direct naar inhoud van Artikel 9 Wonen - Aaneengesloten
Plan: Spoorzone Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0777.0040SPOORZONENOORD-3001

Artikel 9 Wonen - Aaneengesloten

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Aaneengesloten aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. minimaal drie aaneengesloten woningen;
  • b. tuinen, erven en bijbehorende verhardingen;

Alsmede voor (bijbehorende):

  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 9.1 bedoelde bestemmingsomschrijving de volgende bouwwerken worden gebouwd:

9.2.1 Aaneengebouwde woningen

Voor het bouwen van aaneengebouwde woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ten aanzien van de maximale bouwhoogte gelden de aanduidingen;
  • c. de breedte van een woning (een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw niet meegerekend) bedraagt minimaal 5,40 m;
  • d. de bouw van woningen is alleen toegestaan indien de geluidbelaste gevel(s) van de woning wordt uitgevoerd in een constructie zonder te openen delen, waarbij geldt dat in een dergelijke situatie een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die tenminste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van de toegepaste constructie en 33 dB, dient te worden gegarandeerd;
  • e. in afwijking van het bepaald onder a is de bouw van woningen toegestaan indien voor wat betreft het verkeerslawaai de door burgemeester en wethouders bij besluit van 7 augustus 2012 vastgestelde hogere waarde niet wordt overschreden en aan de in dit besluit gestelde voorwaarden wordt voldaan.

9.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Bij iedere woning mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijgebouwen dienen achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. op de gronden buiten het bouwvlak mogen per bouwperceel aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 36 m², met dien verstande dat per bouwperceel niet meer dan 50% van de oppervlakte van de gronden buiten het bouwvlak bebouwd mag worden;
  • d. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen binnen het bouwvlak is maximaal gelijk aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen is maximaal gelijk aan de hoogte van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m.
  • e. de goothoogte en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen buiten het bouwvlak is maximaal 0,30 m boven de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • f. de goothoogte en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedragen maximaal 3,25 m respectievelijk 5,50 m;
  • g. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen tot op de zijdelingse bouwperceelsgrens worden gebouwd;
  • h. vrijstaande bijgebouwen mogen alleen ge- of verbouwd worden als afhankelijke woonruimte, nadat een een omgevingsvergunning is verleend op basis van 9.3.1.

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelde de volgende regels:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2,00 m.

9.3 Afwijking van de bouwregels
9.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 9.2 voor de bouw van een praktijkruimte voor een aan-huis-gebonden-beroep in een aan-, uitbouw of bijgebouw waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de totale oppervlakte van de praktijkruimte bedraagt maximaal 50 m²;
    • 2. het bebouwingspercentage per bouwperceel van de gronden buiten het bouwvlak maximaal 50% bedraagt;
    • 3. de overige bouwregels voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen in artikel 9.2.2van toepassing zijn.
  • b. 9.2.2 onder d. tot een gezamenlijke oppervlakte van 50 m² met dien verstande dat per bouwperceel niet meer dan 50% van het bouwperceel bebouwd mag worden;
  • c. 9.2 voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de woonunit is noodzakelijk ten behoeve van huisvesting in het kader van mantelzorg;
    • 2. er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is;
    • 3. de zorgbehoefte is aangetoond door een deskundige adviesinstantie;
    • 4. de oppervlakte van de woonunit bedraagt maximaal 80 m²;
    • 5. de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,25 m;
    • 6. de woonunit dient minimaal 3,00 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden geplaatst;
    • 7. per bouwperceel niet meer dan 50% van de oppervlakte van de gronden buiten het bouwvlak bebouwd mag worden;
    • 8. de woonunit mag ook vrij van het hoofdgebouw geplaatst worden;
    • 9. voor zover er een parkeerplaats op eigen terrein aanwezig is, moet deze worden gehandhaafd, tenzij er op het perceel geen andere mogelijkheden zijn om de woonunit te plaatsen;
    • 10. zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient de woonunit te worden verwijderd.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Specifieke gebruiksregel

Het gebruik van een praktijkruimte ten behoeve van een aan-huis-gebonden-beroep is niet strijdig met artikel 9.1 mits:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  • b. de daarvoor te benutten ruimte in het hoofdgebouw maximaal 1/3 van het gebruiksoppervlak van het hoofdgebouw;
  • c. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat diegene die de activiteit in de woning of in een bijgebouw uitvoert tevens hoofdbewoner van de woning is;
  • d. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende actviteiten die kunnen leiden tot een nadelige beinvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • e. er geen uitoefening van detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van ter plaatse vervaardigde producten.
9.4.2 Specifiek gebruiksverbod

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 10.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van aan- en uitbouwen en bijgebouwen als zelfstandige woning;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als afhankelijke woonruimte.

9.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
9.5.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.4.2 sub b. en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is in het kader van mantelzorg;
  • 2. er sprake is van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is;
  • 3. de zorgbehoefte is aangetoond door een deskundige adviesinstantie;
  • 4. de bouwregels onder artikel 9.2.2 overeenkomstig van toepassing zijn;
  • 5. voor zover er een parkeerplaats op eigen terrein aanwezig is, moet deze worden gehandhaafd, tenzij er op het perceel geen andere mogelijkheden zijn om huisvesting voor mantelzorg mogelijk te maken;
  • 6. zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is, dient het vrijstaande bijgebouw weer in gebruik genomen te worden conform het bestemmingsplan.