direct naar inhoud van 3.4 Bodem
Plan: Buitengebied 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-onh1

3.4 Bodem

3.4.1 Bodemtypen

De belangrijkste bodemtypen die in Boxtel voorkomen, zijn de volgende:

  • dikke eerdgronden;
  • kalkloze zandgronden;
  • podzolgronden;
  • kleilagen.

3.4.1.1 Dikke eerdgronden

Dikke eerdgronden worden gekenmerkt door een humushoudende minerale bovengrond van meer dan 50 cm dik. Deze laag is ontstaan door menselijke activiteit (o.a. te vinden op open akkers en bolle akkers). Omdat het moedermateriaal uit zand bestaat wordt gesproken van enkeerdgronden. Deze zijn ontstaan door geleidelijke ophoging van eenmaal ontgonnen grond met materiaal uit de potstal.


Bij deze voormalige bemestingswijze maakte men gebruik van stalmest gemengd met strooisel, zand en heide- of grasplaggen. Dit mengsel werd door de boeren jaarlijks op hun bouwland gebracht, waardoor het land geleidelijk werd opgehoogd. Enkeerdgronden (plaggenbodems) zijn kenmerkend voor de open akkers en bolle akkers. De grondwaterstand is overwegend laag (grondwatertrap variërend van V tot VII).

3.4.1.2 Kalkloze zandgronden

Kalkloze zandgronden bestaan voornamelijk uit kalkloos zand. In Boxtel gaat het met name om beekeerdgronden in en nabij de beekdalen met overwegend hoge grondwaterstanden (grondwatertrap III).

3.4.1.3 Podzolgronden

Podzolgronden zijn gronden met een uitspoelingslaag en een inspoelingslaag, waarin organische stof al dan niet samen met ijzer- en aluminiumverbindingen is opgehoopt. De naam is afkomstig uit het Russisch en betekent as-achtig, verwijzend naar de vaak grijzige uitspoelingslaag. Podzolgronden zijn gebonden aan een klimaat waarin de neerslag de verdamping overtreft, waardoor een neerwaartse waterstroming in de grond mogelijk is.

Daardoor worden stoffen uit de bovengrond opgelost en naar beneden verplaatst. Een deel spoelt geheel uit (o.a. kalk), een ander deel komt op geringe diepte weer tot afzetting zoals de genoemde organische stof en ijzer- en aluminiumverbindingen.

Het moedermateriaal van de podzolgronden bestaat uit kalkloos zand, met eventueel een gering gehalte verweerbare mineralen. In Boxtel gaat het om zogenaamde Humuspodzolgronden. Dit heeft te maken met het mineralogisch arm moedermateriaal.

De grondwaterstand is hier relatief laag (grondwatertrap V en VI).

3.4.1.4 Kleilagen

In de Gemeente Boxtel komen eveneens kleilagen voor in de ondergrond. Het betreft oude klei beginnend tussen 40 en 120 cm en tenminste 20 cm dik. Door het voorkomen van deze kleilagen in de ondergrond kan de grondwaterstand worden beïnvloed, zodanig dat er schijngrondwaterstanden ontstaan. Op de natste plekken in deze gebieden komen voornamelijk beekeerdgronden voor.

3.4.2 Geomorfologie

In de Gemeente Boxtel liggen twee aardkundig waardevolle gebieden, Kampina en het Dommeldal. Deze twee gebieden staan ook als zodanig op de provinciale aardkundige waardenkaart. In de Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant is vastgelegd dat een bestemmingsplan dat is gelegen in een aardkundig waardevol gebied mede strekt tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de aardkundige waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Het bestemmingsplan dient daarnaast regels te stellen ter bescherming van de aardkundige waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

Het aardkundig waardevolle gebied Kampina omvat tevens het beekdal van de Beerze. Het gebied bestaat uit landduinen die gevormd zijn in de laatste ijstijd.

Een deel van deze duinen is in de historische tijd weer gaan stuiven, zoals in het noordoosten van de Kampina. Het reliëf is hierdoor plaatselijk versterkt. De Beerze is voor een deel vrij meanderend.

Het Dommeldal heeft het karakter van een kleine rivier. Langs het Dommeldal liggen glooiingen en steilranden die de overgang naar de hogere gronden markeren. In het Dommeldal liggen diverse afgesneden meanders en op andere plaatsen zijn actieve erosie en sedimentatie processen waar te nemen.