direct naar inhoud van 3.3 Regionaal Beleid
Plan: Tilburgseweg 153
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0785.BP2010001Brederode-oh01

3.3 Regionaal Beleid

3.3.1 Waterbeleid Waterschap De Dommel

Het plangebied valt onder het beheer van waterschap De Dommel. Het waterschap streeft naar realisatie van een bepaald basisniveau van de waterhuishoudkundige situatie voor het gehele beheersgebied. Dit basisniveau biedt voldoende waarborgen voor algemeen gebruik van het water (systeem) voor zowel menselijke doeleinden als evenwichtig functionerende ecosystemen.

Beleidsnota stedelijk water

In april 2000 heeft het waterschap een belangrijk deel van haar beleid vastgelegd in de beleidsnota stedelijk water.

De beleidsnota 'Stedelijk water' beoogt meer helderheid te geven in de rol van het waterschap en wat men van het waterschap mag verwachten. In deze nota wordt een voorstel gedaan op welke wijze het waterschap een meer actieve rol kan gaan spelen in het stedelijk gebied. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt naar het watersysteem en de waterketen.

Watersysteem

Planvorming

In samenwerking tussen waterschap en gemeenten wordt voor het gebied van iedere gemeente de opstelling van een verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) nagestreefd. Daarnaast is er vanuit de Wet gemeentelijke watertaken een verplichting om voor 2013 het eerste verbrede GRP vast te stellen.

In een verbreed GRP worden intergraal de ontwikkelingen en eventuele problemen op het gebied van oppervlaktewater, grondwater en riolering in samenhang bezien. In hoofdlijnen komt daarin aan de orde:

  • de huidige situatie ten aanzien van het stedelijk water(systeem);
  • de gewenste situatie voor het stedelijk water(systeem);
  • de invulling van de gewenste situatie (hoe, wanneer, wie en de financiering).

Een verbreed GRP geeft duidelijkheid over de vraag wie, waar, welke verantwoordelijkheid heeft, geeft een analyse van knelpunten en stelt prioriteiten voor de korte en lange termijn acties. Daarnaast biedt het een waterkansenkaart voor het stedelijk gebied en vormt het een basis voor een convenant of een overeenkomst die tussen waterschap en gemeente kan worden gesloten.

Het waterschap is bereid om -bij gelegenheid van ontwikkelingen van nieuwe bestemmingsplannen- tijdig en actief te participeren in de opstelling van een waterhuishoudkundig plan en de daaruit voortvloeiende "natte paragraaf" voor het bestemmingsplan.

Uitgangspunten planvorming

Schoon water wordt niet naar een rioolwaterzuivering afgevoerd. De voorkeursvolgorde voor de behandelingswijze van schoon water is als volgt:

  • gebruik als huishoudelijk water;
  • infiltreren;
  • afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afvoeren naar riolering via een verbeterd gescheiden stelsel.

Stedelijk water dient zo natuurlijk mogelijk te worden ingepast. Uitvoering van onderhoud mag niet worden belemmerd. Er moet in principe rekening worden gehouden met een onderhoudspad van vier meter. Als de bovenbreedte breder is dan zeven meter, dan geldt dit voor beide zijde van de watergang.

Het uitgangspunt voor nieuwbouwlocaties is dat er hydrologisch neutraal wordt gebouwd.

Uitvoering

De uitvoering van de noodzakelijke waterhuishoudkundige voorzieningen voor de ontwatering en afwatering in nieuwbouwlocaties kunnen efficiënt door gemeenten worden uitgevoerd, in het kader van het bouwrijp maken van het gebied. Een voorwaarde hierbij is dat het waterschap vanaf het begin bij ontwikkeling van het waterhuishoudkundige plan en de natte paragraaf is betrokken en dat er overeenstemming bestaat over het definitieve plan. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het afkoppelen van verhard oppervlak.

Beheer

Al het oppervlaktewater (niet zijnde rijkswater) is in beheer bij het waterschap. Dit is geregeld in de Verordening waterhuishouding Noord-Brabant.

Eigendom

Het waterschap streeft ernaar dat zoveel mogelijk ondergronden van de watergangen (inclusief onderhoudspaden) in eigendom zijn van overheidsorganen, bijvoorbeeld de gemeente.

Onderhoud

Bij het onderhoud beperkt het waterschap zich tot het uitvoeren van het onderhoud van het leggerprofiel dat nodig is voor het in stand houden van het natte profiel van het oppervlaktewater ten behoeve van de waterhuishoudkundige functies(s) (berging en afvoercapaciteit).

In bepaald gevallen zullen gemeenten er de voorkeur vaan geven zelf het onderhoud uit te blijven voeren. Als dit met het oog op de functie van het oppervlaktewater mogelijk is, kan het waterschap hieraan meewerken. Er moeten dan afspraken worden gemaakt over tijdstip, frequentie en kosten van het onderhoud.

Meten en onderzoek

Het waterschap zal in samenwerking met de gemeente de eigen landelijke ervaring ten aanzien van het afkoppelen continu evalueren en inzetten in toekomstige situaties.

Waterketen

Planvorming

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het opstellen van een gemeentelijk rioleringsplan. Voor de optimale inrichting van de afvalwaterketen is het nodig dat de aanpak niet meer gericht is op de rioolsystemen van de verschillende gemeenten afzonderlijk, maar op de regionale afvalwaterketen als geheel (rioolwaterzuivering met aangesloten rioolwatersystemen).

Het initiatief voor het opstellen van een afvalwaterketen per zuiveringsgebied wordt door het waterschap genomen, waarbij gemeenten en de waterleidingbedrijven worden betrokken.

Uitgangpunten planvorming

Schoon water moet niet meer naar een rioolwaterzuivering worden afgevoerd. Zie uitgangspunten planvorming Watersysteem.

Voor nieuwe uitbreidingen geldt dat het afstromende hemelwater van het verhard oppervlak volgens de genoemde voorkeursvolgorde moet worden behandeld. Als afkoppen om (milieu-)technische redenen (nog) niet mogelijk is, kan hemelwater via een verbeterd gescheiden rioolstelsel worden afgevoerd.

Voor bestaande gemengde stelsels is de pompovercapaciteit 0,7 mm per uur, gerelateerd aan het aangesloten verhard oppervlak. De benodigde pompovercapaciteit in m³ per uur daalt derhalve bij afkoppelen. De hierdoor (op termijn) ontstane financiële winst voor het waterschap, legitimeert mede een stimuleringsregeling voor afkoppelen.

Bestaande gemengde rioolstelsels moeten minimaal voldoen aan de basisinspanning. Aansluitend wordt ingezet op het waterkwaliteitspoor.

Lozingen, via overstorten van gemengde rioolstelsels, op oppervlaktewater met de functie waternatuur zijn in principe niet toegestaan. Bij gebrek aan een alternatief moet de lozing worden teruggebracht door aanvullend op de basisinspanning 14 millimeter berging aan te leggen, of een gelijkwaardig alternatief.

Voor lozingen, via overstorten van gemengde rioolstelsel, op oppervlaktewater met een algemene milieudoelstelling geldt dat, als de vereiste waterkwaliteit ten gevolge van de overstort niet wordt gehaald, er in aanvulling op de basisinspanning maximaal 8 millimeter berging moet worden aangelegd, of een gelijkwaardig alternatief.

Al voldoen de riooloverstorten aan de basisinspanning (emissie-eisen), toch kan het ontvangende water ongewenst nadelig worden beïnvloed door het overstortwater (immissie-eisen). Het waterkwaliteitsspoor gaat uit van het ontvangende watersysteem. De waterkwaliteitsbeheerders en gemeenten zijn samen verantwoordelijk voor de invulling van het waterkwaliteitsspoor. Als eerste stap moeten de locaties worden bepaald waar de basisinspanning onvoldoende is om aan de waterkwaliteitsdoelstellingen te voldoen. De waterschappen moeten deze locaties aangeven en samen met gemeenten aanvullende maatregelen nemen.

Uitvoering, beheer en onderhoud

Voor het aanleggen, beheren en onderhouden van rioolstelsels (inclusief randvoorziening) is de gemeente verantwoordelijk. Het waterschap zal dit financieel niet stimuleren. Het waterschap is verantwoordelijk voor het aanleggen, beheren en onderhouden van transportsystemen vanaf overnamepunten en rioolwaterzuiveringsinstallaties.

Waterbeheerplan 2010-2015 "Krachtig water"

Het waterbeheerplan beschrijft de doelen en inspanningen van Waterschap De Dommel 

voor de periode 2010-2015.  Er wordt een indeling gemaakt in de volgende thema's:

  • Droge voeten
  • Voldoende water
  • Natuurlik water
  • Schoon water
  • Schone waterbodem
  • Mooi water

Aan de basis van het plan staan de waterprogramma's. Deze kwamen in 2007-2008 in samenwerking met andere overheden en belangenpartijen in het gebied tot stand en richten zich op alle waterdoelen in het beheergebied.

  • Voor het thema Droge voeten worden gestuurde waterbergingsgebieden aangelegd, zodat de kans op regionale wateroverlast in 2015 in bebouwd gebied en een deel van de kwetsbare natuurgebieden acceptabel is. In beekdalen die in zeer natte perioden van oudsher overstromen, wordt geen overstromingsnorm toegepast.
  • Voor Voldoende water worden  plannen voorgesteld voor het gewenste grond- en oppervlakteregime (GGOR) in zowel landbouw- als natuurgebieden uiterlijk in 2015 vast. Er worden maatregelen genomen in de belangrijkste verdroogde natuurgebieden  (Topgebieden).
  • Voor het thema Natuurlijk water wordt bij de inrichting en het beheer van de watergangen ingezet op het halen van de ecologische doelen uit de Europese Kaderrichtlijn Water en de functies 'waternatuur' en 'verweven' uit het Provinciaal Waterplan. Om deze doelen te halen gaan wordt verder ingezet op beekherstel,  de aanleg van ecologische verbindingszones en het opheffen van barrières van vismigratie. Deze maatregelen worden zoveel mogelijk per gebied uitgevoerd, in één samenhangend maatregelenpakket met herstel van Topgebieden en verbetering van de water(bodem)kwaliteit.
  • Voor Schoon water wordt het proces van samenwerking met gemeenten in de waterketen doorgezet. Er worden gezamenlijke optimalisatiestudies uitgevoerd. De afspraken worden vastgelegd in afvalwaterakkoorden. Verder worden een deel van de rioolwaterzuiveringen vergaand verbeterd om te voldoen aan de Kaderrichtlijn Water. Er worden bron- en effectgerichte maatregelen genomen om kwetsbare gebieden te beschermen.
  • Bij het thema Schone waterbodems worden vervuilde waterbodems aangepakt in samenhang met beekherstel. Afhankelijk van de soort verontreiniging gaan wordt gesaneerd, beheerd of geaccepteerd.
  • Voor Mooi water wordt bij de inrichtingsprojecten de waarde van water voor de mens vergroot door ruimte te bieden aan recreatiemogelijkheden, landschap en cultuurhistorie.

Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk

Nieuwe ontwikkelingen moeten voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal ontwikkelen. Dit streefbeeld komt voort uit het NBW om niet af te wentelen. Voorheen hanteerde het waterschap de term "hydrologisch neutraal bouwen’. De definitie van hydrologisch neutraal bouwen is uitgewerkt in de notitie "Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk" uit juli 2006.

Bij het tot stand komen van deze notitie is geconstateerd dat "hydrologisch neutraal ontwikkelen’ beter weergeeft wat de bedoeling is. Niet alleen een bouwwerk moet hydrologisch neutraal gerealiseerd worden, maar ook andere ontwikkelingen (zoals bijvoorbeeld een parkeerplaats). Onderscheid wordt gemaakt in 5 toetsaspecten:

  • afvoer uit het gebied;
  • oppervlaktewaterstanden;
  • overlast (schade);
  • grondwateraanvulling;
  • grondwaterstanden.

Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling hydrologisch neutraal heeft plaatsgevonden, moet er vergeleken worden met een oorspronkelijke of referentiesituatie.

Nota beheer en onderhoud stedelijk water

In de beleidsnota beheer en Onderhoud stedelijk water van het Waterschap De Dommel (januari 2003), zijn uitgangspunten geformuleerd over hoe het waterschap wil omgaan met het stedelijk water. Daarnaast zijn onduidelijkheden weggenomen. De doelgroep van de nota is met name de gemeenten. Het waterschap wil de beleidsnota als uitgangspunt gebruiken voor overleg met de gemeenten. De beleidsnota gaat niet in op grondwater en kanalen.

De nota bevat een visie, die vervolgens vertaald is in strategische uitgangspunten, vervolgens zijn deze strategische uitgangspunten geconcretiseerd in drie doelstellingen, zijnde:

  • waterschap De Dommel wordt gezien als heldere waterpartner, ook in het stedelijk gebied;
  • het onderhoud van het oppervlaktewater in stedelijk gebied met een belangrijke waterhuishoudkundige functie;
  • de inrichting is afgestemd op het bereiken van een goede afwatering, een goede waterkwaliteit, ecologische aspecten en vergroting van de belevingswaarde van het water in de stad.

De wijze waarop in het plangebied met het aspect water is omgegaan, staat beschreven in paragraaf 4.9.