direct naar inhoud van 5.6 Ecologie
Plan: Buitengebied Zwijndrecht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0642.bp15buitengebied-3002

5.6 Ecologie

Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 1.

5.6.1 Huidige situatie

Het plangebied bestaat overwegend uit agrarisch gebied, doorsneden door het natuurlint van de Devel. Verder zijn verschillende bebouwingslinten aanwezig en het nog jonge Develbos.

5.6.2 Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. In het kader hiervan is een ecologisch bureauonderzoek uitgevoerd, waarin is aangegeven waar deze kleinschalige ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst.

5.6.3 Resultaten onderzoek

Gebiedsbescherming

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Oude Maas (bij Barendrecht/Rhoon) op ruim 300 m afstand van het buitengebied van Zwijndrecht. De te beschermen habitats binnen dit Natura 2000-gebied kennen een hoge tolerantie ten aanzien van stikstofdepositie. Ook de kwalificerende diersoorten voor dit Natura 2000-gebied zijn hier weinig stikstofgevoelig. Het is daarom niet te verwachten dat de uitbreidingsmogelijkheden voor veehouderijbedrijven die het bestemmingsplan mogelijk maakt zullen leiden tot significant schadelijke stikstofdepositie van de te beschermen habitats.

De Natura 2000-gebieden Oudeland van Strijen en Boezems Kinderdijk liggen op 5, respectievelijk 4 km afstand en zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn. Hier zijn geen kwalificerende stikstofgevoelige habitats aangewezen. Mede gezien de grote afstand tot deze natuurgebieden is het niet te verwachten dat de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt zullen leiden tot negatieve effecten op de te beschermen soorten.

De Devel maakt onderdeel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan de Oude Maas, die samen met de buitendijkse gronden deel uitmaakt van de PEHS. In het bestemmingsplan worden de bestaande en de te ontwikkelen bos- en natuurgebieden als zodanig bestemd. Het bestemmingsplan maakt geen ingrepen mogelijk die ten koste gaan van de ecologische kwaliteit van deze gebieden.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

Het bestemmingsplan voorziet slechts in kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen. Eventuele werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkelingen kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. In het plangebied komen (naar verwachting) de volgende beschermde soorten voor:

  nader onderzoek nodig  
vrijstellings- regeling Ffw   tabel 1     brede wespenorchis, zwanenbloem

egel, gewone bosspitsmuis, huisspitsmuis, mol, veldmuis, bosmuis, wezel, hermelijn, haas en konijn

bruine kikker, meerkikker, gewone pad, kleine watersalamander en groene kikker  
nee  
ontheffings- regeling Ffw   tabel 2     rietorchis   indien groeiplaatsen worden aangetast  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   waterspitsmuis   indien leefgebieden worden aangetast  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen   indien leefgebieden worden aangetast  
  vogels   cat. 1 t/m 4   buizerd, sperwer   indien broedplaatsen worden aangetast  

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: www.vogelbescherming.nl).
  • Indien werkzaamheden worden voorzien die de leefgebieden van soorten aantasten waarvoor een ontheffingsregeling geldt (zie bovenstaande tabel) dan dient nader veldonderzoek plaats te vinden. Indien vaste rust-, verblijf- of voortplantingsplaatsen van deze soorten aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen, zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.