte, tot een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van palen, masten en technische installaties mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • b. De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.

12.3 Afwijken van de gebruiksregels
12.3.1 Standplaatsen voor ambulante handel

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 12.1 voor standplaatsen ten behoeve van ambulante handel, indien dit de belangen die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig aantast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

12.4 Wijzigingsbevoegdheden
12.4.1 Wijziging naar 'Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen deze bestemming te wijzigen ten behoeve van wonen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
    • 1. bestaande woningen;
    • 2. bestaande gebouwen die als bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m² vermeerderd met 25% van de te slopen bebouwing tot een maximum van 200 m²;
    • 3. bestaande gebouwen met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.
  • b. Ter plaatse van en aansluitend aan elke bestaande woning worden gronden tot een oppervlakte van ten hoogste 1.500 m² bestemd voor wonen. Indien de huidige bestemming groter is dan 1.500 m2 dan krijgen de overige gronden een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • c. Voor zover de gronden niet als 'Wonen' worden aangewezen, worden deze aangewezen als 'een agrarische bestemming of 'Bos - Natuur' al naar gelang de eerstbedoelde gronden grotendeels grenzen aan die laatstbedoelde.
  • d. Elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bestemmingsvlak te omvatten.
  • e. De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.
  • f. Het aantal woningen binnen elk bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
  • g. Per 500 m2 sloop mag de inhoud van de woning als bedoeld onder a worden vergroot met 50 m3 tot een maximum omvang van 850 m³, mits wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de Wet geluidhinder wordt aan het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009.
12.4.2 Wijziging naar 'Wonen' - burgerwoning met meer dan 200 m2 bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
    • 1. bestaande woningen;
    • 2. bestaande gebouwen die als bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning worden aangemerkt, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken bij elke woning meer mag bedragen dan 200 m2;
  • b. De overige gronden krijgen een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • c. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 2.
  • d. Het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.
  • e. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering Landschap van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 3, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.
12.4.3 Wijziging naar 'Agrarisch'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf met een oppervlakte van maximaal het bestaande bestemmingsvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Bij wijziging dient vast te staan dat ter plaatse daadwerkelijk een agrarisch bedrijf wordt gevestigd, dat daar naar aard en omvang en gezien de daar geldende overige bepalingen van het plan toelaatbaar kan worden geacht middels een AAB-advies.
  • b. De omliggende agrarische bestemming wordt aangehouden.
  • c. Wijziging is niet toegestaan indien de gronden gelegen zijn in de bestemming Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 1 en Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 2.
  • d. De aanwezige landschaps- en natuurwaarden niet worden aangetast.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' is de vestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf anders dan een veehouderij of vollegrondsteeltbedrijf, niet toegestaan.
  • f. Er wordt voldaan aan de beleidsregels in het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering Landschap van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 3, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.

12.4.4 Wijziging naar 'Bedrijf' - bedrijfswoning met ten hoogste 200 m2 bedrijfsoppervlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' - waaronder begrepen horeca, recreatie of maatschappelijk bedrijf - met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Alle gebouwen dienen te worden gesloopt, uitgezonderd:
    • 1. de voormalige agrarische bedrijfswoning;
    • 2. bestaande gebouwen die als bijbehorende bouwwerken worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;
    • 3. overige gebouwen tot ten hoogste 200 m2 per bouwvlak.
  • b. De overige gronden krijgen een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • c. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 2.
  • d. Ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - groenblauwe mantel' en 'overige zone - gemengd landelijk gebied' is wijziging naar 'bedrijf' toegestaan indien:
    • 1. de totale omvang van het bouwperceel van de beoogde ontwikkeling ten hoogste 5.000 m2  bedraagt;
    • 2. de ontwikkeling ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
    • 3. dit ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gemengd landelijk gebied' bijdraagt en past binnen de beoogde ontwikkeling van gemengd landelijk gebied waar:
      • een gemengde plattelandseconomie wordt nagestreefd met daarbij passende bestemmingen;
      • een in hoofdzaak agrarische economie wordt nagestreefd met daarbij passende bestemmingen;
    • 4. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
    • 5. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 6. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 7. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m2;
    • 8. is aangetoond dat de ruimtelijke ontwikkeling ook op langere termijn past binnen de toegestane omvang als genoemd in onder c sub 1;
    • 9. de beoogde activiteit niet leidt tot een grootschalige ontwikkeling;
    • 10. wijziging niet leidt tot een toename van de gebruiksoppervlakte voor mestbewerking;
  • e. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering Landschap van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 3, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.
  • f. Het besluit tot wijziging in de bestemming 'Bedrijf' houdt tevens in dat in de 'Tabel bedrijven' in artikel 8 , lid 8.7, gegevens worden opgenomen betreffende code, adres, nadere bestemming, toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen (incl. bedrijfswoning), toegestane goothoogte bedrijfsgebouwen, toegestane nokhoogte bedrijfsgebouwen en overige voorwaarden behorende bij het besluit.
12.4.5 Wijziging naar 'Bedrijf' - bedrijfswoning met meer dan 200 m2 bedrijfsoppervlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' - waaronder begrepen horeca, recreatie of maatschappelijk bedrijf - met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De overige gronden krijgen een gebiedsbestemming conform de omliggende gronden.
  • b. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 2.
  • c. Ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - groenblauwe mantel' en 'overige zone - gemengd landelijk gebied' is wijziging naar 'bedrijf' toegestaan indien:
    • 1. de totale omvang van het bouwperceel van de beoogde ontwikkeling ten hoogste 5.000 m2  bedraagt;
    • 2. de ontwikkeling ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
    • 3. dit ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gemengd landelijk gebied' bijdraagt en past binnen de beoogde ontwikkeling van gemengd landelijk gebied waar:
      • een gemengde plattelandseconomie wordt nagestreefd met daarbij passende bestemmingen;
      • een in hoofdzaak agrarische economie wordt nagestreefd met daarbij passende bestemmingen;
    • 4. is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 5. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
    • 6. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 7. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 8. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m2;
    • 9. is aangetoond dat de ruimtelijke ontwikkeling ook op langere termijn past binnen de toegestane omvang als genoemd in onder c sub 1;
    • 10. de beoogde activiteit niet leidt tot een grootschalige ontwikkeling;
    • 11. wijziging niet leidt tot een toename van de gebruiksoppervlakte voor mestbewerking.
  • d. lid 12.4.5 is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - complex van cultuurhistorisch belang'.
  • e. Er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering Landschap van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 3, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.
  • f. Het besluit tot wijziging in de bestemming 'Bedrijf' houdt tevens in dat in de 'Tabel bedrijven' in artikel 8 , lid 8.7, gegevens worden opgenomen betreffende code, adres, nadere bestemming, toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen (incl. bedrijfswoning), toegestane goothoogte bedrijfsgebouwen, toegestane nokhoogte bedrijfsgebouwen en overige voorwaarden behorende bij het besluit.

12.5 Tabel gemengd - 2

Adres   Plaats   Toegestaan oppervlakte bedrijfsgebouwen (incl. bedrijfswoning)  
Biezenmortelsestraat 26   Biezenmortel   2169 m2  
Biezenmortelsestraat 45   Biezenmortel   931 m2  
Gijzelsestraat 6   Biezenmortel   511 m2  
Gommelsestraat 28   Biezenmortel   722 m2  
Hooghoutseweg 10a   Biezenmortel   1322 m2  
Hooghoutseweg 16   Biezenmortel   802 m2  
Hooghoutseweg 25   Biezenmortel   990 m2  
Oude Bosschebaan 14a   Biezenmortel   1959 m2  
Oude Bosschebaan 21   Biezenmortel   7 800 m2  
Winkelsestraat 1   Biezenmortel   1245 m2  
Winkelsestraat 5   Biezenmortel   1646 m2  
Winkelsestraat 9   Biezenmortel   677 m2  
Winkelsestraat 10   Biezenmortel   626 m2  
Winkelsestraat 29   Biezenmortel   753 m2  
Hal 23   Esch   956 m2  
Heikant 11   Esch   486 m2  
Belversestraat 25   Haaren   829 m2  
Belversestraat 29   Haaren   659 m2  
Belversestraat 37   Haaren   615 m2  
De Bogtsteeg 2   Haaren   635 m2  
Blazeveldweg 2   Haaren   612 m2  
Gever 10   Haaren   443 m2  
Heesakker 14   Haaren   995 m2  
Heesakker 16   Haaren   1169 m2  
Heesakker 1a   Haaren   593 m2  
Heesakker 3   Haaren   1304 m2  
Helvoirtseweg 19   Haaren   423 m2  
Helvoirtseweg 25   Haaren   741 m2  
Holleneind 16   Haaren   517 m2  
Lage Raam 3   Haaren   826 m2  
Roonsestraat 1b   Haaren   870 m2  
Roonsestraat 5   Haaren   1131 m2  
Tempeliersweg 46   Haaren   503 m2  
Berkendreef 6   Helvoirt   3404 m2  
De Gijzel 41   Helvoirt   882 m2  
De Gijzel 46   Helvoirt   2418 m2  
Helvoirtsestraat 2   Helvoirt   643 m2  
Helvoirtsestraat 4   Helvoirt   602 m2  
Helvoirtsestraat 12   Helvoirt   958 m2  
Hoef ten Halve 3   Helvoirt   1346 m2  
Hoenderstraat 4   Helvoirt   487 m2  
Kreitestraat 1a   Helvoirt   1295 m2  
Nieuwkuikseweg 10a   Helvoirt   433 m2  
t Hoog 8   Helvoirt   553 m2  

Artikel 13 Groen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. behoud en herstel van de landschappelijke en natuurwaarde;
  • c. water, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. toeristisch, recreatief en cultureel medegebruik;
  • e. parkeren.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Op de gronden binnen deze bestemming mag niet gebouwd worden.

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
  • b. De hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
13.3 Specifieke gebruiksregels

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van de gronden voor evenementen.

13.4 Afwijken van de gebruiksregels
13.4.1 Standplaatsen voor ambulante handel

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 13.1 voor standplaatsen ten behoeve van ambulante handel, indien dit de belangen die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig aantast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

Artikel 14 Horeca

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven zoals aangegeven in de Tabel horeca zoals opgenomen in lid 14.5 ;
  • b. tuinen, groen- en parkeervoorzieningen en bij een en ander behorende overige voorzieningen. ;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 1 of 2 op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, met dien verstande dat tevens bestaande voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 3.1 of hoger op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn toegestaan.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het gezamenlijk oppervlak van gebouwen, inclusief bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken bijgebouwen en overkappingen, mag niet meer bedragen dan aangegeven in de Tabel horeca.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven in de Tabel horeca.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven in de Tabel horeca.
14.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Binnen elk bestemmingsvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal.
  • b. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.
  • c. De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

14.2.3 Bijgebouwen

14.2.3 Bijbehorende bouwwerken

De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bijgebouwen en overkappingen bij eenzelfde bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 100 m², de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer 5,5 m.

14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van palen, masten en technische installaties mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.
14.3 Afwijken bouwregels
14.3.1 Afwijken oppervlakte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 14.2.1 onder a ten behoeve van het binnen eenzelfde bestemmingsvlak bouwen van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat de oppervlakte van de bestaande bedrijfsgebouwen kan worden uitgebreid met maximaal 15%, mits:

  • a. landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan is gewaarborgd en de aanwezige landschaps- en natuurwaarden niet worden aangetast.

14.4 Afwijken van de gebruiksregels
14.4.1 Standplaatsen voor ambulante handel

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 14.1 voor standplaatsen ten behoeve van ambulante handel, indien dit de belangen die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig aantast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

14.5 Tabel horeca

Code   Adres   Nadere bestemming   Plaats   Toegestane oppervlakte bedrijfsgebouwen (incl. bedrijfswoning)   Toegestane goothoogte bedrijfsgebouwen   Toegestane nokhoogte bedrijfsgebouwen  
sh-05   Biezenmortelsestraat 1   restaurant   Biezenmortel   278 m2   5,5 m   8 m  
sh-03   Oude Bosschebaan 11   restaurant   Biezenmortel   691 m2   5,5 m   8 m  
sh-04   Guldenberg 12   hotel   Helvoirt   6238 m2   6,5 m   10 m  
sh-01   Margrietweg 9   restaurant   Helvoirt   432 m2   5,5 m   8 m  
sh-02   Nieuwkuikseweg 28   restaurant   Helvoirt   540 m2   5,5 m   8 m  
sh-06   Rijksweg 26   restaurant   Helvoirt   220 m2   5,5 m   8 m  
sh-07   Oisterwijksedreef 12   restaurant   Helvoirt   250 m2   3 m   6 m  

Artikel 15 Maatschappelijk

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen conform de 'Tabel maatschappelijke voorzieningen' zoals opgenomen in lid 15.7 ;
  • b. behoud van de bestaande natuurwaarden;
  • c. tuinen, groen- en parkeervoorzieningen en bij een en ander behorende overige voorzieningen, zoals fietsenstallingen en nutsvoorzieningen. ;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 1 of 2 op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, met dien verstande dat tevens bestaande voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 3.1 of hoger op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn toegestaan;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De oppervlakte van de bebouwing mag niet meer bedragen dan aangegeven in de 'Tabel maatschappelijke voorzieningen'zoals opgenomen in lid 15.7 .
  • b. De goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van palen, masten en technische installaties mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • b. De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.

15.3 Afwijken van de gebruiksregels
15.3.1 Standplaatsen voor ambulante handel

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 15.1 voor standplaatsen ten behoeve van ambulante handel, indien dit de belangen die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig aantast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd.
  • b. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.
  • c. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling.
  • d. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
  • e. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.
  • f. Het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel.
15.4.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd.
  • b. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.
  • c. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling.
  • d. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
  • e. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.
  • f. Het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel.
15.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 15.4 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
15.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 15.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

15.5 Uitzonderingen

Het in lid 15.3 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
15.6 Toelaatbaarheid

De in lid 15.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien n onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

15.7 Tabel maatschappelijke voorzieningen

Code   Adres   Plaats   Nadere bestemming   Toegestane oppervlakte bedrijfsgebouw en (incl. bedrijfswoning)   Toegestane goothoogte bedrijfsgebouwen   Toegestane nokhoogte bedrijfsgebouwen  
sm-03   Gommelsestraat ong   Biezenmortel   stichting heemkunde kantoor   bestaand   bestaand   bestaand  
sm-06   Hooghoutseweg 1   Biezenmortel   zorginstelling   20%   bestaand   25% van de bebouwing 15 m en de overige bebouwing 7,5 m  
sm-09   Heikant ong   Esch   kapel   bestaand   bestaand   bestaand  
sm-07   Raamse Akkers 15   Haaren   zorginstelling   bestaand   bestaand   bestaand  
sm-04   Heikant, de ong   Helvoirt   scouting   bestaand   bestaand   bestaand  
sm-08   Helvoirtseweg ong   Haaren   kapel   bestaand   bestaand   bestaand  
sm-01   Hoog, 't ong   Helvoirt   kapel   bestaand   bestaand   bestaand  
sm-02   Hoog, 't 3   Helvoirt   jeugdcentrum   200 m2   5,5 m   5,5 m  
sm-05   Udenhoutseweg 15   Helvoirt   conferentieoord   3520 m2   bestaand   bestaand  

Artikel 16 Natuur

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
  • b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de functie van bos, natuur en de bijbehorende groeiplaats;
  • c. een faunapassage ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - faunapassage';
  • d. behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • e. extensief recreatief medegebruik extensieve openluchtrecreatie;
  • f. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van waterbeheer en natuurbeheer, waarbij de hoogte niet meer bedragen mag bedragen dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 20 m².
  • b. Eenvoudige voorzieningen in de vorm van b Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensieve openluchtrecreatie extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, zijn toegestaan mits geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden en de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
16.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - wijzigingsplan 20' conform de bestemmingsomschrijving is uitsluitend toegestaan, als de robuuste landschappelijke inpassing conform het in bijlage 13 opgenomen landschappelijk inpassingsplan is gerealiseerd en vervolgens in stand wordt gehouden.

16.4 Afwijken van de gebruiksregels
16.4.1 Afwijken landschappelijk inpassingsplan

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 16.3 teneinde een wijziging van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 13 van deze regels toe te staan, mits een vergelijkbare kwalitatieve staat van landschappelijke inrichting wordt bereikt. Hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goed te keuren landschappelijk inpassingsplan overlegd.

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.5.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd.
  • b. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m nder maaiveld.
  • c. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
  • d. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
  • e. Het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen.
  • f. Het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden.
  • g. Het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.
  • h. Het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen.
  • i. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² per perceel.
16.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 16.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • b. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
16.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 16.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de doeleinden genoemde waarden.

Artikel 17 Recreatie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve voorzieningen conform de 'Tabel recreatieve voorzieningen' zoals opgenomen in lid 17.6 ;
  • b. ondersteunende horeca conform 'Tabel recreatieve voorzieningen' zoals opgenomen in lid 17.6 ;
  • c. een intensieve veehouderij, ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • d. tuinen, groen- en parkeervoorzieningen en bij een en ander behorende overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen. ;
  • e. ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 1 of 2 op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, met dien verstande dat tevens bestaande voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 3.1 of hoger op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn toegestaan;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', 'specifieke vorm van recreatie - parkeer- en speelterrein' en 'specifieke vorm van recreatie - zonder gebouwen bebouwing' is de bouw van gebouwen niet toegestaan mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • b. Binnen elk bestemmingsvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen, inclusief bedrijfswoning en exclusief bijbehorende bouwwerken bijgebouwen, niet meer bedragen dan aangegeven in de Tabel recreatieve voorzieningen zoals opgenomen in lid 17.6 .
  • c. Binnen elk bestemmingsvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal, met dien verstande dat binnen een bestemmingsvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 08' zijn bedrijfswoningen uitsluitend binnen de bestaande langgevelboerderij toegestaan.
  • d. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.
  • e. De goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, niet zijnde bijbehorende bouwwerken bijgebouwen, mogen niet meer bedragen dan is aangegeven in de Tabel recreatieve voorzieningen zoals opgenomen in lid 17.6 .
  • f. Bij herbouw mogen de goothoogte en bouwhoogte van (bedrijfs)woningen ten hoogste 2 meter meer bedragen dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte, tot een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter.

17.2.2 Bijgebouwen

17.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' mogen geen bijbehorende bouwwerken bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.
  • c. De goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
17.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van palen, masten en technische installaties mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • b. De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
17.3 Afwijken bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 17.2.1 onder b ten behoeve van het binnen eenzelfde bestemmingsvlak bouwen van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat de oppervlakte van de bestaande bedrijfsgebouwen kan worden uitgebreid met maximaal 15%, mits:

  • a. landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan is gewaarborgd en de aanwezige landschaps- en natuurwaarden niet worden aangetast.
17.4 Specifieke gebruiksregels

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval ook het gebruik van recreatieve voorzieningen voor permanente bewoning aangemerkt.

17.4.1 Afwijken ondersteunende horeca

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 17.1 onder b voor het toestaan van ondersteunende horeca, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De oppervlakte ten behoeve van ondersteunende horeca mag niet meer bedragen dan 100 m².
  • b. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de omgeving.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1 Ondersteunende horeca

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 17.1 onder b voor het toestaan van ondersteunende horeca, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De oppervlakte ten behoeve van ondersteunende horeca mag niet meer bedragen dan 100 m².
  • b. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de omgeving.
17.5.2 Standplaatsen voor ambulante handel

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 17.1 voor standplaatsen ten behoeve van ambulante handel, indien dit de belangen die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig aantast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

17.6 Tabel recreatieve voorzieningen

Code   Adres   Plaats   Nadere bestemming   Toegestaan oppervlakte bedrijfsgebouwen (incl. bedrijfswoning en incl. recreatiewoningen)   Toegestane goothoogte   Toegestane nokhoogte bedrijfsgebouwen   Ondergeschikte horeca  
sr-03   Distelberg 9   Helvoirt   manege   3795 m2   5,5 m   8,5 m   toegestaan  
sr-05   Helvoirtsestraat 7a   Helvoirt   manege   25119 m2   4,5 m   8 m   toegestaan  
sr-06   Helvoirtsestraat ong   Helvoirt   schutterij   118 m2   3,5 m   6 m    
sr-01   Margrietweg 1   Helvoirt   camping   2600 m2   3,5 m   5 m   toegestaan  
sr-04   Nieuwkuikseweg 28   Helvoirt   schutterij   bestaand   bestaand   bestaand    
sr-09   Runsvoort, de 2   Helvoirt   verblijfsrecreatie/camping en intensieve veehouderij   1650 m2   5,5 m   8 m    
sr-02   Hoog, 't 3   Helvoirt   jeugdcentrum   200 m2   5,5 m   8 m    
sr-08   Roonsestraat 20   Haaren   verblijfsrecreatie/ hondensportvereniging/ camping/ en intensieve veehouderij   2014, 5 m2, waarvan 100 m2 ondersteunende
horeca  
4,5 m   12 m   toegestaan  
sr-07   Ruiting ong   Haaren   modelvliegtuigterrein   15 m2   3,5 m   6 m    

Artikel 18 Recreatie - Recreatiewoning 1

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiewoning 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosbouw;
  • b. instandhouding van bos ten behoeve van aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden;
  • c. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, poelen, plassen en andere waterpartijen;
  • d. instandhouding als zodanig van ter plaatse voorkomende zandwegen;
  • e. extensieve openluchtrecreatie en voorzieningen ten behoeve daarvan, zoals fiets- en voetpaden, picknickplaatsen en bij een en ander behorende parkeervoorzieningen; en
  • f. agrarisch medegebruik in de vorm van beweiding;
  • g. verblijf in recreatiewoningen en andere recreatieverblijven; en
  • h. tuinen en erven. ;
  • i. ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 1 of 2 op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, met dien verstande dat tevens bestaande voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 3.1 of hoger op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn toegestaan;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
18.2 Bouwregels

18.2.1 Gebouwen en overkappingen

18.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het totaal aantal recreatiewoningen en andere recreatieverblijven mag niet meer dan 37 bedragen.
  • b. Recreatiewoningen en andere recreatieverblijven mogen uitsluitend worden gebouwd op de bestaande fundering.
  • c. De inhoud van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 260 200 m3.
  • d. De goothoogte van recreatiewoningen en andere recreatieverblijven mag niet meer dan 3 m bedragen.
  • e. Bergingen mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende recreatiewoning of ander recreatieverblijf.
  • f. Bij eenzelfde recreatiewoning of ander recreatieverblijf mag ten hoogste één berging of overkapping worden gebouwd, met een oppervlakte van maximaal 6 m² en een goothoogte van maximaal 3 m.
18.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende recreatiewoning.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde recreatiewoning behorende vergunningplichtige bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 30 m² bedragen.
  • c. Van bijbehorende bouwwerken mag de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m.
18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.
18.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen aan de situering van gebouwen bergingen ter bevordering van een goede ruimtelijke inpassing in de omgeving.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval ook het gebruik van recreatiewoningen en andere recreatieverblijven voor permanente bewoning aangemerkt.

18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.5.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd.
  • b. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.
  • c. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
  • d. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
  • e. Het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen.
  • f. Het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden.
  • g. Het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.
  • h. Het verwijderen van perceelsindelingen, paden en onverharde wegen.
  • i. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² per perceel.
18.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 18.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • b. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
18.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 18.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de doeleinden genoemde waarden.

Artikel 19 Recreatie - Recreatiewoning 2

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiewoning 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijf in recreatiewoningen, en
  • b. tuinen en erven. ;
  • c. ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 1 of 2 op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, met dien verstande dat tevens bestaande voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 3.1 of hoger op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn toegestaan;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
19.2 Bouwregels

19.2.1 Gebouwen en overkappingen

19.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. In elk bestemmingsvlak mag het aantal recreatiewoningen niet meer bedragen dan 1, tenzij ander is aangegeven middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
  • b. De voorgevels van recreatie woningen mogen op niet minder dan de bestaande afstand tot de weg worden gebouwd.
  • c. De oppervlakte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 60 m².
  • d. De goothoogte van recreatiewoningen en andere recreatieverblijven mag niet meer dan 3 m bedragen.
  • e. De bouwhoogte van recreatiewoningen en andere recreatieverblijven mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  • f. Bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende recreatiewoning.
  • g. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde recreatiewoning behorende vergunningplichtige bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 30 m² bedragen.
  • h. Van bijgebouwen en overkappingen mag de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m;
19.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende recreatiewoning.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde recreatiewoning behorende vergunningplichtige bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 30 m² bedragen.
  • c. Van bijbehorende bouwwerken mag de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m.
19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.
19.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van bijbehorende bouwwerken bijgebouwen en overkappingen ter bevordering van een goede ruimtelijke inpassing in de omgeving.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval ook het gebruik van recreatiewoningen en andere recreatieverblijven voor permanente bewoning aangemerkt.

Artikel 20 Sport

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportterreinen en daarbij behorende voorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen, watergangen en waterpartijen, en;
  • c. paden, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen. ;
  • d. ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 1 of 2 op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, met dien verstande dat tevens bestaande voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 3.1 of hoger op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn toegestaan;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. van gebouwen mogen de oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van (licht)masten en ballenvangers mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.

20.3 Specifieke gebruiksregels

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval vestiging of uitbreiding van lawaaisporten ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - groenblauwe mantel' en 'overige zone - gemengd landelijk gebied' aangemerkt.

20.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 20.2.1 onder a ten behoeve van het binnen eenzelfde bestemmingsvlak bouwen van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat de oppervlakte van de bestaande bedrijfsgebouwen kan worden uitgebreid met maximaal 15%, mits landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan is gewaarborgd en de aanwezige landschaps- en natuurwaarden niet worden aangetast.
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
20.5.1 Standplaatsen voor ambulante handel

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 20.1 voor standplaatsen ten behoeve van ambulante handel, indien dit de belangen die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig aantast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

Artikel 21 Verkeer - Railverkeer

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen met daarbij behorende voorzieningen, bermen, paden en watergangen, en
  • b. gelijk- of ongelijkvloerse overgangen daar waar wegen de spoorweg kruisen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
  • d. bermen met bomen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen

Op de gronden binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.

Artikel 22 Verkeer - Wegen

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, met inbegrip van parkeer- en opstelstroken, bushaltes en soortgelijke voorzieningen;
  • b. een kiosk, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - wegen- kiosk';
  • c. faunapassages;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. laanbeplanting;
  • g. bermen en bermsloten, en
  • h. bij een en ander behorende bruggen, duikers en andere voorzieningen. ;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen
  • a. Op de gronden binnen deze bestemming mogen uitsluitend ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen worden gebouwd mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m² en de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - wegen- kiosk' een kiosk worden gebouwd van maximaal 100 m² en een maximale hoogte van 3,5 m.
22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.
22.3 Afwijken van de gebruiksregels
22.3.1 Standplaatsen voor ambulante handel

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 22.1 voor standplaatsen ten behoeve van ambulante handel, indien dit de belangen die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig aantast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het vellen of rooien van struiken of bomen.
  • b. Het beplanten van gronden met struiken of bomen.
22.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 22.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
22.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 22.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde laanbeplanting.

Artikel 23 Verkeer - Zandwegen

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Zandwegen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zandwegen en andere on- of halfverharde wegen en instandhouding daarvan als zodanig;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. bermen en bermsloten;
  • d. parkeren;
  • e. bruggen, duikers en andere voorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. laanbeplanting;
  • h. de hier aanwezige landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden. ;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen

Op de gronden binnen deze bestemming mogen uitsluitend ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen worden gebouwd mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m² en de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties mag niet meer dan 10 m bedragen.
  • b. De bouwhoogte overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.
23.3 Afwijken van de gebruiksregels
23.3.1 Standplaatsen voor ambulante handel

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 23.1 voor standplaatsen ten behoeve van ambulante handel, indien dit de belangen die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig aantast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verharden van wegen.
  • b. Het vellen of rooien van struiken of bomen.
  • c. Het beplanten van gronden met struiken of bomen.
23.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 23.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • b. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
23.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 23.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

Artikel 24 Water

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, watergangen, waterpartijen en oeverstroken;
  • b. waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;
  • d. extensieve openluchtrecreatie;
  • e. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
24.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 24.1 mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, behorende bij de bestemming of bij aangrenzende wegen, in- en uitritten en paden, zoals duikers, stuwen, aanlegsteigers voor recreatief medegebruik en bruggen.

De bouwhoogte van de andere bouwwerken, mag niet meer dan 3 m bedragen.

24.3 Specifieke gebruiksregels

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval ook het gebruik van de gronden -water en steigers- als ligplaats voor woonboten en andere drijvende woongelegenheden aangemerkt.

Artikel 25 Wonen

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. opslag van landbouwwerktuigen en hobbymatig stallen van dieren ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • c. de stalling van auto's ten behoeve van een autohandel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - autohandel';
  • d. groen ter plaatse van de aanduiding 'groen';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - natuurtherapie en natuureducatie': tevens natuurtherapie en natuureducatie;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - meditatieruimte': tevens een meditatieruimte;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - verkoopkantoor medische hulpmiddelen': tevens een verkoopkantoor voor medische hulpmiddelen van maximaal 114 m2 naast de bestaande bijbehorende bouwwerken bijgebouwen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vergader- en/of workshopruimte': tevens voor vergader- en workshopruimte voor maximaal 30 personen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast': tevens voor bed and breakfast;
  • j. tuinen en erven. ;
  • k. landschappelijke inpassing;
  • l. ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 1 of 2 op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, met dien verstande dat tevens bestaande voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 3.1 of hoger op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn toegestaan;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'tuin' is het bouwen van gebouwen niet toegestaan.
  • b. Er mag niet meer dan één woning worden gebouwd, tenzij anders is aangegeven via de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
  • c. Woningen mogen uitsluitend op de bestaande fundering worden gebouwd met de voorgevels op niet minder dan de bestaande afstand tot de weg.
  • d. De inhoud van een woning mag niet meer dan 600 750 m³ bedragen.
  • e. De goothoogte en bouwhoogte van woningen mogen ten hoogste 2 m meer bedragen dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte tot een maximale goothoogte van 6 meter en tot een maximale bouwhoogte van 10 meter.

25.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

25.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'tuin' is het bouwen van bijbehorende bouwwerken bijgebouwen niet toegestaan;
  • b. Bijgebouwen en overkappingen Bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning.
  • c. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde woning behorende bouwvergunningplichtige bijbehorende bouwwerken bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen.
  • d. Van bijbehorende bouwwerken bijgebouwen en overkappingen mag de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 5,5 m.
  • e. In afwijking van het bepaalde in lid c, geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' de gezamenlijke oppervlakte van de bij de woning behorende bouwvergunningplichtige bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan is aangegeven.
  • f. In afwijking van het bepaalde in lid d, geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer mogen bedragen dan is aangegeven.
25.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,50 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1,5 m.
  • b. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a tot en met b zijn ter plaatse van de aanduiding 'tuin' uitsluitend erf- en terreinafscheidingen toegestaan, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 1 m. Ook is 1 reclamebord toegestaan waarvan de hoogte en breedte niet meer mag bedragen dan bestaand.
25.3 Afwijken bouwregels
25.3.1 Afwijken woningsplitsing langgevelboerderij

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 25.2.1 onder a b voor het bouwen van één woning meer dan ingevolge die bepaling is toegestaan, binnen een langgevelboerderij , met inachtneming van de volgende regels;

  • a. Afwijking is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg'.
  • b. Met de afwijking kan daardoor de instandhouding van de langgevelboerderij als zodanig worden gewaarborgd.
  • c. De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.
  • d. Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
  • e. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
  • f. Afwijking is uitsluitend toegestaan als wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de Wet geluidhinder. wanneer voldaan is aan het Rapport Akoestische onderzoek d.d. mei 2009.
  • g. Er mag geen sprake zijn van meer dan 2 wooneenheden in de langgevelboerderij.
25.3.2 Afwijken vergroting langgevelboerderij en woning met cultuur-historische waarde

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 25.2.1 onder c d voor het vergroten van de inhoud van de woning tot de totale inhoud van de betreffende langgevelboerderij of woning met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Afwijking is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg'.
  • b. Met de afwijking kan daardoor de instandhouding van de langgevelboerderij dan wel de woning met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' als zodanig worden gewaarborgd.
  • c. De agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast.
  • d. Er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
  • e. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
  • f. Afwijking is uitsluitend toegestaan als wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de Wet geluidhinder. wanneer voldaan is aan het Rapport Akoestische onderzoek d.d. mei 2009.

25.3.3 Afwijken oppervlakte bijgebouwen en overkappingen

25.3.3 Afwijken oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 25.2.2, onder b c, ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken bijgebouwen en overkappingen tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 200 m², mits:

  • a. van de gezamenlijke oppervlakte van de bij de betreffende woning behorende, bestaande, niet voor bewoning bestemde gebouwen ten minste 25%, doch ten minste evenveel als de met afwijking gevraagde oppervlakte wordt gesloopt. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing;
  • b. er sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik.
25.3.4 Afwijken bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 25.2.2 onder d, ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken met een bouwhoogte van maximaal 8 m, mits:

  • a. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing door middel van een inrichtings- en beheersplan;
  • b. er sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik.
25.3.5 Afwijken herbouw andere locatie

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 25.2.1 onder b c voor herbouw op een andere locatie binnen het bestemmingsvlak indien: dit noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de Wet geluidhinder op basis van het Rapport Akoestisch onderzoek d.d. mei 2009. of er is sprake van een zorgvuldige stedenbouwkundige, landschappelijke- en milieukundige inpassing, mits:

  • a. de bestaande woning feitelijk wordt opgeheven;
  • b. overtollige bebouwing wordt gesloopt.
25.4 Specifieke gebruiksregels
25.4.1 Strijdig gebruik

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Het verstrekken van logies is niet toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de locatie Belversestraat 40 in Haaren aan maximaal 10 personen logies mag worden verstrekt.
  • b. De uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf aan huis is niet toegestaan.
  • c. De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep aan huis is niet toegestaan.
  • d. Het stallen van auto's ter plaatse van de aanduiding 'tuin' is niet toegestaan.
  • e. Het gebruik van een paardenbak ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - wijzigingsplan 8' is uitsluitend toegestaan, als de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 14 opgenomen landschapsplan zijn aangelegd en in stand worden gehouden.
  • f. Het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - wijzigingsplan 12' ten behoeve van wonen is uitsluitend toegestaan, als op het perceel aan Esschebaan 6 niet 387 m2 gebouwen zijn gesloopt en verharding is verwijderd conform de in bijlage 15 opgenomen illustratie van de te slopen gebouwen en op te breken verharding.
  • g. Het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - wijzigingsplan 13', conform de bestemmingsomschrijving is uitsluitend toegestaan, als ter plaatse van de woning aan de Köppenstraat 1 te Haarden de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 16 opgenomen landschapsplan zijn aangelegd en in stand worden gehouden.
  • h. Het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - wijzigingsplan 16' conform de bestemmingsomschrijving is uitsluitend toegestaan, als de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 17 opgenomen Advies landschappelijke inpassing zijn aangelegd en in stand worden gehouden.
  • i. Het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - wijzigingsplan 16' ten behoeve van wonen is uitsluitend toegestaan, als op het perceel aan Berkendreef 6 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - te slopen bebouwing' in de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 2 ' 'Wonen' de bebouwing is gesloopt.
  • j. Het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - wijzigingsplan 17' ten behoeve van wonen is uitsluitend toegestaan, als op het perceel aan Udenhoutseweg 35 gebouwen en erfverharding conform de in bijlage 18 opgenomen situatietekening, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting' is verwijderd en gesaneerd.
  • k. Het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - wijzigingsplan 23' conform de bestemmingsomschrijving is uitsluitend toegestaan, als de landschappelijke inpassing conform het in bijlage 19 opgenomen beplantingsplan wordt beheerd en duurzaam in stand wordt gehouden
  • l. Het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - wijzigingsplan 25' conform de bestemmingsomschrijving is uitsluitend toegestaan, als de landschappelijke inpassing conform het in bijlage 20 opgenomen beplantingsplan wordt beheerd en duurzaam in stand wordt gehouden.
  • m. Het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - wijzigingsplan 25' conform de bestemmingsomschrijving is uitsluitend toegestaan, als ná de sloop van de agrarische bedrijfsgebouwen een aanvullend bodemonderzoek, conform NEN 5740, uitgevoerd wordt ter controle op bodemverontreiniging als gevolg van de sloopactiviteiten.

25.5 Afwijken van de gebruiksregels
25.5.1 Afwijken bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan afwijken ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' of ter plaatse van een langgevelboerderij maximaal 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing toegestaan.
  • c. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • d. Detailhandel is niet toegestaan.
  • e. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009.
  • f. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • g. Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
25.5.2 Afwijken beroep aan huis

Het bevoegd gezag kan afwijken ten behoeve van aan-huis-verbonden beroep met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 30 m².
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol' of ter plaatse van een langgevelboerderij maximaal 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing toegestaan.
  • c. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • d. Detailhandel is niet toegestaan.
  • e. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • f. Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

25.5.3 Bedrijf of beroep aan huis

Het bevoegd gezag kan afwijken ten behoeve van de uitoefening van bedrijven en beroepen aan huis als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 60 m2 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
  • b. Het te vestigen bedrijf aan huis past binnen milieucategorie 1 en 2 van de handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • e. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid binnen de bestemming 'Wonen' voor de bewoner, bezoekers en leveranciers, zodat er geen overlast wordt ervaren door de omgeving.
  • f. De normale afwikkeling van het verkeer blijft mogelijk en de verkeersveiligheid komt niet in het geding.
25.5.4 Standplaatsen voor ambulante handel

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 25.1 voor standplaatsen ten behoeve van ambulante handel, indien dit de belangen die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig aantast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

25.5.5 Afwijken landschappelijk inpassingsplan

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 25.4.1 onder:

  • a. e teneinde een wijziging van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 14 van deze regels toe te staan;
  • b. g teneinde een wijziging van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 16 van deze regels toe te staan;
  • c. h teneinde een wijziging van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 17 van deze regels toe te staan;
  • d. k teneinde een wijziging van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 19 van deze regels toe te staan;

, mits een vergelijkbare kwalitatieve staat van landschappelijke inrichting wordt bereikt. Hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goed te keuren landschappelijk inpassingsplan overlegd.

25.6 Wijzigingsbevoegdheid
25.6.1 Wijziging naar Horeca

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming ter plaatse van de aanduiding 'horeca' te wijzigen in de bestemming Horeca ten behoeve van de vestiging en uitoefening van een horecabedrijf in gebouwen met een daarbij behorend erf, waarvan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, terrassen alsmede parkeergelegenheid onderdeel kunnen uitmaken, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De horecagelegenheid niet gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.
  • b. Niet meer dan 150 m2 mag worden gebruikt voor het verstrekken en/of nuttigen van voedsel en dranken.
  • c. Het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 20%.
  • d. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

Artikel 26 Leiding

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de volgende aangeduide leidingen:

  • a. ter plaatse van de figuur aanduiding 'hartlijn leiding - gas': een aardgastransportleiding en daarbij behorende voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de figuur aanduiding 'hartlijn leiding - riool': een rioolpersleiding en daarbij behorende voorzieningen. ;
  • c. ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - water': een hoofdwaterleiding en daarbij behorende voorzieningen.

nadere aanwijzing   medebestemming  
Leiding - Gas   aardgastransportleiding en daarbij behorende voorzieningen  
Leiding - Riool   rioolpersleiding en daarbij behorende voorzieningen  
Leiding - Water   hoofdwaterleiding en daarbij behorende voorzieningen  

26.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 26.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding, waaronder begrepen gebouwen tjes met elk een oppervlakte van ten hoogste 30 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 4 m.

26.3 Afwijken bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 26.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. de leiding niet wordt geschaad;
  • b. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het permanent opslaan van goederen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
26.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 26.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • b. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
26.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 26.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding; zijn gewaarborgd.

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de bij de beheerder van de betreffende leiding.

26.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de ligging van de figuur 'hartlijn leiding - water' te wijzigen, mits de leidingbeheerder akkoord is.

Artikel 27 Leiding - Brandstof

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Brandstof’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – brandstof’: een ondergrondse pijpleiding voor het transport van aardolieproducten met een diameter van ten hoogste 24 inch en een druk van ten hoogste 62 bar en met de daarbij behorende belemmerde strook van 5 m ter weerszijden van de leiding ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van leiding - brandstof’;
  • b. ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding – brandstof 36”: een ondergrondse pijpleiding voor het transport van ruwe olie met een diameter van ten hoogste 36 inch en een druk van ten hoogste 43 bar en met de daarbij behorende belemmerde strook van 5 m ter weerszijden van de leiding ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van leiding - brandstof’;
27.2 Bouwregels

Op en in de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van leiding - brandstof’ mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding, waaronder begrepen gebouwtjes met elk een oppervlakte van ten hoogste 30 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 4 m.

27.3 Afwijken bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 27.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en;
  • b. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
27.4 Specifieke gebruiksregels

Op en in de gronden wordt onder gebruik in strijd met de bestemming mede verstaan:

  • a. het al dan niet tijdelijk opslaan van grond en/of goederen;
  • b. het plaatsen van voorzieningen zoals tenten voor (incidentele) activiteiten als kermissen, (sport)evenementen, rommelmarkten, braderieën, buurtfeesten, fancy fairs, festivals, stads- en/ of regionale promotionele activiteiten.
27.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 27.4, ten behoeve van een gebruik overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding zijn gewaarborgd en er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

27.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.6.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van leiding - brandstof’ de volgende andere werken uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals ontgronden, vergraven, egaliseren, diepploegen, woelen, mengen en/of ophogen van gronden;
  • b. het aanbrengen, verwijderen, of herstellen van ondergrondse leidingen of drainage;
  • c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere open of gesloten oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen, verdiepen, vergraven, verruimen, verbreden of dempen van greppels, sloten, watergangen, vijvers en overige waterpartijen;
  • e. het aanbrengen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • f. het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
  • g. het aanbrengen van beplantingen, (hout)gewas en/of bomen welke dieper dan 30 cm wortelen;
  • h. het aanbrengen van beplanting, (hout)gewas en/of bomen welke hoger opgroeien dan 1,5 m;
  • i. het rooien van beplantingen, (hout)gewas en/of bomen;
  • j. het indrijven of ingraven van voorwerpen in de bodem.
27.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 27.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • b. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. Die graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten vormen.
27.6.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 27.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding; zijn gewaarborgd.
  • b. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de betreffende leiding.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 1

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1 (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

28.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende regels verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
  • d. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing ter plaatse van het agrarisch bouwvlak.
28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.
  • b. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
  • c. Het aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.
28.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 28.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • b. Gelegen zijn binnen het agrarisch bouwvlak.
  • c. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
28.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 28.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 2

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

29.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende regels verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
  • d. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing ter plaatse van het agrarisch bouwvlak.
29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
  • b. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
  • c. Het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
29.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 29.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • b. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. Gelegen zijn binnen het agrarisch bouwvlak.
29.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 29.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
29.4 Wijzigingsbevoegdheid
29.4.1 Wijziging dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door van een of meer bestemmingen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2,

geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:

  • a. Uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
  • b. Het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 30 Waarde - Archeologie 3

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3 (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

30.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgmeester en wethouders één of meerdere van de volgende regels verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
  • b. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
  • c. Het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
30.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 30.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • b. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
30.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 30.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
30.4 Wijzigingsbevoegdheid
30.4.1 Wijziging dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door van een of meer bestemmingen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3, geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 31 Waarde - Archeologie 4

31.1 Bestemmingsomschrijving

'De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

31.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende regels verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
  • d. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing ter plaatse van het agrarisch bouwvlak.
31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
  • b. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
  • c. Het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
31.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 31.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • b. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. Gelegen zijn binnen het agrarisch bouwvlak.
31.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 31.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

Artikel 32 Waarde - Archeologisch monument

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologisch monument’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van het archeologisch monument.

Artikel 33 Waarde - Cultuurhistorie

33.1 Bestemmingsomschrijving

'De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor

  • a. de paden, lanen en groenstructuur;
  • b. cultuurhistorische, landschappelijke en architectonische waardevolle gebouwen, zoals landhuizen en bijbehorende gebouwen zoals koetshuizen;
  • c. buitenplaatsen;
  • d. waterpartijen;
  • e. bijzondere landschappelijke elementen.
33.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.2.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.
  • b. Het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas.
  • c. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden en het verwijderen van paden of onverharde wegen.
  • d. Het verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen voor zover groter dan 100 m2 per perceel.
  • e. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel van) oppervlaktewateren zoals waterpartijen, watergangen, sloten en greppels.
33.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 33.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • b. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
33.2.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 33.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de gronden.

Artikel 34 Waterstaat - Natte natuurparel bufferzone

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Natte natuurparel bufferzone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden van de bufferzone rondom de natte natuurparel.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

34.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.2.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd.
  • b. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.
  • c. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
  • d. De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage.
  • e. Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.
  • f. Het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.
34.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 34.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Binnen het bouwvlak plaatsvinden.
  • b. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • c. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
34.2.3 Toelaatbaarheid

De in lid 34.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden van de natte natuurparel.

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.

Artikel 35 Waterstaat - Natte natuurparel kernzone

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Natte natuurparel kernzone 'aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden in de kern van de natte natuurparel.

35.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.2.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel wordt gewijzigd of het maaiveld zelf met meer dan 0,20 m wordt gewijzigd.
  • b. Het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld.
  • c. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
  • d. De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage.
  • e. Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.
  • f. Het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.
35.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 35.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Binnen het bouwvlak plaatsvinden.
  • b. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • c. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
35.2.3 Toelaatbaarheid

De in lid 35.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden van de natte natuurparel.

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.

Artikel 36 Waterstaat - Waterberging

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterberging aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor tijdelijke opvang van water behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied.

36.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze dubbelbestemming begrepen grond tevens uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 2 m worden gebouwd ten behoeve van deze dubbelbestemming.

36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
  • b. Ophogen van gronden en het aanleggen en wijzigen van kaden.
36.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 36.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Binnen het bouwvlak plaatsvinden.
  • b. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • c. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
36.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 34.4.1 36.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden. het waterbergend vermogen van het gebied niet wordt belemmerd.

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.

Artikel 37 Waterstaat - Waterkering

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen primair bestemd voor de volgende doeleinden:

  • a. voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;
  • b. aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering;
  • c. verhardingen, groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen.
37.2 Bouwregels
37.2.1 Gebouwen

In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen gronden geen gebouwen worden gebouwd.

37.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk voor het beheer en onderhoud van de waterkering mogen worden opgericht tot een maximale bouwhoogte van 3 m.

37.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 37.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken die op grond van de overige aan de gronden gegeven bestemming(en) is toegestaan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering.
  • b. Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.
37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • e. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
37.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 37.4.1 vevvatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
37.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 38.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering.
  • b. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in dit lid sub 38.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 38 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 39 Algemene bouwregels

39.1 Bestaande afwijkende maatvoering

In die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, voor in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

39.2 Ondergronds bouwen
  • a. Op plaatsen waar hoofdgebouwen - en bijbehorende bouwwerken bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
  • b. Binnen de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning 1 is ondergronds bouwen niet toegestaan.
  • c. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.
  • d. Het bevoegd gezag kan afwijken voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.

Artikel 40 Algemene gebruiksregels

40.1 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. Het gebruik van onbebouwde gronden als standplaats of ligplaats van onderkomens.
  • b. Als opslag- stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten.
  • c. Verblijfsrecreatieve voorzieningen en voorzieningen voor tijdelijke huisvesting van seizoenswerknemers voor permanente bewoning.
  • d. Het zelfstandig bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bijgebouwen.
  • e. Het gebruiken van standplaatsen voor ambulante handel;
  • f. Bedrijfsgebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, als zelfstandige woning en recreatiewoningen als permanente woning.
  • g. Mestbewerking van niet ter plaatse geproduceerde mest door grondgebonden agrarische bedrijven en niet grondgebonden agrarische bedrijven.
40.2 Afwijken gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 40.1 en toestaan dat een deel van de woning, vrijstaand bijbehorend bouwwerk bijgebouw of bedrijfsgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
    • 1. Een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg.
    • 2. De afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m².
    • 3. Het bijbehorend bouwwerk bijgebouw of bedrijfsgebouw qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de betreffende (bedrijfs)woning. De afhankelijke woonruimte is gelegen op maximaal 10 meter afstand van het hoofdgebouw, met dien verstande dat indien de afhankelijke woonruimte binnen bestaande bebouwing kan worden gerealiseerd de afhankelijke woonruimte op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw gelegen mag zijn.
    • 4. De afhankelijke woonruimte gelijkvloers wordt uitgevoerd. Het betreffende (deel) van het bijbehorend bouwwerk bijgebouw voldoet aan de eisen die voor woongebouwen gelden zoals het Bouwbesluit en de Bouwverordening.
    • 5. Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische)bedrijven.
  • b. Het bevoegd gezag kan afwijken ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorende bouwwerken bijgebouwen bij de woning voor 'bed and breakfast' voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. Maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, tot een maximum van 60 m² voor 'bed and breakfast' wordt gebruikt.
    • 2. Degene die de activiteiten in de woning of het bijbehorend bouwwerk bijgebouw zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn.
    • 3. De activiteiten dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in de woonomgeving.
    • 4. De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
    • 5. Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
    • 6. Er dient een nachtregister te worden bijgehouden.
    • 7. Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan en borging van uitvoering en beheer.

Artikel 41 Algemene aanduidingsregels

41.1 Milieuzone - beekherstelgebied
41.1.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'beekherstelgebied' is vergroting van het bouwvlak enkel mogelijk indien en voor zover daarmee het gebied voor beekherstel niet onevenredig wordt aangetast.

41.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden van een gebied met de aanduiding 'beekherstelgebied', de hierna aangegeven werken, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. Het aanleggen en verharden van wegen en paden of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zoals parkeerplaatsen en kavelpaden.
  • b. Het aanleggen van dammen, kades, duikers, vlonders schoeiingen of aanlegplaatsen voor recreatievaartuigen.
  • c. Het aanbrengen van hoogopgaande of diepwortelende beplantingen.
  • d. Het aanleggen van opslag-, stort- of bergplaatsen, waaronder baggerdepots.
41.1.3 Uitzonderingen

Het in lid 41.1.2 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Binnen het bouwvlak plaatsvinden.
  • b. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • c. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
41.1.4 Toelaatbaarheid

De in lid 41.1.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheden tot beekherstel. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.

41.2 Milieuzone - waterwingebied
41.2.1 Omschrijving

De voor 'milieuzone - waterwingebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemming, mede bestemd voor grondwaterwinning in verband met de openbare drinkwatervoorziening.

41.2.2 Bebouwing

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die ten dienste zijn van de productie van drinkwater, mits voldaan aan de volgende regels:

  • a. De oppervlakte van een gebouw c.q. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer bedraagt dan 100 m².
  • b. De bouwhoogte van gebouwen niet meer bedraagt dan 8 m.
  • c. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedraagt dan 2 m.
41.2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone -waterwingebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. Het aanleggen of verharden van interne bedrijfsontsluitingswegen of paden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
  • b. Het aanbrengen van ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies.
  • c. Het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem.
  • d. Het vellen of rooien van houtgewas.
41.2.4 Uitzonderingen

Het in lid 41.2.3 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • b. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
41.2.5 Toelaatbaarheid

De in lid 41.2.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de verwachten gevolgen geen onevenredige schade aanrichten aan het waterwingebied dan wel de mogelijkheden tot het herstel van het waterwingebied niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

41.3 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
41.3.1 Omschrijving

De voor 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van de grondwaterkwaliteit ten behoeve van de openbare drinkvoorziening.

Voor de grondwaterbescherming is de Provinciale Milieuverordening van toepassing. De verordening bevat regels ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning in bij de verordening aangewezen gebieden.

41.4 Overige zone - groenblauwe mantel

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' zijn de gronden tevens bestemd voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

41.5 Overige zone - Natuur Netwerk Brabant

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Natuur Netwerk Brabant' zijn de gronden tevens bestemd voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart van het natuurbeheerplan.

In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald zijn, zolang het Natuur Netwerk Brabant niet is gerealiseerd, uitsluitend bestaande bebouwing en bestaande planologische gebruiksactiviteiten toegestaan.

41.6 Veiligheidszone - leiding

Binnen de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' geldt dat kwetsbare objecten niet zijn toegestaan.

41.7 Overige zone - Natuur Netwerk Brabant ecologische verbindingszone
41.7.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – Natuur Netwerk Brabant ecologische verbindingszone' zijn de gronden tevens aangewezen voor de instandhouding van waarden teneinde de toekomstige te realiseren ecologische verbindingszones, niet onmogelijk te maken.

41.7.2 Voorwaardelijke verplichting

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, kan slechts worden verleend indien het gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone.

41.7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - Natuur Netwerk Brabant ecologische verbindingszone ' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk.
41.7.4 Uitzondering

Het in lid 41.7.3 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • b. uitgevoerd worden voordat de natuurdoelen in het Natuur Netwerk Brabant zijn gerealiseerd.
  • c. binnen een bouwvlak worden uitgevoerd.
41.7.5 Toelaatbaarheid

De in lid 41.7.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de verwachten gevolgen geen onevenredige schade aanrichten aan de te realiseren ecologische verbindingszone.

41.8 Overige zone - aardkundig waardevol

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol' zijn de gronden tevens bestemd voor behoud, herstel en de duurzame ontwikkeling van de aardkundige waarden en kenmerken van het gebied.

41.9 Overige zone - behoud en herstel watersystemen
41.9.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel watersystemen' zijn de gronden tevens bestemd voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen.

41.9.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel watersystemen' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk;
  • b. het ophogen van gronden.
41.9.3 Uitzondering

Het in lid 41.9.2 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • b. binnen een bouwvlak worden uitgevoerd.
41.9.4 Toelaatbaarheid

De in lid 41.9.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. de verwachten gevolgen geen onevenredige schade aanrichten aan de watersystemen;
  • b. het betrokken waterbestuur is gehoord.
41.10 Overige zone - boringsvrije zone

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - boringsvrije zone' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem.

41.11 Overige zone - cultuurhistorisch vlak
41.11.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch vlak' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

41.11.2 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, kan slechts worden verleend indien de verwachten gevolgen geen onevenredige schade aanrichten aan de wezenlijke cultuurhistorische waarden en kenmerken van het betreffende gebied, zoals opgenomen in de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant.
  • b. Het bepaalde onder a geldt niet voor het bouwen van bouwwerken binnen een bouwvlak.
  • c. Het bepaalde onder a geldt niet voor het bouwen van bouwwerken op een bouwperceel binnen een bestemmingsvlak waar geen sprake is van een bouwvlak.
41.11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch vlak' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanplanten van opgaande begroeiing, niet zijnde boomteelt;
  • b. het aanleggen, verharden, verbreden, verwijderen, wijzigen van paden- en wegentracés;
  • c. het ophogen, afgraven en egaliseren;
  • d. het verwijderen of kappen van begroeiing, niet zijnde boomteelt;
  • e. het graven, verbreden, verdiepen, dempen, tracé verlegging van waterpartijen of -lopen;
  • f. slopen.
41.11.4 Uitzondering

Het in lid 41.11.3 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • b. binnen een bouwvlak worden uitgevoerd.
41.11.5 Toelaatbaarheid

De in lid 41.11.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de verwachten gevolgen geen onevenredige schade aanrichten aan de wezenlijke cultuurhistorische waarden en kenmerken van het betreffende gebied, zoals opgenomen in de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant.

41.12 Overige zone - attentiezone waterhuishouding
41.12.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiezone waterhuishouding' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming van de waterhuishouding en het voorkomen van functies en activiteiten die een negatief effect hebben op de hydrologische instandhoudingsdoelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.

41.12.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiezone waterhuishouding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;
  • b. de aanleg van drainage;
  • c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • d. buiten een agrarisch bouwperceel aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten.
41.12.3 Uitzonderingen

Het in lid 41.12.2 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. ter uitvoering van het inrichtingsplan (waaronder tevens begrepen de aanleg van de teeltondersteunende voorzieningen als opgenomen in dit inrichtingsplan), opgenomen in Bijlage 11 van deze regels, uitgevoerd worden.
41.12.4 Toelaatbaarheid

De in lid 41.12.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de verwachten gevolgen geen onevenredige schade aanrichten aan de waterhuishouding en de hydrologische instandhoudingsdoelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.

41.13 Overige zone - grondwaterbeschermingsgebied
41.13.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming van de kwaliteit van het grondwater.

41.13.2 Voorwaardelijke verplichting

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, kan slechts worden verleend indien wordt voldaan aan de regels voor de grondwaterbescherming zoals opgenomen in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.

41.13.3 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - grondwaterbeschermingsgebied' wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. een locatiegebonden milieubelastende activiteit;
  • b. het bedrijfsmatig gebruik of aanwezig hebben van voor het grondwater schadelijke stoffen;
  • c. de toepassing van IBC-bouwstoffen;
  • d. de aanleg van een buisleiding;
  • e. opslag van dierlijke mest zonder bodembeschermende maatregelen;
  • f. een begraafplaats of uitstrooiveld als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging of een dierenbegraafplaats of uitstrooiveld voor dierlijke as;
  • g. activiteiten waarvan de werking berust op het direct of indirect onttrekken of toevoegen van warmte aan het grondwater, waaronder bodemenergiesystemen.
41.14 Overige zone - reservering waterberging

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - reservering waterberging' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied.

41.15 Vrijwaringszone - autoweg
41.15.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - autoweg' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden gebouwd, met uitzondering van de met de N65 verband houdende bouwwerken, zoals geluidswerende voorzieningen en ecologische voorzieningen.

41.15.2 Uitzonderingen

Het in lid 41.15.1 vervatte verbod geldt niet voor het bouwen van bouwwerken welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • b. binnen een bouwperceel worden gebouwd.
41.15.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 41.15.1 voor het bouwen van een bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - autoweg', mits door de bouw van deze bebouwing de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient vooraf de betrokken wegbeheerder te worden gehoord.
  • b. De in lid 41.15.3, sub a bedoelde omgevingsvergunning wordt geacht te zijn verleend ten aanzien van bebouwing die bestaat op het tijdstip van de ter visie legging van het ontwerp van het plan, dan wel mag worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning.

Artikel 42 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in deze regels, ten behoeve van:

42.1 Het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen

a. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in deze regels, ten behoeve van h Het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.

42.2 Afwijken bestemmings- en bouwgrenzen en grenzen van aanduidingen

b. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in deze regels, i Indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en grenzen van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de plankaart verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedragen.

42.3 Afwijken van de bouwregels

c. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in deze regels, ten behoeve van Voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages. en voor zover de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant of diens rechtsopvolger deze afwijking toestaat.

42.4 Het bouwen van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie of sirenes

d. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in deze regels, ten behoeve van h Het bouwen van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie of sirenes, al of niet op of aan gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, met inachtneming van de volgende regels:

  • a.  1. de realisatie mag niet plaatsvinden binnen de NNB EHS;
  • b.  2. gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen of lichtmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;
  • c.  3. er geen aantasting plaatsvindt van ter plaatse aanwezige waarden; .
42.5 Huisvesting seizoenwerknemers

e. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in deze regels, ten behoeve van tTijdelijke huisvesting seizoenwerknemers van een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a.  1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een AAB advies, waarbij moet worden aangetoond dat; de werknemers die worden gehuisvest werkzaam moeten zijn op deze locatie en dat huisvesting van werknemers noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b.  2. huisvesting mag uitsluitend plaatsvinden binnen het bouwvlak van het betreffende bedrijf, in daartoe verbouwde bedrijfsgebouwen, als logies binnen de bedrijfswoning of in woonunits of stacaravans. Indien gebruik wordt gemaakt van woonunits of stacaravans, mag huisvesting in woonunits en stacaravans maximaal 6 9 maanden per jaar plaatsvinden. Buiten deze 6 9 maanden dienen de woonunits of stacaravans van het perceel verwijderd te worden danwel inpandig te worden opgeslagen;
  • c.  3. het gezamenlijk brutovloeroppervlak van ruimten voor tijdelijke huisvesting van seizoenswerknemers mag op het betreffende bedrijf niet meer dan 300 m² bedragen;
  • d.  4. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;
  • e.  5. huisvesting mag maximaal 9 6 maanden binnen een jaar plaatsvinden;
  • f.  6. er dient een nachtregister te worden bijgehouden;
  • g.  7. er mag geen hinder optreden voor aangrenzende (agrarische) bedrijven, noch voor ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende (agrarische) bedrijven;
  • h.  8. de ruimte voor de huisvesting van seizoenswerknemers moet voldoen aan het b Bouwbesluit.

Artikel 43 Algemene wijzigingsregels

43.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 5 m worden verschoven, voor zover de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant of diens rechtsopvolger deze wijziging toestaat;
  • b. de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag ten hoogste 5% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór wijziging, voor zover de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant of diens rechtsopvolger deze wijziging toestaat;
  • c. door een wijziging mogen de waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast.
  • d. er dient te worden voldaan aan de beleidsregels in het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering Landschap van de gemeente Haaren zoals opgenomen in Bijlage 3, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.

Artikel 44 Algemene procedureregels

Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het bestemmingsplan, is Afdeling 3.4 (Openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 45 Overige regels

45.1 Van toepassing verklaring

De volgende bestemmingsplannen blijven van overeenkomstige toepassing:

Naam bestemmingsplan   IMRO code   Datum vaststelling raad  
Buitengebied Haaren   NL.IMRO.0788.BP1001BG00000M100-OH01   09-07-2009  
Buitengebied Haaren, correctieve herziening   NL.IMRO.0788.BP14BGcorhz-VA01   11-09-2014  
Buitengebied Haaren, herziening 2014   NL.IMRO.0788.BP14BGherz2014-VA01   11-09-2014  

, met dien verstande dat:

  • a. de verbeelding van de bestemmingsplannen genoemd in de tabel in lid 45.1 onder de aanhef volledig (inclusief alle ter plaatse geldende aanduidingen) wordt vervangen ter plaatse van de aanduidingen;
    • 1. overige zone - wijzigingsplan 1
    • 2. overige zone - wijzigingsplan 2
    • 3. overige zone - wijzigingsplan 3
    • 4. overige zone - wijzigingsplan 4
    • 5. overige zone - wijzigingsplan 5
    • 6. overige zone - wijzigingsplan 6
    • 7. overige zone - wijzigingsplan 7
    • 8. overige zone - wijzigingsplan 8
    • 9. overige zone - wijzigingsplan 9
    • 10. overige zone - wijzigingsplan 10
    • 11. overige zone - wijzigingsplan 11
    • 12. overige zone - wijzigingsplan 12
    • 13. overige zone - wijzigingsplan 13
    • 14. overige zone - wijzigingsplan 14
    • 15. overige zone - wijzigingsplan 15
    • 16. overige zone - wijzigingsplan 16
    • 17. overige zone - wijzigingsplan 17
    • 18. overige zone - wijzigingsplan 18
    • 19. overige zone - wijzigingsplan 19
    • 20. overige zone - wijzigingsplan 20
    • 21. overige zone - wijzigingsplan 21
    • 22. overige zone - wijzigingsplan 22
    • 23. overige zone - wijzigingsplan 23
    • 24. overige zone - wijzigingsplan 24
    • 25. overige zone - wijzigingsplan 25
    • 26. overige zone - ambtshalve wijziging;
  • b. aan de verbeelding van de bestemmingsplannen genoemd in de tabel in lid 45.1 onder de aanhef worden de volgende aanduidingen toegevoegd:
    • 1. 'overige zone - groenblauwe mantel'
    • 2. 'overige zone - Natuur Netwerk Brabant'
    • 3. 'overige zone - Natuur Netwerk Brabant ecologische verbindingszone'
    • 4. 'overige zone - aardkundig waardevol'
    • 5. 'overige zone - behoud en herstel watersystemen'
    • 6. 'overige zone - boringsvrije zone'
    • 7. 'overige zone - cultuurhistorisch vlak'
    • 8. 'overige zone - grondwaterbeschermingsgebied'
    • 9. 'overige zone - reservering waterberging'
    • 10. 'overige zone - boomteeltontwikkelingsgebied'
    • 11. 'overige zone - stalderingsgebied'
    • 12. 'overige zone - gemengd landelijk gebied'
    • 13. 'overige zone - kern landelijk gebied'
    • 14. 'overige zone - attentiezone waterhuishouding'
    • 15. 'vrijwaringszone - snelweg'
    • 16. 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - struweelvogelgebied'
  • c. aan de verbeelding van de bestemmingsplannen genoemd in de tabel in lid 45.1 onder de aanhef wordt de volgende bestemming toegevoegd:
    • 1. 'Waterstaat - Waterkering'
  • d. van de verbeelding van de bestemmingsplannen genoemd in de tabel in lid 45.1 onder de aanhef worden de volgende bestemmingen verwijderd:
    • 1. 'Waterstaat - Natte natuurparel kernzone'
    • 2. 'Waterstaat - Natte natuurparel bufferzone'
  • e. van de verbeelding van de bestemmingsplannen genoemd in de tabel in lid 45.1 onder de aanhef worden de volgende aanduidingen verwijderd:
    • 1. 'milieuzone - beekherstelgebied'
    • 2. 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'
    • 3. 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'
    • 4. 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'
    • 5. 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'
    • 6. 'boomteeltontwikkelingsgebied'
    • 7. 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - struweelvogels'
  • f. de regels van de bestemmingsplannen genoemd in de tabellen in lid 45.1 onder de aanhef, als volgt worden gewijzigd:
    • 1. de tekstdelen welke in de voorliggende regels met groene tekst zijn weergegeven, worden aan de regels van de bestemmingsplannen genoemd in de tabellen in lid 45.1 onder de aanhef, toegevoegd;
    • 2. de tekstdelen welke in de voorliggende regels zijn 'doorgehaald', worden uit de regels van de bestemmingsplannen genoemd in de tabellen in lid 45.1 onder de aanhef, verwijderd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 46 Overgangsrecht

46.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmaligkan in afwijking afwijken van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
46.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 47 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening 2020'.

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Haaren'.

Artikel D Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Haaren, correctieve herziening van de gemeente Haaren.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ………….

De voorzitter, De griffier