direct naar inhoud van Bijlagen bij de toelichting
Plan: De Statie 2021
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0677.bphulstdestatie-001V

Bijlagen bij de toelichting

Bijlage 2 Samenvatting van beleid

Hoofdstuk 1 Rijksbeleid

1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Beleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Op 13 maart 2012 is de SVIR vastgesteld. Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daarin streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.

De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Toetsing en conclusie

De SVIR verstevigt het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. De verantwoordelijkheid om te sturen in de ruimtelijke ordening wordt door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte nog meer bij de provincie en gemeenten gelegd. Dit houdt in dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor het bestemmingsplangebied zodoende zeer beperkt blijft. Het relevante beleidskader wordt gevormd door provincie en vooral door de gemeente. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en kent geen nieuwe ontwikkeling. Het bestemmingsplan past daarmee binnen het beleid zoals geschetst in de SVIR.

1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Eén van de belangrijkste instrumenten van het Rijk is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is de juridische vertaling van de Rijksbeleid zoals is verwoord in de SVIR en bevat regels ter bescherming van de nationale belangen. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen, zodat ze doorwerken tot het niveau van de lokale besluitvorming. Voor zover noodzakelijk is in het bestemmingsplan rekening gehouden met de regels in het Barro.

1.3 Besluit ruimtelijke ordening en de ladder voor duurzame verstedelijking

Beleid

In het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) is geregeld dat voor stedelijke ontwikkelingen een onderbouwing in het bestemmingsplan noodzakelijk is (artikel 3.1.6. van het Bro). De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing en conclusie

Voorliggend bestemmingsplan is consoliderend van karakter. Er worden niet direct nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Voor een aantal locaties geldt dat het mogelijk is onder voorwaarden een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, zoals een supermarkt of perifere detailhandel en volumineuze detailhandel. In de regels is onder andere opgenomen dat dit alleen mogelijk is als aangetoond is dat op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking blijkt dat er behoefte hieraan bestaat.

Hoofdstuk 2 Provinciaal beleid

2.1 Omgevingsplan Zeeland 2018

Beleid

Het Omgevingsplan Zeeland 2018 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving. Het omgevingsplan heeft betrekking op de onderwerpen economie, ruimte, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. Het Omgevingsplan 2018 bevat slechts beperkt nieuw beleid ten opzichte van het Omgevingsplan 2012-2018. Het Omgevingsplan Zeeland 2018 beoogt naast een concrete invulling voor de vier grote strategische opgaven (duurzame en concurrerende economie, klimaatbestendige en neutrale samenleving, waardevolle leefomgeving en toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfsomgeving) ook een eerste aanzet te geven voor de lange termijn strategische doelen. De verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid wordt primair bij de samenwerkende gemeenten gelegd. De provincie beperkt zich tot het bevorderen van de regionale samenwerking en het bewaken van een aantal eigen belangen.

De hoofdlijnen van het provinciaal beleid zijn een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en water en landelijk gebied met kwaliteit. Prioriteiten op het gebied van economie die voor het buitengebied van belang zijn een verdere ontwikkeling van de biobased economy en vernieuwing in de recreatie, visserij, schelp- en schaaldiersector en de landbouw. Voor een gezonde regionale economische ontwikkeling is een goede woon- en werkomgeving noodzakelijk. Daarnaast moet het land beschermd zijn tegen overstromingen. Het Rijk stelt de veiligheidsnormen voor de primaire waterkeringen langs de Noordzee en de Deltawateren. De Provincie stelt de kaders voor de regionale waterkeringen en houdt toezicht op alle waterkeringen. Voor het thema water en landelijk gebied liggen de prioriteiten bij het uitvoering geven aan de Europese Kaderrichtlijn water, een integrale aanpak van de Deltawateren en het bewaken en ontwikkelen van de kwaliteit van natuur en natuurgebieden.

Bedrijven

Bedrijvigheid moet in eerste instantie plaatsvinden op de daartoe bestemde locaties. Bedrijven(terreinen) mogen planologisch niet verder uitbreiden.

Detailhandel

Het beleidsdoel van de provincie is bundeling en concentratie in bestaande kernwinkelgebieden. Met kernwinkelgebieden worden bedoeld de binnen de centra van kernen gelegen gebieden waarin detailhandelsvoorzieningen zijn geconcentreerd. Een bestemmingsplan dat geen bijdrage levert aan bundeling en concentratie is in beginsel strijdig met het beleidsdoel. Hierbij bestaat wel afwegingsruimte. Bijvoorbeeld een supermarkt die ruimtelijk (in verband met omvang en verkeersontsluiting) aantoonbaar niet inpasbaar is in het kernwinkelgebied mag op enige afstand van het kernwinkelgebied, binnen de bebouwde kom worden toegestaan. Ook een bestaande winkel buiten het kernwinkelgebied kan enige ontwikkelingsruimte worden geboden. Hiervoor is wel een goede motivering nodig omdat een dergelijke situatie per definitie niet bijdraagt aan bundeling en concentratie in het kernwinkelgebied.

Vestiging van detailhandel bedoeld voor laagfrequente, doelgerichte inkopen (zoals woon- en autobranche, doe-het-zelf, bruin- en witgoed, tuincentra) en nieuwe grootschalige detailhandelsvoorzieningen dient plaats te vinden in het kernwinkelgebied of op de aan de (binnen)stadsrand gelegen, specifiek daarvoor aangewezen en ingerichte perifere detailhandel vestigingslocaties (PDV-locaties). Verdere concentratie in PDV-locaties wordt alleen nagestreefd op een beperkt aantal locaties waaronder Hulst Morres ('Life Style ViIlage Hulst').

Landschap en erfgoed

Landschap en erfgoed dragen in belangrijke mate bij aan de identiteit en de belevingswaarde van Zeeland. Landschappen die zijn aangewezen als van provinciaal belang zijn op kaart 12: Landschappen, landschapselementen en cultuurhistorische elementen van de Verordening aangegeven.

Toetsing en conclusie

Bedrijven

Voorliggend bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden planologisch geen nieuwe bedrijfsgronden mogelijk gemaakt.

Detailhandel

In Hulst kunnen supermarkten niet binnen de kern worden gevestigd omdat daar geen ruimte voor is en er wel een bestaande detailhandelslocatie buiten de binnenstad van Hulst is in de omgeving van het Stationsplein.

Perifere detailhandel wordt mogelijk gemaakt ter plaatse van 'Life Style ViIlage Hulst'.

Landschap en erfgoed

Aan de noordoostzijde van het plangebied is een gedeelte van de gronden aangewezen als waardevol landschap op provinciaal niveau.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bphulstdestatie-001V_0010.png"

Figuur B2.1 Uitsnede kaart 12: Landschappen, landschapselementen en cultuurhistorische elementen (bron: https://www.ruimtelijkeplannen.nl/viewer/viewer)

2.2 Verordening Ruimte Provincie Zeeland

Beleid

Een aantal onderwerpen uit het Omgevingsplan is juridisch vertaald in de Provinciale Omgevingsverordening 2018. Voor woningbouw zijn in de omgevingsverordening alleen regels opgenomen voor kleinschalige woningbouw in het buitengebied. Verder zijn er algemene regels opgenomen die betrekking (kunnen) hebben op zowel het buitengebied als het bestaand stedelijk gebied.

Van gemeenten wordt een bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van het Omgevingsplan.

Bedrijven

In een bestemmingsplan worden bedrijven uitsluitend toegelaten op gronden die zodanig zijn bestemd.

Detailhandel

Nieuwe detailhandelsvestigingen worden primair alleen toegestaan in bestaande winkelgebieden. Voor detailhandel in volumineuze geldt dit niet. Daarnaast is het toegestaan nieuwe detailhandelsvoorzieningen in doelgerichte, laagfrequente aankopen en nieuwe grootschalige detailhandelsvoorzieningen toe te staan ter plaatse van Morres Hulst.

De toegestane detailhandel is overeenkomstig het beleid van de provincie. Hierbij wordt onder grootschalige detailhandelsvoorzieningen verstaan ’detailhandelsvoorzieningen met een bruto vloeroppervlak van 1.500 m² of meer.

Landschap en erfgoed

Aan de noordoostzijde van het plangebied is een gedeelte van de gronden aangewezen als waardevol landschap op provinciaal niveau. Deze waarden moeten worden beschermd.

Toetsing en conclusie

Bedrijven

De bestaande bedrijven zijn conform voorheen geldend bestemmingsplan bestemd. Er is geen sprake van een nieuwe situatie.

Detailhandel

De detailhandel in voorliggend bestemmingsplan is in overeenstemming met de Provinciale verordening.

Landschap en erfgoed

Voorliggend bestemmingsplan is consoliderend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het heeft dan ook geen negatieve gevolgen voor het waardevolle landschap.

Hoofdstuk 3 Gemeentelijk beleid

3.1 Structuurvisie Hulst

Beleid

De gemeenteraad heeft in 2012 de Structuurvisie Hulst vastgesteld.

  • De structuurvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van het gemeentelijk grondgebied waardoor voor een ieder in algemene zin duidelijk is of bepaalde initiatieven passen.
  • Voor het gemeentebestuur is de structuurvisie een belangrijk kader voor de afweging van concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet daartoe van uitvoeringsinstrumenten.
  • De structuurvisie gaat tevens in op de wijze waarop het gemeentebestuur zich voorstelt de voorgenomen ontwikkeling te verwezenlijken.

Voor het gebied Tol-Morres geldt een bestendiging van uitspraken uit eerdere beleids- en structuurvisies. Rondom de vestiging van Morres wordt een concentratie van wonen-gerelateerde detailhandel gestimuleerd.

Het is de bedoeling dat met de binnenstad, de omgeving Stationsplein en het Morres-terrein drie complementaire gebieden ontstaan, die in maatvoering, kwaliteit van de dienstverlening en assortimentskeuze onderscheidend zijn en die samen trekkracht genereren om (Vlaamse) bezoekers in Hulst tot besteding te verleiden.

De ontwikkeling van 'Life Style ViIlage Hulst' met woonthemacentrum op het Morresterrein wordt onder de strategie ‘ontwikkelen’ geschaard.

In het uitvoeringsprogamma is de beleidsuitspraak opgenomen dat de gemeente nieuwe of te verplaatsen ruimte-vragende economische activiteiten faciliteert uitsluitend op geconcentreerde locaties. Hierbij is grootschalige detailhandel ten zuiden van de binnenstad van Hulst voorzien (De Statie e.o.). Aangegeven is dat in dit gebied wordt voorzien in een menging van wonen en grootschalige detailhandel. In het project wordt onder andere geprobeerd om door aanpassingen in de infrastructuur het verkeer richting Hulst beter te reguleren.

Toetsing en conclusie

Voorliggend bestemmingsplan is consoliderend van aard en sluit aan bij de doelstellingen van de Structuurvisie Hulst.

3.2 Retailstructuurvisie Hulst 2025

Beleid

De retailstructuurvisie Hulst 2025 is d.d. 14 december 2017 door de gemeenteraad vastgesteld. De eerdere retailvisie dateerde nog uit 2003. Ondertussen is er veel veranderd in het winkellandschap waardoor het noodzakelijk was deze visie te actualiseren.

De kern Hulst bestaat met de binnenstad, woonwinkel Morres en de winkels rondom het Stationsplein uit drie hoofdgebieden. Tussen deze drie gebieden bestaat een sterk onderscheid, ze beconcurreren elkaar niet, maar ze versterken elkaar juist. In de retailvisie komt naar voren dat de samenhang tussen de gebieden moet worden vergroot. Hierdoor kunnen ze van elkaars bezoekersstromen profiteren. Het streven is om er voor te zorgen dat in 2025 de winkelgebieden in Hulst een marktconforme omvang hebben, met name in de binnenstad van Hulst moet het winkelgebied compacter worden.

 

Om dit toekomstbeeld in 2025 te realiseren zijn er drie aspecten van wezenlijk belang:

  • 1. Marketing en branding: Hulst maximaal op het netvlies bij de consument.
  • 2. Professionele organisatie & gezamenlijke aanpak.
  • 3. Excellent en gastvrij ondernemerschap.

Specifiek voor Het Stationsplein bevat de Retailvisie het streven deze locatie te behouden als centrum voor dagelijkse boodschappen. Daarbij wordt zoveel mogelijk ingestoken op concentratie rondom het huidige Stationsplein. Het Morresterrein richt zich volledig op wonen en lifestyle, waarbij ook concentratie een aandachtspunt blijft. Voor zowel Het Stationsplein als het Morresterrein geldt dat onderlinge verbindingen moeten worden aangelegd of moeten worden versterkt.

Toetsing en conclusie

Voorliggend bestemmingsplan is consoliderend van aard en sluit aan bij de doelstellingen van de Retailstructuurvisie Hulst 2025.

Bijlage 6 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten

Milieuzonering van horeca-activiteiten

De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door 'gewone' niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom aangesloten bij de systematiek van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast.

Ook voor horecabedrijven bieden de milieuregelgeving en de APV onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op deze regelgeving op de volgende vormen van hinder:

  • geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
  • (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/parkeerdruk.

Analoog aan de regeling voor 'gewone' bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  • indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  • onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  • uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten. Wanneer relevant wordt daar in de plantoelichting apart op ingegaan.

Gehanteerde criteria

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten bieden de richtafstandenlijsten uit de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering' een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:

  • de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden; deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen;
  • de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.

Categorieën van horeca-activiteiten

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën):

  • 1. 'lichte horeca': Bedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend overdag en 's avonds zijn geopend en in hoofdzaak etenswaren en maaltijden verstrekken. Zij veroorzaken hierdoor slechts beperkte hinder voor omwonenden: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in rustige woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden vindt mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:
    • a. subcategorie 1a: qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;
    • b. subcategorie 1b: overige lichte horeca: restaurants, pensions en dergelijke;
    • c. subcategorie 1c: bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels;
  • 2. 'middelzware horeca': Bedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend ook deels 's nachts geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen. Het kunnen ook bedrijven uit categorie 1 zijn die gelet op hun locatie en de aard van hun omgeving delen van de nacht geopend zijn, bijvoorbeeld een snackbar in een centrumgebied;
  • 3. 'zware horeca': Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.

Bij de verschillende horecabedrijven zijn de activiteiten die in hoofdzaak worden uitgevoerd richtinggevend voor de categorie-indeling: de hoofdfunctie van het bedrijf wordt ingedeeld met behulp van de Staat van Horeca-activiteiten. Ondergeschikte functies maken onderdeel uit van de hoofdactiviteit en worden niet bij de categorie-indeling betrokken. Zo is het verhuur van ruimtes/zalen bij een café een ondergeschikte activiteit die niet tot andere milieuhinder leidt: voor die ruimtes gelden dezelfde openingstijden als bij de hoofdactiviteit en deze ruimtes zijn in het algemeen beperkt in aantal en omvang. Voor hotels met bar geldt dat de bar in het algemeen een ondergeschikte activiteit betreft die bedoeld is als service richting hotelgasten: een dergelijke activiteit zal in het algemeen geen andere bezoekers aantrekken en leidt als ondergeschikte functie niet tot relevant andere milieueffecten.