Plan: | Buitengebied 2011 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-onh1 |
De huidige verschijningsvorm van het buitengebied van Boxtel is zoals reeds in de vorige paragraaf is beschreven op hoofdlijnen ontstaan vanuit een tweetal processen; als eerste een aantal natuurlijke (fysisch-geografische) ontwikkelingen, gevolgd door uiteenlopende menselijke activiteiten. Samen hebben deze processen geleid tot de vorming van het huidige hoogwaardige Boxtelse landschap.
De laatste ijstijd heeft geleid tot de vorming van een pakket dekzand, dat grote delen van Nederland heeft bedekt. In het westen van Nederland is in latere perioden het dekzand met dikke veenpakketten bedekt geraakt. In het zuiden, en daarmee ook in de Gemeente Boxtel, bleef het zand aan de oppervlakte liggen. Van een egale dekzandvlakte was geen sprake. Vlakten en ruggen wisselden elkaar af, waarbij de oriëntatie van de dekzandruggen overwegend zuidwest-noordoost is en daarmee de overheersende zuidwestelijke winden volgt. Naarmate het warmer werd is het dekzandgebied verder vormgegeven. Door het gebied stroomde de rivier de Dommel met haar zijstromen, die beekdalen insneden in het dekzand. Daardoor zijn opvallende hoogteverschillen ontstaan zoals in het Dommeldal tussen Gemonde en Venrode, waar de beek diep in het dekzand is ingesleten en oeverwallen zijn ontstaan.
De overheersende geomorfologische eenheden in het plangebied zijn dan ook voornamelijk dekzanden en beekdalen. Langs het Dommeldal komen daarnaast landduinen voor. In het natuurgebied Kampina komen we deze landduinen ook tegen in combinatie met uitblazingsbekkens of verstuivingen. De verstuivingen zijn geomorfologisch gezien recent (Holoceen) en hebben tot in de Middeleeuwen plaatsgehad, vooral onder invloed van menselijk handelen. Tenslotte kunnen als laatste geomorfologische eenheden in het onderzoeksgebied de dalvormige laagten genoemd worden, welke in feite varianten zijn op de beekdalen. De beken in de Gemeente Boxtel stromen door de beekdalen of de dalvormige laagten. Het weggestoven zand met als resultante het dicht aan de oppervlakte liggen van de diverse leemlagen, bepaalt op de meeste plaatsen het (natte) landschap.
Daar waar hogere, meer lemige dekzandgronden vlak aan de beekdalen komen, heeft de mens zich in Boxtel al in de late prehistorie gevestigd als landbouwer, maar ook eerder al in de Midden tot Late Steentijd werden deze gebieden geregeld bezocht door groepjes jagers/voedselverzamelaars. Vooral de directe omgeving van de Dommel is op het aspect archeologie intensief bestudeerd, maar ook op vergelijkbare plaatsen langs de Beerze/Kleine Aa mag vroege bewoning vermoed worden. Dat betreft dan met name de hogere dekzandruggen van Luissel, Tongeren en Roond.
De oud bewoonde plekken waren in gebruik in de Bronstijd, de IJzertijd en de Romeinse periode. Of er bewoning en cultuurland aanwezig bleef in de eerste eeuwen na de Romeinse Tijd (zeg 400 - 600 na Chr.) is niet duidelijk, maar zodra de eerste middeleeuwer in en bij Boxtel neerstrijkt is het weer in deze zone van de oudste cultuurlanden.
Vermoedelijk in de loop van de dertiende eeuw verplaatste men de boerderijen naar de rand van de dekzandruggen (niet aan de Dommel of Beerze, maar aan de andere kant, de "landzijde"). Het oude nederzettingsgebied werd een centrale (open) akker, waarop zich door een intensieve plaggenbemesting in de loop van de eeuwen een dikke plaggenbodem (enkeerd) kon ontwikkelen. Het zijn met name deze "open akkers" die het bestemmingsplan wil beschermen. In Gemonde, voorheen half Boxtels, bleef de kerk eenzaam achter in de open akker die tot stand kwam door de verplaatsing van de boerderijen. Een aantal namen van de bij deze akkers horende gehuchten lijken van het vroegmiddeleeuwse sele-type te zijn: Luissel, Selissen, Munsel. Er is zelfs een naam die een ingaheem-naam kan zijn: Bodichem. Er is vaak getwijfeld of deze naamsinterpretatie wel van toepassing kán zijn in Boxtel. Nu we weten dat die namen horen bij open akkers waaronder waarschijnlijk of zelfs aangetoond vroegmiddeleeuwse nederzettingen schuil gaan, is er wat minder reden voor die twijfel.
Verder van de rivier af, aan de landzijde van de open akkers, werden nadien nieuwe akkers aangelegd. Het waren 'veroveringen' op de wildernis die in de lemige gebieden van oostelijk Boxtel en Liempde vooral bosrijk was, en in het zandiger westen misschien al vroeg in heide lag. De door de dertiende-eeuwse nederzettingsverplaatsing gevormde gehuchten liggen in deze zone, of tussen deze zone en de open akker in. De nieuw ontgonnen gronden werden door een haag, eventueel met walletje, van de wildernis gescheiden: de "kamp". De perceelsgrenzen waren vaak krom en onregelmatig omdat ze bij de gegevenheid van het terrein aansloten. In de negentiende eeuw waren ze meestal begroeid met struiken of bomen. Deze zone met hoogmiddeleeuws cultuurland wordt aan de wilderniszijde vaak door een doorgaande weg begrensd.
Daar weer buiten werd weer verder ontgonnen, maar deze laatmiddeleeuwse ontginningen kregen vanaf de vijftiende eeuw een heel duidelijke afbakening: de voorpootstroken die keurig de vaak gebogen grenzen volgden. Een variant zijn de ronde, soms eilandvormige, kampen. Op negentiende-eeuwse kaarten zijn de kampen nog goed herkenbaar. Sommige kampen waren bewoond, andere waren uitbreiding van het cultuurland van een elders gelegen boerderij.
Nog latere ontginningen (1750 en later) hebben meestal de gedaante van "vierkante kampen". Het zijn groepen langwerpige rechte percelen, die samen aan de buitenkant door een haag en/of voorpootstrook begrensd zijn. We zien ze onder andere bij Roond.
In de negentiende eeuw veranderde ook de ontginning van het landschap sterk. Stedelijke industriëlen en instellingen namen de ontginning van de heide op zich. Op de topografische kaart van 1850 zijn nog grote open heidegebieden te zien. Grote delen werden bebost voor mijnhout. Voorbeelden zijn: Sparrenrijk, Venrode, Zegenrode, Wilhelminapark en Kinderbos. Bovendien werden landgoederen gesticht: Den Eikenhorst en Venrode. Landgoed Velder dateert van vóór 1500 en de karakteristieke stervorming dateert van vóór 1750. De landgoederen zijn voornamelijk boerderijgroepen in een parkachtige en bosrijke omgeving. Wilhelminapark (voorheen Dommeloord) was door de verkaveling in die tijd een belangwekkend voorbeeld.
Door de invoering van kunstmest werd ook een verdere ontginning van de woeste gronden ten behoeve van de landbouw mogelijk en daarmee tevens de vestiging ter plaatse. De ontginningen die sinds ca. 1850 ontstonden, vulden grotendeels de vlakke gebieden op tussen de oude cultuurgebieden. Het verkavelingspatroon van deze jonge ontginningen is rechthoekiger en rechtlijniger dan in de oude cultuurgebieden. In de loop van de twintigste eeuw zijn door verstedelijking en agrarische herverkaveling veel cultuurhistorisch waardevolle elementen verloren gegaan. Toch zijn er binnen de gemeente nog steeds kenmerkende cultuurhistorisch waardevolle landschappen en patronen te vinden, die behoren tot de beleefbare kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Het Groene Woud.
Hierover staat meer in paragraaf 3.2.1.3.
Het buitengebied van Boxtel heeft een gevarieerd karakter; een belangrijke structuurdrager is de rivier de Dommel; de centrale waterstroom van de Meierij van 's-Hertogenbosch. Het is ook een van de kernkwaliteiten van Nationaal Landschap Het Groene Woud. Veelal stroomt de rivier zichtbaar door een laagte, het Dommeldal. Het Dommeldal wordt op veel plaatsen door steilranden gescheiden van de hogere akkers ter weerszijden van de rivier. Naast de Dommel en het Dommeldal is nog een aantal natuurlijke eenheden sterk beeldbepalend voor het buitengebied. Het gaat onder meer om het natuurreservaat Kampina ten zuidwesten van de kern Boxtel, de landgoederen Velder en De Scheeken ten zuiden van Liempde, De Geelders in het oosten, Venrode en Wilhelminapark in het noorden.
Buiten deze natuurlijke eenheden, die veelal bestaan uit bos en heide, bestaat het buitengebied uit een aantal meer open gebieden, waar het landschap voor een belangrijk deel werd bepaald door agrarische activiteiten. Uiteraard heeft dit landschap in de loop der tijd op enkele plekken een steeds meer rationeel karakter gekregen (bijvoorbeeld door ruilverkaveling), niettemin is op een aantal plaatsen het meer authentieke agrarische landschap (bijvoorbeeld bolle en open akkers of een duidelijk kleinschaliger karakter) nog zichtbaar. Met name de bolakkers, open akkercomplexen en kleinschaligheid behoren tot de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Het Groene Woud. De hoge cultuurhistorische waarden liggen aan deze kernkwaliteiten ten grondslag.
In de Nota Ruimte (2004) zijn voor het Nationale Landschap Het Groene Woud drie algemene kernkwaliteiten geformuleerd:
De fysieke landschapskwaliteiten laten zich samenvatten en verbinden rond twee algemene kernkwaliteiten van Het Groene Woud en De Meierij:
Op het niveau van planvorming kan het goed leesbare landschap verder versterkt worden door:
Deze kernkwaliteit kan op de volgende wijzen verder tot ontwikkeling worden gebracht:
In het voorgaande is al een uitgebreide beschrijving gegeven van de landschappelijke kenmerken van de Gemeente Boxtel. In het onderdeel Bodem en Water (paragraaf 3.4) wordt specifiek aandacht besteed aan de abiotische kenmerken en elementen binnen het gebied.
In deze paragraaf wordt daarom volstaan met een korte systeembeschrijving, gericht op zaken die relevant zijn voor het deelaspect natuur. Vervolgens wordt een kort overzicht gegeven van de bestaande kwaliteiten in het gebied, waarbij specifieke deelgebieden binnen de gemeente afzonderlijk worden aangestipt.
Het landschap in de gemeente wordt gekenmerkt door dekzandruggen en -vlakten, waarin beekdalen zijn uitgesleten. Deze beekdalen zijn in noord-zuid-richting geprojecteerd. In het dal van de Beerze en de Essche Stroom ontstaan natte omstandigheden doordat hier kwelwater aan de oppervlakte treedt. Ook in het Dommeldal en in de natte bosgebieden (Geelders, Landgoed Velder, Scheeken) treden kwelsituaties op. Dit kwelwater is op de hoge gronden langs de Nederlands-Belgische grens geïnfiltreerd.
Door de kanalisatie van enkele beken zijn de bijzondere waarden ervan deels verloren gegaan, sommige zijn inmiddels weer hersteld (Smalwater) of worden binnenkort hersteld (Grote Waterloop). Een uitzondering hierop is het beekdal van de Dommel, bijvoorbeeld ten zuiden van Boxtel of het gehele beekdal tussen Boxtel en Sint-Oedenrode. Hier zijn de landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden nog volledig intact en zijn kleine vochtige tot natte loofbosjes aanwezig, naast poelen en oude meanderbochten. Ook ligt op enkele plaatsen het zand nog aan de oppervlakte: landduinen langs de Dommel en zandvlakten in de Kampina.
Door de ligging van leem- of kleilagen onder het zand zijn in enkele dekzandlaagten natte omstandigheden ontstaan (het optreden van een schijngrondwaterstand). Voorbeelden hiervan zijn De Geelders, Kuppenbunders en de Scheeken. Vanaf dit broekgebied vindt afwatering plaats richting de Dommel.
Met de aanwezigheid van hoger gelegen droge zandgronden en lage, vochtige broekbossen is een grote diversiteit aan abiotische situaties ontstaan in de Gemeente Boxtel. Hierdoor, en door het deels relatief ongerepte karakter, zijn de natuurwaarden van hoge kwaliteit, waardoor deze waarden ook behoren tot de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Het Groene Woud. De variatie maakt tevens dat een groot aantal soorten een geschikt biotoop vindt in de gemeente. De ouderdom van een aantal bos- en natuurgebieden is hierbij een belangrijke factor. Grote delen van het Landgoed Velder en De Geelders waren al bos in de vijftiende eeuw. Vanuit nationaal oogpunt bezien zijn voornamelijk de vochtige heidegebieden en beekdalbossen in de Kampina zeer waardevol; hetzelfde geldt voor de bossen in de Scheeken, De Geelders en bij het Landgoed Velder. Nog onlangs zijn in deze bossen zeer bijzondere struik- en boomsoorten aangetroffen (Viltroos, Steeliep, Wilde Mispel). In het agrarisch gebied zijn eveneens natuurwaarden aanwezig, de Kerkuil komt bijvoorbeeld in relatief hoge dichtheden voor rondom het Dommeldal.
De algemene milieuverslechtering heeft negatieve gevolgen gehad voor de Boxtelse natuur. De laatste decennia hebben vooral díe natuurgebieden in Boxtel te lijden gehad, die afhankelijk zijn van schoon water en voedselarme omstandigheden. Door hun oppervlakte zijn het Dommeldal, Kampina en de boscomplexen van De Geelders en Landgoed Velder minder kwetsbaar voor bedreigingen van buitenaf.
Nationaal Landschap Het Groene Woud omvat natuur en landschap tussen de stedendriehoek Tilburg, 's-Hertogenbosch en Eindhoven. Ook de kernen van Boxtel en Liempde liggen in het Nationaal Landschap. De partners in het project, de Provincie Noord-Brabant, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, ZLTO, gemeenten, waterschappen en particulieren, streven binnen dit project naar in totaal 7.500 ha EHS-natuurgebied, bestaande uit bossen, moerassen, heide en agrarisch cultuurlandschap én naar hoge natuur- en landschapswaarden in het overige gebied (buiten de EHS) van het Nationaal Landschap Het Groene Woud. Het Groene Woud verbindt omliggende natuurgebieden en omvat ook bestaande natuurgebieden zoals Kampina, De Geelders en het beekdal van de Dommel, maar ook de landschappen tussen de EHS en de grenzen van het Nationaal Landschap Het Groene Woud. De gehele gemeente Boxtel ligt binnen de begrenzing van het Nationaal Landschap Het Groene Woud en vormt daarmee de kern van het Nationaal Landschap Het Groene Woud.
De kernkwaliteiten van Het Groene Woud zijn het groene karakter, de kleinschalige openheid en het samenhangend complex van beken, open en bolle akkers, kampen, bossen en heides. Het Nationaal Landschap kenmerkt zich door een bijzondere kleinschalige openheid en groen karakter. Het bestaat uit een complex van grote natuurgebieden, met bossen, heides en stuifzanden, en kleinschalige agrarische gebieden waarin populieren de wegen en perceelsscheidingen accentueren.
Binnen plangrenzen van het bestemmingsplan buitengebied Boxtel ligt een deel van Natura 2000 gebied Kampina en Oisterwijkse Vennen (zie ook bijlage 1)
Kampina vormt het meest omvangrijke natuurgebied in de Gemeente Boxtel. Het gebied bestaat uit bossen, natte en droge heide, schrale graslanden en beekdalen van de Beerze en de Rosep (buiten de Gemeente Boxtel). De Smalbroeken vormt een nat bosgebied binnen de Kampina. Het gebied is van groot belang voor vogels en amfibieën. Kraanvogels gebruiken het gebied tijdens de trek in trekperiode. In de winterperiode slapen Taïgarietganzen, die in de omgeving foerageren, op de vennen. De met regenwater gevoede vennen zijn voedselarm, hierdoor groeien er bijzondere vegetaties. In het gebied komen vier soorten van Bijlage IV van de Habitatrichtlijn voor: Kamsalamander, Heikikker, Rugstreeppad en Poelkikker.
Daarnaast komen de Hazelworm en de Levendbarende Hagedis in het gebied voor.
Het Dommeldal bestaat uit beemden (vochtige graslanden), half verlandde afgesneden meanders en kleine landschapselementen als poelen en houtsingels. In het Dommeldal broeden IJsvogel, Patrijs, Grasmus, Kerkuil, Blauwborst en Roodborsttapuit. In de poelen komen onder meer Kamsalamander, Waterspitsmuis en Groene Kikker voor. De Dommel zelf is een traag stromende laaglandbeek, op enkele plaatsen zijn nog landduinen aanwezig.
In de Scheeken wisselen bossen en natte graslanden elkaar af. Bijzondere plantensoorten die in het gebied voorkomen zijn onder meer Slanke Sleutelbloem, Adderwortel, Echt Duizendguldenkruid en Eenbes. Diersoorten als Houtsnip, Sperwer, Boomvalk, Steenmarter en Das komen in De Scheeken voor. De Scheeken maakt samen met de Mortelen en Landgoed Velder deel uit van nationaal landschap "Het Groene Woud" (zie ook hierboven). De Scheeken zal de komende jaren, vanwege de status als "natte natuurparel" vernat worden zodat verdwenen waarden zich weer kunnen herstellen.
De Geelders is een bosgebied dat is ontstaan uit oud eikenhakhout, afgewisseld met weilanden. In het terrein komen verschillende soorten orchideeën voor. De Geelders is een belangrijk gebied voor echte bosvogels en boszoogdieren. Behalve vele soorten vleermuizen en de steenmarter zijn ook belangrijke soorten als de Middelste Bonte Specht, Houtsnip, Fluiter, Wespendief en Havik vastgesteld. Ecologisch zijn de kwijnende populieren van belang die via holten plaats bieden aan holenbroeders zoals Bosuil en Specht, maar wellicht straks ook aan de Boommarter. Zeldzame struik- en boomsoorten zoals Wilde Mispel en Viltroos wijzen op een lange bosgeschiedenis.
In het noorden van de Gemeente Boxtel ligt landgoed Venrode. Het landgoed bestaat uit Grove dennenbos, aangeplant op stuifzand. In het gebied liggen enkele vennen. Langs de oevers van de vennen komen gagelstruwelen voor. In de bossen broeden Buizerd, Groene en Zwarte specht, Dodaars en Wielewaal. Het landgoed dat op een dekzandrug ligt, gaat over in het beekdal van de Dommel. In het gebied liggen een aantal dassenburchten, waarvoor het naastgelegen Dommeldal fungeert als foerageergebied. Het dennenbos wordt geleidelijk omgevormd naar loofbos met inheemse soorten.
Ten zuiden van de Kampina ligt het Banisveld, een jonge heideontginning, dat recent is ingericht als natuurontwikkelingsgebied. De voedselrijke bouwvoor is afgegraven om de ontwikkeling van schrale vegetaties mogelijk te maken. Het Banisveld verbindt Kampina met de overige gebieden van Het Groene Woud, in dit geval de Mortelen en landgoed Heerenbeek.
Tussen de Essche Stroom en de Kleine Aa ligt het gebied Uilenbroek. Taïgarietganzen die in de winter overnachten in de Kampina foerageren soms in dit gebied. Daarnaast broedt de Patrijs in het gebied.
Het Wilhelminapark ligt in het uiterste noorden van de gemeente en bestaat uit oud gemengd bos en cultuurland, doorsneden door statige lanen. De lanen zijn geflankeerd door Zomereiken. Onder de broedvogels in het gebied zijn onder andere Havik, Wespendief en Kleine bonte specht. Ook komt hier de das voor.
Het Sparrenrijk grenst aan de noordzijde van de kern Boxtel. Het landgoed bestaat uit gemengd bos, rechthoekig lanenpatroon en inliggende cultuurgronden. Op en aan de rabatten groeien Dubbelloof, Koningsvaren en zeer onlangs weer de Cantarel. Broedvogels zijn Sperwer, Ransuil, Boomklever, Kleine bonte specht, Goudvink en Glanskop.
De landinrichting rondom de Beerze (de officiële naam van deze beek is sinds 2008 “Beerze”. Voorheen werden ook de namen “Smalwater” en “Kleine Aa of Dommeltje” gebruikt) bestaat uit twee delen. Het zuidelijke deel (ten zuiden van de spoorlijn) is reeds ingericht. Voor het noordelijke deel zie paragraaf 3.2.2.2.5 Smalwater-Noord.
Het Smalwater-Zuid project startte in 1997. Dit project is vooral op initiatief van de plaatselijke landbouworganisatie tot stand gekomen. Twee jaar na de start waren 130 hectaren grond geruild met als resultaat een aaneengesloten gebied van 45 ha wat geschikt gemaakt kon worden voor natuurontwikkeling en een betere verkavelingstructuur voor de agrariërs.
In 2002 heeft de Beerze ten zuiden van de spoorlijn Boxtel-Tilburg over een lengte van vier kilometer zijn oude loop terug gekregen. Ook is ruimte voor waterberging gecreëerd door een bredere geul te graven waarin overtollig water kan worden geparkeerd. In de beek zelf is een stuw vervangen door een vistrap waardoor vissen weer de kans hebben gekregen hun leefgebied uit te breiden.
Het Kinderbos is aangelegd na de ontginning van heidegronden ter verbetering van de bodem. Grote delen van de aanplant zijn na enkele jaren al weer verwijderd en in gebruik genomen als landbouwgrond.
De gemeenten Best, Boxtel en Oirschot, waterschap De Dommel en de provincie Noord-Brabant hebben een gebiedscontract afgesloten om middels het Groen Blauw Stimuleringskader het agrarische cultuurlandschap te versterken. De partijen willen een impuls geven aan het agrarisch gebied in landschappelijk, ecologisch, recreatief en sociaal-economisch opzicht. Voor dit doel stellen zij de komende zes jaar een bedrag van 3,8 miljoen euro beschikbaar. Via de aanvullende opgaven voor de 'Proeftuin Het Groene Woud' is aanvullend hieraan nog een bedrag van 3,2 miljoen beschikbaar voor water- en recreatieve doelen.
De Dommel in Boxtel wordt weer een brede, zichtbare beek met lage afvoer in de zomer en hoge afvoer in de winter. Naast ruimte voor water en mens, is er veel ruimte voor natuur. Inspiratiebron is de historische situatie. In 2007 is hiertoe een uitwerkingsvisie en inrichtingsplan opgesteld.
Deze uitwerkingsvisie en inrichtingsplan hebben als doel het geven van een uitwerking van de visie ‘Groene Levensader door Boxtel’ (Nieuwland Advies, 1999) op de inrichting van de ecologische verbindingszones langs de Dommel en Smalwater door Boxtel. Het geeft aan welke inrichtingsmaatregelen genomen moeten worden en hoe de ecologische functie te combineren is met de recreatieve functie en belevingsfunctie van de Dommel en Smalwater.
Momenteel (2011) wordt uitvoering gegeven aan de plannen.
In 2006 en 2007 heeft De Dommel samen met de gemeenten Best, Boxtel en St.-Oedenrode, de provincie, Brabants Landschap en de ZLTO een ontwikkelingsplan en voorlopig ontwerp opgesteld voor natte natuurparel De Scheeken en ecologische verbindingszone de Groote Waterloop. Herstel en ontwikkeling van de water- en natuuraspecten staan hierin centraal.
Om de gewenste natuur in het gebied te realiseren, moeten landbouwpercelen in de natte natuurparel worden geruild of verworven. De (grond)waterstanden worden verhoogd en de waterkwaliteit verbeterd. Tegelijkertijd streeft het plan naar een goede inpassing van recreatiemogelijkheden, versterking van de landschapskwaliteit, het zichtbaar maken van cultuurhistorie en structuurverbetering van de landbouw rondom de Natte Natuurparel (NNP).
Het aankoopplan Het Groene Woud – waar De Scheeken onderdeel van is – is in 2008 vastgesteld door de provincie en is inmiddels in uitvoering.
Op 10 december 2007 hebben de bestuurders van de samenwerkende partijen hun steun uitgesproken voor het voorlopig ontwerp. In 2010 is een samenwerkingsovereenkomst getekend, waarin zij afspraken hebben gemaakt over de inzet van menskracht en middelen om het ontwerp de komende jaren in fasen tot uitvoering te kunnen brengen.
Natte Natuurparels De Kampina en Oisterwijkse bossen en vennen zijn natuurgebieden waar Waterschap De Dommel werkt aan het herstel van de natuurwaarden door de aanpak van verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit. Vanwege de samenhang en gezien het feit dat de gebieden aangewezen zijn als Natura2000-gebied is ervoor gekozen beide natuurparels als één geheel te herstellen. Het waterschap hoopt met de uitvoering van dit project circa 2560 ha verdroogd natuurgebied te kunnen herstellen (1460 ha Kampina en 1100 ha Oisterwijkse bossen en vennen).
Het waterschap heeft in beide gebieden de taak om gezamenlijk met de reconstructiepartners de verdroging te bestrijden en de vastgestelde natuurdoeltypen te realiseren. Doel is herstel van de natte natuurparels, dat wil zeggen realisatie van het optimale grond- en oppervlaktewaterregime (OGOR) voor de aangewezen natuurdoeltypen. Rekening houdend met omliggend grondgebruik en wensen in de omgeving wordt een GGOR overeengekomen (gewenst grond- en oppervlaktewaterregime) die maximaal tegemoetkomt aan de wensen vanuit natuur binnen de randvoorwaarden voor de omgeving.
Om tot het gewenst grond- en oppervlaktewaterregime te komen stelt het waterschap in samenwerking met de reconstructiepartners een integraal en gedragen inrichtingsplan op.
In het kader van natuurontwikkeling en herstel van de landschappelijke en ecologische waarden is de afgelopen jaren het project 'Smalwater - Noord' gerealiseerd. Dit betreft het gedeelte van de beek tussen de spoorlijn Boxtel-Tilburg en de uitmonding in de Essche Stroom. Het zuidelijk gedeelte van deze beek is enkele jaren geleden reeds gerealiseerd in het project 'Smalwater-Zuid'.
Het landschap nabij de beek zal natuurlijker en gevarieerder worden. Met aandacht voor de cultuurhistorische kenmerken wordt de beek weer kronkelend aangelegd. Op de aangrenzende oevers worden oude elementen zoals bijvoorbeeld poelen, bosjes en knotbomen weer aangelegd. In het aantrekkelijke kleinschalige landschap waarin de meanderende beek, natte en droge percelen elkaar afwisselen vinden ook inheemse planten en dieren weer een plekje.
Het Waterschap De Dommel is bezig met plannen om de Beerze ter hoogte van de uitstroom uit natuurgebied Kampina te herstellen. Dit project start op de plek waar de Beerze het natuurgebied uitstroomt en verloopt vervolgens stroomafwaarts tot een stukje ten noorden van de Kempseweg. Naast het beekherstel wordt het gebied ingericht als ecologische verbinding.
De Mortelen ligt tussen Boxtel, Oirschot en Best in Nationaal Landschap Het Groene Woud. De oostkant wordt begrensd door de snelweg A2. Een spoorlijn scheidt De Mortelen van De Pailjaart. De Mortelen en De Pailjaart, samen bijna 1400 hectare groot, zijn waardevolle, deels verdroogde gebieden. Ze zijn in de reconstructieplannen aangewezen als Natte Natuurparels. Dat zijn gebieden waar de natuur afhankelijk is van een goede grondwaterstand en waterkwaliteit. Het doel is deze beide te verbeteren. Het gaat er vooral om meer water vast te houden voor drogere perioden. Met een aantal partners in het gebied (de locale ZLTO-afdelingen, de gemeenten Oirschot, Boxtel en Best, Brabants Landschap en de provincie Noord Brabant) wordt samengewerkt aan een plan voor natuurherstel.
Op 14 mei 2009 heeft de eerste streekavond plaatsgevonden over het project ‘Natte natuurparel Mortelen en Pailjaart’.
De intensivering van de landbouw heeft geleid tot aantasting van de natuurwaarden in het buitengebied; enerzijds door het verdwijnen van kleine landschapselementen en anderzijds door een verslechtering van de milieuomstandigheden.
Verzuring en vermesting leiden tot verruiging van kwetsbare vegetaties en een afname van de soortenrijkdom. Ontwatering ten behoeve van de landbouw tast de oorspronkelijke kwelmilieus rond de beekdalen aan.
Het schone kwelwater kan daardoor niet meer de wortelzone bereiken, waardoor kwelvegetaties achteruitgaan. De aanleg van infrastructuur zoals de A2 bemoeilijkt migratie van kwetsbare soorten tussen hun leefgebieden.
De overstorten vanuit de gemeente Best zorgen voor problemen bij de Groote Waterloop.
De overstorten veroorzaken periodiek stress in het ecologisch systeem vanwege de extra hoeveelheid mineralen. Zuurstofloosheid is één van de gevolgen, wat desastreus is voor het ecologisch systeem. Het leidt tot een stopzetting van de successie en brengt het systeem telkens weer in de pionierfase.