direct naar inhoud van 3.3 Cultuurhistorie en archeologie
Plan: Buitengebied 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-onh1

3.3 Cultuurhistorie en archeologie

Landschap en cultuurhistorie zijn sterk onderling gerelateerd en hebben veel raakvlakken. In paragraaf 3.2.1 is al één en ander vermeld over het landschappelijke vormingsproces, waarbij tevens is ingegaan op de rol die de mens hierin heeft gehad. Op dit laatste facet zal hier nader worden ingegaan: welke cultuurhistorisch waardevolle elementen zijn in het buitengebied aanwezig? Daarbij zal niet alleen worden ingegaan op wat er zichtbaar boven maaiveldniveau aanwezig is; archeologische vindplaatsen, of archeologisch waardevolle gebieden verdienen evengoed aandacht en bescherming.

3.3.1 Cultuurhistorie

Zoals eerder beschreven, reikt de invloed van menselijke bewoning op het gebied terug tot de Late prehistorie, eigenlijk vanaf het moment dat de eerste landbouwers zich hier zo'n 5000 jaar geleden vestigden. In de loop der eeuwen heeft het landschap een groot aantal veranderingen ondergaan, waarbij elke periode haar sporen heeft nagelaten. De 20e eeuw is echter in veel opzichten van bijzonder grote invloed geweest, in die zin dat door verstedelijking en agrarische herverkaveling veel cultuurhistorisch waardevolle elementen verloren zijn gegaan. Toch zijn er binnen de gemeente nog steeds kenmerkende cultuurhistorisch waardevolle landschappen en patronen te vinden die nadrukkelijk bijdragen aan de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Het Groene Woud.


Tot de meest kenmerkende cultuurhistorische verschijnselen behoren de uitgestrekte open akkers (50 - 200 ha groot), vaak wat hoger en wat bol gelegen ten opzichte van het omliggende landschap. Meestal zijn deze akkers aangelegd op een natuurlijke dekzandrug die nog extra geaccentueerd wordt door de eeuwenlange plaggenbemesting. Vanwege de grote behoefte aan mineralen gebruikten de bewoners hiervoor mest vermengd met plaggen afkomstig van de heide- en broekgebieden.

Via onder meer de potstal werden deze plaggen, vermengd met mest, op de akkers gebracht. De geleidelijke ophoging van de akkers werd bevorderd door het anorganische materiaal dat in de plaggen aanwezig was.

Vaak wordt voor deze akkergebieden de term 'Bolle akker' gebruikt. Voorkeur verdient het echter een onderscheid te maken tussen de wat bol gelegen uitgestrekte open akkers en de kleine bolvormige akkers die qua ontginning vaak een wat jongere oorsprong hebben (kampontginningen). Hieronder wordt een korte definitie van beide cultuurhistorisch waardevolle landschappen gegeven:


Een open akkercomplex is groot akkergebied met een typische maat van 50 tot 200 hectare. Open akkers beslaan vaak een flink stuk van een in of kort na de laatste ijstijd gevormde dekzandrug. Deze dekzandruggen zijn van oudsher de aantrekkelijke woongebieden geweest en zijn daardoor rijk aan archeologische resten. In de loop van de geschiedenis ontstond door plaggenbemesting op de meeste akkers een dik plaggendek . Dankzij dit plaggendek kon de archeologische informatie eronder veilig bewaard blijven. Open akkers zijn bodemkundig haast altijd geclassificeerd als enkeerdgronden.

Oneffenheden in de dekzandrug zijn in de loop van vele eeuwen akkerbeheer weggewerkt, waardoor de open akker een vrij vlak uiterlijk kan hebben. De open akker heeft als geheel vaak wel een soort bolle ligging, waarbij het hoogteverschil tussen centrum en randen enkele meters kan bedragen. Dat heeft echter niets te maken met het plaggendek en ook niet met een speciale manier van ploegen. Die bolle ligging weerspiegelt de dekzandrug waarop deze oude akkers gevormd zijn. De open akker bestaat uit een groot aantal akkerpercelen van verschillende eigenaren en kenmerkt zich als een gemeenschapsakker. Vaak worden ze vernoemd naar het gehucht waartoe ze behoorden, of naar een belangrijk landschappelijk element (Vrilkhovense akker, Bergakker, Kerkakker).


Een bolle akker is een akker (typische maat 0,5 tot 2 hectare) waarvan het oppervlak bol ligt. Het midden van de akker is dan een halve tot een hele meter hoger gelegen dan de rand van de akker. Dit heeft niets te maken met het al dan niet aanwezig zijn van een plaggenbodem, maar het heeft alles te maken met een bepaalde manier van akkerbeheer. Daarbij lijkt men jarenlang zó geploegd te hebben dat deze vorm ontstond. Waarschijnlijk deed men dat wegens de vroeger veel nattere omstandigheden dan nu. De bolling van een bolle akker beperkt zich tot de individuele akkerpercelen, dus tot grondstukken in de orde van een halve tot twee hectare. Vaak werden die omgeven door een houtsingel, haag of houtwal.

Bolle akkers komen vaak in groepjes met een historische en landschappelijke samenhang voor. Er kan dan gesproken worden van een bolle akkercomplex. Meestal betreft het, in vergelijking met de open akkers, wat jongere kampontginningen (vanaf ca 1300).


Via de open akkers en bolle akkers is een stuk Middeleeuwen in Boxtel elke dag beleefbaar. In het kader van het bestemmingsplan Buitengebied 2006 is een gedetailleerde cultuurhistorische inventarisatie uitgevoerd als aanvulling op de provinciale Cultuurhistorische Waardekaart (CHW). Hierin zijn zones onderscheiden die in samenhang zijn gewaardeerd voor wat betreft cultuurhistorie. Onderstaand zal worden ingegaan op de ensembles en deelgebieden.

3.3.1.1 Ensembles

In het buitengebied van de Gemeente Boxtel zijn verschillende historisch-geografische ensembles te onderscheiden. Ensembles zijn verzamelingen van allerlei interessante structuren die op een of andere wijze samenhangen. Ensembles zijn dus geen "dingen" op zich, maar van een hogere orde dan losse elementen of structuren. Het tot een ensemble behoren voegt aan een los object (meer)waarde toe.

Het is voor de hand liggend om ensembles gelijk te stellen aan deelgebieden, maar dat is niet helemaal juist. Een ensemble bestaat uit samenhangende historisch-geografische elementen, die geografisch niet tot één en hetzelfde gebied behoeven te horen, bijvoorbeeld de kapellen in het buitengebied.

Het is hiermee in principe ook mogelijk dat een object of een plek tot meer dan één ensemble hoort.


Op basis van landschappelijke zonering en de aanwezigheid van historisch-geografische elementen en patronen zijn onderstaande ensembles onderscheiden. De volgorde is willekeurig. De hoog gewaarde ensembles zijn opgenomen op de cultuurhistorische waardenkaart. Voor een volledige toelichting wordt verwezen naar het bijgevoegde separate onderzoeksrapport bij deze toelichting.

3.3.1.1.1 Noordelijke heideontginningen

Eerste aanvang in late 18e eeuw, merendeels in de 19e eeuw. De heide werd doorsneden met lange rechte wegen en zo verdeeld in grote of kleine blokken. Die wegen liepen parallel aan of juist dwars op de al bestaande heibanen die vermoedelijk al in de 17e of 18e eeuw aangelegd waren. Het aantal boerderijen bleef erg beperkt, de meeste grond werd bebost (bijv. Sparrenrijk, Zegenrode en Venrode). In de 20e eeuw werd dat bos deels ontgonnen tot agrarisch gebruikt land, zoals bij het Wilhelminapark. Dit werd mogelijk zodra de kunstmest betaalbaar werd, vanaf circa 1905. Bij die tweede ontginning bleef de wegenstructuur in hoofdzaak behouden. In de 20e eeuw heeft met name de aanleg van nieuwe infrastructuur de gaafheid aangetast. Langs de Esschebaan liggen op privé-terrein de restanten van een redoute, onderdeel van de Positie van 's-Hertogenbosch (1838-1839)

3.3.1.1.2 Heult en Selissen

Hier ligt in een vrij smalle zone een onvolledig gehuchtsgebied. Het bestaat uit lage graslandgronden langs de Dommel, een steilrand naar een open akkergebied en aan de noordwestzijde daarvan een groepering van boerderijen. Een kampenzone ontbreekt, het cultuurland wordt direct afgesloten door een 3,5 km lange akkerrandwal (De Haag) die de scheiding met de voormalige heide vormt. Langs de westzijde van de akkerrandwal ligt een snoer van (voormalige) vennen: de uitblazingslaagten. Mogelijk zit onder die wal nog oud akkerland. Onder de open akker mogen sporen van bewoning uit de Late prehistorie, de Romeinse tijd de Vroege en/of Hoge Middeleeuwen verwacht worden.

Het gedeelte tussen de A2 en het dorp Boxtel (Selissen) is door de aanleg van de A2 en het Omleidingskanaal niet gaaf meer. De aangrenzende deelgebieden die tot het landinrichtingsgebied Sint-Oedenrode behoren zijn eveneens hooggewaardeerd.


3.3.1.1.3 Tongeren

Dit is het grootste en nog gaafste oude gehucht in westelijk Boxtel. Helaas wordt het doorsneden door de spoorlijn naar Tilburg, maar van alle structuren is nog vrij veel bewaard. Tongeren ligt aan de noordkant van de Beerze die hier een smal dal heeft.

Deels is dat - net als in westelijk Noord-Brabant meer gebruikelijk is - opgevuld met afgeschoven akkergronden. Dan volgt een ruime open akker (76 ha) met nog veel resten van strookverkaveling en alle akkerpaden.

Ten noorden daarvan ligt het eigenlijke gehucht langs de Tongersestraat en met een zone met aanvankelijk omheinde percelen tussen de straat en de open akker. Ten noorden van de straat ligt een rij kampen; vierkante en ronde. Deze grensden tenslotte aan de Tongerense Heide die in de 19e eeuw ontgonnen werd. Onder de open akker mogen sporen van bewoning uit de Late prehistorie, de Romeinse tijd de Vroege en/of Hoge Middeleeuwen verwacht worden.

3.3.1.1.4 Roond

Klein en eveneens nog gaaf oud gehucht tussen de Beerze en de Kampina. Het dal van de Beerze werd deels opgevuld met akkergrond. Daarlangs liggen twee open akkers. Roond zelf ligt langs de Roondse Straat, door omheinde percelen gescheiden van de open akker. Voormalige driehoekige pleintjes zijn bij het moderniseren van het wegennet verdwenen. Verder naar het noordwesten ligt een reeks van vier boerderijen juist op de grens van de voormalige heide, met omheinde percelen tussen die weg en het Beerzedal.

Tussen de oude gronden en de heide liggen elders vierkante kampen. Onder de open akker mogen sporen van bewoning uit de Late prehistorie, de Romeinse tijd de Vroege en/of Hoge Middeleeuwen verwacht worden.

3.3.1.1.5 Luissel

Klein en eveneens nog gaaf oud gehucht aan de Run, helemaal in het westen van Boxtel.

Het dal van de Run was in gebruik als grasland. Daarlangs ligt de open akker. Luissel zelf ligt langs de straat die nu kortweg Luissel heet, in een gebiedje met omheinde percelen. Voormalige driehoekige pleintjes zijn bij het moderniseren van het wegennet verdwenen. Verder naar het noordoosten ligt de eenzame boerderij Uilenbroek, de naam doet een natte ligging reeds vermoeden. Tussen de oude gronden en de heide liggen vierkante kampen en een ronde. De open akker is nog altijd als zodanig herkenbaar, doch het ziet er naar uit dat een groot deel ervan in het verleden is geëgaliseerd of zelfs ontgrond. In hoeverre er nog sporen van bewoning uit het verleden mogen worden verwacht is niet duidelijk.

3.3.1.1.6 Helweg en Nergena

Helweg is een klein gehucht van drie boerderijen en een gebiedje met omheinde velden in een bocht van de Beerze. Nergena is iets groter en is gelegen tussen de voormalige Tongerense heide en de Essche Stroom of Run. Rond beide gehuchten lagen voornamelijk vierkante kampen. De normalisatie van de Beerze en de Run en de schaalvergroting van de percelering hebben de gaafheid geen goed gedaan.

3.3.1.1.7 Lennisheuvel

Lennisheuvel was een gehucht van verspreide boerderijen langs allerlei wegen. Het is nu een klein compact dorpje met lintbebouwing langs vier wegen. In een ruime omgeving is de oude percelering helemaal en het wegenpatroon deels opgeruimd door een eerdere ruilverkaveling, maar in het binnengebiedje bleef een flard oude percelering bewaard (zie ook Mijlstraat).

3.3.1.1.8 De Vorst

Het Ensemble De Vorst bestaat uit het gebied waar tot in de 20e eeuw het oude bos De Vorst stond, de Boxtelse domeinhoeve De Vorst die vervallen staat aan het spoor ligt, en de halve Vorstakker die aan de overzijde van het spoor ligt. Van de bosdreven resteren nog enkele sporen en wegjes.

Twee boompjes markeren de lijn waarlangs vanaf de Vorsthoeve een dreef naar de Vorstakker liep. Deze dreef was op de toren van Boxtel gericht. Het geheel is nauwelijks gaaf en de samenhang is vrijwel verdwenen. Met het schamele dat nog resteert is wel verder te werken.

3.3.1.1.9 Landgoed Velder (buiten het plangebied)

Landgoed Velder -of het Veldersch bosch- heeft de 20e eeuw veel beter overleefd. Het is ook een oud bos, met een daarvoor typische afgeronde vorm. Rondom ligt nog een wal-en-gracht structuur met een landweer-achtige verschijning (op bijgeleverde kaarten om technische redenen niet afgebeeld). Bij het bos hoort de oude toegang aan de westzijde, de Veldersdijk. In de 17e of 18e eeuw werd in het bos omgevormd tot een sterrenbos, waarin een stelsel van 9 dreven in één punt samenkomt. In het bos zijn enkele velden omgezet in boerenland, maar het geheel oogt nog gaaf. Zo'n oud bos, dat "altijd" bestaan heeft, is in de Kempen zeer zeldzaam en volgens de laatste inventarisaties (2006) ook biologisch uiterst interessant door het voorkomen van zeer zeldzame soorten als Viltroos, Fladderiep en Wilde Mispel.

3.3.1.1.10 Mijlstraat en omgeving

De Mijlstraat is een oude interlokale verbinding tussen Tongeren / Boxtel en het gehucht Straat tussen Oirschot en Best. Daar wordt de weg of route voor Romeins gehouden, waarvoor men de vondst van een rijke boerderij uit de Romeinse periode vlak bij die weg als nieuw argument aanvoert.

Maar ook als middeleeuwse doorgaande route is deze weg interessant. In het zuiden markeren perceelsgrenzen nog de oude baan, die daar door een 17e/18e eeuwse heidijk vervangen werd.

Ten westen en ten oosten van de Mijlstraat is het oude cultuurlandschap (vnl. vierkante kampen en Laatmiddeleeuws cultuurland) tijdens een eerdere ruilverkaveling op de schop gegaan en is de gaafheid zwaar aangetast.

Het landgoed Kinderbos is ook flink aangetast, maar dient apart vermeld te worden, omdat in de lanen en wegen de herkenbaarheid beter is. Indien het een eigen waardering zou krijgen is dat net als De Vorst een 2 (Eindwaardering).

3.3.1.1.11 Banisveld

Voormalig groot heidegebied dat pas in de 20e eeuw ontgonnen werd, in hoofdzaak rechtstreeks naar boerenland (zonder de tussenstap met bos). De openheid van deze oude op leemarme grond gelegen heide steekt duidelijk af tegen de geslotenheid van de veel meer beboste lemiger gronden ten oosten ervan. Op dit moment is de ontwikkeling richting heidegebied weer ingezet.

3.3.1.1.12 Beerze

Grote delen van de Beerze zijn in het verleden via normalisatiewerkzaamheden gladgetrokken en verbreed. Op enkele delen is de oude, kronkelende loop echter behouden gebleven of hersteld. De laatste jaren zijn er diverse hermeanderingsprojecten uitgevoerd. Hierdoor is de oude loop van de Beerze weer op meerdere plekken in het landschap terug te vinden.

3.3.1.1.13 Molengraaf of Smalwater

Rond 1200 of mogelijk al voor 1200 is een verbinding tussen de Beerze en de Dommel gegraven om aan de Dommel een watermolen aan te drijven. Hoewel het kanaaltje in de voorbije acht eeuwen hier en daar een kronkel kreeg, is het goed te onderscheiden van echte beken omdat het geen beekdal heeft en zelfs door een hoekje open akker snijdt.

De watermolen aan de Dommel werd een papierfabriek die te groot groeide en in 1819 naar het Leijsenven vooraan op de heide verhuisde. Pel, 1994, beschrijft in zijn werk over de industrie in Boxtel ook de nageschiedenis van de molen aan het Smalwater.

In 1802 werd te Boxtel een papierfabriek opgericht door 3 burgers van Breda: C.G. Feuilleteau de Bruyn, C.F. Hoevenaars, J.J. Brest van Kempen. Het is onbekend waarom ze in Boxtel neerstreken. Het afzetgebied van de fabriek lag in het westen van het land.

Het was veruit het grootste bedrijf in Boxtel met tot bijna 100 werknemers. De waarde van de gebouwen en werktuigen bedroeg in 1812 2000 gulden. De hele productie was op één plek geconcentreerd: de papierwatermolen met twee raderen aan de monding van het Smalwater in de Dommel.


In 1809 werd er ook een windmolen bijgebouwd. Een deel van de arbeiders was van de Veluwe afkomstig. Eind 1812 waren er 98 werknemers met een gemiddeld weekloon van drie gulden. De fabriek werd onder de voornaamste van het land gerekend. Als grondstof voor het papier werden lompen gebruikt.

3.3.1.1.14 Breede Heide

De naam geeft al aan dat we hier te maken hebben met een heideontginning. In dit geval een 20e-eeuwse: op de kaart van rond 1900 staat hier nog steeds heide aangegeven. Opmerkelijke uitzondering vormt een stukje met ronde kampen tussen Lennisheuvel en de Oirschotseweg. De openheid van dit gebied is karakteristiek, maar door een eerdere ruilverkaveling is de gaafheid aangetast. Het gedeelte bij de bossen rond de Scheepsdonken en de Lage Voort is gaver dan het overige stuk van dit ensemble. Deelgebied Vrilkhoven-Kleinder Liempde uit de landinrichting Sint-Oedenrode is eveneens van een basiswaardering voorzien.

3.3.1.1.15 De Geelders

Het gebied dat hier met De Geelders wordt aangeduid ligt ten zuidoosten van de Dommel en het Omleidingskanaal. Het oostelijk deel van het ensemble wordt ingenomen door het bosachtige gebied De Geelders, het westelijk deel is in gebruik als landbouwgrond, gelegen op enkele dekzandkoppen met oud bouwland. Het gaat hier evenwel om latere uitbreidingen van het oude cultuurland dat aan de andere zijde van de Hoogstraat ligt, dichterbij de Dommel (Onrooi). Het westelijke deel van het ensemble bestaat uit vierkante kampen, omgeven door houtwallen, met namen als Heikampen en hoevenamen als Koppenhoef, Pottenhoef. Terreinnamen als Leemskuilen en Diepenbroek duiden op de aanwezigheid en vergraving van leem, en op natte omstandigheden. De bewoning bevindt zich vanouds in deze zone.

Het oostelijke deel is steeds bebost of toch minstens bomenrijk gebleven. Het is niet in de loop van de middeleeuwen tot heide gedegenereerd. Wel bleef men het gebied gebruiken als weidegebied. Het bos is gelegen op een lemige ondergrond en daarom zeer vochtig. Veel boomaanplant is op rabat aangelegd, de paden liggen in het algemeen iets hoger. In De Geelders komen ook boskampen voor. Dit zijn "ontginningen" uit de gemeente die vol bomen gezet werden of waar misschien het oude bos alleen maar gecultiveerd werd. Bovendien zijn er ook kampen aangetroffen waarin men na jaren landbouw omschakelde naar bosbouw, om na het oogsten van die bomen weer terug te schakelen naar akkerbouw. Deze werkwijze doet denken aan een vorm van lange-termijn-rotatie. In de 19de eeuw is in de Geelders de populier aangeplant. De enige beek van betekenis is de Beekse Waterloop in het oosten (gemeente Sint-Oedenrode). Het ensemble is gelegen in het landinrichtingsgebied Sint-Oedenrode en is gedeeltelijk heringericht. De gaafheid is nog steeds hoog, hoewel de houtwallen met populieren verdwenen zijn. Het is een kenmerkend landschap zoals zich dat langs grote delen van de Dommel uitstrekte, maar steeds zeldzamer wordt.


Het gehucht Gemonde, thans buiten Boxtel gelegen, is een kenmerkende nederzetting.

De gronden aan de oostkant van de Dommel, nabij de samenvloeiing met het Omleidingskanaal, zijn deels weidegronden. Een ander deel betreft het deels door heggen omgeven akkergebied van Hoog Munsel (Munselse Akker).

De deelgebieden uit de landinrichting Sint-Oedenrode die met De Geelders samenvallen zijn onder dit deelgebied gevoegd. Uit de landinrichting Sint-Oedenrode overgenomen zijn Bosgebied De Geelders (ten zuiden van de Savendonksestraat) en een klein stukje van het Kampenlandschap van Gemonde.


Het bosgebied De Geelders wordt gekenmerkt door kampenontginningen en woeste gronden. De verkaveling is nog steeds onregelmatig en kleinschalig, en overwegend strookvormig (rabatten), maar veel minder dan rond 1900. Ook veel beplanting langs de perceelsranden is sinds 1900 verdwenen, waardoor het karakter van het gebied veel minder besloten is geworden. De bewoning is, net als rond 1900, sterk verspreid. De Beeksche Waterloop is nog vrij goed herkenbaar. De woeste gronden zijn in de loop der tijd bebost. De structuren van rond 1900 zijn in het bos nog herkenbaar, alhoewel een deel van het 'oude' bos weer ontbost is (Savendonk). Kenmerkend is het onregelmatige wegenpatroon, dat nog steeds goed herkenbaar is. De historische gelaagdheid is groot.

De kern van dit deelgebied bestaat voornamelijk uit aangeplante populierenbossen. Aan de randen bestaat er een sterke afwisseling tussen bospercelen en open weides en akkers.


De opeenvolging van lagere kavelgrensbeplantingen en bospercelen van variërende ouderdom geeft een afwisselend coulisseachtig beeld.

Doordat veel agrarische percelen zijn omsloten door bos, doen de ruimtes bijna denken aan 'kamers' in het bos. Doordat het gebied slechts door een klein aantal wegen wordt doorsneden heeft het een zeer rustig karakter, wat het gebied aantrekkelijk maakt om te wandelen of fietsen. De bospercelen hebben een onregelmatige vorm en worden doorsneden door diverse onverharde wegen. Doordat de bospercelen zeer rationeel zijn geplant, hebben ze een weinig natuurlijk karakter.

3.3.1.1.16 Open akkers

Kenmerkend voor de open akkers is het uitgestrekte open karakter ervan. Dergelijke akkergebieden waren in het verleden nauwelijks begroeid met struiken of bomen. Vaak zijn/waren langs de rand (zand-)wegen aanwezig (zie Vrilkhovense akker, Hezelaarsche akker) die in de wegberm beplant waren met hoog opgaande bomen, die het open karakter van de akker versterkten. De weg was de fysieke scheiding tussen de hoge akker en het lage broekgebied (Brukelen bij de Vrilkhovense akker, Hezelaarsch broek bij de Hezelaarsche akker). Kenmerkend was de teelt van 1-jarige seizoensgebonden akkerbouwgewassen. Soms lagen percelen één of enkele jaren braak, om vervolgens weer onder de ploeg te worden genomen.

In de Landinrichting Sint-Oedenrode was één van de belangrijkste succesvolle acties ten behoeve van het herstel van de cultuurlandschappelijke waarde het verplaatsen van boomteeltbedrijven van de open akkers naar andere gebieden. De open akkers binnen de grenzen van de Landinrichting Sint-Oedenrode zijn thans grotendeels boomteelt-vrij.

3.3.1.1.17 Kapellen en wegkruizen

Verspreid door de Gemeente Boxtel treffen we verschillende kapellen en wegkruizen aan. De kapellen hebben allemaal een zelfde architectuur en dateren uit de jaren '50 van de vorige eeuw. De wegkruizen zijn meer divers van ouderdom en kwaliteit. Initiatiefnemer was veelal de lokale bevolking.

3.3.1.2 Deelgebieden

Een gedeelte van het buitengebied was reeds apart geïnventariseerd op cultuurhistorische waarden in het kader van de landinrichting Sint-Oedenrode. Onderstaand is een weergave opgenomen van de beschrijving van de daarin onderscheiden deelgebieden.

3.3.1.2.1 Boslandschap De Scheeken

Het gebied wordt overwegend gekenmerkt door woeste gronden, die grotendeels in de loop van de Nieuwe Tijd zijn ontgonnen. Na 1750 vond op grote schaal bebossing (populieren) plaats, zoals in 1900 nog duidelijk zichtbaar is. In 20e eeuw werden grote delen van de bosgronden in agrarisch gebruik genomen. Momenteel bestaan veel beboste percelen uit gemengd bos. De broekgronden, zoals Vleesbroek, zijn pas in de 20e eeuw in cultuur gebracht. De kleinschalige en onregelmatige verkaveling is momenteel nauwelijks meer herkenbaar, doordat veel percelen zijn samengevoegd. Het wegenpatroon is ook niet meer geheel gaaf of goed herkenbaar. Bewoning vond en vindt hier nauwelijks plaats.


Het gebied wordt gekenmerkt door een regelmatige afwisseling tussen weide- en loofbos-percelen. Hierdoor heeft het landschap een zeer heldere opbouw en sterke ruimtelijke samenhang. De ruimtelijke afwisseling van bos en open gebieden en duidelijke begrenzing van de open ruimtes door bos biedt een aantrekkelijk landschapsbeeld. Langs de wegen is veelal een wegbeplanting van eiken of populieren aanwezig. Bebouwing is in het gebied nauwelijks aanwezig.

3.3.1.2.2 Vrilkhovensche en Hezelaarse akkers

Beide open akkers maken deel uit van een uitgestrekt, en cultuurlandschappelijk zeer goed bewaard gebleven ensemble rondom Liempde. Kenmerkend zijn duidelijk herkenbare open akkers, met hun steilranden, en onverharde beplante wegen, en de bebouwing (Hezelaar), of in de nabijheid geconcentreerd (Vrilkhoven). Ook de samenhang tussen de Hezelaarse Akkers en de weide- en hooilanden langs de Groote Waterloop is nog goed herkenbaar en erg kenmerkend.


Wel is er aantasting door snelweg, die de Vrilkhovense Akker doorsnijdt, en de bebouwing van Liempde op beide akkers. Ook tastten eerder de boomkwekerijen het van oorsprong open karakter op de akkers aan. Via de Landinrichting Sint-Oedenrode is dit hersteld.

Onder de plaggenbodem kunnen sporen van bewoning en begraving verwacht worden met een grote tijdsdiepte (Late prehistorie, Romeinse tijd, Vroege en Volle Middeleeuwen).Beide open akkers liggen aan de rand van het dorp Liempde en hebben hiermee van oudsher een sterke ruimtelijke samenhang. De ruimtelijke samenhang tussen akker en bebouwing is het sterkst aanwezig bij het buurtschap Hezelaar aan de oostzijde van de Hezelaarsche akkers. De open akkers hebben een hoogteligging die één tot twee meter hoger is dan de omgeving. Ze zijn in het zomerseizoen grotendeels in gebruik als maïsakker. Hierdoor is de belevingswaarde in deze periode zeer beperkt. In de winter heeft het gebied een open karakter en is de ruimtelijke relatie met de bebouwing en de kerk van Liempde juist heel sterk. Wegen rondom de open akkers zijn nog grotendeels beklinkerd. Dit versterkt het historische karakter ervan.

3.3.1.2.3 Vrilkhoven - Kleinder Liempde

Dit gebied wordt gekenmerkt door kampenontginningen en woeste gronden.

De verkaveling is kleinschalig en onregelmatig, maar bij de jonge heideontginningen, bij 'De Oorsprong', regelmatiger en grootschaliger. De woeste gronden zijn in de 19e eeuw bebost en in de loop van de 20e eeuw weer deels ontbost. De verkaveling van zowel de heideontginningen als de kampenontginningen is grootschaliger geworden. Alleen bij De Prangen, ten zuiden van Vrilkhovense akker, is de verkaveling vergeleken met 1900 nog vrijwel gaaf. Het wegenpatroon is in de kampenontginningen nog redelijk goed herkenbaar, maar in het jonge heideontginningslandschap zijn enkele structurerende wegen verdwenen. De bewoning is verspreid over het gebied, met kleine concentraties in de gehuchten Vrilkhoven en Klein Liempde. De historische gelaagdheid is groot.

Het gebied heeft grotendeels een onregelmatige blokverkaveling, maar er komen ook rechtlijnige verkavelingspatronen voor. Daarnaast staan er verspreid staande huizen. In het deelgebied zijn veel wegbeplantingen en landschappelijke beplantingen aanwezig.

De stedelijke invloed van de bebouwing van Boxtel is echter sterker voelbaar, als gevolg van de aanwezigheid van de spoorlijn, een goederenspoorlijn, de rondweg aan de zuidzijde van Boxtel en de provinciale weg. De doorsnijding door deze infrastructuurelementen vermindert de landschappelijke samenhang binnen het deelgebied.


De Blauwhoefse loop die onder Kleinder Liempde begint en in noordwestelijke richting stroomt richting de Dommel moet ook vermeld worden. Dit water is met uitzondering van de bovenloop nog heel gaaf aanwezig in het landschap en doorsnijdt de landbouwgronden nog heel fraai. Een hoge waardering is op zijn plaats. De Blauwhoefse loop ontwatert het gebied tussen Vrilkhoven - Kleinder Liempde en Boxtel. Het landschap rondom de Blauwhoefse loop verdient een maximale waardering.

3.3.1.2.4 Dommel bij Gemonde

Dit gebied wordt gekenmerkt door oude akkergronden en beekdalgronden. De open akkers bij Gemonde worden gekenmerkt door een onregelmatig patroon van onverharde wegen, steilranden, een onregelmatige verkaveling. Deze kenmerken zijn nog goed herkenbaar. De open akkers vertonen een duidelijke samenhang met de bewoning in Gemonde en met de lager gelegen graslanden langs de Dommel.

De verkaveling in de beekdalgronden is minder gaaf, maar de graslanden zijn nog wel duidelijk herkenbaar, evenals de dode Dommelarmen. De historische gelaagdheid is groot.

Door de aanwezigheid van diverse bosperceeltjes, boomgroepen en wegbeplantingen van de randwegen, heeft het Dommeldal bij Gemonde een wat kleinschaliger karakter dan bij Olland en Nijnsel. Door de aanwezigheid van het bosgebied ten westen van het deelgebied (Zegenwerp, Zegenrode, Venrode), is het Dommeldal aan de westzijde sterk ruimtelijk begrensd, wat het kleinschalige karakter van het gebied versterkt. Het zuidelijk deel van dit deelgebied is wel vrij open.

Evenals in de andere deelgebieden rondom de Dommel biedt het deelgebied een zeer afwisselend landschapsbeeld. Op diverse plaatsen zijn hoogteverschillen aanwezig tussen het eigenlijke rivierdal en de aangrenzende hoger gelegen oude bouwlanden. Ook de aanwezigheid van diverse afgesneden riviermeanders, het natuurlijke beheer van sommige delen van het gebied en de zichten op o.a. de molen de Genenberg en de kerk van Sint Michielsgestel dragen bij aan deze afwisseling en geven het dal soms een bijna arcadisch karakter. De doorsnijding van het dal door de provinciale weg, in het zuiden van het deelgebied, vormt enerzijds een aantasting van het dal. Anderzijds gaat de Dommel hierdoor op een meer vanzelfsprekende wijze ruimtelijk over in het (aangelegde) omleidingskanaal.

3.3.1.2.5 Watermolens in het stroomgebied van de Dommel

Langs de Dommel en haar zijbeken waren in het verleden enkele watermolens aanwezig.

De Kasterense en de Antelse (of Autselse) watermolen zijn de meest bekende watermolens die buiten het centrum van Boxtel liggen. Ondanks dat deze molens verdwenen zijn, is het oorspronkelijke landschap ter plaatse nog goed herkenbaar. Met de komst van het "stroomtijdperk" raakten deze "industriële" watermolens in verval en werden vervolgens gesloopt. Rondom de locatie waar in het verleden de watermolens stonden, worden de gronden met een natuurdoelstelling beheerd. De laatste jaren zijn hier diverse landschappelijke elementen (zoals houtsingels) aangeplant. Momenteel wordt onderzocht of herstel van deze watermolens mogelijk is. Herbouw van deze molens kan bijdragen aan een duurzaam waterbeheer en herstel van cultuurhistorische ensembles. De aanleg van een bijbehorende retentievijver kan de ecologische waarden ter plaatse versterken.

3.3.2 Archeologie

Boxtel ligt in het Dommeldal. Het natuurlijke landschap in deze regio bestaat uit dekzand, dat tegen het einde van de laatste ijstijd is afgezet (zie paragraaf 2.2). Het dekzand wordt doorsneden door beekdalen. De dekzandruggen vormden geschikte plaatsen voor bewoning, beginnend met tijdelijke kampementen in de Oude en Midden Steentijd en later, vanaf de Nieuwe Steentijd, meer permanente bewoning. Overblijfselen uit het verleden zijn vaak goed bewaard gebleven onder een dikke laag door de boeren opgebrachte vruchtbare grond. Deze plaggendekken of enkeerdbodems komen veelvuldig voor op de voornoemde gebieden met open akkers en bolle akkers.

Het in de loop van de Middeleeuwen opgebrachte plaggendek beschermde onbedoeld de onderliggende archeologische resten tegen verstoring door ploegen en andere relatief ondiepe graafwerkzaamheden. In de nattere beekdalen is organisch materiaal goed geconserveerd. Het aspect archeologie is uitvoerig belicht in de uitgevoerde inventarisatie en waardering, zoals vastgelegd in het RAAP rapport "Boextel binnen en buiten den Brugghen" dat is bijgeboegd in de Bijlage 6.

De Raad van State heeft in maart 2009 de beroepen tegen het aanlegvergunningstelsel, met name op het onderdeel archeologie, gegrond verklaard. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State is een archeologische verwachtingskaart opgesteld met daaraan gekoppeld de beleidsuitgangspunten.

Op dit moment worden een gemeentelijk archeologiebeleid en implementatieplan worden opgesteld. Daarin worden allle archeologische beleidsafwegingen, instrumenten, voorwaarden ten aanzien van onderzoek, besluitvormingsprocessen alsook de organisatorische en financiële consequenties betrokken. Meer hierover in 6.5.2.