direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied-West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0736.BP018BgbWest-va02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied-West als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0736.BP018BgbWest-va02 van de gemeente De Ronde Venen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanlegplaats

een plaats gelegen in een watergang, bedoeld voor het ligplaats nemen met schepen c.q. recreatievaartuigen, niet zijnde woonschepen, voor een bepaalde periode;

1.6 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, waaronder tevens wordt verstaan een paardenhouderij en paardenfokkerij en waaronder niet wordt verstaan een manege;

1.7 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bed en breakfast

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, zonder verdere aanwezigheid van een eigen keuken ter bereiding van verdere maaltijden.

1.11 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.12 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een (agrarisch) bedrijf;

1.13 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.14 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts bestemd is voor bewoning door een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is;

1.15 beperkt kwestbaar object

een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.16 beroep en bedrijf aan huis

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten en het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover voorkomend in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is dat deze in een woning en bijbehorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend;

1.17 bestaand (in geval van een bouwwerk)

bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.18 bestaande aantal dierplaatsen

het aantal legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan.

1.19 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.20 bestaande diersoorten

de diersoorten waarvoor de legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan zijn gebouwd.

1.21 bestaand stalsysteem

het legaal gerealiseerde stalsysteem ten tijde van de vaststelling van het plan; bedoeld zijn de stalsystemen overeenkomstig de unieke stalbeschrijvingen van de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) alsmede de nageschakelde initiatieven.

1.22 bestaand stedelijk gebied

bestaand stedelijk gebied zoals gedefinieerd in artikel 1.1.1 onder h van het Besluit ruimtelijke ordening.

1.23 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.24 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.25 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.26 bij een grondgebonden agrarisch bedrijf behorende gronden
  • a. gronden die in eigendom zijn of voor een periode van ten minste 5 jaar gepacht of gehuurd worden en die gelegen zijn binnen de gemeente De Ronde Venen of binnen het grondgebied van de naburige gemeenten. Dit mogen tussentijds wisselende gronden zijn, bepalend is de gezamenlijke oppervlakte die zij gezamenlijk gedurende ten minste 5 jaar omvatten. Bij deze periode van 5 jaar geldt zowel het verleden als de toekomst mee, zolang er sprake is van een aaneengesloten periode van 5 jaar waar ook het moment van toetsing onderdeel van uit maakt.
  • b. Hiertoe worden niet gerekend: gronden, waarvoor voer- en stro en mestovereenkomsten zijn afgesloten.
1.27 bijgebouw

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, hetzij met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand, dat door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, met dien verstande dat het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning niet is toegestaan.

1.28 bodem

het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen;

1.29 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.30 bouwgrens

een grens van een bouwvlak;

1.31 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.

1.32 bouwperceel (of kavel)

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.33 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.34 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.35 chalet

een gebouw dat op basis van de bestemming voor het wonen of voor verblijfsrecreatie gebruikt kan worden, en wat is uitgevoerd in andere materiaalsoorten dan steen of vergelijkbaar materiaal en dat in zijn geheel of gedeeltelijk verplaatsbaar is.

1.36 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.37 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.38 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;

1.39 deskundige

een onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een nader in de regels te benoemen onderwerp.

1.40 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse;

1.41 detailhandel in volumineuze goederen

vormen van detailhandel die een assortiment voeren van overwegend ruimte vergende goederen, waaronder bouwmarkten, tuincentra, woninginrichtingszaken, auto-, boten-, en caravan­bedrijven mede worden begrepen;

1.42 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.43 drijvende woning

een drijvend object dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het wonen, bedoeld om ter plaatse te functioneren en niet bestemd voor de vaart, gelet op één of meer van de volgende factoren:

  • a. de vorm van het casco en het materiaalgebruik,
  • b. de bedoeling waarmee het schip oorspronkelijk is of wordt gemaakt,
  • c. de afwezigheid van voortstuwing of aandrijving (al dan niet indirect),
  • d. de afwezigheid van een stuurinrichting,
  • e. de zichtlijn vanuit de stuurinrichting
  • f. verbod ten aanzien van het varen op grond van de Binnenvaartwet.
1.44 eigenaar

degene die bij het kadaster bekend staat als eigenaar of als opstalhouder, erfpachter of vruchtgebruiker van een perceel;

1.45 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en waarvan de bestemming die inrichting niet verbiedt.

1.46 extensief recreatief medegebruik

vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen op gronden die bestemd zijn voor een andere hoofdactiviteit en waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes.

1.47 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, met twee of meer wanden omsloten ruimte vormt;

1.48 glastuinbouwbedrijf

een tuinbouwbedrijf, waarvan de productie geheel of overwegend plaatsvindt in kassen, permanente tunnels en plastic kassen daaronder begrepen;

1.49 groen(voorziening)

binnen een gebied of perceel, dan wel op een gedeelte ervan, gelegen grasvelden, beplantingen, begroeiingen en paden, al dan niet gecombineerd voorkomend;

1.50 Grootvee-eenheid (GVE)

de optelsom van het aantal landbouwdieren op het bedrijf omgerekend naar de fosfaatproductie van één melkkoe. 

1.51 geluidzone - industrie

de met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

1.52 grondgebonden agrarisch bedrijf

agrarische bedrijven waarvan de bedrijfsvoering grotendeels afhankelijk is (weidegang, voedervoorziening, mestafzet e.d.) van het voortbrengend vermogen van de grond die tot dat bedrijf behoort.

1.53 grondgebonden veehouderij

een grondgebonden agrarisch bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren, waaronder tevens wordt verstaan een paardenhouderij en paardenfokkerij en waaronder niet wordt verstaan een manege.

1.54 historisch schip

een (gewezen) vaartuig dat als varend monument hetzij als historisch casco is ingeschreven in het Register Varend Erfgoed Nederland van de Federatie Varend Erfgoed Nederland.

1.55 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.56 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;

1.57 hovenier

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.58 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt hier niet onder verstaan.

1.59 internetwinkel

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij het aanbieden en verkopen van goederen uitsluitend via het internet gebeurt.

1.60 internetverkoop

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij het aanbieden en verkopen van goederen via internet als onderdeel van de hoofdfunctie wordt uitgeoefend en waarbij de producten per post worden toegestuurd.

1.61 kamerverhuur

het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning. Hieronder wordt niet verstaan de verhuur door particulieren van maximaal twee kamers in de door hen zelf bewoonde woning;

1.62 kampeermiddel

tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;

1.63 kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.64 kantoor

voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.65 kantoorvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.66 kas

een gebouw, niet zijnde een tunnelkas of een naar aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groenten, vruchten, bloemen of planten alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen.

1.67 kuilvoerplaat

Een agrarische voorziening in de vorm van een gesloten (doorgaans betonnen) vloer ten behoeve van de opslag van veevoeder (hooi, stro, gras, e.d.). Daar waar in de regels kuilvoerplaten zijn toegestaan, worden tevens vergelijkbare voorzieningen bestaande uit een gesloten (doorgaans) betonnen vloer, al dan niet met opstaande (keer)wanden, ten behoeve van de opslag van voer of mest onder begrepen.

1.68 kwetsbaar object

een kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.69 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de aanwezigheid van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens);

1.70 loonbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van civieltechnische diensten en/of cultuurtechnische diensten (waaronder grondverzet) of het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van werktuigen;

1.71 manege

een bedrijf met een publieksgericht karakter, dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het beoefenen van de paardenspoprt, waaronder begrepen lesgeven, verhuur en het houden van wedstrijden en/of andere hippische evenementen;

1.72 milieuhygiënisch inpasbaar

een ontwikkeling is milieuhygiënisch inpasbaar indien (voor de relevante aspecten) is aangetoond dat:

  • a. omliggende functies niet onevenredig in hun gebruiksmogelijkheden worden beperkt;
  • b. de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
  • c. bij het toestaan van nieuwe geurgevoelige functies voldaan wordt aan de wettelijke geurnormen of vastgestelde hogere geurnorm;
  • d. bij het toestaan van nieuwe geluidsgevoelige functies voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden of, indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden er wordt voldaan aan het gemeentelijk beleid hogere waarden Wet geluidhinder en de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • e. er geen belemmeringen zijn op het gebied van externe veiligheid;
  • f. de luchtkwaliteit geschikt is voor de nieuwe functie;
  • g. er geen onevenredige lichthinder ontstaat van lichtveroorzaakende functies op lichtgevoelige functies;
  • h. er geen sprake is van significant negatief effecten op Natura 2000-gebied(en);
  • i. nieuwe functies binnen de ecologische hoofdstructuur niet schadelijk zijn voor het natuurbeheertype ter plaatse;
  • j. soorten die op basis van de Wet Natuurbescherming beschermd zijn niet worden aangetast;
  • k. de waterhuishouding en waterkwaliteit niet onevenredig verslechteren;
  • l. de capaciteit van de omliggende wegen voldoende is voor veilige afwikkeling van de verkeerstoename;
  • m. er op eigen terrein voorzien wordt in de parkeerbehoefte.
1.73 molenbiotoop

aangewezen grond waarbinnen het zicht op de molen en de vrije windtoetreding worden beschermd.

1.74 monument

een onroerende zaak die deel uitmaakt van cultureel erfgoed, te onderscheiden in:

  • 1. een rijksmonument: een monument dat ingeschreven staat in het rijksmonumentenregister;
  • 2. een gemeentelijke monument: een monument op basis van de Erfgoedverordening De Ronde Venen 2013, of de rechtsopvolger daarvan, en is opgenomen op de gemeentelijke monumentenlijst.
1.75 natuurwaarden

de aan een gebied toe te kennen waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.76 nevenfunctie

naast de hoofdfunctie van een agrarisch bedrijf functionerende tak, welke dient bij te dragen aan het inkomen van het agrarische bedrijf, die ruimtelijk ondergeschikt is aan de agrarische hoofdfunctie van het bedrijf en die verbonden dient te zijn aan de grond en/of het bouwvlak van het betreffende agrarisch bedrijf.

1.77 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

agrarische bedrijven waarvan de agrarische bedrijfsvoering geheel of overwegend plaatsvindt in gebouwen, met uitzondering van glastuinbouw.

1.78 niet-grondgebonden veehouderij

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren, waaronder tevens wordt verstaan een paardenhouderij en paardenfokkerij en waaronder niet wordt verstaan een manege.

1.79 oever

het droge gedeelte gelegen langs de grens tussen water en land bij het ter plaatse geldende streefpeil. In ieder geval reikend tot de bovenzijde van het schuine talud plus een strook van minimaal 50 centimeter;

1.80 oeverlijn

de snijlijn tussen de oever en het water bij het ter plaatse geldende streefpijl.

1.81 omschakeling

de algehele of gedeeltelijke overstap binnen een bestaand agrarisch bedrijf naar een andere agrarische bedrijfsvorm;

1.82 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder maaiveld op ten minste 1,50 m beneden peil;

1.83 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak en niet meer dan 1 wand.

1.84 paardenfokkerij

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij;

1.85 paardenhouderij

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend gericht is op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden;

1.86 plattelandswoning

een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.

1.87 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.88 permanente bewoning

indien een of meerdere personen de woning al dan niet tijdelijk gebruiken als hoofdverblijf in de zin van artikel 1:10 BW – zoals dat geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan - dan wel anderszins gebruiken voor niet-recreatieve doeleinden;

1.89 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.90 prostitutiebedrijf

prostitutie in een daarvoor ingerichte ruimte en in dienstverband (seksclub, bordelen, privé-huizen), niet zijnde sekswinkels, seksbioscopen, sekstheaters en daarmee gelijk te stellen bedrijfstypen.

1.91 recreatie-appartement

het geheel van bijeenbehorende ruimten die gezamenlijk bedoeld zijn voor recreatief nachtverblijf door één of meer personen die zijn/hun hoofdverblijf elders hebben, binnen een groter gebouwd dat naar aard en inrichting bedoeld is voor verblijfsrecreatie.

1.92 recreatie-ark

een drijvend bouwwerk, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting of in hoofdzaak bestemd is tot recreatief dag- of nachtverblijf van één of meer personen die zijn/hun hoofdverblijf elders hebben;

1.93 recreatief nachtverblijf

recreatie in ruimten die bestemd zijn voor verblijfsrecreatie, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.94 recreatiewoning

een gebouw, geen woonkeet en geen caravan/chalet of een ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd voor recreatief verblijf, uitsluitend door één of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders hebben;

1.95 risicovolle inrichting

bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.96 ruimtelijke ondergeschiktheid

De ruimtelijke ondergeschiktheid dient te blijken uit een combinatie van de volgende aspecten:

  • a. het ruimtebeslag van de nevenfunctie ten opzicht van dat van de hoofdfunctie;
  • b. de fysieke positionering van de nevenfunctie ten opzichte van de hoofdfunctie;
  • c. de uitstraling c.q. het aanzicht van de nevenfunctie ten opzichte van dat van de hoofdfunctie.
1.97 rustende boer

het voormalig agrarisch bedrijfshoofd, die nog enige tijd in de bedrijfswoning blijft wonen nadat hij/zij zijn werkzaamheden voor het agrarisch bedrijf heeft gestaakt of nadat het agrarisch bedrijf is opgehouden te bestaan.

1.98 slopen

het geheel of gedeeltelijk permanent afbreken van een bouwwerk.

1.99 stacaravan

een onderkomen, onder welke benaming dan ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot woon-, dag of nachtverblijf van één of meer personen en dat door de aanwezigheid van wielen wel over korte afstanden naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen.

Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of veranderingen niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemerkt als een stacaravan en daarmee vergelijkbare onderkomens.

1.100 steiger

een bouwwerk, geheel of grotendeels boven het water en meestal langs een oever, dat dient voor het afmeren van schepen, woonschepen of andere vaartuigen en/of andere doeleinden zoals terras.

1.101 teeltondersteunende voorzieningen

ondersteunende voorzieningen bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een kas, die een onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering en die worden gebruikt om de bedrijfsvoering te optimaliseren door de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats te laten vinden, zodat gezorgd kan worden voor een verbetering van de productkwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of -verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

  • a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: uitsluitend aanwezig zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden per jaar;
  • b. permanente teeltondersteunende voorzieningen: voor een periode van meer dan 6 maanden per jaar aanwezig, waaronder ook begrepen permanent aanwezige onderdelen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
1.102 tent

een in hoofdzaak uit textiel of daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en/of nacht verblijf;

1.103 tunnelkas

elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteunende voorziening.

1.104 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.

1.105 varend schip

een schip dat bestemd is voor de vaart, gelet op de volgende factoren:

  • a. de vorm van het casco en het materiaalgebruik,
  • b. de bedoeling waarmee het schip oorspronkelijk is of wordt gemaakt,
  • c. de aanwezigheid van voortstuwing of aandrijving (al dan niet indirect),
  • d. de aanwezigheid van een stuurinrichting,
  • e. de zichtlijn vanuit de stuurinrichting
  • f. of het gebruikt mag worden om mee te varen op grond van de Binnenvaartwet.
1.106 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten die bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.107 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.108 volkstuin

een afgeperkt of omheind gedeelte, buiten een bouwvlak gelegen, ten behoeve van de niet-beroepsmatige teelt van voedings- en siergewassen, alsmede voor onder meer grasvelden,

paden en terrassen;

1.109 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat naar aard, omvang en redelijkerwijs te verwachten continuïteit en gelet op de arbeidsbehoefte als zodanig moet worden aangemerkt; de omvang omvat ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit de verwachten redelijk inkomen.

1.110 voorgevel

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw. In geval een hoofdgebouw meerdere gevels heeft die aan deze voorwaarden voldoen, betreft de voorgevel de gevel die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.111 voorgevelrooilijn

de snijlijn, en het denkbeeldige verlengde daarvan, van het voorgevelvlak van een hoofdgebouw en het grondvlak waarop het hoofdgebouw zich bevindt;

1.112 waterlijn

de snijlijn van het watervlak ter hoogte van het peil met de aangrenzende gronden;

1.113 waterkering

alle dijken, kaden, natuurlijke hoogten en ophogingen, bestemd om in het openbaar belang water te keren, met inbegrip van het gehele lichaam van de dijk en kaden, die als zodanig op de plankaart zijn aangegeven;

1.114 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke

mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.115 wonen

het duurzaam hoofdverblijf houden door een huishouden in een woning of ander daartoe bestemd onderkomen. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.116 woning

een complex van ruimten dat blijkens de indeling en de inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.117 woonschip

een varend schip dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het wonen.

1.118 zorgboerderij

een instelling voor de opvang van zorgbehoevenden, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

Indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of vergelijkbare dakconstructies bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte van de betreffende gevel, wordt de goothoogte, druiplijnhoogte of boeiboordhoogte van de dakkapel of de daarmee vergelijkbare constructie als goothoogte aangemerkt.

2.6 hoogte van een drijvende woning/recreatie-ark

vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van de drijvende woning of recreatie-ark, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenkant van de afgewerkte begane grond – mits niet hoger dan 10 cm boven aansluitend maaiveld, dan geldt de onderzijde van de begane grondvloer - de buitenzijde van de gevels (en/of hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Bij (bedrijfs)woningen wordt de kelder niet gerekend tot de inhoud.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 oppervlakte van een drijvende woning

tussen de buitenzijde van de zijwanden van de drijvende woning, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil.

2.10 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. niet-grondgebonden agrarische bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'niet grondgebonden';
  • c. glastuinbouwbedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  • d. het wonen in een bedrijfswoning, voor zover een bedrijfswoning op grond van de bouwregels is toegestaan;

alsmede voor:

  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. de volgende vormen van nevengebruik:
    • 1. bestaande, legale nevenfuncties;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nevenfunctie niet-grondgebonden veehouderij': niet-grondgebonden veehouderij;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal nachtverblijven': het genoemde aantal eenheden voor recreatief nachtverblijf;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf': een kinderdagverblijf;
  • g. behoud, versterking en ontwikkeling van landschapswaarden in de vorm van:
    • 1. openheid;
    • 2. verkavelingspatronen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - weidevogelkerngebied': tevens behoud, versterking en ontwikkeling van het weidevogelkerngebied;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Binnen bouwvlak

Binnen het bouwvlak gelden de volgende bouwregels:

  • a. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met het voorbehoud dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'kas' uitsluitend kassen zijn toegestaan en waterbassins voor zover ter plaatse ook de aanduiding 'overige zone - glastuinbouwconcentratiegebied' geldt;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kuilvoerplaat' uitsluitend kuilvoerplaten zijn toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur' uitsluitend de bestaande gebouwen met de bestaande maatvoering zijn toegestaan;
  • b. de afstand van gebouwen tot perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2,5 m, met uitzondering van de afstand van kassen tot zijdelingse perceelsgrenzen, deze bedraagt ten minste 1 m;
  • c. voorts geldt het volgende:

type bouwwerk   maximaal aantal per bouwvlak   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte   maximale inhoud / oppervlakte per bouwvlak  

bedrijfswoning  
       
hoofdgebouw bedrijfswoning

 
1
tenzij anders aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'  
3,5 m   *   700 m3  
bijgebouwen bij de bedrijfswoning   -   3 m   5 m   50 m2  
overkappingen bij de bedrijfswoning   -   -   3 m   30 m2  
bedrijfsgebouwen          
kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'   -   5,5 m   ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - 12 m': 12 m

elders: 8 m  
volledig aanduidingsvlak 'glastuinbouw'  
(ondersteunende)
kassen elders  
-   5,5 m   8 m   500 m2  
overige bedrijfsgebouwen en -overkappingen   -   5,5 m   8 m   volledig bouwvlak  

*een bedrijfswoning is afgedekt met een kap waarvan de hellingshoek ten minste 30° en ten hoogste 50° bedraagt;

  • d. voor de eenheden voor recreatief nachtverblijf ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal nachtverblijven' geldt de bestaande maatvoering als ten hoogste toelaatbaar;
  • e. paardenbakken zijn toegestaan;
  • f. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. 1 m voor zover voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
    • 2. 2 m voor zover achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  • g. de bouwhoogte van keerwanden bedraagt ten hoogste 4 m;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 12 m.

3.2.2 Buiten bouwvlak

Buiten het bouwvlak is uitsluitend de volgende bebouwing toegestaan:

  • a. veekerende afrasteringen met een bouwhoogte van ten hoogste 1,5 m;
  • b. bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van extensief recreatief medegebruik met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • c. bruggen met een breedte van ten hoogste 4 m en een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • d. paardenbakken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenbak', waarbij de hoogte van de omheining ten hoogste 1,5 m mag bedragen en lichtmasten uitsluitend zijn toegestaan met de bestaande maatvoering.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Paardenbakken buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 om paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met dien verstande dat deze afwijkingsbevoegdheid niet van toepassing is op hobbymatige paardenbakken en met inachtneming van het volgende:

  • a. de afstand tussen de paardenbak en (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 25 m;
  • b. de paardenbak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de hoogte van de omheining bedraagt ten hoogste 1,5 m;
  • d. de hoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de in lid 3.1 genoemde landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - stelling van amsterdam' mag de zichtbaarheid en beleefbaarheid van de Stelling van Amsterdam niet onevenredig worden aangetast;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - weidevogelkerngebied' mag het weidevogelkerngebied niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de paardenbak dient op landschappelijk adequate wijze te worden ingepast.

3.3.2 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 om tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bouwhoogte van tijdelijke, teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogste 7 m;
  • b. de teeltondersteunende voorziening milieuhygienisch inpasbaar is;
  • c. de in lid 3.1 genoemde landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - stelling van amsterdam' mag de zichtbaarheid en beleefbaarheid van de Stelling van Amsterdam niet onevenredig worden aangetast;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - weidevogelkerngebied' mag het weidevogelkerngebied niet onevenredig worden aangetast.

3.3.3 Permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 om bij bestaande fruitteeltbedrijven de permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak uit te breiden, met inachtneming van het volgende:

  • a. de permanente teeltondersteunende voorzieningen worden uitgebreid vanuit en in aansluiting op een aanduidingsvlak met de aanduiding 'fruitteelt';
  • b. de bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogte 6 m;
  • c. de teeltondersteunende voorziening milieuhygienisch inpasbaar is;
  • d. de in lid 3.1 genoemde landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - stelling van amsterdam' mag de zichtbaarheid en beleefbaarheid van de Stelling van Amsterdam niet onevenredig worden aangetast;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - weidevogelkerngebied' mag het weidevogelkerngebied niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de permanente teeltondersteunende voorzieningen dienen op landschappelijk adequate wijze te worden ingepast.

3.3.4 Overschrijding toegestane bouwhoogte voor bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub c om een hogere bouwhoogte voor bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bijgebouw moet visueel en voor wat betreft het gebruik ondergeschikt blijven aan het hoofdgebouw;
  • b. een grotere hoogte wordt uitsluitend toegestaan voor bijgebouwen op minimaal 2,5 m uit de perceelsgrens;
  • c. belangen van derden (inval van licht en uitzicht) mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.

3.3.5 Overschrijding toegestane goot- en bouwhoogte voor kassen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder c, om de maximale goot- en/of bouwhoogte voor kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' te overschrijden, met inachtneming van het volgende:

  • a. het gebouw mag niet meer dan één bouwlaag hebben;
  • b. de goothoogte van kassen mag ten hoogste 7 m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte van kassen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - 12m' ten hoogste 10 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van kassen mag ten hoogste 10 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van kassen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - 12m' ten hoogste 12 m mag bedragen;
  • d. de kassen dienen op landschappelijk adequate wijze te worden ingepast, met uitzondering van de kassen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'glastuinbouwconcentratiegebied';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - stelling van amsterdam' mag de zichtbaarheid en beleefbaarheid van de Stelling van Amsterdam niet onevenredig worden aangetast.

3.3.6 Overschrijding toegestane goot- en bouwhoogte voor overige bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder c om de voor overige bedrijfsgebouwen bepaalde maximale goot- en/of bouwhoogte te overschrijden, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte van overige bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 12 m bedragen;
  • c. de overschrijding is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;
  • d. de in lid 3.1 genoemde natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - stelling van amsterdam' mag de zichtbaarheid en beleefbaarheid van de Stelling van Amsterdam niet onevenredig worden aangetast.

3.3.7 Tijdelijke woongelegenheid rustende boer

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 om toe te staan dat de bestaande bedrijfswoning bij een volwaardig agrarisch bedrijf wordt verbouwd of uitgebreid voor het toevoegen van een extra wooneenheid, met dien verstande dat:

  • a. dit noodzakelijk is om tijdelijke woongelegenheid te scheppen voor een rustende boer;
  • b. de woongelegenheid inpandig wordt gerealiseerd of door middel van een uitbreiding die beperkt blijft tot 10% van de bestaande vloeroppervlakte van de bedrijfswoning;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b, de uitbreiding maximaal 200 m3 mag bedragen, indien kan worden aangetoond dat een uitbreiding met 10% niet voldoende is;
  • d. de afwijking voor de extra wooneenheid strikt persoonsgebonden is: de extra wooneenheid mag, na het beëindigen van de bewoning door de rustende boer, geen zelfstandige wooneenheid gaan vormen;
  • e. de tijdelijke woonvoorziening milieuhygienisch inpasbaar is;
  • f. de omgevingsvergunning niet wordt verleend indien op het perceel reeds twee of meer woningen aanwezig zijn.

3.3.8 Kleinschalige windenergievoorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van kleinschalige windenergievoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. de hoogte van kleinschalige windenergievoorzieningen niet meer dan 20 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van kleinschalige windenergievoorzieningen op gebouwen niet meer dan 7,5 m mag bedragen;
  • c. kleinschalige windenergievoorzieningen waarvoor een milieuvergunning noodzakelijk is niet zijn toegestaan;
  • d. de windenergievoorziening wordt gebruikt ten dienste van de hoofdbestemming;
  • e. de windenergievoorziening wordt geplaatst binnen het geldende bouwvlak van de hoofdbestemming;
  • f. de windenergievoorziening geen onevenredige geluidhinder veroorzaakt op nabijgelegen geluidgevoelige functies;
  • g. de aanwezige natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de landschappelijke waarden, zoals benoemd in 3.1, niet onevenredig mogen worden aangetast.
  • i. indien de windenergievoorziening wordt geplaatst op of bij een monument, er een positief advies dient te zijn van de gemeentelijke monumentencommissie.

3.3.9 Schuilstallen en agrarische hulpgebouwen buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 ten behoeve van het toestaan van schuilgelegenheden en andere agrarische hulpgebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
  • b. de hoogte maximaal 2,5 m bedraagt;
  • c. bedoelde bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van een binnen een bouwvlak gevestigd, volwaardig agrarisch bedrijf en deze bebouwing noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering;
  • d. de rijafstand van het gebouwtje tot het bouwvlak minimaal 500 m bedraagt;
  • e. de aanwezige natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - weidevogelkerngebied' mag het weidevogelkerngebied niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de bebouwing landschappelijk wordt ingepast.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende specifieke gebruiksregels:

Bedrijfsvoering

  • a. per bouwvlak is ten hoogste 1 agrarisch bedrijf toegestaan, met dien verstande dat bouwvlakken die middels een koppelteken op de verbeelding aan elkaar gekoppeld zijn gezamenlijk als één bouwvlak worden aangemerkt;
  • b. omschakeling naar een grondgebonden veehouderij is uitsluitend toegestaan voor niet-grondgebonden veehouderijen. Ter verduidelijking zijn de bestaande grondgebonden veehouderijen opgenomen in Bijlage 1 en de bestaande niet-grondgebonden veehouderijen in Bijlage 2;
  • c. omschakeling naar een niet-grondgebonden veehouderij is niet toegestaan. Ter verduidelijking zijn de bestaande niet- grondgebonden veehouderijen opgenomen in Bijlage 2;
  • d. wijziging van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaande stalsystemen is uitsluitend toegestaan indien aan één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de wijziging is op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan reeds vergund door middel van een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (of diens voorganger: de Natuurbeschermingswet 1998);
    • 2. de wijziging leidt niet tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000;
    • 3. de wijziging leidt wel tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000, maar de depositietoename, in cumulatie met andere projecten of handeling binnen dezelfde inrichting in de periode waarvoor het PAS-programma geldt, overschrijdt de PAS-grenswaarde niet;
  • e. dierenverblijven zijn uitsluitend toegestaan op één en dezelfde bouwlaag;
  • f. opslag van goederen is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan.

Nevenfuncties

  • g. een niet-grondgebonden veehouderij bij wijze van nevenfunctie als bedoeld in lid 3.1 onder f is uitsluitend toegestaan met inachtneming van het volgende:
    • 1. de oppervlakte van (delen van) gebouwen in gebruik voor niet-grondgebonden veehouderij als nevenfunctie bedraagt per bedrijf ten hoogste de oppervlaktemaat als in onderstaande tabel weergegeven;
      type niet-grondgebonden veehouderij als nevenfunctie   maximum oppervlakte  
      vleesvarkens   2.240 m2  
      zeugen   1.050 m2  
      leghennen (legbatterij)   700 m2  
      leghennen (volièrestal)   600 m2  
      leghennen (scharrelstal)   1.625 m2  
      vleeskuikens (grondstal)   2.240 m2  
    • 2. per bedrijf is slechts een nevenfunctie in één van de genoemde diersoorten als genoemd onder 1. toegestaan met de daarbij behorende oppervlaktemaat;
  • h. nevenfuncties anders dan genoemd in lid 3.1 zijn niet toegestaan.

Beroep of bedrijf aan huis

  • i. bij bedrijfswoningen is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m2;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • de vloeroppervlakte bedraagt ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bijgebouwen, met een maximum van 100 m2; 
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd.
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.

Voorwaardelijke verplichting - Molenland 10

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorwaardelijke verplichting 1' is de bouw van een nieuwe bedrijfswoning uitsluitend toegestaan indien ten hoogste 1 jaar na de ingebruikname van de nieuwe bedrijfswoning uitvoering is gegeven aan de landschapsmaatregelen conform de in Bijlage 9 opgenomen inrichtingsschets, en deze nadien als zodanig in stand worden gehouden.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 om het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort heeft de bedrijfsactiviteiten niet beëindigd;
  • b. de plattelandswoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. op het agrarisch bouwvlak komt de mogelijkheid voor een (extra) bedrijfswoning te vervallen;
  • d. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in lid 3.2.1 blijven van toepassing.

3.5.2 Nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder h om overige nevenfuncties bij het agrarisch bedrijf toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient ruimtelijk ondergeschikt te zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. er dient sprake te zijn van een toekomstbestendig agrarisch bedrijf;
  • c. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de in lid 3.1 genoemde natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. voor zover sprake is van nieuwe bebouwing ten behoeve van de nevenfunctie of van gebruik van onbebouwde gronden, dient dit op landschappelijk adequate wijze te worden ingepast;
  • f. voor intensieve veehouderij als nevenfunctie blijft het bepaalde in lid 3.4 onverkort van toepassing.

3.5.3 Tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 om de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders in (al dan niet tijdelijke) gebouwen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de tijdelijke huisvesting kan voor een periode van ten hoogste 5 jaar worden toegestaan;
  • b. de tijdelijke huisvesting mag per jaar voor een periode van ten hoogste 6 maanden plaatsvinden;
  • c. de huisvesting is uitsluitend toegestaan voor seizoensarbeiders van het eigen bedrijf;
  • d. de tijdelijke huisvesting dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

3.5.4 Uitbreiding van en omschakeling naar glastuinbouw in glastuinbouwconcentratiegebied

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 om binnen het aangeduide glastuinbouwconcentratiegebied uitbreiding van en omschakeling naar glastuinbouw toe te staan en van lid 3.2 om buiten bouwvlakken en buiten aanduidingsvlakken nieuwe bebouwing ten behoeve van deze glastuinbouwbedrijven toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de omschakeling of uitbreiding dient ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. het glastuinbouwbedrijf dient na omschakeling of uitbreiding milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de omschakeling of uitbreiding kan uitsluitend worden toegestaan indien aan één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de omschakeling of uitbreiding is op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan reeds vergund door middel van een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (of diens voorganger: de Natuurbeschermingswet 1998);
    • 2. de omschakeling of uitbreiding leidt niet tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000;
    • 3. de omschakeling of uitbreiding leidt wel tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000, maar de depositietoename, in cumulatie met andere projecten of handeling binnen dezelfde inrichting in de periode waarvoor het PAS-programma geldt, overschrijdt de PAS-grenswaarde niet;
  • d. op gronden waar op grond van sub a, b en c glastuinbouw kan worden toegestaan, kan in afwijking van het bepaalde in lid 3.2 bebouwing buiten bouw- of aanduidingsvlakken worden toegestaan voor zover de maatvoering voor het overige voldoet aan het bepaalde in lid 3.2;
  • e. de inrichting en positionering van bebouwing dient stedenbouwkundig aanvaardbaar te zijn en verdere ontwikkeling van het glastuinbouwconcentratiegebied niet te belemmeren.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het omvormen van grasland naar bouwgrond, uitgezonderd ten behoeve van de teelt van ruwvoeder als onderdeel van een veehouderijbedrijf tot een oppervlakte van ten hoogste 20 % van de gronden van het betreffende bedrijf;
  • b. het omvormen van grasland naar boom-, fruit- of sierteelt;
  • c. het aanbrengen van een ondergrond ten behoeve van containerteelt;
  • d. het vergraven, afgraven, egaliseren of ophogen van gronden;
  • e. het aanleggen, veranderen of dempen van wateren en waterlopen, alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • f. de aanleg van harde oeverbeschoeiingen, dammen of, stuwen;
  • g. het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere houtgewassen die ten tijde van het in werking treden van het plan aanwezig zijn;
  • h. het planten van bomen of andere houtige gewassen, ter plaatse waar gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het in werking treden van het plan;
  • i. het aanleggen van bestratingen of andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte groter dan 200 m2, kavelpaden uitgezonderd.

3.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. worden uitgevoerd binnen een bouwvlak.

3.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschapswaarden zoals bedoeld in lid 3.1 en het weidevogelkerngebied ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - weidevogelkerngebied' niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

3.7 Wijzigingsbevoegdheden
3.7.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bouwvlak wijzigen met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak mag niet toenemen;
  • b. de vormverandering is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;
  • c. de vormverandering van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de in lid 3.1 genoemde landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - stelling van amsterdam' mag de zichtbaarheid en beleefbaarheid van de Stelling van Amsterdam niet onevenredig worden aangetast.

3.7.2 Vergroten bouwvlak grondgebonden agrarische bedrijven tot 1 ha met gelijkblijvend aantal dieren

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen om binnen de aanduidingen 'overige zone - landbouwgebied' en 'overige zone - landbouwkerngebied' de uitbreiding van het bouwvlak van volwaardige grondgebonden agrarische bedrijven toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt na uitbreiding ten hoogste 1 ha;
  • b. het huidige bestemmingsvlak biedt, ook in geval van vormverandering, geen ruimte voor de beoogde uitbreiding;
  • c. de uitbreiding is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;
  • d. het bestaande aantal dierplaatsen blijft ook na uitbreiding van het bouwvlak ten hoogste het bestaande aantal;
  • e. het aantal GVE/ha mag niet groter worden dan in de bestaande situatie;
  • f. de uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen;
  • g. het agrarisch bedrijf dient ook na uitbreiding milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • h. er dient te worden voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak;
  • i. de in lid 3.1 genoemde landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - stelling van amsterdam' mag de zichtbaarheid en beleefbaarheid van de Stelling van Amsterdam niet onevenredig worden aangetast.

3.7.3 Vergroting bouwvlak grondgebonden agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen om binnen de aanduidingen 'overige zone - landbouwgebied' en 'overige zone - landbouwkerngebied' de uitbreiding van het bouwvlak van volwaardige grondgebonden agrarische bedrijven toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt na uitbreiding ten hoogste 1,5 ha;
  • b. het huidige bestemmingsvlak biedt, ook in geval van vormverandering, geen ruimte voor de beoogde uitbreiding;
  • c. de uitbreiding is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;
  • d. het agrarisch bedrijf kent een mate van grondgebondenheid van ten hoogste 2,5 GVE per hectare;
  • e. de uitbreiding van het bouwvlak niet is toegestaan ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen;
  • f. het agrarisch bedrijf dient ook na uitbreiding milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • g. er dient te worden voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak;
  • h. de in lid 3.1 genoemde landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - stelling van amsterdam' mag de zichtbaarheid en beleefbaarheid van de Stelling van Amsterdam niet onevenredig worden aangetast.

3.7.4 Uitbreiding kassen buiten glastuinbouwconcentratiegebied

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen om buiten de aanduiding 'overige zone - glastuinbouwconcentratiegebied' de uitbreiding van kassen bij volwaardige bestaande glastuinbouwbedrijven toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het aanduidingsvlak na uitbreiding ten hoogste 1,5 ha bedraagt;
  • b. het huidige aanduidingsvlak biedt, ook in geval van vormverandering, geen ruimte voor de beoogde uitbreiding van kassen;
  • c. de uitbreiding is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;
  • d. het glastuinbouwbedrijf dient ook na uitbreiding milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. er dient te worden voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het aanduidingsvlak;
  • f. de in lid 3.1 genoemde landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - stelling van amsterdam' mag de zichtbaarheid en beleefbaarheid van de Stelling van Amsterdam niet onevenredig worden aangetast.

3.7.5 Vervolgfuncties bij bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen om in geval van algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf de volgende vervolgfuncties toe te staan:

a Wonen

deze vervolgfunctie is toegestaan met inachtneming van het volgende:

    • 1. door de initiatiefnemer is aangetoond dat het agrarisch gebruik is beëindigd;
    • 2. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het aantal voormalige bedrijfswoningen;
    • 3. voormalige bedrijfsgebouwen mogen als bijgebouw behouden blijven. In geval van herbouw of nieuwbouw van bijgebouwen, bedraagt de oppervlakte aan bijgebouwen ten hoogste 50 m2, vermeerderd met 50% van het meerdere van 50 m2 aan bedrijfsgebouwen dat wordt gesloopt;
    • 4. de inhoud van een voormalige bedrijfswoning kan worden verruimd tot 900 m3 in geval van sloop van tenminste 500 m2 aan voormalige bedrijfsgebouwen van het bedrijf en uit een beeldkwaliteitsparagraaf en op basis van een adequatie landschappelijke inpassing blijkt dat sprake is van een op de betreffende locatie passende ontwikkeling;
    • 5. het toegestane aantal woningen als bedoeld bij sub 2 kan worden vermeerderd in geval van sloop van alle bedrijfsgebouwen met de volgende oppervlakte:
  aantal extra
woningen  
bedrijfsgebouwen, geen kassen zijnde    
= of > 1.000 m2 en < 2.500 m2   1  
= of > 2.500 m2 en < 4.000 m2   2  
= of > 4.000 m2   3  
kassen, uitgezonderd kassen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - glastuinbouwconcentratiegebied'    
per 5.000 m2   1  

    • 1. oppervlakte van te slopen bedrijfsgebouwen die eenmaal is aangewend bij sub 3, sub 4 of sub 5 komt niet meer in aanmerking voor toepassing bij de twee andere genoemde bepalingen;
    • 2. de vervolgfunctie is milieuhygiënisch inpasbaar;
    • 3. in het geval van toevoeging van woningen, als bedoeld onder e, dient er te worden voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak;
    • 4. de in lid 3.1 genoemde landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

b Overige vervolgfuncties

Vervolgfuncties anders dan wonen zijn toegestaan met inachtneming van het volgende:

  • a. door de initiatiefnemer is aangetoond dat het agrarisch gebruik is beëindigd;
  • b. met uitzondering van monumenten, karakteristieke bebouwing en de bedrijfswoning, wordt de oppervlakte van de overige bedrijfsgebouwen gereduceerd met ten minste 50%, tenzij:
    • 1. het gaat om een nieuwe functie die voorziet in een kleinschalige woonzorgvoorziening en er geen nieuwe bebouwing wordt opgericht anders dan ter vervanging van bestaande bebouwing. Verdere nieuwe bebouwing is alleen mogelijk wanneer de nieuwe bebouwing ruimtelijk aanvaardbaar is en deze noodzakelijk is voor een goede zorgverlening;
    • 2. het gaat om een nieuwe functie die bijdraagt aan recreatieve belevingsmogelijkheden waaraan in het gebied nadrukkelijk behoefte bestaat;
    • 3. het gaat om de hervestiging van één of enkele bedrijven die op hun oorspronkelijke locatie een ruimtelijk obstakel vormden of de kwaliteit van de leefomgeving ernstig aantasten en die op de nieuwe locatie, nabij de kern, goed inpasbaar zijn;
    • 4. het gaat om vestiging van bedrijven die vanwege hun werkzaamheden met zwaar rijdend materieel zich voornamelijk richten op het landelijk gebied;
    • 5. extra natuur wordt gerealiseerd binnen de Groene contour van de provincie.
  • c. bij de uitzonderingssituaties als bedoeld bij sub a onder 1 t/m 5 dient per saldo sprake te zijn van verhoging van de ruimtelijke kwaliteit:
  • d. het bestaande aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  • e. de vervolgfunctie is milieuhygiënisch inpasbaar;
  • f. er dient te worden voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak;
  • g. de in lid 3.1 genoemde landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de vervolgfuncties zelfstandige kantoren en detailhandel zijn niet toegestaan.

3.7.6 Realisatie nieuwe natuur

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen om de aanleg van nieuwe natuur mogelijk te maken met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie dan wel via particulier natuurbeheerschap worden gerealiseerd;
  • b. verwerving dient op vrijwillige basis te geschieden;
  • c. de bestemmingswijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuurwaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden - Natuurwaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. niet-grondgebonden agrarische bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'niet grondgebonden';
  • c. glastuinbouwbedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  • d. het wonen in een bedrijfswoning, voor zover een bedrijfswoning op grond van de bouwregels is toegestaan;
  • e. het wonen in een plattelandswoning, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning';

alsmede voor:

  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. de volgende vormen van nevengebruik:
    • 1. bestaande, legale nevenfuncties;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nevenfunctie niet-grondgebonden veehouderij': niet-grondgebonden veehouderij ;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal nachtverblijven': het genoemde aantal eenheden voor recreatief nachtverblijf;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf': een kinderdagverblijf;
  • h. behoud, versterking en ontwikkeling van natuurwaarden in de vorm van:
    • 1. grote open wateren, sloten en slootkanten, oevers, moeras en natte voedselarme graslanden;
    • 2. houtkades, bos en struweel en droge zandgronden;
    • 3. weidevogelgebied;
  • i. behoud, versterking en ontwikkeling van landschapswaarden in de vorm van:
    • 1. openheid;
    • 2. verkavelingspatronen;
  • j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Binnen bouwvlak

Binnen het bouwvlak gelden de volgende bouwregels:

  • a. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met het voorbehoud dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'kas' uitsluitend kassen zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kuilvoerplaat' uitsluitend kuilvoerplaten zijn toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatief nachtverblijf' uitsluitend bebouwing ten behoeve van de nevenfunctie recreatief nachtverblijf is toegestaan;
    • 4. ter plaatsen van de aanduiding 'horeca' uitsluitend bebouwing ten behoeve van de nevenfunctie restaurant is toegestaan;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur' uitsluitend de bestaande gebouwen met de bestaande maatvoering zijn toegestaan;
  • b. de afstand van gebouwen tot perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2,5 m, met uitzondering van de afstand van kassen tot zijdelingse perceelsgrenzen, deze bedraagt ten minste 1 m;
  • c. voorts geldt het volgende:

type bouwwerk   maximaal aantal per bouwvlak   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte   maximale inhoud / oppervlakte per bouwvlak  

bedrijfswoning  
       
hoofdgebouw bedrijfswoning
 
1
tenzij anders aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'  
3,5 m   *   700 m3  
bijgebouwen bij de bedrijfswoning   -   3 m   5 m   50 m2  
overkappingen bij de bedrijfswoning   -   -   3 m   30 m2  

bedrijfsgebouwen  
       
kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'   -   5,5 m   8 m   volledig bouwvlak  
(ondersteunende) kassen elders   -   5,5 m   8 m   500 m2  
overige bedrijfsgebouwen en -overkappingen   -   5,5 m   8 m   volledig bouwvlak  

*een bedrijfswoning is afgedekt met een kap waarvan de hellingshoek ten minste 30° en ten hoogste 50° bedraagt;

  • d. voor de eenheden voor recreatief nachtverblijf ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal nachtverblijven' geldt de bestaande maatvoering als ten hoogste toelaatbaar;
  • e. paardenbakken zijn toegestaan;
  • f. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. 1 m voor zover voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
    • 2. 2 m voor zover achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  • g. de bouwhoogte van damwanden bedraagt ten hoogste 4 m;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 12 m.

4.2.2 Buiten bouwvlak

Buiten het bouwvlak is uitsluitend de volgende bebouwing toegestaan:

  • a. veekerende afrasteringen met een bouwhoogte van ten hoogste 1,5 m;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van extensief recreatief medegebruik met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • c. bruggen met een breedte van ten hoogste 4 m en een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • d. permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt', met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
  • e. paardenbakken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenbak', waarbij de hoogte van de omheining ten hoogste 1,5 mag bedragen en lichtmasten uitsluitend zijn toegestaan met de bestaande maatvoering.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Paardenbakken buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 om paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met dien verstande dat deze afwijkingsbevoegdheid niet van toepassing is op hobbymatige paardenbakken en met inachtneming van het volgende:

  • a. de afstand tussen de paardenbak en (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 25 m;
  • b. de paardenbak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de hoogte van de omheining bedraagt ten hoogste 1,5 m;
  • d. de hoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de in lid 4.1 genoemde natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - stelling van amsterdam' mag de zichtbaarheid en beleefbaarheid van de Stelling van Amsterdam niet onevenredig worden aangetast.
  • g. de paardenbak dient op landschappelijk adequate wijze te worden ingepast.

4.3.2 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 om tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bouwhoogte van tijdelijke, teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogste 7 m;
  • b. de in lid 4.1 genoemde natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - stelling van amsterdam' mag de zichtbaarheid en beleefbaarheid van de Stelling van Amsterdam niet onevenredig worden aangetast.

4.3.3 Permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 om bij bestaande fruitteeltbedrijven de permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak uit te breiden, met inachtneming van het volgende:

  • a. de permanente teeltondersteunende voorzieningen worden uitgebreid vanuit en in aansluiting op een aanduidingsvlak met de aanduiding 'fruitteelt';
  • b. de bouwhoogte van permanente teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogte 6 m;
  • c. de in lid 4.1 genoemde natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - stelling van amsterdam' mag de zichtbaarheid en beleefbaarheid van de Stelling van Amsterdam niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de permanente teeltondersteunende voorzieningen dienen op landschappelijk adequate wijze te worden ingepast.

4.3.4 Overschrijding toegestane bouwhoogte voor bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 sub c om een hogere bouwhoogte voor bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bijgebouw moet visueel en voor wat betreft het gebruik ondergeschikt blijven aan het hoofdgebouw;
  • b. een grotere hoogte wordt uitsluitend toegestaan voor bijgebouwen op minimaal 2,5 m uit de perceelsgrens;
  • c. belangen van derden (inval van licht en uitzicht) mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.

4.3.5 Overschrijding toegestane goot- en bouwhoogte voor kassen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder c, om de maximale goot- en/of bouwhoogte voor kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' te overschrijden, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte van kassen mag ten hoogste 7 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kassen mag ten hoogste 10 m bedragen;
  • c. de kassen dienen op landschappelijk adequate wijze te worden ingepast;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - stelling van amsterdam' mag de zichtbaarheid en beleefbaarheid van de Stelling van Amsterdam niet onevenredig worden aangetast.

4.3.6 Overschrijding toegestane goot- en bouwhoogte voor overige bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder c om de voor overige bedrijfsgebouwen bepaalde maximale goot- en/of bouwhoogte te overschrijden, met inachtneming van het volgende:

  • a. het gebouw mag niet meer dan één bouwlaag hebben;
  • b. de goothoogte van overige bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 12 m bedragen;
  • d. de overschrijding is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;
  • e. de in lid 4.1 genoemde natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - stelling van amsterdam' mag de zichtbaarheid en beleefbaarheid van de Stelling van Amsterdam niet onevenredig worden aangetast.

4.3.7 Tijdelijke woongelegenheid rustende boer

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 om toe te staan dat de bestaande bedrijfswoning bij een volwaardig agrarisch bedrijf wordt verbouwd of uitgebreid voor het toevoegen van een extra wooneenheid, met dien verstande dat:

  • a. dit noodzakelijk is om tijdelijke woongelegenheid te scheppen voor een rustende boer;
  • b. de woongelegenheid inpandig wordt gerealiseerd of door middel van een uitbreiding die beperkt blijft tot 10% van de bestaande vloeroppervlakte van de bedrijfswoning;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b, de uitbreiding maximaal 200 m3 mag bedragen, indien kan worden aangetoond dat een uitbreiding met 10% niet voldoende is;
  • d. de afwijking voor de extra wooneenheid strikt persoonsgebonden is: de extra wooneenheid mag, na het beëindigen van de bewoning door de rustende boer, geen zelfstandige wooneenheid gaan vormen;
  • e. de tijdelijke woonvoorziening milieuhygienisch inpasbaar is;
  • f. de omgevingsvergunning niet wordt verleend indien op het perceel reeds twee of meer woningen aanwezig zijn.

4.3.8 Kleinschalige windenergievoorziening

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van kleinschalige windenergievoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. de hoogte van kleinschalige windenergievoorzieningen niet meer dan 20 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van kleinschalige windenergievoorzieningen op gebouwen niet meer dan 7,5 m mag bedragen;
  • c. kleinschalige windenergievoorzieningen waarvoor een milieuvergunning noodzakelijk is niet zijn toegestaan;
  • d. de windenergievoorziening wordt gebruikt ten dienste van de hoofdbestemming;
  • e. de windenergievoorziening wordt geplaatst binnen het geldende bouwvlak van de hoofdbestemming;
  • f. de aanwezige natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de landschappelijke waarden, zoals benoemd in 4.1, niet onevenredig mogen worden aangetast.
  • h. indien de windenergievoorziening wordt geplaatst op of bij een monument, er een positief advies dient te zijn van de gemeentelijke monumentencommissie.

4.3.9 Schuilstallen en agrarische hulpgebouwen buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 ten behoeve van het toestaan van schuilgelegenheden en andere agrarische hulpgebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
  • b. de hoogte maximaal 2,5 m bedraagt;
  • c. bedoelde bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van een binnen een bouwvlak gevestigd, volwaardig agrarisch bedrijf en deze bebouwing noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering;
  • d. de rijafstand van het gebouwtje tot het bouwvlak minimaal 500 m bedraagt;
  • e. de aanwezige natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de bebouwing landschappelijk wordt ingepast.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende specifieke gebruiksregels:

Bedrijfsvoering

  • a. per bouwvlak is ten hoogste 1 agrarisch bedrijf toegestaan, met dien verstande dat bouwvlakken die middels een koppelteken op de verbeelding aan elkaar gekoppeld zijn gezamenlijk als één bouwvlak worden aangemerkt;
  • b. omschakeling naar een grondgebonden veehouderij is uitsluitend toegestaan voor niet-grondgebonden veehouderijen. Ter verduidelijking zijn de bestaande grondgebonden veehouderijen opgenomen in Bijlage 1 en de bestaande niet-grondgebonden veehouderijen in Bijlage 2;
  • c. omschakeling naar een niet-grondgebonden veehouderij is niet toegestaan. Ter verduidelijking zijn de bestaande niet- grondgebonden veehouderijen opgenomen in Bijlage 2;
  • d. wijziging van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaande stalsystemen is uitsluitend toegestaan indien aan één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de wijziging is op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan reeds vergund door middel van een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (of diens voorganger: de Natuurbeschermingswet 1998);
    • 2. de wijziging leidt niet tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000;
    • 3. de wijziging leidt wel tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000, maar de depositietoename, in cumulatie met andere projecten of handeling binnen dezelfde inrichting in de periode waarvoor het PAS-programma geldt, overschrijdt de PAS-grenswaarde niet;
  • e. dierenverblijven zijn uitsluitend toegestaan op één en dezelfde bouwlaag;
  • f. opslag van goederen is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan.

Nevenfuncties

  • g. een niet-grondgebonden veehouderij bij wijze van nevenfunctie als bedoeld in lid 4.1 onder g is uitsluitend toegestaan met inachtneming van het volgende:
    • 1. de oppervlakte van (delen van) gebouwen in gebruik voor niet-grondgebonden veehouderij als nevenfunctie bedraagt per bedrijf ten hoogste de oppervlaktemaat als in onderstaande tabel weergegeven;
      type niet-grondgebonden veehouderij als nevenfunctie   maximum oppervlakte  
      vleesvarkens   2.240 m2  
      zeugen   1.050 m2  
      leghennen (legbatterij)   700 m2  
      leghennen (volièrestal)   600 m2  
      leghennen (scharrelstal)   1.625 m2  
      vleeskuikens (grondstal)   2.240 m2  
      vleeskalveren, uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - vleeskalveren'   2.240 m2  
    • 2. per bedrijf is slechts een nevenfunctie in één van de genoemde diersoorten als genoemd onder 1. toegestaan met de daarbij behorende oppervlaktemaat;
  • h. nevenfuncties anders dan genoemd in lid 4.1 zijn niet toegestaan.

Beroep of bedrijf aan huis

  • i. bij bedrijfswoningen is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m2;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • de vloeroppervlakte bedraagt ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bijgebouwen, met een maximum van 100 m2; 
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd.
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 om het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort heeft de bedrijfsactiviteiten niet beëindigd;
  • b. de plattelandswoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. op het agrarisch bouwvlak komt de mogelijkheid voor een (extra) bedrijfswoning te vervallen;
  • d. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in lid 4.2.1 blijven van toepassing.

4.5.2 Nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 onder h om overige nevenfuncties bij het agrarisch bedrijf toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient ruimtelijk ondergeschikt te zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. er dient sprake te zijn van een toekomstbestendig agrarisch bedrijf;
  • c. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de in lid 4.1 genoemde natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. voor zover sprake is van nieuwe bebouwing ten behoeve van de nevenfunctie of van gebruik van onbebouwde gronden, dient dit op landschappelijk adequate wijze te worden ingepast;
  • f. voor intensieve veehouderij als nevenfunctie blijft het bepaalde in lid 4.4 onverkort van toepassing.

4.5.3 Tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 om de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders in (al dan niet tijdelijke) gebouwen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de tijdelijke huisvesting kan voor een periode van ten hoogste 5 jaar worden toegestaan;
  • b. de tijdelijke huisvesting mag per jaar voor een periode van ten hoogste 6 maanden plaatsvinden;
  • c. de huisvesting is uitsluitend toegestaan voor seizoensarbeiders van het eigen bedrijf;
  • d. de tijdelijke huisvesting dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuurwaarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het omvormen van grasland naar bouwgrond, uitgezonderd ten behoeve van de teelt van ruwvoeder als onderdeel van een veehouderijbedrijf tot een oppervlakte van ten hoogste 20 % van de gronden van het betreffende bedrijf;
  • b. het omvormen van grasland naar boom-, fruit- of sierteelt;
  • c. het aanbrengen van een ondergrond ten behoeve van containerteelt;
  • d. het vergraven, afgraven, egaliseren of ophogen van gronden;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het draineren van gronden;
  • g. het aanleggen, veranderen of dempen van wateren en waterlopen, alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • h. de aanleg van harde oeverbeschoeiingen, dammen of, stuwen;
  • i. het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere houtgewassen die ten tijde van het in werking treden van het plan aanwezig zijn;
  • j. het planten van bomen of andere houtige gewassen, ter plaatse waar gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het in werking treden van het plan;
  • k. het aanleggen van bestratingen of andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte groter dan 200 m2, kavelpaden uitgezonderd;
  • l. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

4.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 4.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. worden uitgevoerd binnen een bouwvlak.

4.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden zoals bedoeld in lid 4.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

4.7 Wijzigingsbevoegdheden
4.7.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bouwvlak wijzigen met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak mag niet toenemen;
  • b. de vormverandering is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;
  • c. de vormverandering van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de in lid 4.1 genoemde natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - stelling van amsterdam' mag de zichtbaarheid en beleefbaarheid van de Stelling van Amsterdam niet onevenredig worden aangetast.

4.7.2 Vergroten bouwvlak grondgebonden agrarische bedrijven tot 1 ha met gelijkblijvend aantal dieren

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen om binnen de aanduidingen 'overige zone - landbouwgebied' en 'overige zone - landbouwkerngebied' de uitbreiding van het bouwvlak van volwaardige grondgebonden agrarische bedrijven toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt na uitbreiding ten hoogste 1 ha;
  • b. het huidige bestemmingsvlak biedt, ook in geval van vormverandering, geen ruimte voor de beoogde uitbreiding;
  • c. de uitbreiding is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;
  • d. het bestaande aantal dierplaatsen blijft ook na uitbreiding van het bouwvlak ten hoogste het bestaande aantal;
  • e. het aantal GVE/ha mag niet groter worden dan in de bestaande situatie;
  • f. de uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen;
  • g. het agrarisch bedrijf dient ook na uitbreiding milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • h. er dient te worden voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak;
  • i. de in lid 4.1 genoemde natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - stelling van amsterdam' mag de zichtbaarheid en beleefbaarheid van de Stelling van Amsterdam niet onevenredig worden aangetast.

4.7.3 Vergroting bouwvlak grondgebonden agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen om binnen de aanduidingen 'overige zone - landbouwgebied' en 'overige zone - landbouwkerngebied' de uitbreiding van het bouwvlak van volwaardige grondgebonden agrarische bedrijven toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt na uitbreiding ten hoogste 1,5 ha;
  • b. het huidige bestemmingsvlak biedt, ook in geval van vormverandering, geen ruimte voor de beoogde uitbreiding;
  • c. de uitbreiding is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;
  • d. het agrarisch bedrijf kent een mate van grondgebondenheid van ten hoogste 2,5 GVE per hectare;
  • e. de uitbreiding van het bouwvlak niet is toegestaan ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen;
  • f. het agrarisch bedrijf dient ook na uitbreiding milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • g. er dient te worden voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak;
  • h. de in lid 4.1 genoemde natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - stelling van amsterdam' mag de zichtbaarheid en beleefbaarheid van de Stelling van Amsterdam niet onevenredig worden aangetast.

4.7.4 Uitbreiding kassen buiten glastuinbouwconcentratiegebied

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen om buiten de aanduiding 'overige zone - glastuinbouwconcentratiegebied' de uitbreiding van kassen bij volwaardige bestaande glastuinbouwbedrijven toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het aanduidingsvlak na uitbreiding ten hoogste 2 ha bedraagt;
  • b. het huidige aanduidingsvlak biedt, ook in geval van vormverandering, geen ruimte voor de beoogde uitbreiding van kassen;
  • c. de uitbreiding is noodzakelijk voor de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • d. het glastuinbouwbedrijf dient ook na uitbreiding milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. er dient te worden voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het aanduidingsvlak;
  • f. de in lid 4.1 genoemde natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - stelling van amsterdam' mag de zichtbaarheid en beleefbaarheid van de Stelling van Amsterdam niet onevenredig worden aangetast.

4.7.5 Vervolgfuncties bij bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen om in geval van algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf de volgende vervolgfuncties toe te staan:

a Wonen

deze vervolgfunctie is toegestaan met inachtneming van het volgende:

    • 1. door de initiatiefnemer is aangetoond dat het agrarisch gebruik is beëindigd;
    • 2. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het aantal voormalige bedrijfswoningen;
    • 3. voormalige bedrijfsgebouwen mogen als bijgebouw behouden blijven. In geval van herbouw of nieuwbouw van bijgebouwen, bedraagt de oppervlakte aan bijgebouwen ten hoogste 50 m2, vermeerderd met 50% van het meerdere van 50 m2 aan bedrijfsgebouwen dat wordt gesloopt;
    • 4. de inhoud van een voormalige bedrijfswoning kan worden verruimd tot 900 m3 in geval van sloop van tenminste 500 m2 aan voormalige bedrijfsgebouwen van het bedrijf en uit een beeldkwaliteitsparagraaf en op basis van een adequatie landschappelijke inpassing blijkt dat sprake is van een op de betreffende locatie passende ontwikkeling;
    • 5. het toegestane aantal woningen als bedoeld bij sub 2 kan worden vermeerderd in geval van sloop van alle bedrijfsgebouwen met de volgende oppervlakte:
        aantal extra
      woningen  
      bedrijfsgebouwen, geen kassen zijnde    
      = of > 1.000 m2 en < 2.500 m2   1  
      = of > 2.500 m2 en < 4.000 m2   2  
      = of > 4.000 m2   3  
      kassen    
      per 5.000 m2   1  
    • 6. de oppervlakte van te slopen bedrijfsgebouwen die eenmaal is aangewend bij sub 3, sub 4 of sub 5 komt niet meer in aanmerking voor toepassing bij de twee andere genoemde bepalingen;
    • 7. de vervolgfunctie is milieuhygiënisch inpasbaar;
    • 8. in het geval van toevoeging van woningen, als bedoeld onder e, dient er te worden voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak;
    • 9. de in lid 4.1 genoemde natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

b Overige vervolgfuncties

Vervolgfuncties anders dan wonen zijn toegestaan met inachtneming van het volgende:

  • a. door de initiatiefnemer is aangetoond dat het agrarisch gebruik is beëindigd;
  • b. met uitzondering van monumenten, karakteristieke bebouwing en de bedrijfswoning, wordt de oppervlakte van de overige bedrijfsgebouwen gereduceerd met ten minste 50%, tenzij:
    • 1. het gaat om een nieuwe functie die voorziet in een kleinschalige woonzorgvoorziening en er geen nieuwe bebouwing wordt opgericht anders dan ter vervanging van bestaande bebouwing. Verdere nieuwe bebouwing is alleen mogelijk wanneer de nieuwe bebouwing ruimtelijk aanvaardbaar is en deze noodzakelijk is voor een goede zorgverlening;
    • 2. het gaat om een nieuwe functie die bijdraagt aan recreatieve belevingsmogelijkheden waaraan in het gebied nadrukkelijk behoefte bestaat;
    • 3. het gaat om de hervestiging van één of enkele bedrijven die op hun oorspronkelijke locatie een ruimtelijk obstakel vormden of de kwaliteit van de leefomgeving ernstig aantasten en die op de nieuwe locatie, nabij de kern, goed inpasbaar zijn;
    • 4. het gaat om vestiging van bedrijven die vanwege hun werkzaamheden met zwaar rijdend materieel zich voornamelijk richten op het landelijk gebied;
    • 5. extra natuur wordt gerealiseerd binnen de Groene contour van de provincie.
  • c. bij de uitzonderingssituaties als bedoeld bij sub b onder 1 t/m 5 dient per saldo sprake te zijn van verhoging van de ruimtelijke kwaliteit:
  • d. het bestaande aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  • e. de vervolgfunctie is milieuhygiënisch inpasbaar;
  • f. er dient te worden voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak;
  • g. de in lid 4.1 genoemde landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de vervolgfuncties zelfstandige kantoren en detailhandel zijn niet toegestaan.

4.7.6 Realisatie nieuwe natuur

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen om de aanleg van nieuwe natuur mogelijk te maken met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie dan wel via particulier natuurbeheerschap worden gerealiseerd;
  • b. verwerving dient op vrijwillige basis te geschieden;
  • c. de bestemmingswijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven van categorie 1 en 2 zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 3);
  • b. alsmede:
ter plaatse van de aanduiding:   toegestaan type bedrijf:   ten hoogste toelaatbare milieucategorie1:  
baggerspeciedepot   baggerspeciedepot   3.1  
dierenpension   dierenpension   3.2  
hovenier   hovenier   3.1  
verkooppunt motorbrandstoffen met lpg   verkooppunt motorbrandstoffen met lpg   3.1  
specifieke vorm van bedrijf - autosloperij   autosloperij   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - bouw-aannemersbedrijf   bouw-aannemersbedrijf   3.1  
specifieke vorm van bedrijf - compostbedrijf   compostbedrijf    
specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf   gemeentewerf   3.1  
specifieke vorm van bedrijf - grondverzetbedrijf   grondverzetbedrijf   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - groothandel in zuivelproducten e.d.   groothandel in zuivelproducten e.d.   3.1  
specifieke vorm van bedrijf - groothandel voor tuincentra e.d.   groothandel voor tuincentra e.d.   3.1  
specifieke vorm van bedrijf - handels- en transportbedrijf en fouragebedrijf   handels- en transportbedrijf en fouragebedrijf   3.1  
specifieke vorm van bedrijf - kraanverhuurbedrijf   kraanverhuurbedrijf   3.1  
specifieke vorm van bedrijf - heibedrijf   heibedrijf   3.1  
specifieke vorm van bedrijf - lasbedrijf   lasbedrijf   3.1  
specifieke vorm van bedrijf - handel in en reparatie van landbouwmachines   handel in en reparatie van landbouwmachines   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - (landbouw)mechanisatiebedrijf   (landbouw)mechanisatiebedrijf   3.1  
specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf   loonbedrijf   3.1  
specifieke vorm van bedrijf - machinefabriek en constructiebedrijf   machinefabriek en constructiebedrijf   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf   metaalbewerkingsbedrijf   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - opslag machines en verkoop en verhuur en reparatie van compressoren   opslag machines en verkoop en verhuur en reparatie van compressoren   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouw- en reparatie 1   scheepsbouw- en reparatie   3.1  
specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouw- en reparatie 2   scheepsbouw- en reparatie   4.1  
specifieke vorm van bedrijf - slachterij   slachterij   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - sloopbedrijf en ijzermetaalhandel   sloopbedrijf en ijzermetaalhandel   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf   timmerbedrijf   3.1  
specifieke vorm van bedrijf - transport- en sloop- en demontagebedrijf   transport- en sloop- en demontagebedrijf   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - veehandel   veehandel   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - zand- en grindhandel 1   zand- en grindhandel   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - zand- en grindhandel 2   zand- en grindhandel, verhuur vrachtauto's en verkoop sierstenen   3.2  

1 zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 3)

  • c. het wonen in een bedrijfswoning, voor zover een bedrijfswoning op grond van de bouwregels is toegestaan;
  • d. een loswal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loswal';

alsmede voor:

  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. bebouwing is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – bijgebouw' uitsluitend een bijgebouw voor de bijbehorende bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de afstand van gebouwen tot perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2,5 m;
  • c. voorts geldt het volgende:

type bouwwerk   binnen / buiten
bouwvlak  
maximaal aantal per bouwvlak   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte   maximale inhoud / oppervlakte per bouwvlak  
hoofdgebouw bedrijfswoning
 
binnen   1
tenzij anders aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'  
3,5 m   *   700 m3  
bijgebouwen bij de bedrijfswoning   binnen   -   3 m   5 m   50 m2  
overkappingen bij de bedrijfswoning   binnen   -   -   3 m   30 m2  
bedrijfsgebouwen en -overkappingen   binnen   -   4,5 m   8 m   zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak'  

*een bedrijfswoning is afgedekt met een kap waarvan de hellingshoek ten minste 30° en ten hoogste 50° bedraagt;

  • d. bestaande bedrijfswoningen die in de bedrijfsgebouwen zijn gesitueerd hoeven niet te voldoen in de onder c genoemde maatvoeringen voor bedrijfswoningen, zolang voldaan wordt aan de maatvoering voor bedrijfsgebouwen, waarbij het maximum aantal bedrijfswoningen uit de tabel onder c wel van toepassing blijft;
  • e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. 1 m voor zover voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
    • 2. 2 m voor zover achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  • f. de bouwhoogte van keerwanden bedraagt ten hoogste 4 m;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 9 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Uitbreiding bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder c om de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en -overkappingen te vergroten, met inachtneming van het volgende:

  • a. de uitbreiding bedraagt ten hoogste 20% van de oppervlakte die op grond van lid 5.2 reeds is toegestaan;
  • b. de uitbreiding wordt gerealiseerd binnen het bouwvlak;
  • c. de uitbreiding is noodzakelijk is voor de continuïteit van het bedrijf
  • d. het bedrijf dient ook na uitbreiding milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

5.3.2 Overschrijding toegestane bouwhoogte voor bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 sub c om een hogere bouwhoogte voor bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bijgebouw moet visueel en voor wat betreft het gebruik ondergeschikt blijven aan het hoofdgebouw;
  • b. een grotere hoogte wordt uitsluitend toegestaan voor bijgebouwen op minimaal 2,5 m uit de perceelsgrens;
  • c. belangen van derden (inval van licht en uitzicht) mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Bedrijfsvoering
  • a. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan, met dien verstande dat bouwvlakken die middels een koppelteken op de verbeelding aan elkaar gekoppeld zijn gezamenlijk als één bouwvlak worden aangemerkt;
  • b. uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', zijn risicovolle inrichtingen niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • e. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • f. buitenopslag is toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten';
  • g. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 2.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  • h. internetwinkels zijn niet toegestaan, internetverkoop is wel toegestaan.

5.4.2 Beroep of bedrijf aan huis
  • a. bij bedrijfswoningen is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m2;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • de vloeroppervlakte bedraagt ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bijgebouwen, met een maximum van 100 m2; 
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd.
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.

5.4.3 Voorwaardelijke verplichting - Provincialeweg 17

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voorwaardelijke verplichting 1' zijn bedrijfsgebouwen en overkappingen met een gezamenlijk oppervlak groter dan 1.305 m2 uitsluitend toegestaan indien:

  • a. de bedrijfswoning aan de voorzijde van het perceel blijvend is gesloopt voor de ingebruikname van de nieuw toegestane bebouwing;
  • b. ten hoogste 1 jaar na de ingebruikname van de nieuwe bebouwing uitvoering is gegeven aan de landschapsmaatregelen conform de in Bijlage 8 opgenomen inrichtingsschets, en deze nadien als zodanig in stand worden gehouden.

5.4.4 Voorwaardelijke verplichting - Uitweg 15

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voorwaardelijke verplichting 2' is de ingebruikname van gronden en bebouwing ten behoeve van bedrijfactiviteiten als bedoeld in lid 5.1 uitsluitend toegestaan indien ten hoogste 1 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan de kassen in het verlengde achter dit perceel blijvend zijn gesloopt.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Toestaan andere typen bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.1 om een ander type bedrijf toe te staan, voor zover:

  • a. het bedrijf voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 3;
  • b. de bedrijfsactiviteiten naar aard en omvang vergelijkbaar zijn met ten hoogste de ter plaatse toegestane milieucategorie als bedoeld in lid 5.1;
  • c. de bedrijfsactiviteiten milieuhygiënisch inpasbaar zijn;
5.6 Wijzigingsbevoegdheden
5.6.1 Zwaardere bedrijfscategorie Amstelkade 118

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsgebied Amstelkade 118' wijzigen zodat een ander type bedrijvigheid is toegestaan hoger dan milieucategorie 1 en 2, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bedrijfstype dient voor te komen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 3;
  • b. de bedrijfsactiviteiten dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

5.6.2 Vervolgfunctie bij bedrijfsbeëindiging

De vervolgfunctie 'Wonen' is toegestaan met inachtneming van het volgende:

    • 1. door de initiatiefnemer is aangetoond dat het gebruik is beëindigd;
    • 2. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het aantal voormalige bedrijfswoningen;
    • 3. voormalige bedrijfsgebouwen mogen als bijgebouw behouden blijven. In geval van herbouw of nieuwbouw van bijgebouwen, bedraagt de oppervlakte aan bijgebouwen ten hoogste 50 m2, vermeerderd met 50% van het meerdere van 50 m2 aan bedrijfsgebouwen dat wordt gesloopt;
    • 4. de inhoud van een voormalige bedrijfswoning kan worden verruimd tot 900 m3 in geval van sloop van tenminste 500 m2 aan voormalige bedrijfsgebouwen van het bedrijf en uit een beeldkwaliteitsparagraaf en op basis van een adequate landschappelijke inpassing blijkt dat sprake is van een op de betreffende locatie passende ontwikkeling;
    • 5. het toegestane aantal woningen als bedoeld bij sub 2 kan worden vermeerderd in geval van sloop van alle bedrijfsgebouwen met de volgende oppervlakte:
        aantal extra
      woningen  
      bedrijfsgebouwen    
      = of > 1.000 m2 en < 2.500 m2   1  
      = of > 2.500 m2 en < 4.000 m2   2  
      = of > 4.000 m2   3  
    • 6. de oppervlakte van te slopen bedrijfsgebouwen die eenmaal is aangewend bij sub 3, sub 4 of sub 5 komt niet meer in aanmerking voor toepassing bij de twee andere genoemde bepalingen;
    • 7. de vervolgfunctie is milieuhygiënisch inpasbaar;
    • 8. in het geval van toevoeging van woningen, als bedoeld onder e, dient er te worden voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - gasdrukmeet- en regelstation': een gasdrukmeet- en regelstation;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reinwaterkelder': een reinwaterkelder;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - defosfateringsinstallatie': een defosfateringsinstallatie;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': een gemaal;

alsmede voor:

  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, parkeervoorzieningen en toegangswegen.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, bedraagt ten hoogste 8 m;

in afwijking van het bepaalde onder b t/m d, geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - defosfateringsinstallatie' het volgende:

  • e. de bouwhoogte van het dak bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • f. de goten worden gevormd door keerwanden op maaiveldhoogte;
  • g. de goten zijn ten hoogste 90 m lang en ten hoogste 3 m breed;
  • h. de bezinkkanalen zijn ten hoogste 1,5 m lang en ten hoogste 0,6 m breed.

Artikel 7 Bos

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding van het bos met de daarop afgestemde bosbouw;
  • b. de instandhouding van aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden;

alsmede voor:

  • c. extensief recreatief medegebruik.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van natuuronderhoud en -beheer, met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m en een oppervlakte van ten hoogste 25 m2 per gebouw of overkapping;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, zijn uitsluitend toegestaan:
    • 1. ten behoeve van extensief recreatief medegebruik , met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
    • 2. in de vorm van veekerende afrasteringen, met een bouwhoogte van ten hoogste 1,5 m.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vergraven, afgraven, egaliseren of ophogen van gronden;
  • b. het draineren van gronden;
  • c. het aanleggen, veranderen of dempen van wateren en waterlopen, alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • d. de aanleg van harde oeverbeschoeiingen, dammen of, stuwen;
  • e. het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere houtgewassen die ten tijde van het in werking treden van het plan aanwezig zijn;
  • f. het aanleggen van bestratingen of andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte groter dan 200 m2, kavelpaden uitgezonderd;
  • g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

7.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 7.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

7.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden zoals in lid 7.1 bedoeld niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, niet zijnde een supermarkt of detailhandel in volumineuze goederen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum': uitsluitend een tuincentrum;
  • c. het wonen in een bedrijfswoning, voor zover een bedrijfswoning op grond van de bouwregels is toegestaan;

alsmede voor:

  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. bebouwing is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' kassen ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • b. de afstand van gebouwen tot perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2,5 m;
  • c. voorts geldt het volgende:

type bouwwerk   binnen / buiten
bouwvlak  
maximaal aantal per bouwvlak   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte   maximale inhoud / oppervlakte per bouwvlak  
hoofdgebouw bedrijfswoning
 
binnen   1
tenzij anders aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'  
3,5 m   *   700 m3  
bijgebouwen bij de bedrijfswoning   binnen   -   3 m   5 m   50 m2  
overkappingen bij de bedrijfswoning   binnen   -   -   3 m   30 m2  
bedrijfsgebouwen en -overkappingen   binnen   -   4,5 m   8 m   bestaande, gezamenlijke oppervlakte  

*een bedrijfswoning is afgedekt met een kap waarvan de hellingshoek ten minste 30° en ten hoogste 50° bedraagt;

  • d. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. 1 m voor zover voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
    • 2. 2 m voor zover achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Uitbreiding bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 onder c om de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en -overkappingen te vergroten met inachtneming van het volgende:

  • a. de uitbreiding bedraagt ten hoogste 15% van de oppervlakte die op grond van lid 8.2 reeds is toegestaan;
  • b. de uitbreiding is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;
  • c. het bedrijf dient ook na uitbreiding milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Bedrijfsvoering

  • a. internetwinkels zijn niet toegestaan, internetverkoop is wel toegestaan.

Beroep en bedrijf aan huis

  • b. bij bedrijfswoningen is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m2;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • de vloeroppervlakte bedraagt ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bijgebouwen, met een maximum van 100 m2; 
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd.
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.

 

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen;
  • b. water;
  • c. instandhouding van de openheid;

alsmede voor:

  • d. extensief recreatief medegebruik.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en zijn uitsluitend de volgende bouwwerken toegestaan:

  • a. bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, ten behoeve van extensief recreatief medegebruik , met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • b. overig bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'hotel': een hotel;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - restaurant': een restaurant;
  • c. het wonen in een bedrijfswoning, voor zover een bedrijfswoning op grond van de bouwregels is toegestaan;

alsmede voor:

  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. bebouwing is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. de afstand van gebouwen tot perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2,5 m;
  • c. voorts geldt het volgende:

type bouwwerk   binnen / buiten
bouwvlak  
maximaal aantal per bouwvlak   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte   maximale inhoud / oppervlakte per bouwvlak  
hoofdgebouw bedrijfswoning
 
binnen   1
tenzij anders aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'  
3,5 m   *   700 m3  
bijgebouwen bij de bedrijfswoning   binnen   -   3 m   5 m   50 m2  
overkappingen bij de bedrijfswoning   binnen   -   -   3 m   30 m2  
bedrijfsgebouwen en -overkappingen   binnen   -   4,5 m   8 m   bestaande, gezamenlijke oppervlakte  

*een bedrijfswoning is afgedekt met een kap waarvan de hellingshoek ten minste 30° en ten hoogste 50° bedraagt;

  • d. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. 1 m voor zover voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
    • 2. 2 m voor zover achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Uitbreiding bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 onder c om de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en -overkappingen te vergroten met inachtneming van het volgende:

  • a. de uitbreiding bedraagt ten hoogste 15% van de oppervlakte die op grond van lid 10.2 reeds is toegestaan;
  • b. de uitbreiding is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;
  • c. het bedrijf dient ook na uitbreiding milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Beroep en bedrijf aan huis

  • a. Bij bedrijfswoningen is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m2;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • de vloeroppervlakte bedraagt ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bijgebouwen, met een maximum van 100 m2; 
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd.
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Alternatieve vormen van horeca

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 onder a en b om andere vormen van horeca toe te staan met dien verstande dat deze milieuhygiënisch inpasbaar is.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': een begraafplaats;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - school': een (basis)school;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kerk': een kerk;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven': een verenigingsgebouw;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij': een zorgboerderij waartoe tevens behoort een camping met ten hoogste 25 kampeerplaatsen, een kinderboerderij en ondergeschikte horeca;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bezoekerscentrum': een bezoekerscentrum op het gebied van natuur;
  • g. het wonen in een bedrijfswoning, voor zover een bedrijfswoning op grond van de bouwregels is toegestaan;

alsmede voor:

  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. bebouwing is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. de afstand van gebouwen tot perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2,5 m;
  • c. voorts geldt het volgende:

type bouwwerk   binnen / buiten
bouwvlak  
maximaal aantal per bouwvlak   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte   maximale inhoud / oppervlakte per bouwvlak  
hoofdgebouw bedrijfswoning
 
binnen   1
tenzij anders aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'  
3,5 m   *   700 m3  
bijgebouwen bij de bedrijfswoning   binnen   -   3 m   5 m   50 m2  
overkappingen bij de bedrijfswoning   binnen   -   -   3 m   30 m2  
bedrijfsgebouwen en -overkappingen   binnen   -   4,5 m   8 m   bestaande, gezamenlijke oppervlakte  

*een bedrijfswoning is afgedekt met een kap waarvan de hellingshoek ten minste 30° en ten hoogste 50° bedraagt;

  • d. in afwijking van het bepaalde in lid c, geldt ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van maatschappelijk - kerk' het volgende:
    • 1. de goothoogte van het schip bedraagt ten hoogste 6,5 m;
    • 2. de bouwhoogte van het schip bedraagt ten hoogste 16 m;
    • 3. de bouwhoogte van de toren bedraagt ten hoogste 27 m;
  • e. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. 1 m voor zover voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
    • 2. 2 m voor zover achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Uitbreiding bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 onder c om de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en -overkappingen te vergroten met inachtneming van het volgende:

  • a. de uitbreiding bedraagt ten hoogste 15% van de oppervlakte die op grond van lid 11.2 reeds is toegestaan;
  • b. de uitbreiding is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;
  • c. het bedrijf dient ook na uitbreiding milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Beroep en bedrijf aan huis

  • a. bij bedrijfswoningen is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m2;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • de vloeroppervlakte bedraagt ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bijgebouwen, met een maximum van 100 m2; 
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd.
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.

Artikel 12 Natuur

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding en versterking van aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. instandhouding van de openheid;
  • c. water en waterberging;

alsmede voor:

  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': een restaurant bij wijze van nevenfunctie.
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van natuuronderhoud en -beheer, met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m en een oppervlakte van ten hoogste 25m2 per gebouw of overkapping;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, zijn uitsluitend toegestaan:
    • 1. ten behoeve van extensief recreatief medegebruik , met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
    • 2. in de vorm van veekerende afrasteringen, met een bouwhoogte van ten hoogste 1,5 m.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vergraven, afgraven, egaliseren of ophogen van gronden;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • c. het draineren van gronden;
  • d. het aanleggen, veranderen of dempen van wateren en waterlopen, alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • e. de aanleg van harde oeverbeschoeiingen, dammen of, stuwen;
  • f. het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere houtgewassen die ten tijde van het in werking treden van het plan aanwezig zijn;
  • g. het planten van bomen of andere houtige gewassen, ter plaatse waar gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het in werking treden van het plan;
  • h. het aanleggen van bestratingen of andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte groter dan 200 m2, kavelpaden uitgezonderd;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

12.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 12.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

12.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 12.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden zoals bedoeld in lid 12.1 sub a en b niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

12.4 Wijzigingsbevoegdheid
12.4.1 Duurzame ontwikkeling Fort

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen om ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied Fort' nieuwe gebruiks- en bouwmogelijkheden toe te kennen aan het fort voor zover dit aansluit bij het Ontwikkelkader Forten 2017 en met inachtneming van het volgende:

  • a. de nieuwe gebruiks- en bouwmogelijkheden dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • b. de cultuurhistorische waarden, waaronder de grotere samenhang met de Stelling van Amsterdam, worden niet onevenredig geschaad;
  • c. de natuurwaarden worden niet onevenredig geschaad;
  • d. het plan dient landschappelijk en stedenbouwkundig inpasbaar te zijn.

12.4.2 Uitwisseling met Agrarisch met waarden - Natuurwaarden

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied agrarisch met natuurwaarden' de bestemming Natuur wijzigen in de bestemming Agrarisch met waarden - Natuurwaarde, met inachtneming van het volgende:

  • a. planwijziging is uitsluitend mogelijk indien met hetzelfde besluit de bestemming wordt gewijzigd van gronden met een agrarische bestemming naar Natuur, waarbij de uitwisseling oppervlakteneutraal dient te zijn;
  • b. verwerving dient op vrijwillige basis te geschieden;
  • c. de bestemmingswijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

Artikel 13 Recreatie - Dagrecreatie dagrecreatieve voorziening

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie dagrecreatieve voorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen;

alsmede voor:

  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en toegangswegen.
13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd met dien verstande dat uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan:

  • a. één gebouw per bouwvlak, met een oppervlakte van ten hoogste 25 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. verlichtingsarmaturen met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m.
13.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende specifieke gebruiksregels:

  • a. nachtverblijf is niet toegestaan.

Artikel 14 Recreatie - Dagrecreatie volkstuin

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;

alsmede voor:

  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en toegangswegen.
14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd met dien verstande dat uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan:

  • a. gebouwen, uitsluitend op een volkstuinen met een oppervlakte van ten minste 250 m2, met dien verstande dat:
    • 1. per tuin ten hoogste 1 gebouw is toegestaan;
    • 2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 2,5 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 3 m bedraagt;
    • 4. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 16 m2 bedraagt;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de teelt van voedings- en of siergewassen met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • c. gereedschapskisten, met dien verstande dat de oppervlakte ten hoogste 2 m2 bedraagt en de bouwhoogte ten hoogste 1,5 m bedraagt;
  • d. afrasteringen met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m.
14.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende specifieke gebruiksregels:

  • a. nachtverblijf is niet toegestaan.

Artikel 15 Recreatie - Verblijfsrecreatie appartement

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie appartement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatie-appartementen ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  • b. het wonen in een bedrijfswoning, voor zover een bedrijfswoning op grond van de bouwregels is toegestaan;

alsmede voor:

  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en toegangswegen.
15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. voorts geldt het volgende:

type bouwwerk   maximaal aantal per bouwvlak   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte   maximale inhoud / oppervlakte per bouwvlak  
hoofdgebouw bedrijfswoning
 
1   3,5 m   *   700 m3  
bijgebouwen bij de bedrijfswoning   -   3 m   5 m   50 m2  
overkappingen bij de bedrijfswoning   -   -   3 m   30 m2  
recreatie-appartementen   15   4,5 m   8 m   bestaand  
bedrijfsgebouwen / centrale voorzieningen   -   4,5 m   8 m   bestaand  

* een bedrijfswoning is afgedekt met een kap waarvan de hellingshoek ten minste 30° en ten hoogste 50° bedraagt

  • c. de afstand van bijgebouwen bij een bedrijfswoning tot perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2,5 m;
  • d. de bouwhoogte van terreinverlichting bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Uitbreiding bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 onder b om de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen / centrale voorzieningen te vergroten met inachtneming van het volgende:

  • a. de uitbreiding bedraagt ten hoogste 15% van de oppervlakte die op grond van lid 15.2 reeds is toegestaan;
  • b. de uitbreiding is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;
  • c. het bedrijf dient ook na uitbreiding milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
15.4 Specifieke gebruiksregels

Permanente bewoning

  • a. permanente bewoning van recreatie-appartementen is niet toegestaan.

Beroep of bedrijf aan huis

  • b. bij bedrijfswoningen is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m2;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • de vloeroppervlakte bedraagt ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bijgebouwen, met een maximum van 100 m2; 
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd.
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.

Artikel 16 Recreatie - Verblijfsrecreatie caravanpark

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie caravanpark' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een park met standplaatsen voor stacaravans en chalets ten behoeve van verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend een parkeerterrein is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' uitsluitend een speelterrein is toegestaan;
  • b. het wonen in een bedrijfswoning, voor zover een bedrijfswoning op grond van de bouwregels is toegestaan;

alsmede voor:

  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en toegangswegen.
16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. voorts geldt het volgende:

type bouwwerk   maximaal aantal per bouwvlak   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte   maximale inhoud / oppervlakte  
hoofdgebouw bedrijfswoning   bestaand   3,5 m   *   700 m3  
bijgebouwen bij de bedrijfswoning   -   3 m   5 m   50 m2  
overkappingen bij de bedrijfswoning   -   -   3 m   30 m2  
stacaravans en chalets   bestaand   3,3 m   4 m   63 m2  
overkappingen bij stacaravans en chalets   -   -   3 m   -  
bedrijfsgebouwen / centrale voorzieningen   -   4,5 m   8 m   bestaand  

* een bedrijfswoning is afgedekt met een kap waarvan de hellingshoek ten minste 30° en ten hoogste 50° bedraagt

  • c. de onderlinge afstand tussen stacaravans en/of chalets bedraagt ten minste 5 m;
  • d. per stacaravan of chalet is een bijgebouw toegestaan met een maximumoppervlakte van 15 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van de stacaravan of chalet en een eventueel bijgebouw bedraagt ten hoogste 35% van de oppervlakte van het perceel;
  • f. de afstand van bijgebouwen bij een bedrijfswoning tot perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2,5 m;
  • g. de bouwhoogte van terreinverlichting bedraagt ten hoogste 6 m;
  • h. de bouwhoogte van terreinafscheidingen tussen kavels bedraagt ten hoogste 2 m;
  • i. de bouwhoogte van terreinafscheidingen langs paden bedraagt ten hoogste 1 m;
  • j. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • k. herinrichting van de terreinen met stacaravans en chalets is toegestaan, waarbij in afwijking van het bepaalde onder b voor zover het de maximale oppervlaktematen betreft, de volgende regels met betrekking tot de oppervlaktes van kavels en gebouwen gelden:
    • 1. de kavels dienen een minimale oppervlakte 150 m2 te hebben, waarbij de feitelijk ter beschikking zijnde kaveloppervlakte leidend is en de in eigendom zijnde grond buiten het kavel niet wordt meegerekend;
    • 2. stacaravans en chalets op een kavel kleiner dan 200 m2 mogen een oppervlakte hebben van maximaal 40 m2 ;
    • 3. stacaravans en chalets op een kavel groter dan 200 m2 mogen een oppervlakte hebben van maximaal 63 m2 .
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Uitbreiding bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 onder b om de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen / centrale voorzieningen te vergroten met inachtneming van het volgende:

  • a. de uitbreiding bedraagt ten hoogste 15% van de oppervlakte die op grond van lid 16.2 reeds is toegestaan;
  • b. de uitbreiding is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;
  • c. het bedrijf dient ook na uitbreiding milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

16.3.2 Onderlinge afstand stacaravans en/of chalets

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 onder c om een kleinere onderlinge afstand tussen stacaravans en/of chalets toe te staan, met dien verstande dat hiervoor aanvullende brandwerende maatregelen zijn getroffen en hier door de brandweer (VRU) mee ingestemd wordt.

16.4 Specifieke gebruiksregels
16.4.1 Permanente bewoning
  • a. permanente bewoning van een stacaravan of chalet is niet toegestaan.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - persoonsgebonden overgangsrecht' dat het voor permanente bewoning gebruiken van de recreatiewoningen die zijn opgenomen in bijlage 5 mag worden voortgezet door de bestaande bewoners met een persoonsgebonden beschikking. Zodra het gebruik voor permanente bewoning door de betreffende bewoners wordt beëindigd, vervalt het recht op het permanent bewonen van de betreffende recreatiewoning. Als bestaande bewoners worden aangemerkt de personen:
    • 1. die op het moment van het van kracht worden van deze regels volgens de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente De Ronde Venen als hoofdbewoner en diens partner staan ingeschreven op het betreffende perceel;
    • 2. of waarvan op andere wijze vast staat dat die op het moment van het van kracht worden van deze regels als de hoofdbewoner en diens partner zijn aan te merken.

16.4.2 Beroep of bedrijf aan huis
  • a. bij bedrijfswoningen is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m2;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • de vloeroppervlakte bedraagt ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bijgebouwen, met een maximum van 100 m2; 
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd.
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.

Artikel 17 Recreatie - Verblijfsrecreatie kampeerterrein

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie kampeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een kampeerterrein;
  • b. het wonen in een bedrijfswoning, voor zover een bedrijfswoning op grond van de bouwregels is toegestaan;

alsmede voor:

  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en toegangswegen.
17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. voorts geldt het volgende:

type bouwwerk   maximaal aantal per bouwvlak   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte   maximale inhoud / oppervlakte per bouwvlak  
hoofdgebouw bedrijfswoning
 
bestaand   3,5 m   *   700 m3  
bijgebouwen bij de bedrijfswoning   -   3 m   5 m   50 m2  
overkappingen bij de bedrijfswoning   -   -   3 m   30 m2  
bedrijfsgebouwen / centrale voorzieningen   -   4,5 m   8 m   bestaand  

* een bedrijfswoning is afgedekt met een kap waarvan de hellingshoek ten minste 30° en ten hoogste 50° bedraagt

  • c. de afstand van bijgebouwen bij een bedrijfswoning tot perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2,5 m;
  • d. de bouwhoogte van terreinverlichting bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Uitbreiding bedrijfsgebouwen

Uitbreiding bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 onder b om de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen / centrale voorzieningen te vergroten met inachtneming van het volgende:

  • a. de uitbreiding bedraagt ten hoogste 15% van de oppervlakte die op grond van lid 17.2 reeds is toegestaan;
  • b. de uitbreiding is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;
  • c. het bedrijf dient ook na uitbreiding milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
17.4 Specifieke gebruiksregels

Permanente bewoning

  • a. permanente bewoning van kampeermiddelen is niet toegestaan.

Beroep of bedrijf aan huis

  • b. bij bedrijfswoningen is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m2;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • de vloeroppervlakte bedraagt ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bijgebouwen, met een maximum van 100 m2; 
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd.
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.

Artikel 18 Recreatie - Verblijfsrecreatie recreatiewoning

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  • b. het wonen in een bedrijfswoning, voor zover een bedrijfswoning op grond van de bouwregels is toegestaan;

alsmede voor:

  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en toegangswegen.
18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. voorts geldt het volgende:

type bouwwerk   maximaal aantal per bouwvlak   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte   maximale inhoud / oppervlakte per bouwvlak  
recreatiewoning   1, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' in plaats van een recreatiewoning ook een bedrijfswoning is toegestaan met dezelfde maatvoering   5,5 m   7 m   200 m3  
bijgebouwen bij recreatiewoning   1 per recreatiewoning of bedrijfswoning   -   3 m   35% van de oppervlakte van het perceel, met een maximum van 15 m2  

  • c. solitaire recreatiewoningen mogen worden uitgebreid met inachtneming van het bepaalde onder a en b worden uitgebreid, maar niet verplaatst;
  • d. de bouwhoogte van terreinverlichting bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de bouwhoogte van terreinafscheidingen tussen kavels bedraagt ten hoogste 2 m;
  • f. de bouwhoogte van terreinafscheidingen langs paden bedraagt ten hoogste 1 m;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Uitbreiding recreatiewoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 onder b om de oppervlakte van een recreatiewoning of bedrijfswoning uit te breiden met inachtneming van het volgende:

  • a. na uitbreiding bedraagt de oppervlakte van de recreatiewoning of bedrijfswoning ten hoogste 250 m3;
  • b. de recreatiewoning of bedrijfswoning dient ook na uitbreiding milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de uitbreiding dient landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbaar te zijn.

18.3.2 Gebouwen buiten bouwvlak bij solitaire recreatiewoningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 onder a en c om bij solitaire recreatiewoningen:

  • a. een bijgebouw buiten het bouwvlak toe te staan;
  • b. uitbreiding van de recreatiewoning tot buiten het bouwvlak toe te staan;
  • c. verplaatsing van de recreatiewoning buiten het bouwvlak toe te staan;

met inachtneming van het volgende:

  • d. de recreatiewoning dient ook na uitbreiding milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de nieuwe positionering van de gebouwen dient landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbaar te zijn.
18.4 Specifieke gebruiksregels

18.4.1 Permanente bewoning
  • a. permanente bewoning van een recreatiewoning is niet toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - persoonsgebonden overgangsrecht' dat het voor permanente bewoning gebruiken van de recreatiewoningen die zijn opgenomen in bijlage 5 mag worden voortgezet door de bestaande bewoners met een persoonsgebonden beschikking. Zodra het gebruik voor permanente bewoning door de betreffende bewoners wordt beëindigd, vervalt het recht op het permanent bewonen van de betreffende recreatiewoning. Als bestaande bewoners worden aangemerkt de personen:
    • 1. die op het moment van het van kracht worden van deze regels volgens de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente De Ronde Venen als hoofdbewoner en diens partner staan ingeschreven op het betreffende perceel;
    • 2. of waarvan op andere wijze vast staat dat die op het moment van het van kracht worden van deze regels als de hoofdbewoner en diens partner zijn aan te merken.

18.4.2 Beroep of bedrijf aan huis
  • a. bij bedrijfswoningen is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m2;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • de vloeroppervlakte bedraagt ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bijgebouwen, met een maximum van 100 m2; 
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd.
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.

Artikel 19 Sport - Golfbaan

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een golfbaan;

alsmede voor:

  • b. detailhandel ten dienste van en ondergeschikt aan de functies als genoemd onder a;
  • c. horeca ten dienste van en ondergeschikt aan de functies als genoemd onder a;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en toegangswegen.
19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 8 m;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de bestaande oppervlakte;
  • e. de bouwhoogte van terreinverlichting bedraagt ten hoogste 6 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Uitbreiding bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 onder d om de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen te vergroten met inachtneming van het volgende:

  • a. de uitbreiding bedraagt ten hoogste 15% van de oppervlakte die op grond van lid 19.2 reeds is toegestaan;
  • b. de uitbreiding is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;
  • c. het bedrijf dient ook na uitbreiding milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

19.3.2 Bebouwing buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 onder a om bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, buiten het bouwvlak toe te staan voor zover dit landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbaar is.

Artikel 20 Sport - Manege

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een manege;
  • b. het wonen in een bedrijfswoning, voor zover een bedrijfswoning op grond van de bouwregels is toegestaan;

alsmede voor:

  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en toegangswegen.
20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. voorts geldt het volgende:

type bouwwerk   maximaal aantal per bouwvlak   maximale goothoogte   maximale bouwhoogte   maximale inhoud / oppervlakte per bouwvlak  
hoofdgebouw bedrijfswoning   bestaand   3,5 m   *   700 m3  
bijgebouwen bij de bedrijfswoning   -   3 m   5 m   50 m2  
overkappingen bij de bedrijfswoning   -   -   3 m   30 m2  
bedrijfsgebouwen en overkappingen   -   4,5 m   8 m   gezamenlijke bestaande oppervlakte  

* een bedrijfswoning wordt afgedekt met een kap waarvan de hellingshoek ten minste 30° en ten hoogste 50° bedraagt;

  • c. de afstand van een bedrijfswoning en van bijgebouwen bij een bedrijfswoning tot perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2,5 m;
  • d. de bouwhoogte van terreinverlichting bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Uitbreiding bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2 onder b om de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en -overkappingen te vergroten met inachtneming van het volgende:

  • a. de uitbreiding bedraagt ten hoogste 15% van de oppervlakte die op grond van lid 20.2 reeds is toegestaan;
  • b. de uitbreiding is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;
  • c. het bedrijf dient ook na uitbreiding milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
20.4 Specifieke gebruiksregels

Beroep en bedrijf aan huis

  • a. bij bedrijfswoningen is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m2;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • de vloeroppervlakte bedraagt ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bijgebouwen, met een maximum van 100 m2; 
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd.
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.

Artikel 21 Sport - Sportterrein

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Sportterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een sportterrein;

alsmede voor:

  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en toegangswegen.
21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 8 m;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de bestaande oppervlakte;
  • e. de bouwhoogte van terreinverlichting bedraagt ten hoogste 15 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Uitbreiding bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 onder d om de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en -overkappingen te vergroten met inachtneming van het volgende:

  • a. de uitbreiding bedraagt ten hoogste 15% van de oppervlakte die op grond van lid 21.2 reeds is toegestaan;
  • b. de uitbreiding is noodzakelijk uit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling;
  • c. het bedrijf dient ook na uitbreiding milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

21.3.2 Bebouwing buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 onder a om bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, buiten het bouwvlak toe te staan voor zover dit landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbaar is.

Artikel 22 Tuin - Landschappelijk

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Landschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. groen en water;
  • c. behoud, versterking en ontwikkeling van landschapswaarden in de vorm van:
    • 1. openheid;
    • 2. verkavelingspatronen.
22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van erfafscheidingen, met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m.
22.3 Specifieke gebruiksregels

Deze gronden dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Tuin - Landschappelijk zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, veranderen of dempen van wateren en waterlopen, alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • b. de aanleg van harde oeverbeschoeiingen, dammen of, stuwen;
  • c. het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere houtgewassen die ten tijde van het in werking treden van het plan aanwezig zijn;
  • d. het planten van bomen of andere houtige gewassen, ter plaatse waar gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het in werking treden van het plan;
  • e. het aanleggen van bestratingen of andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte groter dan 50 m2, paden uitgezonderd.

22.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 22.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

22.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 22.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschapswaarden zoals bedoeld in lid 22.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 23 Verkeer

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverhard' uitsluitend onverharde wegen zijn toegestaan;
  • b. voet- en fietspaden;

alsmede voor:

  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, faunapassages, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.
23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. bruggen zijn toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt;
    • 2. de doorvaarhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
    • 3. de breedte ten hoogste 10 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw en geen brug zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.
23.3 Wijzigingsbevoegdheden
23.3.1 Wijziging naar bestemming Bedrijf t.b.v. loswal

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Verkeer' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied loswal' wijzigen naar 'Bedrijf' ten behoeve van het gebruik als loswal, met inachtneming van het volgende:

  • a. de loswal dient enkel te worden gebruikt ten behoeve van het bedrijf aan de Amstelkade 118;
  • b. in de regels of op de verbeelding moet worden verduidelijkt dat de bestemmingsvlakken van de loswal en het naastgelegen bedrijf aan de Amstelkade 118 zijn gekoppeld;
  • c. bebouwing is uitsluitend toegestaan ten behoeve van het gebruik als loswal;
  • d. er wordt geen bouwvlak opgenomen;
  • e. er moet worden aangetoond dat de wijziging niet leidt tot onevenredige belemmeringen voor het verkeer en de verkeersveiligheid;
  • f. er moet worden aangetoond dat het gebruik als loswal milieuhygiënisch inpasbaar is.

 

Artikel 24 Water

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • b. waterstaatkundige en/of verkeersdoeleinden;
  • c. sluizen en andere waterstaatkundige kunstwerken;

alsmede voor:

  • d. recreatief medegebruik;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - historisch schip': een ligplaats voor een historisch schip;
  • f. behoud, versterking en ontwikkeling van natuurwaarden in de vorm van:
    • 1. grote open wateren, sloten en slootkanten, oevers, moeras en natte voedselarme graslanden;
  • g. behoud, versterking en ontwikkeling van landschapswaarden in de vorm van:
    • 1. openheid;
    • 2. verkavelingspatronen.
24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met dien verstande dat in uitzondering daarop bestaande bruggen, steigers, openbare aanlegplaatsen, sluizen en andere waterstaatkundige kunstwerken zijn toegestaan.

24.3 Afwijken van de bouwregels
24.3.1 Bruggen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2 om nieuwe bruggen toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. de bouwhoogte van de brug bedraagt ten hoogste 5 m;
  • b. de breedte van de brug bedraagt ten hoogste 10 m;
  • c. de vaarwegbeheerder dient advies te hebben uitgebracht.

24.3.2 Openbare aanlegplaats

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2 om nieuwe steigers ten behoeve van openbare aanlegplaatsen toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. steigers zijn niet toegestaan in rietkragen en groene oeverzones met een breedte van meer dan 2 m;
  • b. de lengte van de steiger bedraagt ten hoogste 2 m en de breedte bedraagt ten hoogste 1 m;
  • c. de hoogte van de steiger gemeten vanaf het wateroppervlak (streefpeil) bedraagt ten hoogste 0,75 m;
  • d. per steiger zijn ten hoogste 2 meerpalen toegestaan met een onderlinge afstand van ten hoogste 4m;
  • e. de steiger dient 'onderloops' te zijn, wat inhoudt dat het water onder de steiger en het plankier vrije doorloop moet hebben;
  • f. de bouw van de steiger mag geen onevenredige schade aanbrengen aan ter plaatse aanwezige rietkragen of andere met oever- en moerasplanten begroeide oevers;
  • g. de steiger wordt bij voorkeur gerealiseerd in combinatie met een natuurvriendelijke inrichting achter de steiger;
  • h. de vaarwegbeheerder dient advies te hebben uitgebracht.
24.4 Specifieke gebruiksregels

Permanente of recreatieve bewoning van het historisch schip als bedoeld in lid 24.1 onder e is niet toegestaan.

24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vergraven, afgraven, egaliseren of ophogen van gronden;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • c. het aanleggen, veranderen of dempen van wateren en waterlopen, alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • d. het draineren van gronden;
  • e. het aanleggen, veranderen of dempen van wateren en waterlopen, alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • f. het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere houtgewassen die ten tijde van het in werking treden van het plan aanwezig zijn;
  • g. het planten van bomen of andere houtige gewassen, ter plaatse waar gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het in werking treden van het plan;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

24.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 24.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

24.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 24.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden zoals bedoeld in lid 24.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

 

Artikel 25 Wonen

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in een woning, niet zijnde een drijvende woning, woonschip of een stacaravan/chalet;

in afwijking van het bepaalde onder a:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - drijvende woning': het wonen, uitsluitend in een drijvende woning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats': een ligplaats voor een woonschip;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – historisch schip': een ligplaats voor een historisch schip;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - standplaats': het wonen, uitsluitend in een stacaravan of chalet;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kantoor': uitsluitend het gebruik als kantoor in de vorm van een beroep aan huis;

alsmede voor:

  • g. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - agrarisch hobbybedrijf -schapenhouderij’: tevens voor een agrarisch hobbybedrijf met een maximum aantal van 49 schapen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - molenstomp': een molenstomp;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox': garageboxen;
  • j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, en toegangswegen.
25.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

25.2.1 Woningen

Ten aanzien van woningen als bedoeld in lid 25.1 onder a, gelden de volgende regels:

Algemeen

  • a. per bouwvlak is ten hoogste 1 woning toegestaan, tenzij:
    • 1. anders aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
    • 2. de aanduiding 'twee-aaneen' is opgenomen, in dat geval zijn als gevolg van woningsplitsing 2 woningen aaneen toegestaan.

Hoofdgebouwen

  • b. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' geen hoofdgebouwen zijn toegestaan;
  • c. de inhoud van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 700 m3;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • e. hoofdgebouwen worden afgedekt met een kap waarvan de hellingshoek ten minste 30° en ten hoogste 50° bedraagt;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder c, d en e, geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bestaand hoofdgebouw' dat uitsluitend de bestaande maatvoering van het hoofdgebouw is toegestaan;
  • g. de afstand van hoofdgebouwen tot perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2,5 m;

Bijgebouwen en overkappingen

  • h. bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, voor zover ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bedraagt per woning ten hoogste 50 m2;
  • j. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • k. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • l. in afwijking van het bepaalde onder h en j mag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - agrarisch hobbybedrijf schapenhouderij’:
    • 1. de totale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen ten behoeve van de woonfunctie én bedrijfsgebouwen die gebruikt worden voor een agrarisch hobbybedrijf 335 m2 bedragen onder voorwaarde dat het agrarisch hobbybedrijf beschikt over ten minste 5.000 m2 grond;
    • 2. de maximale bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen die gebruikt worden voor het agrarisch hobbybedrijf 9 meter bedragen.
  • m. in afwijking van het bepaalde onder g en h geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen toegestaan' het bestaande oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen is toegestaan;
  • n. de gezamenlijke oppervlakte aan overkappingen bedraagt per woning ten hoogste 30 m2;
  • o. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.

Overigen bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde

  • p. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, bedraagt:
    • 1. pergola's en speeltoestellen: 3 m;
    • 2. overige bouwwerken, voor zover voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 m;
    • 3. overige bouwwerken, voor zover achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 2 m.

25.2.2 Drijvende woningen

Ten aanzien van drijvende woningen als bedoeld in lid 25.1 onder b, gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak is ten hoogste 1 drijvende woning toegestaan, tenzij anders aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal drijvende woningen';
  • b. de onderlinge afstand tussen drijvende woningen bedraagt tenminste 5 m;
  • c. de lengte en breedte van een drijvende woning bedragen niet meer dan resp. 18 en 6 m;
  • d. de goothoogte van een drijvende woning , gemeten vanaf de waterlijn, bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • e. de bouwhoogte van een drijvende woning , gemeten vanaf de waterlijn, bedraagt ten hoogste 4 m;
  • f. per drijvende woning bedraagt de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak ten hoogste:
    • 1. 10 m2, wanneer in het betreffende bouwvlak 1 drijvende woning is toegestaan;
    • 2. 33 m2, wanneer in het betreffende bouwvlak meerdere drijvende woningen zijn toegestaan;
  • g. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • h. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • i. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • j. de diepgang van een drijvende woning bedraagt niet meer dan 1,5 m, tenzij het vaarwegprofiel een grotere diepgang toestaat;
  • k. bij drijvende woningen zijn loopranden toegestaan rondom de drijvende woning , met een breedte van ten hoogste 80 cm;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn 80 garageboxen toegestaan, waarbij de bestaande goothoogtes, bouwhoogtes en oppervlaktes als maximaal toelaatbaar gelden.

25.2.3 Stacaravans en chalets

Ten aanzien van stacaravans en chalets als bedoeld in lid 25.1 onder c, geldt het volgende:

  • a. per aanduiding ' specifieke vorm van wonen - standplaats' is ten hoogste 1 stacaravan of chalet toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de oppervlakte van een stacaravan of chalet bedraagt ten hoogste 50 m2;
  • c. de bouwhoogte van een stacaravan of chalet bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • d. per stacaravan of chalet is 1 bijgebouw toegestaan;
  • e. de oppervlakte van een bijgebouw mag per standplaats ten hoogste 15 m2 bedragen;
  • f. indien op een standplaats de aanduiding 'bijgebouw' is opgenomen, zijn bijgebouwen alleen ter plaatse van deze aanduiding toegestaan, waarbij in afwijking van het bepaalde onder d en e het bestaande aantal en de bestaande oppervlakte als maximum geldt;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen bedraagt ten hoogste 30 m2;
  • h. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • i. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • j. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • k. in verband met de brandveiligheid mag de onderlinge afstand tussen stacaravans/chalets ten minste 5 m bedragen.
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Vergroten hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.1 sub c om de inhoud van woningen te vergroten tot 900 m3 met inachtneming van het volgende:

  • a. er dient ten minste 500 m2 aan bebouwing op het bouwperceel te worden gesloopt;
  • b. uit een beeldkwaliteitsparagraaf en op basis van een adequatie landschappelijke inpassing blijkt dat sprake is van een op de betreffende locatie passende ontwikkeling.

25.3.2 Grotere oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.1 sub h om een grotere oppervlaktemaat aan bijgebouwen toe te staan bij sloop van bestaande bijgebouwen met inachtneming van het volgende:

  • 1. de oppervlakte aan bijgebouwen per woning bedraagt ten hoogste 50 m2, vermeerderd met 50% van het meerdere van 50 m2 aan bedrijfsgebouwen dat wordt gesloopt.

25.3.3 Overschrijden toegestane bouwhoogte voor bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.1 sub j om een hogere bouwhoogte voor bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bijgebouw moet visueel en voor wat betreft het gebruik ondergeschikt blijven aan het hoofdgebouw;
  • b. een grotere hoogte wordt uitsluitend toegestaan voor bijgebouwen op minimaal 2,5 m uit de perceelsgrens;
  • c. belangen van derden (inval van licht en uitzicht) mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.

25.3.4 Toestaan extra woning bij sloop bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.1 sub a om extra woningen toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. een extra woning is uitsluitend toegestaan in combinatie met de sloop van (voormalige) bedrijfsgebouwen, met een verhouding als in onderstaande tabel weergegeven:
      aantal extra
    woningen  
    bedrijfsgebouwen, geen kassen zijnde    
    = of > 1.000 m2 en < 2.500 m2   1  
    = of > 2.500 m2 en < 4.000 m2   2  
    = of > 4.000 m2   3  
    kassen, uitgezonderd kassen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - glastuinbouwconcentratiegebied'    
    per 5.000 m2   1  
  • b. de extra woning dient milieu-hygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de extra woning dient te worden voorzien van adequate landschappelijke inpassing.

25.3.5 Toestaan extra woning bij woningsplitsing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.1 sub a om een extra woning toe te staan in het geval van splitsing van voormalige boerderijen, waaronder wordt verstaan een voormalige agrarische bedrijfswoning met in de hoofdbouwmassa opgenomen bedrijfsruimten, die samen een stedenbouwkundige eenheid vormen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de te splitsen (voormalige) boerderij dient een inhoud te hebben van minimaal 900 m³;
  • b. het bestaande grondoppervlak van het hoofdgebouw mag niet worden vergroot;
  • c. de splitsing mag niet leiden tot twee separate – vrijstaande - woningen;
  • d. de splitsing mag geen schade toebrengen aan eventuele architectonische en cultuurhistorische waarden van het pand;
  • e. de extra woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • f. na splitsing mag elke woning 50 m² aan bijgebouwen hebben.

25.3.6 Onderlinge afstand stacaravans en/of chalets

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.3 onder k om een kleinere onderlinge afstand tussen stacaravans en/of chalets toe te staan, met dien verstande dat hiervoor aanvullende brandwerende maatregelen zijn getroffen en hier door de brandweer (VRU) mee ingestemd wordt.

25.4 Specifieke gebruiksregels
25.4.1 Beroep of bedrijf aan huis
  • a. bij woningen, stacaravans, chalets en woonschepen inbegrepen, is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m2;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarden:
      • de vloeroppervlakte bedraagt ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bijgebouwen, met een maximum van 100 m2; 
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd;
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.

25.4.2 Combinatie aanduidingen woonschip en historisch schip

Indien de aanduidingen 'woonschepenligplaats' en 'specifieke vorm van wonen – historisch schip' gezamenlijk voorkomen, is ter plaatse ten hoogste 1 woonschip zijnde/of een historisch schip toegestaan.

25.4.3 Voorwaardelijke verplichting - De Hoef Oostzijde 27

De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – agrarisch hobbybedrijf schapenhouderij’ mogen enkel worden gebruikt indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. ten noorden van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – agrarisch hobbybedrijf schapenhouderij’ en tot aan de openbare weg (De Hoef Oostzijde) is het perceel ingericht als hoogstamboomgaard met minimaal 10 fruitbomen;
  • b. de gronden ten zuiden van het bouwvlak en tot aan de openbare weg (De Hoef Oostzijde) zijn geheel ingericht als open grasweide zonder verharde delen zoals paden en terrassen, en de bestaande inrit verwijderd is en blijft;
  • c. er is uitvoering gegeven aan de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 6 opgenomen Landschapsplan, of volgens een inrichtingsschets die vanuit een oogpunt van landschaps- en ervenontwerp een zelfde niveau van ruimtelijke kwaliteit garandeert.

25.4.4 Voorwaardelijke verplichting - Hoofdweg 74

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 1' is de ingebruikname van een tweede woning uitsluitend toegestaan indien er binnen 1 jaar na ingebruikname uitvoering is gegeven aan de landschapsmaatregelen conform de in Bijlage 7 opgenomen inrichtingsschets, en deze nadien als zodanig in stand worden gehouden.

25.4.5 Voorwaardelijke verplichting - Mennonietenbuurt 116A

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 3' is de ingebruikname van een woning uitsluitend toegestaan indien er:

  • a. voor aanvang van de daarvoor benodigde bouw- en aanlegwerkzaamheden aanvullend bodemonderzoek is uitgevoerd waaruit de geschiktheid van de gronden voor het woongebruik blijkt;
  • b. binnen 1 jaar na ingebruikname uitvoering is gegeven aan de landschapsmaatregelen conform de in Bijlage 10 opgenomen inrichtingsschets, en deze nadien als zodanig in stand worden gehouden.

Artikel 26 Wonen - Bebouwingsconcentraties

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Bebouwingsconcentraties aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in een woning, niet zijnde een drijvende woning , een woonschip of een stacaravan;

alsmede voor:

  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, en toegangswegen.
26.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

26.2.1 Woningen

Ten aanzien van woningen gelden de volgende regels:

Algemeen

  • a. op deze gronden is het niet toegestaan nieuwe hoofdgebouwen ten dienste van wonen te bouwen, dan wel extra woningen te creëren via woningsplitsing, tenzij het vervangende nieuwbouw of reeds vergunde situaties betreft;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen worden vergroot tot ten hoogste het aangegeven aantal;
  • c. gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;

Hoofdgebouwen

  • d. de inhoud van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 700 m3,
  • e. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 3,5m;
  • f. hoofdgebouwen worden afgedekt met een kap waarvan de hellingshoek ten minste 30° en ten hoogste 50° bedraagt;
  • g. de afstand van hoofdgebouwen tot perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2,5 m;
  • h. in afwijking van het bepaalde in sub d tot en met g geldt ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' dat hoofdgebouwen zijn toegestaan met ten hoogste de bestaande maatvoering;

Bijgebouwen en overkappingen

  • i. de omvang van het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen als bedoeld onder j, k en l, wordt bepaald door de perceelsoppervlakte vanaf 3 meter achter de voorgevellijn (zone zijtuin en achtertuin), met dien verstande dat bij deze berekening het oppervlak van het (bestaande) hoofdgebouw niet wordt meegerekend;
  • j. voor bouwpercelen waarvan de perceelsoppervlakte zoals beschreven onder i minder dan 200 m² bedraagt, geldt dat het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen op deze gronden, ten hoogste 50% mag bedragen;
  • k. voor bouwpercelen waarvan de perceelsoppervlakte zoals beschreven onder i minder dan 200 m² bedraagt, geldt dat het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen, voor zover het bepaalde percentage onder j dit toelaat, ten hoogste 5 m² mag bedragen voor elke meter dat het bouwperceel gemiddeld breed is tot een absoluut maximum van 50 m²;
  • l. voor bouwpercelen waarvan de perceelsoppervlakte zoals onder i 200 m² of meer bedraagt, geldt dat het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50 m² mag bedragen, vermeerderd met 5% van het aantal vierkante meters dat deze gronden groter zijn dan 200 m², tot een absoluut maximum van 90 m²;
  • m. het is niet toegestaan bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn op te richten;
  • n. bijgebouwen en overkappingen mogen vrijstaand en aangebouwd aan het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • o. voor vrijstaande bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw maximaal 3 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 5 meter mag bedragen;
    • 3. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen;
  • p. voor aangebouwde bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen;
    • 2. bij de vrijstaande woningen slechts aan één zijgevel bijgebouwen mogen worden aangebouwd;
    • 3. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen;
  • q. voor overkappingen geldt dat:
    • 1. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 1 meter moet bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
  • r. op hoeksituaties dient de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens en/of de weg minimaal 3 meter te bedragen;
  • s. in afwijking van het bepaalde onder r mogen bijgebouwen en overkappingen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, indien de voorgevelrooilijn van de aangrenzende bebouwing niet wordt overschreden, alsmede in situaties waar ook het hoofdgebouw tot in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd.

Overige bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde

  • t. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, bedraagt:
    • 1. pergola's en speeltoestellen: 3 m;
    • 2. overige bouwwerken, voor zover voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 1 m;
    • 3. overige bouwwerken, voor zover achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw: 2 m.
26.3 Afwijken van de bouwregels
26.3.1 Vergroten hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2.1 sub d om de inhoud van woningen te vergroten tot 900 m3 met inachtneming van het volgende:

  • a. er dient ten minste 500 m2 aan bebouwing op het bouwperceel te worden gesloopt;
  • b. uit een beeldkwaliteitsparagraaf en op basis van een adequatie landschappelijke inpassing blijkt dat sprake is van een op de betreffende locatie passende ontwikkeling.

26.3.2 Overschrijden toegestane bouwhoogte voor bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2.1 sub o en p om een hogere bouwhoogte voor bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bijgebouw moet visueel en voor wat betreft het gebruik ondergeschikt blijven aan het hoofdgebouw;
  • b. een grotere hoogte wordt uitsluitend toegestaan voor bijgebouwen op minimaal 2,5 m uit de perceelsgrens;
  • c. belangen van derden (inval van licht en uitzicht) mogen niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.

26.3.3 Grotere oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2.1 sub j t/m l om een grotere oppervlaktemaat aan bijgebouwen toe te staan bij sloop van bestaande bijgebouwen met inachtneming van het volgende:

  • 1. de oppervlakte aan bijgebouwen per woning bedraagt ten hoogste de toegestane oppervlakte als bedoeld in lid 26.2.1 sub j t/m l, vermeerderd met:
    • a. bij 26.2.1 sub j: 50% van het meerdere van de oppervlaktemaat als bedoeld in 26.2.1 aan bedrijfsgebouwen dat wordt gesloopt;
    • b. bij 26.2.1 sub k: 50% van het meerdere van 50 m2 aan bedrijfsgebouwen dat wordt gesloopt.
    • c. bij 26.2.1 sub l: 50% van het meerdere van 90 m2 aan bedrijfsgebouwen dat wordt gesloopt.

26.3.4 Toestaan extra woning bij sloop bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2.1 sub a om extra woningen toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. een extra woning is uitsluitend toegestaan in combinatie met de sloop van (voormalige) bedrijfsgebouwen, met een verhouding als in onderstaande tabel weergegeven:
      aantal extra
    woningen  
    bedrijfsgebouwen, geen kassen zijnde    
    = of > 1.000 m2 en < 2.500 m2   1  
    = of > 2.500 m2 en < 4.000 m2   2  
    = of > 4.000 m2   3  
    kassen, uitgezonderd kassen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - glastuinbouwconcentratiegebied'    
    per 5.000 m2   1  
  • b. de extra woning dient milieu-hygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de extra woning dient te worden voorzien van adequate landschappelijke inpassing.

26.3.5 Toestaan extra woning bij woningsplitsing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2.1 sub a om een extra woning toe te staan in het geval van splitsing van voormalige boerderijen, waaronder wordt verstaan een voormalige agrarische bedrijfswoning met in de hoofdbouwmassa opgenomen bedrijfsruimten, die samen een stedenbouwkundige eenheid vormen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de te splitsen (voormalige) boerderij dient een inhoud te hebben van minimaal 900 m³;
  • b. het bestaande grondoppervlak van het hoofdgebouw mag niet worden vergroot;
  • c. de splitsing mag niet leiden tot twee separate – vrijstaande - woningen;
  • d. de splitsing mag geen schade toebrengen aan eventuele architectonische en cultuurhistorische waarden van het pand;
  • e. de extra woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • f. na splitsing mag elke woning 50 m² aan bijgebouwen hebben.
26.4 Specifieke gebruiksregels
26.4.1 Beroep of bedrijf aan huis
  • a. bij woningen is de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m2;
    • 2. het beroep of bedrijf aan huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover voorkomend in categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat detailhandel, groothandel en horeca zijn uitgesloten;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 is horeca in de vorm van een bed en breakfast wel toegestaan met inachtneming van de volgende aanvullende voorwaarde:
      • een bed en breakfast biedt plaats aan ten hoogste 6 gasten tegelijkertijd;
      • een bed en breakfast is alleen toegestaan in de woning en in aangebouwde bijgebouwen;
    • 5. het uitoefenen van het beroep of bedrijf aan huis mag niet leiden tot een onevenredige verkeers- en parkeerdruk gelet op de capaciteit van de bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen.

26.4.2 Voorwaardelijke verplichting - Kromme Mijdrecht 10

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 2' is de ingebruikname van drie afzonderlijke woningen uitsluitend toegestaan voor zover deze gezamenlijk in de bestaande bebouwing worden gesitueerd.

Artikel 27 Leiding

27.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de volgende leidingen, onderverdeeld in:
    • 1. ter plaatse van Leiding - Brandstof: een brandstofleiding;
    • 2. ter plaatse van Leiding - Gas: een gasleiding;
    • 3. ter plaatse van Leiding - Riool: een rioolleiding;
    • 4. ter plaatse van Leiding - Water: een waterleiding.
  • b. Voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk samenvalt met andere bestemmingen, heeft de bestemming Leiding voorrang.
27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 27.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
27.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 27.2 onder b. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, doordat:
    • 1. de veiligheid van de gasleiding niet wordt geschaad;
    • 2. vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder;
    • 3. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen.

27.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 27.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 27.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

27.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 27.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad en daarover vooraf schriftelijk advies ingewonnen is bij de leidingbeheerder.

Artikel 28 Waarde - Archeologisch waardevol (verwachtings)gebied

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch waardevol (verwachtings)gebied' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings)waarden.

De (verwachtings)waarden zijn van uiteenlopende aard en om die reden onderverdeeld in:

  • Waarde - Archeologisch waardevol verwachtingsgebied landbodem categorie 2a
  • Waarde - Archeologisch waardevol verwachtingsgebied landbodem categorie 2b
  • Waarde - Archeologisch waardevol verwachtingsgebied landbodem categorie 3
  • Waarde - Archeologisch waardevol verwachtingsgebied landbodem categorie 4
  • Waarde - Archeologisch waardevol verwachtingsgebied landbodem categorie 5
  • Waarde - Archeologisch waardevol verwachtingsgebied landbodem categorie 6
  • Waarde - Archeologisch waardevol gebied waterbodem categorie 1
  • Waarde - Archeologisch waardevol verwachtingsgebied waterbodem categorie 2
  • Waarde - Archeologisch waardevol verwachtingsgebied waterbodem categorie 3
28.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 28.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. aanvragers naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende kunnen aantonen dat er al werkzaamheden tot de betreffende diepte van het bouwplan hebben plaatsgevonden. In dat geval is er geen archeologisch onderzoek meer nodig.
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende situaties:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwplan waarbij geen heiwerkzaamheden plaatsvinden en waarbij de graafwerkzaamheden ten minste één van de onderstaande diepte-, oppervlakte- en lengtematen van de betreffende zone niet overschrijden:
zone   dieptemaat   oppervlaktemaat   lengtemaat  
Waarde - Archeologisch waardevol verwachtingsgebied landbodem:    
categorie 2a   30 cm   50 m2   n.v.t.  
categorie 2b   30 cm   100 m2   n.v.t.  
categorie 3   30 cm   500 m2   n.v.t.  
categorie 4   30 cm   2.000 m2   n.v.t.  
categorie 5   30 cm   2.000 m2   n.v.t.  
categorie 6   30 cm   10.000 m2   n.v.t.  
Waarde - Archeologisch waardevol (verwachtings)gebied waterbodem:    
categorie 1   dieper dan de leggerdiepte   n.v.t.   n.v.t.  
categorie 2   dieper dan de leggerdiepte   4.000 m2   aaneengesloten lengte van 200 m  
categorie 3   dieper dan de leggerdiepte   n.v.t.   aaneengesloten lengte van 1.000 m  

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologisch waardevol (verwachtings)gebied zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

28.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 28.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 28.2 in acht is genomen;
  • b. ten minste één van de onderstaande diepte-, oppervlakte- en lengtematen van de betreffende zone niet overschrijden:
    zone   dieptemaat   oppervlaktemaat   lengtemaat  
    Waarde - Archeologisch waardevol verwachtingsgebied landbodem:    
    categorie 2a   30 cm   50 m2   n.v.t.  
    categorie 2b   30 cm   100 m2   n.v.t.  
    categorie 3   30 cm   500 m2   n.v.t.  
    categorie 4   30 cm   2.000 m2   n.v.t.  
    categorie 5   30 cm   2.000 m2   n.v.t.  
    categorie 6   30 cm   10.000 m2   n.v.t.  
    Waarde - Archeologisch waardevol (verwachtings)gebied waterbodem:    
    categorie 1   dieper dan de leggerdiepte   n.v.t.   n.v.t.  
    categorie 2   dieper dan de leggerdiepte   4.000 m2   aaneengesloten lengte van 200 m  
    categorie 3   dieper dan de leggerdiepte   n.v.t.   aaneengesloten lengte van 1.000 m  
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. onderhoudsbaggerwerkzaamheden betreffen die aantoonbaar niet dieper reiken dan in het recente verleden bereikte baggerdieptes.

28.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  28.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
  • c. de aanvrager naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate aan kan tonen dat in het verleden reeds werken of werkzaamheden hebben plaatsgevonden tot een bepaalde diepte waardoor de archeologische verwachtingswaarde niet langer reëel is om nieuw archeologisch onderzoek uit te voeren.

Artikel 29 Waarde - Kreek- en stroomruggen

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Kreek- en stroomruggen' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming van de landschapswaarde van kreek- en stroomruggen.

29.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mag ten behoeve van de in lid 29.1 genoemde bestemming niet worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport van een landschapsdeskundige heeft overgelegd waaruit blijkt dat met het bouwen de landschapswaarde als bedoeld in lid 29.1 niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. het bepaalde onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op gehele of gedeeltelijke vervanging of vervanging van bestaande bebouwing waarbij de positionering gelijk blijft en de lengte, de breedte en de hoogte niet toenemen.
29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Kreek- en stroomruggen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vergraven, afgraven of ophogen van gronden;
  • b. het egaliseren van gronden.

29.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 29.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;

29.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 29.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschapswaarden zoals bedoeld in lid 29.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 30 Waterstaat - Waterkering

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.

30.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 30.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
30.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 30.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad; hiervoor dient advies te worden ingewonnen bij het Waterschap.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 31 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 32 Algemene bouwregels

32.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, en entreeportalen mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers , mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1 m bedraagt.
32.2 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. lid a is niet van toepassing in combinatie met saneringsregelingen uit hoofdstuk 2, als bedoeld in:
  • d. op een bouwwerk als bedoeld in lid a, is het overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing;
32.3 Ondergrondse ruimten

Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen ruimten gelden de volgende bepalingen:

  • a. het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar in de volgende gevallen:
    • 1. onder (bedrijfs)woningen of bijgebouwen behorende bij (bedrijfs)woningen, een en ander met dien verstande dat de bouw van ondergrondse ruimten niet toelaatbaar bij recreatiewoningen;
    • 2. in de vorm van een mestkelder bij agrarische bedrijven;
  • b. het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan indien de bijbehorende voorzieningen voor licht- en luchttoetreding en toegangen zijn gesitueerd aan de van de weg afgekeerde zijden van het gebouw; aan de niet van de weg afgekeerde zijde(n) van het gebouw zijn binnen een strook van 1 m vanuit de bovengrondse voorgevel voorzieningen voor licht- en luchttoetreding voor ondergrondse ruimten toegestaan tot maximaal 25% van de breedte van de desbetreffende gevel.
32.4 Beeldbepalende panden
  • a. Ter plaatse van de aanduiding: 'beeldbepalend pand' dient de uitwendige hoofdvorm van het betrokken bouwwerk, bepaald door goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakvorm en dakhelling, raamindeling, alsmede de situering op het perceel, te worden gehandhaafd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalend pand' kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a ten aanzien van uitwendige hoofdvorm, mits vooraf advies is uitgebracht door de monumentencommissie;
  • c. het is verboden om zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalend pand' geheel of gedeeltelijk te slopen of minder geschikt te maken voor de verwezenlijking van de daaraan bij het plan gegeven bestemming.
32.5 Steigers

Met uitzondering van steigers als bedoeld binnen de bestemming Water, zijn steigers uitsluitend toegestaan met inachtneming van het volgende:

  • a. per (bedrijfs)woning is ten hoogste 1 steiger toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de steiger evenwijdig aan de oever is gebouwd;
    • 2. de lengte en breedte ten hoogste respectievelijk 6 m en 1,2 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte ten hoogste het peil bedraagt;
    • 4. ten hoogste 2 meerpalen zijn toegestaan waarvan de doorsnede ten hoogste 20 cm bedraagt, de bouwhoogte ten hoogste 1 m boven de waterlijn bedraagt en de afstand tot de oever ten hoogste 4,2 m bedraagt.
  • b. de voorwaarden als genoemd onder a, zijn tevens van toepassing op steigers:

Artikel 33 Algemene aanduidingsregels

33.1 Monumenten en beeldbepalende panden
  • a. de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' zijn opgenomen ter signalering van ter plaatse aangewezen rijksmonumenten respectievelijk gemeentelijke monumenten;
  • b. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' is opgenomen ter signalering van ter plaatse aangewezen beeldbepalende panden. Hiervoor geldt verder het bepaalde in artikel 32.4.
33.2 Geluidzone - industrie
33.2.1 Algemeen

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van gronden en gebouwen, welke deel uitmaken van een industrieterrein, waar geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegelaten.

33.2.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' is het realiseren van woningen, andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 Wet geluidhinder niet toegestaan, zonder dat is aangetoond dat voor wat betreft de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein kan worden voldaan aan de bij de geluidszone vastgestelde hogere grenswaarden dan wel de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).

 

33.2.3 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' te wijzigen indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

33.3 Luchtvaartverkeerzone - luchthaven indelingsbesluit 5

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - luchthaven indelingsbesluit 5' geldt dat het toestaan van extra woningen op basis van afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid uit Hoofdstuk 2, uitsluitend is toegestaan voor zover dit plaatsvindt binnen bestaand stedelijk gebied, en aanvullend aan de voorwaarden uit Hoofdstuk 2 aan de volgende voorwaarden moet worden getoetst:

33.3.1 Motivering geluid
  • a. Bij de afwijkings- of wijzigingsprocedure dient een onderbouwing te worden gegeven van de volgende punten:
    • 1. een weergave en beschrijving van de exacte ligging van de woningbouwlocatie in het beperkingengebied;
    • 2. een beschrijving van de huidige geluidsituatie op die woningbouwlocatie;
    • 3. een beschrijving van verwachte toekomstige ontwikkelingen die kunnen zorgen voor een verandering van de huidige geluidsituatie op de woningbouwlocatie;
    • 4. een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de belangen die met de beoogde woningbouw zijn gemoeid, waaronder de actuele behoefte waarin de woningbouw voorziet;
    • 5. een slotconclusie over de bevindingen naar aanleiding van de onderwerpen bedoeld onder 1, 2, 3 en 4.
  • b. In aanvulling op onderdeel a, kan in geval van ligging in de geluidzone van een (spoor)weg of gezoneerd industrieterrein, bij de te maken afweging de gecumuleerde geluidsbelasting van vliegtuiglawaai worden betrokken;
  • c. In aanvulling op de onder a en b bedoelde beschrijvingen, wordt als uitgangspunt gehanteerd dat in het geval maatregelen worden getroffen om geluidsbelasting dan wel geluidhinder te verminderen, de toelichting een beschrijving van die maatregelen en de afweging die daaraan te grondslag ligt, bevat.

33.3.2 Huidige geluidsituatie

Uitgangspunt is dat een beschrijving van de huidige geluidsituatie op de woningbouwlocatie, als

bedoeld in lid 33.3.1 onder a sub 2, wordt beschreven aan de hand van de theoretische geluidbelasting (contouren geluidskaart) en de feitelijke geluidbelasting (www.bezoekbas.nl).

33.3.3 Belangenafweging woningbouw

Bij de toelichting op de afweging van de belangen die met de beoogde woningbouw gemoeid zijn, als bedoeld in 33.3.1 onder a sub 4, wordt de relevantie van de betreffende woningbouw in de 20 Ke contour beschreven, waarbij afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval de volgende aspecten worden afgewogen;

  • a. de kwaliteit van het leefmilieu vanwege de gezondheid, veiligheid en vermindering van hinder, in combinatie met andere geluidsbronnen dan de luchtvaart;
  • b. de regionale woningbouwmarkt en regionale woningbouwopgave;
  • c. de kwaliteit van de locatie;
  • d. elementen van lokale leefbaarheid en vitaliteit.

33.3.4 Belangenafweging geluidmaatregelen
  • a. Uitgangspunt is dat in de afweging als bedoeld in 33.3.1 onder c, het geluidsniveau, de omvang van het project en de doelmatigheid van geluidmaatregelen een rol kunnen spelen.
  • b. Uitgangspunt is dat de beschrijving van de maatregelen als bedoeld in 33.3.1 onder c, afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval, de volgende maatregelen kan bevatten:
    • 1. de stedenbouwkundige keuzes in relatie tot geluid;
    • 2. de maatregelen op objectniveau in relatie tot geluid;
    • 3. de maatregelen in de openbare buitenruimte in relatie tot geluid;
    • 4. de wijze waarop de gemeente potentiële toekomstige bewoners vroegtijdig en volledig informeert over de te treffen geluidmaatregelen.
  • c. Uitgangspunt is dat de beschrijving van de maatregelen als bedoeld in 33.3.1 onder c, aandacht is besteed aan de wijze waarop de te treffen maatregelen zijn geborgd.
33.4 Milieuzone - veengebied kwetsbaar voor oxidatie

In afwijking van hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - veengebied kwetsbaar voor oxidatie' dat bodembewerkingen in agrarische bestemmingen, die tot gevolg hebben dat veen aan de oppervlakte wordt gebracht, niet zijn toegestaan. Hiervan uitgezonderd zijn bodembewerkingen die plaatsvinden ten behoeve van graslandvernieuwing of de aanleg van een andere blijvende teelt.

33.5 Overige zone - cultuurhistorische waarden

In afwijking van hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorische waarden' dat:

  • a. het niet is toegestaan om op de dijk of op de helling van de dijk te bouwen;
  • b. het niet is toegestaan om de helling van de dijk te egaliseren.
33.6 Veiligheidszone - risicocontour

In afwijking van hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - risicocontour' dat:

  • a. nieuwe kwetsbare objecten niet zijn toegestaan;
  • b. nieuwe beperkt kwetsbare objecten niet zijn toegestaan.
33.7 Vrijwaringszone - molenbiotoop

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de volgende regels:

  • a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/100 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder a en b, indien:
    • 1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
    • 2. toepassing van de in dit lid onder a bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden;
  • d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

 

Artikel 34 Algemene afwijkingsregels

34.1 Maten en bouwgrenzen

Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

34.2 Mansardekap (bedrijfs)woningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in hoofdstuk 2 voorgeschreven hellingshoek voor dakvlakken van een (bedrijfs)woning om daarmee een mansardekap toe te staan voor zover dit landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbaar is.

34.3 Vergroten goothoogte of afwijken van de hellingshoek van de (bedrijfs)woning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in hoofdstuk 2 voorgeschreven maximale goothoogte voor (bedrijfs)woningen om een grotere goothoogte voor hoofdgebouwen toe te staan en/of een afwijkende hellingshoek van het dakvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte bedraagt ten hoogste 6 m;
  • b. belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de goothoogte landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbaar is.

34.4 Afwijkende maatvoering steigers

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in 32.5 voorgeschreven maximale maatvoering van steigers, met inachtneming van het volgende:

  • a. de maatvoering en situering van de steiger geen onenredige belemmering vormen voor het waterschapsbelang en de doorvaart;
  • b. advies is ingewonnen bij de waterbeheerder met betrekking tot het bepaalde onder b.

Artikel 35 Algemene wijzigingsregels

35.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

35.2 Waarde archeologie
35.2.1 Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering van de bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de archeologische dubbelbestemming Waarde - Archeologisch waardevol (verwachtings)gebied geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
35.3 Extensieve dagrecreatie en waterberging

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied' de bestemming wijzigen om extensieve dagrecreatie en/of waterberging toe te staan en met inachtneming van het volgende:

  • a. de nieuwe gebruiks- en bouwmogelijkheden dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • b. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van natuur- en landschapswaarden;
  • c. er sprake moet zijn van een vrijwillige overdracht van de gronden en een daadwerkelijke vervanging van de functie Agrarisch voor waterberging en/of dagrecreatie.
35.4 Prostitutiebedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen ‘Agrarisch’, 'Agrarisch met waarden - Natuurwaarden' en ’Woondoeleinden’ wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van de vestiging van een prostitutiebedrijf, onder de voorwaarden dat:

  • a. de agrarische en/of woonfunctie zijn beëindigd;
  • b. er in totaal maximaal één prostitutiebedrijf wordt gevestigd binnen het totale grondgebied van de gemeente;
  • c. het prostitutiebedrijf niet wordt gevestigd in de kernrandzone of een bebouwingsconcentratie;
  • d. het woon-, leef en/of werkklimaat niet wordt aangetast;
  • e. parkeren als gevolg van de activiteiten op eigen terrein plaatsvindt en er als gevolg van de activiteit geen verkeersonveilige situaties ontstaan;
  • f. in het geval van het wijzigen van de bestemming ‘Agrarisch’ of 'Agrarisch met waarden - Natuurwaarden' de oppervlakte van de overige bedrijfsgebouwen, met uitzondering van monumenten, karakteristieke bebouwing en de bedrijfswoning, gereduceerd wordt met ten minste 50%.
35.5 Waterberging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van gronden wijzigen ten behoeve van de realisatie van waterberging, met inachtneming van het volgende:

  • a. verwerving dient op vrijwillige basis te geschieden;
  • b. de bestemmingswijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen;
  • d. er dient afstemming plaats te vinden met de waterbeheerder.

Artikel 36 Overige regels

36.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

36.2 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik is verzekerd dat op eigen terrein, dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan worden aan de parkeernormen, zoals neergelegd in het “Beleidsplan Verkeer 2017-2021” zoals vastgesteld op 24 november 2016.
  • b. Indien het “Beleidsplan Verkeer 2017-2021” zoals vastgesteld op 24 november 2016 wordt gewijzigd of herzien, moet rekening worden gehouden met deze wijziging danwel herziening.
  • c. De in lid a. bedoelde parkeergelegenheid moet afmetingen hebben die afgestemd zijn op de richtlijnen opgenomen in de ASVV2012 van het CROW.
36.3 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. In deze behoefte moet voorzien zijn op eigen terrein.

36.4 Afwijken parkeren / laden en lossen

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel 36.2 en / of artikel 36.3,

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 37 Overgangsrecht

37.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

37.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 38 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied-West'.