Plan: | Kom Vlierden, 1e herziening |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0762.BP201010-C001 |
Locatie 01 MFA, Pastoriestraat 20
Voor de locatie Pastoriestraat 20 zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd.
Op de locatie heeft in het verleden een ondergrondse brandstoftank gelegen. Na de sanering van de tank is bepaald of deze ondergrondse opslag geleid heeft tot bodemverontreiniging. De resultaten van het onderzoek staan beschreven in de rapportage: ‘Nulsituatie onderzoek BOOT Pastoriestraat 20 te Vlierden’, opgesteld door MAH BV, rapportnummer: M524-VOE/98, d.d. 24-02-1998.
Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat het voormalige gebruik niet heeft geleid tot bodemverontreiniging.
In 2003 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor de gehele locatie. De resultaten van het onderzoek staan beschreven in de rapportage ‘verkennend bodemonderzoek Pastoriestraat 20 te Vlierden’, Econsultancy bv, rapportnummer: 03061308, d.d. 11 juli 2003 (bijlage 6).
Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat er licht tot sterk verhoogde gehalten aan metalen zijn aangetoond. In de ondergrond en het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetoond.
Op basis van deze resultaten is een nader onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek staan beschreven in de rapportage ‘Nader bodemonderzoek Pastoriestraat 20 te Vlierden’, Econsultancy bv, rapportnummer: 03071383, d.d. 6 april 2004 (bijlage 7). Hieruit blijkt dat de omvang van de grond die sterk verontreinigd is met metalen circa 20 m3 bedraagt. De geconstateerde grondverontreiniging is geen ernstig geval van bodemverontreiniging. Dit vanwege het feit dat er minder dan 25 m3 sterk verontreinigde grond op de onderzoekslocatie aanwezig is. Er is geen sprake van actuele risico's op de locatie, hierdoor hoeft geen saneringstijdstip te worden vastgesteld.
Geadviseerd is om de grond waarin de matige tot sterk verhoogde gehalten aan metalen zijn aangetoond, te verwijderen bij de realisatie van de nieuwbouwplannen. De aanpak hiervoor is verwoord in de rapportage ‘Bodemsaneringsplan Pastoriestraat 20 te Vlierden’, Econsultancy bv, rapportnummer: 04111610, d.d. 7 juni 2005 (bijlage 8).
Locatie 02 Huize de Vliert, Pastoriestraat 26
In het bodemarchief zijn geen bodemonderzoeksgegevens aanwezig van de locatie Pastoriestraat 26.
Ter plaatse van Pastoriestraat 26 is een gesaneerde ondergrondse brandstoftank aanwezig.
Deze tank is in 1995 gesaneerd en afgevuld met zand (KIWA-certificaatnummer: B2783, d.d. afgifte 4-1-1995). Hierbij is geen bodemverontreiniging waargenomen.
Indien er op deze locatie nieuwe ontwikkelingen gaan plaats vinden, dient de kwaliteit van de bodem vastgelegd te worden.
Locatie 03 JAV gebouw, Schooteindseweg 2
In het verleden zijn op de locatie zinkassen als verhardingsmateriaal aangebracht. In 1988 zijn deze zinkassen verwijderd. Echter door de aanwezigheid van zinkassen is de onderliggende bodemlaag verontreinigd geraakt. Deze onderliggende bodemlaag is in 1988 niet verwijderd.
De gemeente Deurne neemt deel aan het project Actief Bodembeheer de Kempen, het milieuprogramma in Zuidoost-Brabant en Midden-Limburg dat de nadelige effecten van de vroegere bodemverontreiniging met zware metalen door het gebruik van zinkassen in en rondom de Kempen aanpakt. De locatie Schooteindseweg 2 is door de voormalige aanwezigheid van zinkassen aangemeld voor het project.
Uit bodemonderzoek is gebleken dat er vier verontreinigingskernen op de locatie aanwezig zijn, die gesaneerd dienen te worden. Twee verontreinigingskernen zijn te relateren aan het voormalige gebruik van zinkassen. De overige twee kernen zijn te relateren aan bijmengingen van puin en zullen niet in het kader van dit project gesaneerd gaan worden. De resultaten van het bodemonderzoek staan beschreven in de rapportage: ‘Nader bodemonderzoek ter plaatse van de Schooteindseweg 2 te Vlierden in de gemeente Deurne’, Geonius Milieu B.V., rapportnummer: MA-80245, d.d. 3 juni 2009 (bijlage 9).
De sanering van de zinkkassen heeft inmiddels plaatsgevonden. De overige twee verontreinigingskernen dienen vóór de realisatie van een nieuwe bestemming gesaneerd te worden.
Locatie 04 Keesomstraat, Einsteinstraat ong., Lorentzstraat ong., 2
In het bodemarchief zijn geen bodemonderzoeksgegevens aanwezig van dit plangebied.
Voor de realisatie van een nieuwe bestemming dient de kwaliteit van de bodem bepaald te worden. Op basis van de gemeentelijke gegevens blijkt niet dat er bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Voor de locatie Lorentzstraat 2 dient eerst de huidige bebouwing gesloopt te worden voordat er een bodemonderzoek uitgevoerd wordt.
Locatie 05 Hoge Zijdeweg
In 2008 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor dit plangebied. De resultaten van het onderzoek staan beschreven in de rapportage: ‘Verkennend bodemonderzoek Hoge Zijdeweg ong. te Vlierden’, opgesteld door Tritium Advies, rapportnummer: 0811/1024/LP, d.d. 11-12-2008 (bijlage 10).
Uit de resultaten van dit bodemonderzoek blijkt dat er in de bovengrond (de eerste halve meter) een lichte verontreiniging aan koper is aangetoond. In de ondergrond zijn geen van de onderzochte stoffen verhoogd aangetoond ten opzichte van de landelijk vastgestelde achtergrondwaarden. In het grondwater zijn lichte verontreinigingen aan metalen aangetoond. Derhalve kan geconcludeerd worden dat de resultaten van het onderzoek geen belemmering vormen voor de nieuwe bestemming ‘wonen’.
Locatie 06 Binnengebied Vlierdenseweg
Vlierdenseweg 206-208
Voor de locatie Vlierdenseweg 206-208 zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. In 2009 is het laatste bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten staan beschreven in de rapportage: ‘Verkennend bodemonderzoek Vlierdenseweg 206/208 Vlierden’, rapportnummer: 0734R061, d.d. 19-12-2008.
Uit het onderzoek kunnen de volgende conclusies getrokken worden:
De locatie is aangemeld bij Actief Bodembeheer de Kempen voor de verwijdering van de zinkassen (oostelijk deel locatie).
Het westelijk deel van de locatie, waar mogelijk een sloop aanwezig is geweest, dient nader onderzoek plaats te vinden.
Landbouwgrond (Q1188/1038)
Een deel van deze landbouwgrond, wat in gebruik is als paardrijbak, is in het verleden een bodemonderzoek uitgevoerd. Van het overige deel zijn geen bodemonderzoekgegevens beschikbaar.
De paardrijvereniging heeft een deel van het perceel in gebruik als paardrijbak. Ter plaatse van de paardrijbak is een materiaal (kabelkorrels) aangebracht. Het materiaal is geen bodem en dient als afval beschouwd te worden.
De kwaliteit van de onderliggende bodem is bepaald. Hieruit kan geconcludeerd worden dat deze niet verontreinigd is.
De resultaten van het onderzoek staan beschreven in de rapportage: ‘Verkennend bodemonderzoek, Vlierdenseweg te Deurne (paardenbak)’, opgesteld door DHV, dossiernr. X1768-01-001 (versie 2), d.d. augustus 2005.
Als deze paardrijbak een nieuwe bestemming krijgt dient de kabelhoudende laag afgevoerd te worden naar een erkende verwerker.
Conclusie
Voordat gestart kan worden met de realisatie van de nieuwe bestemming dient voor de locatie Vlierdenseweg 206-208, de verontreiniging veroorzaakt door zinkassen verwijderd te zijn. Daarnaast dient voor deze locatie nader onderzoek plaats te vinden naar de verontreinigingskern aangetoond op het westelijk deel.
Voor de percelen die in gebruik zijn als landbouwgrond en als onverdacht te beschouwen zijn, dient een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Dit onderzoek is in 2010 uitgevoerd door Lankelma Geotechniek Zuid B.V. (bijlage 11).
Individuele bouwlocaties
Op de locaties met individuele bouwmogelijkheden voor nieuwe woningen, dient in het kader van de omgevingsvergunningprocedure een bodemonderzoek en een geohydrologisch onderzoek te worden verricht.
De Wet geluidhinder biedt bescherming tegen spoorweglawaai, wegverkeerslawaai en industrielawaai van inrichtingen gelegen op een gezoneerd industrieterrein. In de Wet geluidhinder wordt een beperkt aantal typen objecten beschermd, de zogenoemde geluidgevoelige objecten.
In het plangebied is alleen wegverkeer als geluidsbron relevant. Alleen ontwikkelingslocatie 6 ligt binnen de geluidszone van de Vlierdensedreef. Aangezien men voornemens is geluidgevoelige bestemmingen (woningen) in het plangebied te gaan realiseren, is door Cauberg-Huygen in mei 2010 onderzoek (rapportnummer:20100889-02) gedaan naar de (potentiële) geluidhinder van deze bronnen op het plangebied (bijlage 12).
Wegverkeerslawaai
Voor wegverkeer geldt ingevolge artikel 82, lid 1 van de Wet geluidhinder voor nieuwe woningen binnen een zone van een bestaande weg een waarde van 48 dB(Lden). Voor de wegen binnen de bebouwde kom geldt echter een 30 km-regime. Volgens de Wet geluidhinder zijn 30 km-wegen vrijgesteld van een zone. Toetsing aan de grenswaarden is in deze niet aan de orde. Ten aanzien van de wegen buiten het plangebied die wel beschikken over een zone en waarvan de zone over het plangebied is gelegen, kan worden opgemerkt dat uit de rekenresultaten is gebleken dat de geluidbelasting op de gevels ten gevolge van de Vlierdensedreef lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Derhalve worden vanuit de Wet geluidhinder geen restricties gesteld aan de realisatie van ontwikkelingslocatie nr. 6.
Gecumuleerde geluidbelasting
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet aannemelijk worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau. Hiervoor is onder meer bepalend de maximale binnenwaarde van 33 dB. Wanneer aan de hand van berekeningen kan worden aangetoond dat het binnenniveau lager is dan deze grenswaarde is er sprake van een aanvaardbaar geluidsniveau.
Uit het onderzoek, waarbij ook de 30 km-wegen zijn meegenomen, blijkt dat de gecumuleerde geluidbelasting voor de 2 woningen aan de Vlierdensweg hoger zal zijn dan 53 dB. Bij de overige wonigen is de gecumuleerde geluidbelasting 53 dB of lager. De gecumuleerde geluidbelasting voor de 2 woningen aan de Vlierdenseweg bedraagt maximaal 62 dB. Dit betekent een extra gevelwering ten opzichte van het Bouwbesluit van (62-33-20=) 9 dB. Bij bouwaanvragen waarbij de gevelbelasting meer dan 53 dB bedraagt wordt een akoestisch gevelrapport vereist. Indien uit dit rapport blijkt dat met extra maatregelen aan de gevel aan de vereiste binnenwaarde kan worden voldaan, is sprake van een aanvaardbaar woonklimaat en staat een goede ruimtelijk ordening niet in de weg. Daarnaast beschikken beide woningen aan de achterzijde over een geluidluwe buitengevel.
Geurhinder veehouderijbedrijven
Rond het plangebied zijn diverse veehouderijen gelegen. Als er sprake is van nieuwbouwplannen (planniveau) in de omgeving van een veehouderij moet onderzocht worden waar de nieuwbouw kan plaatsvinden, zonder dat de rechten van de veehouders in de omgeving van het plangebied worden aangetast. Er moet worden berekend wat de invloedssfeer is van geur van veehouderijen op de te plannen woningen. Voor het beoordelen van de geurinvloed op woningen zijn vanaf 1 januari 2007 de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv), (Staatsblad 2006, nr. 671) en de hieraan verbonden Regeling geurhinder en veehouderij (Staatscourant, 18 december 2006, nr. 246) van toepassing.
Daarnaast is door de gemeenteraad van Deurne op grond van artikel 6 van de Wgv op 11 december 2007 de Verordening geurbelasting en veehouderij gemeente Deurne 2007 vastgesteld. In deze verordening is het invloedsgebied woonkern Deurne aangewezen op een bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart. Binnen dit aangewezen invloedsgebied geldt de maximale waarde van 1 ouE/m³ voor de geurbelasting van een veehouderij, voor zover de voor geur gevoelige objecten zich bevinden binnen de bebouwde kom.
Het komplan Vlierden is niet gelegen binnen het invloedsgebied woonkern Deurne waardoor hiervoor de wettelijke norm van 3,0 odourunits per kubieke meter lucht van toepassing is.
Het ontwikkelen van woningbouw is alleen mogelijk mits:
Voor het bepalen of veehouderijen in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt dient op basis van de vergunde geuremissie de geurcontour van 3,0 odourunits per kubieke meter lucht te worden berekend. Hierbij moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening uitgegaan worden van de grens van een bouwblok en niet van de bestaande emissiepunten(bronnen). Het staat de veehouder namelijk vrij om binnen zijn bouwblok het emissiepunt te verplaatsen naar iedere gewenste locatie. Hierbij moet de veehouder op zijn beurt ook rekening houden met de bestaande woonbebouwing. Indien bestaande woonbebouwing reeds beperkend is voor de ontwikkelingsmogelijkheden van een veehouderij, dan is het niet noodzakelijk om de geurcontour te bepalen vanaf rand bouwblok. Het is dan mogelijk om de geurcontour te bepalen vanuit de vergunde situatie.
Daarnaast dient op grond van artikel 4, lid.1 van de Wet geurhinder en veehouderij rekening gehouden te worden met een minimaal aan te houden vaste afstand van 100 meter tussen een veehouderij en geurgevoelig object (indien een geurgevoelig object in de bebouwde kom is gelegen), of 50 meter (indien een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom is gelegen).
De in de omgeving van een “woonlocatie” gelegen veehouderijen zijn:
De berekening van de heersende geurbelasting (odourunits/kubieke meter lucht), veroorzaakt door individuele veehouderijen op de rand van het plangebied, leidt tot de volgende conclusies.
Conclusies
Bij bovenstaande bedrijven, met uitzondering van Dwergweg 1 en Vlierdenseweg 122, liggen gemeten vanaf de rand van de bouwblokken de geurcontouren van 3,0 odourunits/kubieke meter lucht buiten de in het plangebied opgenomen nieuwe bouwbestemmingen. Deze bedrijven worden door de nieuwe bouwbestemmingen niet (extra) in hun ontwikkelingen beperkt, waardoor het op basis van deze norm geen belemmering is om de woningen te bestemmen.
Bij het bedrijf Dwergweg 1 zijn, gemeten vanaf de rand van het bouwblok, één van de nieuwe woningen Vlierdenseweg en de nieuwe woning Oude Torenweg, binnen de 3,0 geurcontour gelegen. Aangezien voor dit bedrijf de bestaande woningen Oude Torenweg 3, 7 en 9 reeds beperkend zijn, is het niet reëel om het gehele bouwblok te nemen. Indien in plaats daarvan wordt gemeten vanaf het emissiepunt, blijkt dat de nieuwe woningen Oude Torenweg en Vlierdenseweg buiten de geurcontour komen te liggen. De woningen Vlierdenseweg en Oude Torenweg kunnen ten aanzien van het bedrijf Dwergweg 1 wel worden bestemd.
Bij het bedrijf Vlierdenseweg 122 is, gemeten vanaf de rand van het bouwblok, een gedeelte van de nieuwe woningen Hoge Zijdeweg binnen de 3,0 geurcontour gelegen. Aangezien voor dit bedrijf de bestaande woning Vlierdenseweg 140 reeds beperkend is, is het niet reëel om het gehele bouwblok te nemen. Indien berekend wordt vanuit de vergunde situatie van dit bedrijf, blijkt dat deze woning nog steeds overbelast blijft. De nieuwe woningen aan de Hoge Zijdeweg blijven dan echter buiten de geurcontour van 3,0. Het bedrijf wordt dus niet extra belemmerd door deze nieuwe woningen. De woningen kunnen derhalve worden gebouwd bij een geurnorm van 3,0 odourunits.
Tot slot ligt binnen het komplan één agrarisch bedrijf - bedrijf Waagweg 1 - met een milieuvergunning voor het houden van dieren, waar momenteel geen dieren meer gehouden worden. Aangezien deze vergunning voor het houden van dieren ingetrokken zal worden, is deze niet meegenomen in de berekeningen.
Ten aanzien van de achtergrondbelasting het volgende.
In de gebiedsvisie op basis waarvan de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Deurne 2007 is vastgesteld, is opgenomen dat voor de kernen binnen de gemeente Deurne een achtergrondgeurbelasting van 10 odourunits als acceptabel wordt gezien.
Alle nieuw te bestemmen woningen komen te liggen binnen de bebouwde kom van Vlierden.
Op basis van de milieuvergunninggegevens van veehouderijen van mei 2009 is berekend dat de achtergrondgeurbelasting voor alle woningbouwlocaties gelegen is tussen 0 en 10 odourunits. De achtergrondbelasting is daardoor géén belemmering om de woningen te bestemmen. De kaart “Huidige achtergrondbelasting omgeving Vlierden” is als bijlage 13 opgenomen.
Milieuzonering
In het kader van de Wet milieubeheer moet worden getoetst of:
Basis voor de bovengenoemde toetsing vormt de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Invloed ontwikkelingen op omgeving:
De woningbouw ontwikkelingslocaties 3 t/m 6 zijn niet van invloed op omliggende objecten. Ontwikkelingslocatie 1 MFA is passend binnen omgevingstype gemengd gebied en vormt daarmee geen beperking voor de omgeving. Ontwikkelingslocatie 2 is conserverend.
Invloed omliggende inrichtingen op de voorgenomen ontwikkeling:
In de omgeving van ontwikkelingslocaties 3 en 4 zijn alleen maatschappelijke voorzieningen, zoals een basisschool, kinderdagverblijf (KDV) en een gespecialiseerd dagverblijf gelegen. Gezien de aard van de omgeving, gebied met functiemenging, vormen die geen beperking voor de voorgenomen ontwikkeling.
In de directe omgeving van ontwikkelingslocatie 5 is het sportpark, met een voetbal-, tennis- en handboogvereniging gelegen. In de onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de verenigingen met SBI-code, milieucategorie, richtafstand alsmede de werkelijke afstand tot het bouwblok ontwikkelingslocatie.
SBI - code 2008 | milieu- categorie | richtafstand rustige woonwijk |
werkelijke afstand | |
tennisvelden (inclusief verlichting) | 931F | 3.1 | 50 | 160 |
voetbalvelden (inclusief verlichting) | 931G | 3.1 | 50 | 51 |
kantine voetbalvereniging | 5629 | 1 | 10 | 37 |
binnen boogbanen | 931 | 1 | 10 | 74 |
Ontwikkelingslocatie 5 voldoet aan de richtwaarden uit de Handreiking “Bedrijven en milieuzonering”.
In de directe omgeving van ontwikkelingslocatie 6 zijn een hondenpension, een LPG tankstation en een garagebedrijf gelegen. In de onderstaande tabel zijn de aan te houden richtafstanden voor zowel een rustige woonwijk als een gemengd gebied weergegeven met SBI-code, milieucategorie alsmede de werkelijke afstand tot bouwblok ontwikkelingslocatie.
SBI-code 2008 |
milieu- categorie | richtafstand rustige woonwijk | richtafstand gemengd gebied | werkelijke afstand | |
dierenpension | 9609 | 3.2 | 100 | 50 | 106 |
LPG tankstation * | 473.2 | 3.1 | - | - | - |
garagebedrijf | 452 | 2 | 30 | 10 | 32 |
* betreft een BEVI-inrichting. Voor verdere toetsing zie paragraaf 3.8.3.
Ontwikkelingslocatie 6 voldoet aan de richtafstanden uit de Handreiking “Bedrijven en milieuzonering”. Voor de toetsing van het LPG-tankstation zie paragraaf 3.8.3.
De omgeving van de Vlierdenseweg kan getypeerd worden als 'gemengd gebied', doordat aan de Vlierdenseweg niet alleen woningen zijn gevestigd, maar ook verschillende bedrijven (dierenpension, garage, tankstation). De tabel, zoals opgenomen in de Handreiking, gaat uit van een rustige woonwijk. Binnen een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met 1 afstandsstap worden verlaagd.
De richtafstand van een dierenpension in gemengd gebied is 50 meter. De nieuwe woning aan de Vlierdenseweg voldoet aan de richtafstand uit de Handreiking "Bedrijven en milieuzonering".
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk 2005) komen te vervallen. Aangezien titel 5.2 alleen gaat over luchtkwaliteit staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB’s) en ministeriële regelingen.
Een belangrijk verschil met het Blk 2005 is dat de nieuwe regelgeving geen directe en harde koppeling meer kent tussen besluiten en grenswaarden. Deze is vervangen door een meer flexibele toetsing of koppeling tussen (ruimtelijke) besluiten en de gevolgen voor de luchtkwaliteit. Eén van de elementen daarvan is dat projecten die ‘niet in betekenende mate bijdragen' aan de concentraties, niet meer afzonderlijk getoetst hoeven te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht.
Voor projecten die wél in betekenende mate bijdragen aan de concentraties is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) relevant. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
In de AMvB ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBMB) en de Ministeriële Regeling ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Regeling NIBMB) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip ‘niet in betekenende mate bijdragen’.
In de Regeling NIBMB is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan worden gemaakt dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven. De bijdrage van NIBM-projecten aan de luchtverontreiniging wordt binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) gecompenseerd met algemene maatregelen.
De bijlage behorende bij de Regeling NIBMB geeft voor een aantal categorieën een harde omschrijving. Voor woningbouw bijvoorbeeld geldt bij één ontsluitingsweg een aantal van 1500 nieuwe woningen netto (vervanging van bestaande woningen geldt als bijdrageneutraal). Bij twee ontsluitingswegen geldt een aantal van 3000 woningen. Bij de ontwikkelingslocaties 3 t/m 6 vindt enkel woningbouw plaats. Deze locaties maken de bouw mogelijk van in totaal 44 woningen. Bij ontwikkelingslocatie 1 is sprake van een uitbreiding van de bestaande bestemming ten behoeve van een multifunctionele accommodatie. Ontwikkelingslocatie 2 maakt geen nieuwe ontwikkeling mogelijk anders dan bestemmend. In deze is dus sprake van vervangende nieuwbouw. Om inzichtelijk te maken of het plan al of niet in betekenende mate van invloed is op de luchtkwaliteit van de omgeving is hieronder een vergelijking gemaakt van het aantal verkeersbewegingen van de ontwikkelingslocaties ten opzichte van het aantal verkeersbewegingen van 1500 woningen bij één ontsluitingsweg, zoals genoemd in de bijlage bij de Regeling.
Volgens het gangbare kengetal is sprake van een verkeersproductie van vijf tot zes verkeersbewegingen per woning per etmaal. Voor 1500 woningen gaat het derhalve om 7500 tot 9000 verkeersbewegingen per etmaal. De verkeersproductie van de woningen binnen het plan, in totaal 44 woningen, bedraagt 220 tot 264 verkeersbewegingen per etmaal. Het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de uitbreiding van de MFA valt lastig te voorspellen. Gezien het hoge aantal verkeersbewegingen (7500 tot 9000 verkeersbewegingen per etmaal) dat nodig is voor een overschrijding van de 3% grens in de Regeling, mag worden gesteld dat het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de uitbreiding van de Multifunctionele Accommodatie niet zal leiden tot een overschrijding van de 3% grens. Dit betekent dat het plan ‘niet in betekenende mate’ van invloed is op de luchtkwaliteit in de omgeving en dat verdere toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit niet aan de orde is.
De Wet luchtkwaliteit omvat geen omgekeerde werking. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet toch worden getoetst of een plan niet gesitueerd is in een gebied met een te hoge fijnstofconcentratie en dat sprake is van een gezond leefklimaat. Op basis van de Grootschalige Concentratiekaart Nederland van het Planbureau voor de leefomgeving is te herleiden dat het plangebied niet is gelegen in een gebied met een te hoge fijnstofconcentratie.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat onderhavig plan voldoet aan Wet luchtkwaliteit en dat sprake is van een gezond leefklimaat.
Onder duurzaam bouwen wordt verstaan: “Het beperken van gezondheids- en milieuschade in alle bestaansfasen van gebouwen, vanaf de winning van grondstoffen, het ontwerp en de bouw tot en met het onderhoud, de renovatie en/of sloop van gebouwen.”
Duurzame ontwikkeling wordt in steeds meer gemeenten speerpunt van gemeentelijk beleid. Zo ook in de gemeente Deurne. Investeren in schone energie, integraal waterbeheer, ecologisch groenbeheer, hergebruik en milieuvriendelijke bouwmaterialen leidt tot een lage milieubelasting, een beter ruimtegebruik, meer mogelijkheden voor natuurontwikkeling en vooral ruimtelijke en bouwkundige kwaliteit.
In juridische zin kan in bestemmingsplannen niets geregeld worden met betrekking tot duurzaam bouwen (voor wat betreft de bestaande situatie). Hooguit kan in nieuwbouwplannen rekening worden gehouden met duurzaamheidsaspecten. In de komende tijd wordt door de gemeente Deurne bekeken welke duurzaamheidseisen gesteld zullen gaan worden aan nieuwbouwlocaties.
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat voor het bestemmingsplan Kom Vlierden één milieutechnische belemmering van toepassing is:
verkeerslawaai, vanwege Vlierdensedreef: