direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Heusden komgebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0743.BP02009002-VS01

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bestaande, ter plaatse reeds gevestigde bedrijven;
  • b. bedrijven, opgenomen in categorie 1 en 2 van de toegesneden lijst van bedrijfstypen en categorie 3 bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2'. De toegestane bedrijven zijn opgenomen in bijlage 1 en/of daarmee naar het oordeel van Burgemeester en wethouders vergelijkbare bedrijven met de daarbij behorende groen-, parkeervoorzieningen, open terreinen, technische installaties, nodig voor het doen functioneren van het betreffende bedrijf;
  • c. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • d. bedrijfswoningen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • f. en de daarbij behorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 24.2.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde doeleinden;
  • b. maximaal één bedrijfswoning per bouwperceel;
  • c. bijgebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Regels ter plaatse van het bouwvlak
  • a. Gebouwen dienen in het bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. Het bouwvlak mag geheel worden bebouwd, onder de voorwaarde dat in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein.
  • c. De voorgevel dient voor ten minste 70% in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd.
  • d. De goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, mag niet meer bedragen dan 7,00 meter.
  • e. De bouwhoogte van gebouwen, geen woning zijnde, mag niet meer bedragen dan 10,00 meter.
  • f. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³ (inclusief aangebouwde bijgebouwen).
  • g. De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 5,50 meter bedragen.
  • h. De bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10,00 meter bedragen.
  • i. De gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning mag niet meer dan 80 m² bedragen.
  • j. De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3,25 meter bedragen.
  • k. De bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 5,50 meter bedragen.
  • l. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer dan 15 meter bedragen.
4.2.3 Overige regels met betrekking tot bebouwing
  • a. Op de gronden gelegen buiten het bouwvlak mogen geen teeltondersteunende voorzieningen, zoals containervelden, ondersteunend glas, boogkassen, hagelschermen en regenkappen worden gebouwd.
  • b. Binnen het bestemmingsvlak mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3,25 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de hoogte:
    • 1. voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijgebouwgrens niet meer dan 1,00 meter bedraagt;
    • 2. achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijgebouwgrens niet meer dan 2,00 meter bedraagt.
  • c. Binnen het bestemmingsvlak mag minimaal 1,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning een carport gebouwd worden met een oppervlakte van maximaal 25 m² en een hoogte van 3,25 meter.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, nadere eisen stellen conform het bepaalde in artikel 20.3.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijking voor een grotere hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd erfafscheidingen, tot een grotere hoogte dan is toegestaan onder de voorwaarden dat:

  • a. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van het aangrenzende bestaande hoofdgebouw;
  • b. het geen erfafscheidingen betreft;
  • c. deze bouwwerken, geen gebouw zijnde, vanuit het oogpunt van bedrijfsvoering noodzakelijk zijn;
  • d. het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet wordt verstoord;
  • e. deze bouwwerken, geen gebouw zijnde, zich niet verzetten tegen de omgevingscriteria van de Welstandsnota;
  • f. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • g. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Specifieke gebruiksregels van de gronden

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden anders dan voor:

  • a. parkeren;
  • b. groen en/of tuin;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • d. oppervlakteverhardingen;
  • e. opslag, overeenkomstig het normale toegelaten gebruik.
4.5.2 Specifieke gebruiksregels van de opstallen

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de opstallen:

  • a. voor bewoning, tenzij het bewoning van bedrijfswoningen betreft;
  • b. voor detailhandel en groothandel, anders dan ondergeschikt en voortvloeiend uit het toegestane gebruik uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • c. voor dienstverlening;
  • d. voor horeca;
  • e. voor verblijfsrecreatie;
  • f. als verkooppunt voor motorbrandstoffen of andere explosiegevaarlijke stoffen;
  • g. voor industriële doeleinden;
  • h. voor opslag, anders dan in verband met het toegestane gebruik, die valt onder de Wet milieubeheer.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijking voor categorie 3 bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor het toestaan van bedrijven in categorie 3 van de toegesneden lijst van bedrijfstypen, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels, mits:

  • a. de activiteiten van de betreffende bedrijven qua afstand, naar aard en invloed op de omgeving gelijk zijn te stellen met bedrijven in de categorieën 1 en 2 van deze lijst;
  • b. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan;
  • c. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. het niet betreft: geluidhinder veroorzakende inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieuhinder.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging in de bestemming 'Wonen'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen', onder de voorwaarden dat:

  • a. de huidige activiteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • b. de woningbouw past binnen de provinciale woningbouwprognoses;
  • c. de woningbouw past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • d. (voormalige en overtollige) (bedrijfs)gebouwen worden gesloopt;
  • e. geen sprake is van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en omvang van het wijzigingsplan door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek is aangetoond dat het plan alsnog uitvoerbaar is;
  • f. op eigen terrein in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien;
  • g. de woningen inpasbaar zijn vanuit het stedenbouwkundig beeld;
  • h. in het wijzigingsplan bouwvlakken, bijgebouwen, bouwhoogten, kapvormen, aantallen en soort woningen worden aangegeven;
  • i. het verhaal van kosten van de grondexploitatie, als bedoeld in de Wro, verzekerd is.